CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

 Volksleven in Tilburg rond 1900

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 27 november 1971

 

"Volksleven in Tilburg rond 1900", zo luidt de voor onze lezerskring ongetwijfeld veel belovende titel van het proefschrift met bijbehorende stellingen, waarop de heer C.A.A.M. van de Put, een geboren Tilburger, die momenteel in Loon op Zand woont, vrijdag 26 november ll. aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen promoveerde tot doctor in de Nederlandse letteren. Als promotor trad op prof. dr. P.H. Winkelman, hoogleraar in de sociale en economische geschiedenis aan deze universiteit.

De jonge doctor heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt want hij bestrijkt een zeer uitgebreid terrein, zodat zijn werk uitgroeide tot een boekdeel van een driehonderd compact bedrukte bladzijden. Het begrip "rond 1900" blijkt een periode van 1865-1918 te beslaan. Het uitgangspunt werd gekozen omdat in 1865 verbetering kwam in de geneeskundige wetgeving terwijl ook de vooruitgang van de medische wetenschap nieuwe benadering van vraagstukken der volksgezondheid betekende. Daar het einde van de eerste wereldoorlog weer andere situaties en nieuwe zienswijzen bracht, kon 1918 gevoeglijk als een afsluiting beschouwd worden.

In een viertal uitvoerige, sociaal-historisch gerichte hoofdstukken beweegt de schrijver zich op het terrein van de volksgezondheid en dan wel zeer speciaal op dat van de gezondheidszorg in Tilburg. In het eerste hoofdstuk komen o.a. de moeilijke woonsituatie, de slechte drinkwatervoorziening en de afvoer van vuil water aan de orde. In het tweede hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de armenverzorging. De meest voorkomende ziekten en moeilijkheden, gepaard gaande met de eerste wereldoorlog, zijn onderwerp van het derde kapittel waarna het laatste aandacht schenkt aan de geneeskundige verzorging en aan enkele andere facetten der gezondheidszorg terwijl ook het toezicht op de volksgezondheid hier aan de orde komt, met name de Tilburgse gezondheidscommissie.

Deze summiere inhoudsopgave geeft al direct een beeld van de breedte van het bestreken terrein en wie geen vreemdeling is in het Tilburgse Jeruzalem van na 1918 proeft direct, dat het hier om pittige onderwerpen gaat, daar hieraan verbonden problemen en wrijfvlakken ook in onze dagen nog lang niet alle uitgeschakeld zijn. Een belangrijk probleem en eigenlijk wel het eerste, was dat van de volkshuisvesting. Op dit gebied was van "afschuwelijke toestanden" sprake. De wetenschap dat het elders in Nederland en in het buitenland ook niet allemaal koek en ei was, mag een schrale troost zijn, doch is wel dienstig om het veld niet eenzijdig scheef te trekken.

 

Woningwet

In navolging van andere landen kreeg Nederland in 1902 zijn Woningwet, op grond waarvan de gemeente Tilburg in 1912 een Bouwverordening opzette. Goed bedoeld pakte ze toch nogal rigoureus uit zodat er veel verzet tegen rees. Een averechts gevolg was, dat ze remmend bleek te werken op de particuliere bouw. De overheid had te veel noten op haar zang. Zij zag dit in en in 1919 werd er verzachting aangebracht. In de jaren 1905 tot en met 1918 werd in Tilburg geen enkele woning herbouwd.

In die tijd was Tilburgs woningbezit verminderd en er heerste woningnood met al de gevolgen van dien. Vooral in 1915-1916 stegen in Tilburg de huren onredelijk. In 1917 kon daartegen worden opgetreden met de zogenaamde Huurcommissiewet in de hand, een wet die een jaar later gevolgd werd door een Huuropzeggingswet, welke de commissies veel armslag gaf. De situatie verbeterde geleidelijk toen de gemeente zelf ging bouwen en er verschillende woningbouwverenigingen ontstonden. Deze bouwden hele complexen met 95% voorschot van de gemeente, die weer voorschot van het rijk kreeg.

 

Drinkwater

Met de drinkwatervoorziening was het in de vorige eeuw slecht gesteld. Putwater bleek vaak niet voor consumptie geschikt. Het klinkt nu als een lachertje in de notulen van een vergadering van medici te lezen, dat bij een onderzoek van de waterputten in de omgeving van het kermisterrein aan het licht kwam, dat tijdens de kermisdagen zoveel drank gebruikt werd, dat de urine in het putwater kon worden aangetoond... Voor 1900 was de stad en met name de Veldhoven reeds door een tyfus geteisterd. Het drinkwater wemelde dan ook van de bacillen. Pas de waterleiding bracht later uitkomst, maar ook niet direct. Voor velen moest aansluiting met de sterke arm worden afgedwongen en er deden zich gevallen van loodvergiftiging voor.

