CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Hoe Esch zijn Brabantse aard goed bewaart

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 27 oktober 1979

 

Als in Esch de kastanjes bloeien... Iets bijzonders? Ja zeker! In dat Esch, daar in de buurt van het even Brabantse Haaren, betekenen zij een signaal, dat men elders niet kent. Esch bezit namelijk sinds een aantal jaren in zijn centrum een ouderwetse dorpspomp, welke waarmaakt wat zij in haar inscriptie belooft: "Soms schenkt men hier, in plaats van water, louter bier." Dat gebeurt één keer per jaar. Altijd op een zaterdag in mei "als de kastanjes bloeien"... Omdat wij op een herfstdag vol zon - toen de bijna rijpe kastanjes al van de bomen dreigden te vallen - het dorp binnenreden, misten we uiteraard dat bier met alle daaraan verbonden jolijt. Gelukkig vonden we compensatie in een min of meer intieme kennismaking met Esch, dat zich stralend presenteerde als een prototype van een echt Brabants dorp, dat de banden met zijn grijs verleden nog niet heeft doorgesneden. Esch, dat daar "leydt op het water", beleefden wij als een "schoon en goet" dorp, waar een mens zich op zijn gemak kan voelen. Als je er maar de tijd voor neemt je voelsprieten uit te steken.

Het moet een romantische geest geweest zijn, waaraan het idee van de bierpomp ontsproten is. In dit verband hoorden wij de naam P.A. Smits noemen, de toenmalige burgemeester-gemeentesecretaris van Esch, thans de burgervader van Liempde. Bij zijn komst in Esch ergerde deze zich meteen al aan een friteskraam op het kleine pleintje onder de kastanjebomen. Wat koppen bij elkaar gestoken en er kwam een pomp-in-oude-stijl uit de bus. Een heel bijzondere want behalve water zou daaruit, op gezette tijden, ook bier getapt worden. Daartoe nam de gemeenteraad 19 maart 1965 het officiële besluit, waarin een en ander nauwkeurig omschreven werd. In dat besluit heette het o.a. dat het college van B. en W. de bevoegdheid kreeg "voor speciale gelegenheden en volksfeesten, al of niet ten laste van de gemeentekas, een vat bier ter lediging in de pomp te plaatsen of te doen plaatsen". De ambtelijke formulering alleen reeds lijkt een garantie voor de ernst van wat wel eens op flauwekul zou kunnen lijken.

 

Eensgezind

Niemand van de raadsleden was er tegen. Hoe zouden ze ook, want de achtergrond was een heel serieuze nl. een mogelijkheid tot kennismaking en verbroedering tussen de Essche "oerbevolking" en de nieuwe inwoners. Dat had alle zin omdat de gemeente nogal groei vertoonde en men daaraan de vertrouwde, dorpse structuur en aard niet wilde opofferen. Het ging dus mede om behoud van eigen identiteit.

Sedert een aantal jaren draait dat kennismakingsfeest met succes. Men heeft het dan ook kleurig versierd. Er functioneert een officiële maar onbezoldigde biertapper in een fleurig kostuum, de gemeente zorgt voor speciale, met het gemeentewapen versierde bierpullen, de "Guld" en boerenkapel laten zich niet onbetuigd en het Marktplein is uitgerust met allerlei attracties. Als tijdstip van het verbroederingsfeest werd, in een kennelijk lyrische bevlieging, de poëtische en enigszins vrijblijvende termijn: "Als de kastanjebomen bloeien..." vastgesteld. Een weldadige vondst in een vaak keiharde wereld! "Een 100 tot 150 liter gratis bier gaat er dan 'dik zat' (vaak genoeg) door de kraan", verzekert onze zegsman. Dat is derhalve "gemeentepils" in de letterlijke zin van het woord! Dit in tegenstelling tot wat in Tilburg wel eens figuurlijk die kwalificatie krijgt als het om water van de waterleiding gaat.

