Tilburg had reeds vóór
1600 "Latijnse school"
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 16 juli 1970
Over het
onderwijs in Tilburg van vóór 1648 is nauwelijks ooit
iets gepubliceerd, wat niet inhoudt, dat het er niet
was. De oudste vermelding van een schoolmeester in het
Tilburgs gemeentearchief dateert van 1533. Vanaf 1568
kan er echter een volledige lijst van Tilburgse
schoolmeesters "in de school bij de kerk" worden
samengesteld. Vast staat ook, dat Tilburg reeds vóór
1600 de beschikking had over een school, waarin
kandidaten voor de priesteropleiding onderricht in de
Latijnse taal kregen hoewel de naam "Latijnse school" in
geen enkel archiefstuk, ouder dan 1648, voorkomt.
Nieuwe stof
Dit
alles treffen wij aan in het juninummer van "Historische
Bijdragen", het orgaan van de Heemkunde Kring "Tilborch"
in een artikel van de hand van frater M.D. Simons. Deze
heeft het Tilburgse onderwijs van vóór 1648 vakkundig
onderzocht en daarbij zoveel gegevens aan het licht
gebracht dat men er versteld van staat. Tot nu toe
werden zijn artikelen echter nog nooit gepubliceerd
zodat men met geheel nieuwe stof te maken heeft, die
zeker in ruimer kring dan enkel de onderwijswereld de
belangstelling kan gaande maken. Ten bewijze van zijn
stelling voert de schrijver tal van feiten en
getuigenissen aan, waarbij tevens iets over de omvang
van dat onderwijs wordt meegedeeld. In 'n serie
vervolgartikelen zal deze studie tot haar recht komen.
In een
klein artikeltje wordt verzet aangetekend tegen een
bewering van mr. W. de Vries in "De Nederlandse Leeuw",
waarin de schrijver Tilburg, tegen het einde van de 18de
eeuw, een "klein heidorp" noemt. Tilburg bezat in 1785
echter reeds 8665 inwoners. Dat was veel voor die tijd.
Dus: Tilburg heidorp, akkoord! - Klein, beslist niet!
"Haardgangen"
Ferdinand Smulders levert commentaar op een vorig
artikel over "De Tilburgse Haardgangen" en houdt het
daarbij op "Herdgang". De schrijver over die
"Haardgangen", C. Weijters, komt inmiddels met zijn
tweede bijdrage over dit onderwerp. We leren daar uit,
dat Tilburg elf, twaalf en zelfs ooit dertien
haardgangen heeft gekend. Waaruit dan blijkt, dat de
formulering van Dijksterhuis in 1899 van elf
haardgangen, welk getal tot op de dag van vandaag door
andere schrijvers werd overgenomen, zeker niet helemaal
juist is.
De
redactie brengt wederom een oude akte in facsimile,
thans een van 25 april 1700. Het betreft een deel van de
inventarislijst, opgemaakt bij het overlijden van Jan
van der Voort, weduwnaar van wijlen Johanna Andriessen,
hertrouwd met Pieternel Somers. Hij woonde te Oerle nr.
50.
Pest
en gebed
Naar
aanleiding van het oude gebedje, waarmee kinderen naar
bed gebracht plachten te worden: "Daank oe Lieve Heerke,
daank oe Lieve Vrouwke, daank oe engeltjes zoet" enz...
vertelt C. Robben interessante bijzonderheden over de
pest te Tilburg en Goirle in 16de en 17de eeuw. Hij
noemt ook enige medicamenten, die er tegen gebruikt
werden. Dat waren onder andere bakelaar, boonskens,
hooiwortel, Veneetschen driakel, wijnasijn, zekere
"seropen" en "pulveris liberantis". Tijdens een
pestperiode blijkt er opvallend veel bier te worden
gedronken. Er is zelfs sprake van vaten en tonnen... In
september 1668 kreeg Goirle een pestmeester in mr. Joris
Emmerveldt. Diens functie raakte echter het volgend jaar
overbodig doordat men van de epidemie was verlost.
"Haestige Doodt"
De pest
werd behalve "de zwarte dood" ook wel "de haestige
doodt" genoemd. De schrijver legt door deze laatste
qualificatie verband tussen de pest en het aangehaald
volksgebedje, waarvan bij hem de laatste regel luidt:
"en den 'haestigen doodt'... Amen". Wij werden door onze
moeder met een variant naar bed gebracht. Bij haar - en
ook nog bij een andere moeder - werd de plaats van
Robbens slotzinnetje ingenomen door: "Nu en in het uur
van onze dood. - Amen". De eerste tekst is natuurlijk
wel de aardigste omdat hij van de ouderdom van het
gebedje kan getuigen.
Waterleiding
In
ditzelfde nummer brengt Robben ook de tweede aflevering
van zijn geschiedenis over de watervoorziening in
Tilburg, waarin - als min of meer komisch intermezzo -
de weigering van de gemeente aan J. Wagner van de
vergunning tot het oprichten van een muscusfabriekje op
zijn perceel "De Keistoep". Deze fabrikant van
kunstreukwerken was al eerder uit de binnenstad verjaagd
wegens de geweldige stank van zijn bedrijf. Nu wilde hij
het verborgen in de hei proberen maar trof het daarbij
zo slecht, dat zijn perceel middenin het toekomstige
waterwingebied van de waterleiding lag. Een deskundig
onderzoek van de minister van Waterstaat leidde tot de
conclusie, dat de waterleiding nadelig invloed zou
ondervinden van de afvalstoffen van de muscusfabriek. De
chemische bewerking bij de muscusfabricage eiste het
gebruik van niet minder dan 10.000 kilo zout, dat nadien
als zoutoplossing in de grond zou wegvloeien. Daarom
voor Wagner nul op het request!
Werkgroepen
Het
orgaan vermeldt verder een hele reeks nieuwe leden van
de Kring, die daarmee in totaal 82 leden telt (inmiddels
al gestegen tot over de negentig). Er werden enige
werkgroepen opgericht. Deze gaan zich bezighouden met
archeologie, genealogie, bouwkunst en indexeren. Dus
volop activiteit, die straks ongetwijfeld tot
uitdrukking zal komen in variatie in de inhoud van
"Historische Bijdragen". Verblijdend is het vast te
stellen, dat het kringorgaan het hoge peil van de start
handhaaft.
PIERRE
VAN BEEK