Voor wat de waterafvoer betreft waren de blauwsloten berucht. Een rioolstelsel elimineerde geleidelijk aan het euvel. Het eerste riool werd al in 1870 gelegd maar de mensen weigerden vaak aansluiting. De vervuilde Leij heeft de gemoederen van 1879 tot 1953 in beroering gehouden. Er werd wel geëxperimenteerd doch het ging allemaal nogal traag. Een uitspraak van de Hoge Raad ten nadele van Tilburg haalde het hek van de dam. De eisen tot schadevergoeding (vooral uit Oisterwijk) stroomden binnen en de gemeente verloor ieder proces. Met bevreemding neemt men kennis van een ooit ontworpen plan om het vuile water te laten bezinken in... Baksven en Galgeven!

 

Armenzorg

Van de Armenzorg werd veel vereist. De lonen waren laag en de werkuren vele. Wekelijks zes dagen van dertien tot veertien uur! En bij één bedrijf kwam men zelfs aan vijftien uur. Maar de liefdadigheid en mildheid was in Tilburg groot, zo groot, dat andere gemeenten afschuifsystemen naar de steden - en ook naar Tilburg - uitvonden. Toch was in Tilburg de armoede in de vorige eeuw niet groter dan elders. De arbeiders verkeerden eigenlijk in een iets gunstiger positie door bezit van eigen huisje en tuin. Naast het Burgerlijk Armbestuur gingen kerkelijke organisaties zoals Vincentius, St. Elisabeth e.a. de armoede te lijf. Er werd veel goed werk verricht. Niettemin bleef de armoede een schrijnend probleem.

 

Gezondheid

In het vierde jaar van de oorlog kreeg de Spaanse griep, door de verzwakte gezondheidstoestand, kans toe te slaan. Er stierven 165 mensen aan en nog eens evenveel aan complicaties.

Pas tegen het einde van de vorige eeuw werd men zich bewust van de invloed van de zuigelingensterfte, hoewel het elders in Brabant nog erger was. Men liep nu eenmaal niet gauw naar de dokter, had en kreeg veel kinderen en een gestorven kind was altijd nog "een engeltje in de hemel". Of de godsdienst ook invloed op het sterftecijfer uitoefende, kon niet worden nagegaan daar iedereen katholiek was en veel vergelijkingsmateriaal dus ontbrak.

Wat de medische verzorging betreft bleef Tilburg achter bij andere Brabantse steden als Den Bosch en Breda. Speciaal gold dit ten aanzien van specialisten, die geen kans zagen onder de arbeidersbevolking een lonende praktijk op te bouwen.

Oud zeer vinden we terug in de strijd om de vrije artskeuze voor de patiënten en het optreden van sommige dokters in het begin van 1900. Al zeggen de illustrerende feiten niets over andere, goede medici, inzake hun optreden tegenover de mindere man, de schrijver ontkomt toch niet aan de indruk, dat het in een aantal gevallen beter had gekund. Over het algemeen was de verzorging echter niet zo slecht.

Verdere facetten van gezondheidszorg, die hier aan de orde komen, zijn o.a. de vroedvrouwen, apothekers, tandartsen en warenkeuringsdienst.

De Gezondheidscommissie van Tilburg heeft wel de meest opmerkelijke rol gespeeld en zich op allerlei terreinen van haar gebied verdienstelijk gemaakt.

Na de eerste wereldoorlog blijkt ook in Tilburg de medische en sociale zorg in steeds sneller tempo te zijn vooruitgegaan.

 

Door de veelheid van het materiaal en de beperkte ruimte moesten wij ons tot hoofdlijnen bepalen. Het proefschrift daalt echter af in speciaal voor de Tilburger saillante details. Daarnaast vindt men er vele zaken, waarover men vaag geïnformeerd is en waarvan men hier bevestiging of negatie vindt. Een paar maal heeft de schrijver stelling genomen tegen andere opvattingen. Het totaalbeeld is, dat Tilburg het nog niet zo slecht gedaan heeft en dat vele van de behandelde onderwerpen ieder op zich voor een afzonderlijke dissertatie kunnen dienen. Hierdoor alsmede door een zestigtal pagina's "Bijlagen" met vergelijkend cijfermateriaal, bronnen- en literatuuropgave lijkt dit proefschrift bruikbaar als een soort naslagwerk.

 

Stellingen

Van de bijbehorende stellingen willen wij er twee vermelden:

"Het optreden van de gemeente Tilburg bij de afvoer van vuil water op het riviertje de Voorste Stroom (Leij) gedurende de tweede helft van de vorige eeuw en 't eerste gedeelte van deze eeuw is niet alleen juridisch onjuist, maar ook moreel te veroordelen."

Een andere luidt:

"De geringe interesse van het grootste deel der Tilburgse bevolking voor de moderne medische en hygiënische inzichten in het begin dezer eeuw was mede oorzaak van de betrekkelijk hoge zuigelingensterfte in Tilburg vergeleken met andere grote plaatsen in Nederland."

 

De nieuwe doctor werd in 1935 in Tilburg geboren. Na aan het Odulphuslyceum te Tilburg het diploma gymnasium-A (later aangevuld met tentamina in de exacte vakken) behaald te hebben, studeerde hij in Nijmegen. Daar haalde hij in 1962 zijn doctoraal examen geschiedenis met als hoofdvak sociale en economische geschiedenis. Na die tijd was hij verscheidene jaren werkzaam bij het middelbaar onderwijs.

 

PIERRE VAN BEEK