Liefde tot bomen schijnt de Esschenaar aangeboren. Er staan er heel wat door het dorp verspreid. Daar domineren de linden zoals dat in de wijde velden rondom de canadapopulieren doen. Als een land van uitgerekend kastanjebomen hebben we Esch bepaald niet leren kennen. Maar ze bezitten er in ieder geval toch drie op het kleine pleintje bij de Markt. Oude, eerbiedwaardige bomen, waarvan één zich in zijn duchtig gespleten ribbekast laat kijken. Goed beschermd door hun lover vindt ge daar de curieuze pomp met een nog merkwaardigere versiering in de vorm van een Bacchusfiguur. Het kleine origineel daarvan werd op Essche bodem gevonden in Romeinse graven. De achtergrond van de pomp wordt gevormd door "'t schaliën hyis" zoals het zich - in een misschien wat eigengereide spelling - op een bordje aan de zijgevel voorstelt. Ge hebt hier te maken met een voormalige boerderij, omgebouwd tot een wat voornaam aandoend woonhuis. Van dit soort boerderijen treft ge er in Esch verschillende aan. Ze verraden hun oude karakter vaak door de vorm van hun vernieuwde daken.

 

Het hart van Esch

Ge zijt hier in het hart van Esch. Ge hebt er een mooie kijk in de Postelstraat en ook - over de Markt heen - op de kerk met haar 15de-eeuwse toren. Dat is nu eens een dorp zoals ge het u graag voorstelt en waarvan ge het gevoel van intimiteit en geborgenheid als een weldaad ondergaat. Dit wordt nog intenser beleefd bij een terugtasten naar het grijze verleden van deze gemeenschap. In Esch zijn heel wat prehistorische vondsten tijdens opgravingen gedaan in urnenvelden en in tumuli, waaruit sporen van Romeinse bewoning te voorschijn kwamen. De tastbare resultaten daarvan zijn voor een deel naar het Brabants Museum te Den Bosch gegaan. Een heel belangrijke vondst daarbij vormde een barnstenen beeldje van de god Bacchus (Dionysios), dat we al bij de pomp in de vorm van een vergrote nabootsing signaleerden. Sporen van een Bacchusverering zijn in Nederland zeer schaars. Overigens is de geschiedenis van Esch in de Romeinse tijd moeilijk te achterhalen.

De naam van het dorp duikt pas op in 773 als omstreeks dat jaar zekere Neveling - een verwant van Karel Martel - een viertal hoeven te "Hesc" aan de abdij van Echternach schenkt. Uit onderzoekingen is gebleken, dat met dit "Hesc" ons Esch bedoeld moet zijn. Vast staat, dat in later eeuwen de historie van Esch nauw met de Echternachse abdij en St. Willibrord verbonden is geweest. Men vindt deze heilige dan ook terug als patroon van de kerk en hij komt tevens voor in het huidige gemeentewapen.

In het archief van Den Bosch is een brief aanwezig, waaruit blijkt, dat het dorp in 1270 een pastoor had. Zijn naam is niet bekend en men weet evenmin hoeveel zielzorgers hem vooraf gegaan zijn. Men mag aannemen, dat Esch toen al een kerk heeft gehad. Duidelijkheid ontstaat pas over een kerk met toren, welke in de tweede helft van de 15de eeuw werd gebouwd maar in 1856 afgebroken en door een neo-gotische vervangen. Deze ruimde in 1927 het veld voor het huidige kerkgebouw. Door al die voorbije eeuwen heen bleef echter de 15de-eeuwse toren gehandhaafd. Deze is het die de beroering der tijden, waaraan ook Esch niet ontkwam, allemaal langs zich heeft zien heengaan. Terecht staat hij dan ook als monument geklasseerd.

De oorspronkelijke vier hoeven van Echternach blijken later tot een zevental te zijn uitgegroeid. Tot aan de confiscatie van de kloosters in de Franse tijd kwam de rentmeester van Echternach op gezette tijden met knecht, paard en hond naar Esch om de verschuldigde tienden te innen. Esch is van oudsher een boerenland geweest. Landbouw vormde in de Middeleeuwen de belangrijkste bron van inkomsten en dat is eeuwenlang zo gebleven. De vele kleine boeren van weleer zijn geleidelijk aan verdwenen of grote boeren geworden. Wie nu langs de groene landouwen van Esch rijdt, kan daar in de weiden heel wat koeien aantreffen. Essche boeren met 70 tot 80 stuks vee zijn geen zeldzaamheid.

