CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Toen Tilburg nog een eeuw jonger was

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 6 april 1978

 

Grasduinend in met zorg gekoesterde documentatie van het Tilburgse gemeentearchief kunt ge daar nog wel eens aardige dingen tegen het lijf lopen van ons geliefde Tilburg uit de dagen, waarin gij en ik nog niet eens geboren waren. Zo "wandelden" wij onlangs in de geest door de gemeenteverslagen en notulen van raadsvergaderingen van de jaren 1880 tot en met 1884. Wat die notulen betreft, secretaris Q. Beljaars heeft ze keurig bijgehouden, geschreven met een duidelijk leesbare, zwierige hand totdat ze in ons geraadpleegd "tijdperk" al vrij spoedig in druk verschenen. Een zwaar karwei heeft de functionaris aan zijn boekstaverij waarschijnlijk niet gehad. De annalen van de vroedschap zijn summier gehouden en de raad vergaderde als regel maar één keer in de twee maanden. Uit de gemelde bronnen krijgt ge in brokken en flarden toch wel enige indruk van het reilen en zeilen van onze stad in die dagen van toen. En dat lijkt ons voor de ras-Tilburger niet oninteressant. Hij wordt geconfronteerd met veel bekends en kan zien hoe de lijn doorloopt naar het heden.

 

Hoe zou u het vinden als u kon zeggen: "De Heuvelstraat is van mij!" Natuurlijk een extreem voorbeeld, maar er waren in die dagen in onze stad toch wel mensen, die zich eigenaar van een hele straat mochten noemen, zij het dan ook dat het om niet zulke bijzondere straten als die van ons voorbeeld ging. De straten in het Willemspark, het terrein achter het paleis, waren enige tijd eigendom van H.J. van Tulder, de architect van het stadhuis, dat eertijds de Markt sierde en dat zo nodig moest worden afgebroken. Van Tulder was bij de verkoop van gronden de gemeente net even te vlug af geweest. Dat hem dit door burgemeester J. Jansen en de zijnen niet in dank werd afgenomen, laat zich begrijpen. Het werd daardoor tussen die twee behoorlijk "zwart". Van Tulder meende, dat hem dit werd ingepeperd door de gemeente door hem geen medewerking te verlenen bij het aanleggen van straten en bouwrijp maken van zijn gronden.

Onze legendarische fabrikant Vincent A.A. Bogaers, in de Tilburgse wandeling "San" en ook wel "Sanneke" geheten, kon zich eigenaar noemen van drie straten t.w. de Mariastraat, de Wolstraat en de Antoniusstraat. Ze bestaan nog alle drie, alleen werd de Wolstraat jaren geleden omgedoopt in Telexstraat. Zonder twijfel is associatie met het postbegrip en ook al omdat "wol" meer in de textielbuurt paste.

Nu klinkt dat allemaal heel flink, eigenaar van een straat, maar zo geweldig bleek het met die straten niet gesteld. Het dek bestond namelijk gewoon uit leem en zand. Bij nat weer waren ze soms nauwelijks begaanbaar. Legio klachten hierover. De gemeente waste haar handen in onschuld want ze had in die prive-straten nu eenmaal niet genoeg te commanderen. Nu moet u echter ook weer niet denken, dat het met een aantal gemeentestraten zoveel beter was gesteld.

 

Veel natte voeten

Op de Veldhoven hadden de mensen bij regen veel last. Het "Dooi Dreefje" op 't Goirke stond "meestal onder water". Dit dreefje gaf toegang tot de in 1883 in aanbouw zijnde school en het liep vanaf "De Kanter-van den Heuvel naar de Kapelstraat". Sinds de aanleg van de rails voor de Dongense tram stond de weg tegenover de kerk van 't Goirke "bij de minste regen blank". De Van Doorenstraat nabij het stadscentrum werd bij nat weer als "onbegaanbaar" gekwalificeerd. Ditzelfde gold voor het Van Gorpstraatje in het hartje van de stad. Het liep vanaf de Heuvelstraat naar de Vensche Pad. Deze laatste moest ge dan weer zoeken tussen L.J.C. Bronsgeest en de weduwe J.B. Marinus tot het Piusplein. Met Van Gorpstraatje is vermoedelijk het Parkstraatje of het Pleinstraatje bedoeld. De naam Van Gorpstraatje komt niet voor in de officiële stratenlijst. Wij pikten hem op uit de notulen van een raadszitting toen er een verzoek van A. van Gorp aan de orde kwam om keien in "zijn" straatje te krijgen. Hij boekte succes want hem werden de oude keien of stenen van de Rielseweg beloofd. Daarbij werd de vrees uitgesproken, dat die bestrating veel zou te lijden krijgen van het passeren van zware kolenkarren. Dat "straatje" schijnt dus nogal verkeer gekend te hebben.

