Castelré als "missiestatie" in de oorlog
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 13 januari 1979
Afgezien van de enclave-wirwar van
Baarle-Nassau-Hertog moet tot de grilligste
afbakening van onze Brabantse zuidgrens met België
het gehucht Castelré gerekend worden. Het gebied van
deze tot Baarle-Nassau behorende woongemeenschap
steekt op een merkwaardige wijze westwaarts in het
Belgische territoir. Wie de stafkaart ter hand
neemt, wordt onmiddellijk getroffen door de
eigenaardige vorm van dit stukje Nederland en ge
vraagt u af: "Hoe halen ze het in hun hoofd zulk een
grens te trekken?" Nederland heeft hier de vorm van
een dichtgebonden zak, van een schoen met een dikke
neus of - zo ge wilt - van een fuik met de ingang
aan de oostkant. Geen wonder, dat ge u daar zo'n
beetje aan het einde van de wereld voelt al is dit
dan ook niet meer dan schijn, hoewel ge er nog
altijd geen last van groot verkeer behoeft te
vrezen. Castelré is nog steeds een uniek voorbeeld
van isolement van decennia geleden en bezit nog
altijd de aantrekkelijkheid van een bijzondere,
landschappelijke schoonheid. Of er van zo'n uithoek
wat te vertellen valt? O genoeg! Kijk maar!...
Je
zult staatkundig tot Baarle-Nassau behoren maar 15
km van je moedergemeente verwijderd liggen. Je zult
niet eens een eigen Nederlandse kerk hebben. Je zult
in een dichtgebonden zak zitten en er zullen twee
wereldoorlogen langs of over je heengaan. Casterlé
heeft het allemaal beleefd en doorstaan. Het gehucht
begint in het oosten bij Baarle Brug, een brug die
als toegang tot de "fuik" fungeert. Nederland is
daar bij de grensbeek het Merkske maar ongeveer 700
meter breed. Dat betekent, dat ge van dit punt over
de Nederlandse zuidgrens en tegelijkertijd over de
noordgrens van België kunt kijken. De zichtbare
kentekenen daarvan zult ge er echter tevergeefs
zoeken want in 1843 werden hier geen grenspalen
geplaatst. Het Merkske, dat gemoedelijk onder de
brug doorkabbelt, is een zijbeek van de noordwaarts
stromende Mark, welke rivier de beek in het uiterste
westen van Castelré opneemt bij de oude
Volmolenbrug, waar vroeger de tram
Rijsbergen-Minderhout passeerde.
Natuur-puur
Bij
Baarle Brug staat ge te midden van het
landschappelijk gezien mooiste deel van Casterlé.
Dit geldt vooral voor de ten oosten van de brug in
de richting van het Vorster Schoor gelegen beemden.
Het Merkske verkeert hier met zijn vele kronkelingen
in een nog ongerepte staat. Vooral de noordelijke
oever, waar het riet te wuiven staat als de wind er
langs streelt, betekent een lust voor het oog en
kenmerkt zich bovendien door een bijzonder rijke en
merkwaardige flora. Grazende koeien langs de andere
beekoever accentueren het beeld van rust. Wie steeds
westwaarts de asfaltweg volgt, raakt ten slotte in
het Belgische Minderhout terecht nadat ge de nieuwe
Minderhoutse brug over de Mark gepasseerd zijt,
welke op een niet mis te verstane manier de grens
met België markeert. Op de bakstenen leuningen van
de brug verkonden in flinke "chocoladeletters" de
woorden "Nederland" aan de ene en "België" aan de
andere kant, dat ge hier weer "de zak" verlaat. Die
was 5 km lang met de grootste breedte van 2,7 km.
Maar nu hebt ge helaas wél het eigenlijke gehucht
Castelré gemist! Ge had halverwege op een
rechthoekig kruispunt van asfaltwegen naar het
noorden moeten afslaan.
Bebouwd Castelré bestaat slechts uit een klein
groepje huizen, die gemoedelijk bijeengehurkt zitten
met watjes in de oren, want ge hoort hier niet het
lawaai van de wereld. Tussen de huizen bevindt zich
een gerestaureerde boerderij, welke in haar zijgevel
het eerbiedwaardige jaartal 1634 draagt. In dit
Castelré eindigt het asfalt, en als ge nu verder
noordwaarts wilt om in noordelijk België te geraken,
moet ge u enige tijd tevreden stellen met een
zandweg. Via de Belgische gehuchten Halle en Heerle
is het dan mogelijk over weer verharde wegen
Ulicoten en het geliefde vaderland te bereiken.