 

Drie "kastelen"

Het interessante is, dat van die oude hoeven van weleer de namen tot de dag van vandaag nog voortleven en hun zin niet helemaal verloren hebben. We denken dan aan Swanenborch, Ruitingh, Baerschot, Koolwijk en Groenendaal. Dat ligt allemaal aan de noordkant van de Essche Stroom, de "huisrivier" van het dorp die op een kaart van rond 1900 gedeeltelijk daar ook als Aa en Run wordt aangeduid. Sommige van deze namen zijn verbonden aan "drie kastelen of omwaterde huizen", waarvan de geschiedenis spreekt en die gelokaliseerd worden ten zuiden van de Kouterakker en de Essche Stroom. Dat zouden dan Swanenborch, Koolwijk en Ruitingh geweest zijn. Nu behoeft ge u van die "kastelen" niet zoveel voor te stellen. Een door grachten omgeven huis werd vroeger - en thans soms ook nog wel! - gemakkelijk als kasteel betiteld. De grachten van weleer zult ge nu bij die namen tevergeefs zoeken al leven ze nog in de herinnering. De verbeelding prikkelen doen ze zeker. Het is ook vooral in deze contreien, dat interessante archeologische vondsten gedaan werden, o.a. een pannenbakkerij uit de Romeinse tijd. Volgens wijlen Ferd. Smulders komt Swanenborch in 1635 in de archieven voor. Van Ruitingh, dat ook bekend is onder de namen Ruutdonck en Ruydonck en dat we een Esschenaar Rouwdonk hoorden noemen, zoals het nu ook op de kaart vermeld staat, zegt Smulders deze als een veertiende-eeuwse veldnaam ontdekt te hebben. Dus niet als een kasteel.

Het een eindje van de weg Esch - Haaren gelegen aloude Swanenborch, dat nu Zwanenburg heet, heeft een hele metamorfose en daarmede uitbreiding ondergaan. Het is omgetoverd tot een riante villa, die bij nadering hagelwit oplicht tussen het bijbehorend geboomte met daarachter een wijde blik over de groene weilanden, waar ge dan het aangrenzende Ruitingh met zijn hoeve ziet liggen. De "restauratie" blijkt plaats gehad te hebben met zeer veel piëteit jegens het verleden, gevoel voor schoonheid en besef van de betekenis van oude waarden. Het oude, historische deel van Swanenborch zit harmonisch opgenomen in het nieuwe en vormt daarmee een volmaakt geheel. Als buitenstaander verrast het u wel dat te vernemen, maar het wordt duidelijk bij het zien van een met zorg bewaarde afbeelding van het oude Swanenborch. Het landhuis wordt thans bewoond door de eigenaar mr. F.L. Timmermans-Kalis.

 

Mannengasthuis

Één van de belangrijkste, nog niet door ons genoemde hoeve was eens de Nemerhorst, die in 1485 in bezit kwam van Martinus van Elmt. Blijkbaar een sociaal bewogen man want zeven jaar later stichtte hij, samen met zijn vrouw Ida Roetaert, in die boerderij een gasthuis voor zes oude mannen. Om dezen te verzorgen en te dienen requireerde hij, zoals het niet onaardig in de documentatie staat, een "stercke maechd"... Voor de kost moesten die mannen lichte karweitjes verrichten in het dorp doch zij bebouwden ook een stuk land bij het huis. Tot hun taak behoorde o.a. ook het ophalen en neerlaten van de brug over de gracht van Zwanenburg. Ver behoefden zij daarvoor niet te lopen want dit "kasteel" lag op korte afstand van het bejaardengasthuis. Het bestuur daarvan was in handen van drie provisoren, een functie uitsluitend voorbehouden aan familieleden van de stichters. Zij was erfelijk en het provisorschap werd vele jaren bekleed door leden uit het geslacht Lekgrom. In de vorige eeuw waren een Verheyen en zijn zoon provisor. Laatste in deze functie was de bekende griffier van Provinciale Staten mr. P.F. Cooth. In 1892 droeg die zijn baan over aan de Essche gemeenteraad.