De momenteel schaarse bewoners van hier genoemde straten moeten nu niet boos worden om de verkleiningsuitgang van hun straat. Die paraderen zo in de jaarverslagen en bevinden zich daar niet alleen. Men had opvallend veel "straatjes" in die dagen. Ook kwam er nogal eens een "pad" voor, dat later tot "straat" promoveerde, zoals de Tuinpad en Langepad, nu respectievelijk Tuinstraat en Langestraat.

De vroede vaderen hielden zich uiteraard in hun vergaderingen niet enkel met klein "stratengrut" bezig al kon wel iedereen daarover meepraten. Er kwamen ook grote verbeteringen aan de orde zoals aanleg van trottoirs aan de Parallelweg (Spoorlaan), Heuvel, Stationsstraat en Poststraat. Dat besluit viel 17 december 1881 in de vorm van een vierjarenplan en met de beperking: als er tenminste geld uit de gewone middelen beschikbaar was. De aan de zuidkant van de Parallelweg staande bomen moesten hierbij sneuvelen voor de straatverbreding. Ze werden overgeplant naar het Piusplein.

Nog even een paar straten, die in onze tijd iedere Tilburger wist te lokaliseren. De Prins Hendrikstraat liep van het Willemsplein naar de Vensche Pad (1881), de Marktstraat van B. v.d. Meijdenberg en Anna Daamen tot het magazijn van H. v.d. Voort. Dat heet daar nu voortaan Heuvelstraat. Wie weet waar de Donkerstraat lag, mag de vinger opsteken. Als er een Oude Donkerstraat was (nu Lanciersstraat), denk je onwillekeurig aan een Nieuwe Donkerstraat, die uiteraard jonger is. Men deed het in 1880 gewoon met Donkerstraat. En die liep van de Willem II-straat "nabij Denekamp" naar de Poststraat. Het blijkt de latere Karrestraat te zijn geweest. Ze staat vermeld op een plattegrond van Tilburg van omstreeks 1890.

 

Tramrage

De mechanisatie van het vervoer ging niet geruisloos aan Tilburg voorbij. Er doken verschillende niet-Tilburgers op, die wel brood zagen in de aanleg van een stoomtram en hun concessie-aanvragen daartoe bij ons gemeentebestuur deponeerden. De Noordbrabantsche Stoomtram Maatschappij opent in 1881 een lijn Tilburg - Waalwijk en krijgt ook vergunning voor een lijn van de Heuvel naar de Koningshoeven. Het lag daarbij in de bedoeling, dat die tram vanaf de Koningshoeven via Moergestel, Oisterwijk en Oss naar Lithoijen zou gaan. Maar hij is in Tilburg nooit verder dan de Koningshoeven gekomen. Daar heeft hij een aantal jaren furore gemaakt als een "snelle" verbinding met de speeltuin, die een grote trekpleister vormde voor onze vertierzoekende stadgenoten met hun kroost. Ook toen tram en speeltuin alweer lang tot het verleden behoorden, hebben nog generaties van Tilburgers zich gelaafd met de zoete weemoed van de herinnering aan trammetje en tuin.