De
zandweg van Castelré leidt over de Stenen Brug van
het Merkske langs de heel attractieve gebieden van
't Groeske en Vogelenzang. Dat ligt daar allemaal -
door geen toerisme beroerd - alleen maar mooi te
zijn als een streling voor geest en zinnen van hen,
die zich niets plegen aan te trekken van tamtam en
misleidende superlatieven! Gewoon alles eenvoud als
kenmerk van 't ware!
Genoeg gebeurd
Is
er in Castelré wel ooit iets bijzonders gebeurd? O,
genoeg! Door de aard van de ligging van hun
woongemeenschap waren, in een tijd welke alweer tot
de historie behoort, de belevenissen van de
Castelnaren heel exclusief. Daarvoor grijpen we
terug naar de eerste Wereldoorlog. De mogelijkheid
daartoe danken we aan het feit, dat een "pastoor"
van Castelré daarover een en ander te boek gesteld
heeft onder de titel "De Belgen in Nederland tijdens
de oorlogsjaren".
Castelré mag dan tot de gemeente Baarle-Nassau
behoren, parochieel valt het onder de Belgische
plaats Minderhout, te voet een half uur verwijderd.
Daar gingen en gaan de Castelnaren dan ook naar de
kerk en de kinderen naar school. Praktisch, want het
is heel wat dichterbij dan Baarle-Nassau. Tijdens de
eerste wereldoorlog versperde echter de elektrische
grensdraad van de Duitsers de toegang tot de kerk
van Minderhout. Derhalve werd op Castelré's gebied
een noodkerk opgericht. Als "pastoor" deed daar
dienst de Belgische priester-aalmoezenier Leon Baes,
die afkomstig was uit Oost-Vlaanderen maar op 30
december 1914 in de huiskapel van de bisschop van
Breda mgr. P. Hopmans priester was gewijd.
Een
pikante bijzonderheid van deze "pastoor" was, dat
hij nog altijd tot het Belgische leger behoorde. Die
legerleiding had hem aangesteld als hoofd van een
speciale inlichtingendienst en tot aalmoezenier van
de Belgische gendarmerie te Baarle-Hertog. In die
laatste kwaliteiten moest hij zich op gezette tijden
melden bij de Belgische Generale Staf. Wat hij dan
ook prompt deed. Niet door bij Minderhout even de
grens over te wippen maar door een reis via
Engeland. Na een paar weken keerde "pastoor" Baes
weer langs dezelfde weg naar zijn Nederlandse
gelovigen terug. Hun aantal bedroeg een 400.
"Missiereis"
De
versgebakken 25-jarige "pastoor" vertelt op boeiende
wijze van zijn eerste expeditie naar zijn eerste
parochianen, een tocht welke per fiets vanuit
Baarle-Nassau ondernomen werd. De brave borst was
nooit eerder in Castelré geweest maar hij wist toch
wel, dat hij bij Baarle Brug "de gezwollen teen van
de laars in moest kruipen". Hier begon wat hij "de
echte missiereis" noemt want hij stond daar nog wel
een uur gaans van de werkelijk bewoonde wereld van
zijn parochie af. Nu zoeven we per auto over een
gladde asfaltweg derwaarts. Onze pastoor zag zich in
de winter van 1915 met een andere situatie
geconfronteerd. Hij moest het tamelijk goede
fietspad naar Hoogstraten verlaten om zijn weg te
zoeken door een modderig heipad, waar hem niets
overbleef dan zijn vehikel op de rug te nemen. Zo
sukkelde hij een uur verder "nu eens op, dan naast
en ook wel eens onder onze fiets". Ten slotte
arriveerde hij bij een groep boerenhuizen, alle op
enige meters afstand van elkaar. De brave mensen
keken hier en daar schuchter maar tegelijk
nieuwsgierig "boven de witgeverfde zinken
jaloezieën" (blinden) uit. "Zou dat dan misschien de
nieuwe pastoor zijn?" vroegen zij zich ongetwijfeld
af. Ja, hij was het en hij richtte zich, na
ingewonnen informatie, naar het huis van Louis
Adams, het gemeenteraadslid en "het hoofd" van
Castelré.