Sinds een jaar of vijf is dit mannengasthuis aan zijn bestemming onttrokken. Het nog altijd bestaande pand wordt thans bewoond door een particulier uit Esch. Ge kijkt nu evenwel aan tegen een verbouwing zoals die in het begin van de vorige eeuw heeft plaatsgevonden. Wel de moeite waard er eens voor uit de auto te stappen. Ge kunt het moeilijk missen want met zijn schilddak en de opvallend vele ramen met kleine ruitjes vormt het een "uitschieter" en lijkt het of het u toefluistert: "Kijk naar mij en luister. Misschien hoort ge dan nog de trage tred van de voorbije eeuwen"... Dit laatste is natuurlijk allemaal fantasie van ons! Wellicht schuld van de herfstzon, die zo fascinerend speelt door het hoge geboomte, waaronder het pand schuil gaat. Zijn wat van de weg af gelegen plaats, die de rust van een tijdloosheid uitstraalt, speelt daarbij ook een rol. Hoog in de voorgevel zit een grote steen gemetseld. Deze vermeldt de namen van de stichter van het gasthuis en diens vrouw met het jaartal 1491 en 1803 als jaar van herbouw. Deze zelfde jaartallen geeft in 1872 ook de historicus Schutjes. In een "Gids voor de gemeente Esch" van 1974 treffen we evenwel 1492 als stichtingsjaar aan. Daar houden we het dan maar op!

 

Valse nonnen

We hebben ook nog een curieus verhaal van Esch uit de eerste wereldoorlog. We troffen het aan in een bijna tien jaar oude aflevering van "De kleine Meijerij". Het werd opgeduikeld door Anton Fasel. Als deze niet een gewezen archivaris van het district Oisterwijk was, zouden we het met een stevige korrel savoureren. Nu hoeft dat echter niet. Fasel vertelt, dat in het bevolkingsregister van Esch van 1900-1924 een zustersklooster staat vermeld en dat op 5 juni 1914 de deken van Boxtel aan de pastoor van Esch vroeg of hij geen onderdak wist voor enige uit België gevluchte nonnen. Diezelfde avond nog bracht de deken twee Franse en één Nederlandse kloosterzuster in zijn Opeltje naar Esch. Op 12 juni 1915 staat het drietal in het bevolkingsregister ingeschreven als komende van St. Gillis bij Brussel. Tot verblijf kregen de zielige vluchtelingen een stenen schuur bij de pastorie toegewezen. Het duurde daarna niet lang of zij gaven kleuteronderwijs.

Men was vol lof over de lessen van soeur Rose, soeur Eugenie en soeur Anna al vond men ze dan ook wel een beetje vreemd. Men zag ze namelijk zelden of nooit in de kerk. Om van biechten en communiceren maar niet te praten! Ten slotte sprak de pastoor ze daar eens over aan. Daarop kreeg hij ten antwoord, dat de zusters er de voorkeur aan gaven in hun eigen kring te bidden. Als de pastoor er echter zó per se op stond... nou, dan wilden ze ook wel naar de kerk gaan. Echter alleen in een lege kerk! Niet als er mensen bij waren. Bv. des middags om 12 uur. De volgende dag was het drietal present. Van vroom gebed of meditatie geen sprake! De "dames" hingen lui in een bank, met de voeten op een andere bank en ze kletsten aan één stuk door. Volgens Fasels zegsman was er zelfs één, die een grote sigaar rookte. De pastoor, die van achter een altaar de dames afloerde, kon zijn ogen niet geloven. Nu was het rijk van de vluchtelingen op slag uit. Ze zijn spoedig na de ontdekking uit Esch verdwenen.

 

"Lichte brigade"

Een nader onderzoek bracht aan het licht, dat men te maken had met "meisjes van plezier", die in zusterskleren vermomd aan de Duitse troepen waren ontsnapt. Of de naam "Rose" van de ene "non" een symbolische betekenis had, vertelt de geschiedenis niet. Dat is maar een frivole inval van ons! Momenteel heeft Esch nog altijd een zustersklooster. Of zich dit geval hier heeft afgespeeld, weten we niet. De auteur vermeldt geen naam van een klooster.

 

Over ons bezoek aan Esch zijn we enthousiast. De weg er heen van Oisterwijk via Haaren is alleen reeds een openbaring voor wie oog heeft voor landelijk schoon. Esch zelf komt over als een typisch Brabants dorp. Weliswaar ook met nieuwe wijken maar ge bespeurt daarachter overal het waakzame oog van een overheid, waardoor de charme van het dorp onaangetast blijft. Ook de nieuwbouw heeft er zijn wat speels getrokken rooilijnen. We moesten eigenlijk veel meer naar Esch gaan! Naar dat Esch aan de Essche Stroom met zijn pleziervissers op de grasbegroeide oevers. Ja, na de vervuiling van weleer zit er weer vis in die helaas sterk gekanaliseerde maar nog steeds attractieve rivier.

 

PIERRE VAN BEEK