Toch bestonden er een paar mensen, die niet zoveel enthousiasme voor de tram konden opbrengen. M. Ketelaars en A. van Loon schreven een brief naar de gemeente en vroegen of dat niet anders kon met die tram. Zij voelden zich door die tramlijn voor hun woningen aan de Heuvel lelijk gedupeerd. Als argument voerden zij aan dat de varkensmarkt vanwege de rails zich al naar de Bosscheweg had verplaatst. Zij wilden de rails naar de overkant van de weg verlegd zien. Waren ze misschien kasteleins of zakenlieden op de hoek bij hotel De Lindeboom? Uit het adres blijkt, dat voor het huis van Ketelaars (stenen) palen stonden en dat er ook een stoep lag. De adressanten vingen bot bij de gemeente. De huidige bewoners van onze Tivolistraat, de voormalige Bosscheweg, zullen nu vermoedelijk wel aan hun fietspadmisère denken. Hopelijk hebben zij meer succes dan Ketelaars en Van Loon.

 

Meer perikelen

Die tram leverde trouwens nog wel meer perikelen op het kleine Heuvelgedeelte. Bij het nu tot parkeerplaats ingerichte spietje Tivolistraat en St. Josephstraat bleef de as van de tramlijn maar 1.50 meter verwijderd van de hoek van logement De Pijl, het latere café-restaurant en pension Bellevue. De tram ging dus nogal rakelings langs het huis. Aangezien zo'n locomotief nog wel eens de aardigheid had uit de rails te springen, was het niet denkbeeldig, dat De Pijl het gevaarte binnenkreeg. Later is dat bewezen toen de Goolse tram, bij het nemen van de bocht vanaf de Korvelseweg naar de Korvelse Dwarsstraat, een stuk van het hoekhuis meenam.

Wilt U weten wat men er in de jaren tachtig bij De Pijl op vond? De tram moest op dit punt stapvoets rijden en tegelijk voortdurend bellen. Het was dus echt van: "Opzij, opzij, de tram die komt voorbij", zoals er ooit in Tilburg gezongen werd. Hield de tram zich niet aan die voorschriften, dan zou dat de maatschappij telkens een boete van f 25,- kosten. In die dagen niet zo mals. Verder werd beloofd, dat - als het straks nodig mocht blijken - op de hoek bij De Pijl een ijzeren hek zou worden geplaatst op kosten van de maatschappij. Dit stads- en theetuinlijntje werd in 1907 opgeheven.

De ambitie voor tramlijnen was in de jaren tachtig groot. De gemeente kreeg te maken met concessie-aanvragen voor trams naar Dongen (1881) en Goirle (1882). Werkelijkheid werden die plannen eerst respectievelijk in 1904 en 1907. Het project Goolse tram behelsde meer dan we uiteindelijk te zien kregen. De aanvrage gold nl. voor een verbinding station Tilburg, Goirle, Hilvarenbeek, Diessen, de Beerzen, Oirschot, Best en St. Oedenrode. Ons trammetje reed in zijn glorietijd tot Esbeek-Grens en zover was het zelfs in de eerste tijd niet eens gekomen.

 

Nieuwe spoorlijn

De spoorwegen hadden intussen ook niet stilgezeten. De Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorwegen opende in 1881 een lijn over Udenhout en Helvoirt naar Den Bosch, waar men aansluiting had op de Staatsspoorwegen en verder kon naar Gelderland. Of ze blij waren in Tilburg! Het gemeentebestuur "blies in de bus" en vergastte de spoorautoriteiten en verdere genodigden op de erewijn. En dat kostte de goegemeente geen rooie cent want wethouder J.H.A. Diepen betaalde al die wijn uit zijn eigen zak. Laat die mijnheer Diepen nu toevallig commissaris van de Zuid-Ooster Spoorwegen geweest zijn...

Uit de door ons aangeboorde bronnen vallen nog heel wat graantjes te pikken. Zo paradeert daar al wat in Tilburg in die dagen naam en faam als fabrikant genoot. Bij het lezen daarvan wordt gemakkelijk een weemoedsnaar aan het trillen gebracht want van al die 89 fabrieken van toen is er niet een overgebleven. De bloedeigen Tilburgse "hymne" van "onze vadder is fabrikaant" fietst thans aan de werkelijkheid voorbij...