We
kunnen ons best voorstellen hoe hartelijk hier de
ontvangst was en dat de koffie met boterhammen en
eieren subiet op de tafel kwamen. Tussen het bedrijf
van "het stillen van de grote honger" door kwam ook
een boer uit de buurt, als lid van de voorlopige
"Kerkeraad", opdagen voor een gesprek. Met tranen in
de ogen vertelden de mensen, dat ze sinds de derde
Kerstdag van 1914 niet meer in Minderhout naar de
kerk konden en nu 's zondags naar Baal of Ulicoten
moesten en dat waren, zowel voor de ene als de
andere plaats, 15 kilometers. Dat hadden die mensen
sindsdien dan ook trouw gedaan.
Hele expeditie
In
de vroege zondagmorgen trok de grootste helft van
ieder gezin naar een van deze twee plaatsen
kerkwaarts. In groepen bij het schaarse licht van
een stallantaarn over modderige paden of door
moerassige hei. Bemodderd en doodmoe arriveerden ze.
Woonden vaak twee missen achtereen bij - ook voor
degenen, die thuis bij de koei en kenders moesten
blijven! In de namiddag eenmaal weer in Castelré
terug was er het grootste stuk van de zondag al
voorbij. De gedwongen thuisblijvers hadden inmiddels
in de kamer of de keuken op het uur van de hoogmis
ook al gebeden. Hoorden zij dan ook niet het luiden
van de klokken van drie zichtbare kerktorens:
Wortel, Minderhout en Hoogstraten! Maar nu had
Castelré dan eindelijk een eigen "pastoor".
Het
probleem "kerkgebouw" werd met veel improvisatie
opgelost door het huren van een café. Het eigenlijke
café verhuisde daarbij dan wel zolang naar een
zijkamer. De pastoor zelf kreeg als pastorie een
kamer bij de familie A. Jansens-Stoffels, een boer
met een zoon als kapelaan van St. Eligius te
Antwerpen. De 6de februari verhuisde pastoor Baes
met zijn eerste benodigdheden voor mis en
biechthoren naar wat hij zelf noemt zijn
"missiepost". Die verhuizing had plaats met een
klein huifkarretje, drie uur lang hotsend en botsend
over een drassige modderweg maar het liep allemaal
goed af.
Toen
de pastoor in zijn "kerk" kwam, vond hij er niets!
Nou ja, niets anders dan een vertrek van 35
vierkante meter, een tafel, vier banken, een
kleerkast en een soort "biechtplank". Nu had de
pastoor, als aalmoezenier van het terugtrekkende
Belgische leger, zich wel eens meer moeten behelpen
met een boerenschuur of een dorsvloer, die tot
stalling van de paarden van de Lanciers had gediend.
En onze Lieve Heer is per saldo overal thuis!
Inrichting "kerk"
Baes
richtte zijn "kerk" vol goede moed in. De
herbergtafel als altaar onder de grote schouw,
kandelaars op het schouwblad, een klein houten
kistje, waar vroeger een ciborie in gestaan had, als
tabernakel. De kleerkast voor gewaad en
altaargerief, een andere kast als sacristie. Een
bank langs drie muren als zitplaatsen voor oudere
mensen en kinderen en een vierde, plat op de grond
gelegde bank, moest als communiebank fungeren. De
"biechtplank", eigenlijk een soort halve deur, was
kennelijk als "biechtstoel" bedoeld, gezien het aan
de onderkant vastgespijkerde knielbankje en de
latjes aan de bovenkant. De biechtvader zat daar
achter op een stoel. Een wit beddelaken op een touw
er vóór gespannen als gordijn en klaar was Kees.
Des
avonds trok onze pastoor, bij het licht van een
"bollantaarn", over de akkers naar zijn "pastorie",
waar de "doorbrave" mensen al een groot turfvuur
hadden aangelegd, "waaraan ik me lekker kon warmen".