Winkeliers namen met hun aantal van 652 het leeuweaandeel van de middenstand voor hun rekening. En door wie werden zij dan gevolgd? Door niet minder dan 432 tappers en slijters. Het slokje was derhalve zeer populair. 't Is trouwens geen geheim in de overlevering, dat er in die zaken dikwijls de deurbel rinkelde en een klant een "half motje" (maatje) of een "tennebruukske" kwam halen. De inhoud daarvan was nooit iets anders dan jenever. Een overigens nogal deftig woord, dat de "heffe des volks" niet goed kon uitspreken en daarvoor dan ook "snevel" in zijn vocabulaire geschreven had. Dat het aantal bekeuringen wegens openbare dronkenschap de koploper vormde van het lijstje dat de politie jaarlijks bijeenturfde, wekt dan ook geen verbazing. Er zorgden trouwens ook nog zes plaatselijke brouwers voor, dat dorstige kelen nooit droog behoefden te staan.

Tot de nu opvallende beroepen behoorden de negen pijlen- en bogenmakers en de elf tabakskervers, die tevens de titel van snuifraspers voerden. Er leven nog maar genoeg Tilburgers, die de wijsheden van de lagere school kregen ingegoten door een snuivende frater. Dan weten zij ook met wat voor een stereotiep ritueel dit "toeback snuiven" in de praktijk werd gebracht en dat een rode zakdoek van overdreven grote afmetingen daarbij een rol vervulde. Voor de "finishing touch" zoals dat tegenwoordig in goed Nederlands schijnt te moeten heten...

De "griezels" lopen ons over de rug door een terloopse onthulling van een raadslid in de vergadering van 3 juni 1884. Volgens hem heeft er een plan bestaan de Heikese kerk af te breken en naar elders te verplaatsen. Dan zou de Markt een stuk groter geworden zijn, wat hard nodig werd geacht. De schaduw van de toekomstige en nu weer verdwenen boterhal wierp zich toen al vooruit. Ze werd echter pas vijf jaar later aanbesteed. De gebeurtenis roept associaties op met de actuele centrale-antenneproblematiek. Laagste inschrijver voor de boterhal was de niet-Tilburger Van der Meer. Ze werd hem niet gegund want zijn biljet werd pas ingediend nadat het eerste al geopend was. Laat de te late niet-Tilburger nu net een paar tientjes onder nummer twee liggen, onze stadgenoot W. van Eyck! Het toeval speelt immers zijn eigen rol. Eind van het liedje was wel dat W. van Eyck de hal mocht bouwen. Dan moest het in 's hemelsnaam maar twee tientjes duurder uitkomen...

 

Kermis

Het verschuiven van de kermisdagen was in 1884 ook een poosje actueel. De laatste zondag van augustus kwam voor de fabrieken toch maar slecht uit. Dat diende de derde zondag in juni te worden, zo stelde een raadslid voor, dat zich in dezelfde vergadering erg beijverde om er het voorstel maar meteen door te drukken. Als tweede argument bracht de voorsteller op de proppen dat de mensen dan "iets langer kermis" hadden. Wél even een doordenkertje. De goede man bleek daarmee te bedoelen, dat dan de dagen langer zijn... De raad vond het toch beter deze zaak aan te houden en er een nachtje over te slapen. Actiegroepen blijken niet pas gisteren te zijn uitgevonden want vijf weken later, toen de vroedschap weer bijeenkwam, lag er tegen de kermisverschuiving een protest op tafel van "465 belanghebbenden en 45 belastingbetalers". Zó staat het er. Zouden die 465 dan geen belasting betaald hebben?... Het raadslid, dat de kermiskat de bel had aangebonden, zag kennelijk geen kans tegen het verzet op te roeien en trok zijn voorstel in. De kermis bleef zoals ze was. Ook in onze tijd zou de verplaatsing ervan nog enige keren aan de orde komen. Dus weer eens niets nieuws onder de zon.

 

We zouden nog lang door kunnen gaan met het aren lezen op de gemeenteakker van zo'n kleine eeuw geleden. Voor ons een niet oninteressante bezigheid maar we zijn nu tevreden met de oogst. U hopelijk ook!

 

PIERRE VAN BEEK