Toen het nog pikdonker was, toog de
pastoor-missionaris, onder het kleppen van de
kerkklokken van Minderhout en Hoogstraten in het
Belgenland, zo dicht bij en toch zo ver weg, weer
naar de "kerk". Die puilde weldra uit van de
gelovigen. Deze moesten zelfs in de keuken of in het
achterhuis blijven staan. Na de mis baaierden de
boeren op hun klompen weer door de modder naar hun
huizen nadat ze eerst hun bollantaarns, welke ze
zolang hadden weggezet in de smidse recht tegenover
de "kerk", hadden opgehaald.
Punt
twee van het parochieprogram gold het onderwijs.
Sinds de Duitsers de grendel op de Minderhoutse deur
hielden, had geen kind meer in België naar school
gekund. Het enige onderwijs te Castelré werd nu
gegeven in een klein boerderijkamertje door een
eenvoudig boerenmeisje. Vijfentwintig kinderen vond
de pastoor daar op stoelen en bankjes. Voor
lessenaars dienden twee grote planken op schraagjes
en voor bord een lei. "Te gek", vond de pastoor. Een
gordijn voor het altaar van de "kerk" en die was nu
ook schoolgebouw. De pastoor van Minderhout Van den
Cauwelaer liet enige schoolbanken over de
prikkeldraad aanreiken en de melkerij leverde een
bord. Baes wist een "brave, flink geleerde Belgische
onderofficier", vrijgesteld van dienst, dhr.
Duchateau, als onderwijzer te recruteren, die later
nog als assistente kreeg Louisa J. Koninckx, een
zuster van de vrouw, die haar huis voor het eerste
oorlogsonderwijs beschikbaar had gesteld.
Elektrische draad
In
de zomer van 1915 trad er grote verandering in
doordat de Duitsers de beruchte elektrische draad
langs de grens spanden. Omdat Castelré als een zak
in België ligt, zou dat nogal wat draad gevergd
hebben voor een eigenlijk toch onbetekenend stukje
Nederland. Ze spanden hem daarom alleen tussen
Wortel, Hoogstraten, Minderhout en Castelré. De aan
de noordkant van de parochie staande Duitsers werden
stilletjes teruggetrokken achter de draad. Heel het
Belgische deel tussen de draad en Nederland werd, op
een bezetting na van een man of twaalf te Meerle,
geheel ontruimd. Dit hield niet in, dat het nu ook
betreden mocht worden. Dat leverde heel wat
moeilijkheden op voor de bewoners van de
Minderhoutse gehuchten Halle en Bergen. Uiteindelijk
kwamen die naar Castelré, waardoor de "kerk" aldaar
zo'n 200 "parochianen" méér kreeg. Onmogelijk te
verwerken. Er stonden soms wel zeven kinderen op een
vierkante meter. De gecondenseerde damp viel als
waterdroppels van de zoldering, zodat de kaarsen
letterlijk "uitregenden". Dankzij ingrijpen van de
Nederlandse regering kreeg Casterlé betere ruimten
voor kerk en scholen in maart 1916. Deze wijzigingen
riepen ook weer hun eigenaardige perikelen op, waar
we hier nu niet bij stil willen staan.
Tijdens de tweede wereldoorlog was er van de nu
vertelde moeilijkheden in Castelré geen sprake. De
herinneringen aan 1914-1918 zijn er echter niet
uitgewist.
De
boer ploegt zijn akker al gebeurt dat dan met de
tractor. Hij rijdt per auto over asfaltwegen en
kerkt waar het hem lief is. Bij gunstige wind komen,
als weleer, van tijd tot tijd Belgische
klokkeklanken over Castelré gedreven en nog steeds
stromen Merkske en Mark, resp. als noord- en
westgrens, langs die dichtgesnoerde Nederlandse fuik
in Belgisch territoir. Als ge in Casterlé tussen 't
Groeske en Vogelenzang staat op de Stenen Brug over
't Merkske en ge laat vandaar uw blik gaan over de
wijde velden, akkers en beemden van Casterlé, dan is
het toch of ge nog iets ervaart van de geest van de
voorbije decennia. Het is alsof hij tot spreken komt
en fluisterend langs uw oren streelt met de
verzekering: "Dat is hier allemaal ooit gebeurd." In
ons nog altijd zo stille en rustige Casterlé...
PIERRE VAN BEEK