CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburgse Reit bestond al in de middeleeuwen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 6 november 1976

 

Er gaat het verhaal, dat het café "Pas Buiten", op de hoek van de Bredaseweg en de voormalige Lange Schijfstraat, welke nu wijds Noordhoekring heet (alsof we in Wenen rondwandelen!), zijn naam dankt aan het feit, dat de vroegere café-eigenaar Verbunt Sr. tot zijn klanten placht te zeggen: "Hier ben je pas buiten!" Dat betekende dan: Aan de rand van de stad met het open veld. In een latere periode zou die "rand van de stad" naar het westen voortkruipen tot een door de akkers lopende zandbaan ten noorden van de Bredaseweg, die ten slotte - na verharding - de naam Ringbaan West ging voeren. De "rand van de stad" lag thans hier en ook hier waart ge nu "pas buiten". Dat bleef zo tot en met de laatste oorlog. Nadien evenwel zou de geschiedenis zich nóg een keer herhalen. Opnieuw drong "de stad" verder westwaarts. Zij maakte zich daarbij meester van eeuwenoude landelijkheid. O.a. van het al in de 15de eeuw als De Rijt bekend staande gebied tussen Bredaseweg en de Spoorlijn Tilburg-Breda. Het is hierover, dat wij het vandaag eens hebben willen. Om te trachten nog iets te achterhalen van Tilburgse "mensen en dingen, die voorbijgingen"...

 

De naam

Wie op een van die vele, trage, winterse oorlogsavonden zich op het viaduct van de Ringbaan West wat liet uitwaaien met de blik naar het westen gekeerd, keek daar in een vaak pikzwarte duisternis. Niet vanwege verduisteringsvoorschriften alleen, maar óók omdat er in De Rijt slechts weinig lantaarns en woningen stonden. Zonder dat zijn oog het zag, wist de ingewijde, dat hij uitkeek over uitgestrekte akkers met onverharde landwegen en dat die blik - over al de leegte en ruimte heen - ten slotte moest vastlopen op de bossen van de Bredaseweg en, meer noordelijk gericht, die van 't ook toen nog zo maagdelijke 't Zand. In die Rijt, welke thans in een jongere spelling als "De Reit" (met korte ei) op de kaarten paradeert, gebeurde niet veel. Wat boeren zaten er verspreid op hun ruime hoeven met hier en daar er tussen een burgerhuisje of arbeiderswoninkjes. Het leven kabbelde er gezapig voort al werd De Reit (we volgen van hier af nu maar de nieuwe spelling) in de tweede helft van 1944 ook direct met de oorlog geconfronteerd.

Hoe komt het gebied aan zijn naam? vraagt er misschien iemand. Welnu, een "rijt" is een waterloop met een eigen karakter. Wij zagen het begrip omschreven als het dalvormig begin van een van de vele zijtakken van de Kempische stroompjes. De meestal langgerekte loopjes liggen tussen hoge zandruggen en zijn uiteraard steeds bij waterscheidingen gelegen. Vooral de Kempen heeft ooit veel "rijten" gekend. Ze zijn - evenals bij ons - nagenoeg alle door ontginning en/of bebouwing uit het landschap verdwenen. Soms ging hun naam over op een gebied. En dat is met onze "Reit" ook het geval.

 

Urine-water

De Reit bezat eens méér dan één waterloop. Daartoe behoorde - hoe kon het anders! - een blauwsloot. Het "waarmerk" van een industriestad en waarover onze stedelijke volkshymne met galgenhumor zingt: "En dan hebben we nog enen blauwe slôot, as ge hem ruukt dan val-de dôod!"... Nou, zo erg was het niet maar die stroompjes leverden toch wel ooit wateroverlast in de lage gebieden. Dit ten nadele van de gezondheid van de bewoners zoals blijkt uit een gemeentearchiefstuk van... 1689. De dokter in de medicijnen Johan Janssens en ene Servaes Cornelis Peters komen zich dan tegenover een notaris beklagen over de "hygiënische wantoestanden" in het dorp Tilburg. O.a. ook in De Reit. We krijgen daarbij een interessant verhaal te horen, waarin het huidige Tilburgse Carnavals-"idool" zich een rol ziet toebedeeld. Luister maar eens wat de heren te vertellen hebben:

"De wol die gebruikt wordt voor het maken van wolle laekenen moet eerst gewassen worden. De wol wordt daartoe vermengd met terpentijn en daarna wast men het(!) met stinkende pis. De wol moet dan gespoeld worden in de poelen of kuipen (spuulen in de Spuul). Het water in deze spuulen is in de loop der jaren geïnfecteerd door ziektekiemen. Daardoor deugt het water in de spuul niet meer voor drinkwater. Door de grote droogte en de lage grondwaterstanden hebben deze spuulen, via ondergrondse waterhoudende lagen, ook het water van de naburige spuulen besmet. Daardoor komen in de heertgangen Hoeven, Rijt, Velthoven en de Hasselt méér infectieziekten voor dan in de andere heertgangen" - aldus de reclamanten. De Reit had inderdaad een "spuul", eigenlijk wel twee want we mogen de later door de spoorlijn afgesneden "Herstalse wolspuul" ook wel tot de toenmalige Reit rekenen.

 

Frankisch plein

Bij de bestudering van oude plattegronden en kaarten van Tilburg zult ge in De Reit twee door de wegen gevormde driehoeken ontdekken. Een grote, begrensd door de Reitsestraat, Tweede Reitsestraat en Beukenstraat. Direct ten noorden daarvan een veel kleinere, waar aan de zuidkant de Reitsestraat ook voorbij loopt en in het westen de Weststraat uitmondt. In zo'n situatie valt dan al gauw de naam "Frankische driehoek", een - overigens niet ten onrechte! - stokpaardje van de heemkundigen. Die weten daarover heel wat te vertellen omdat het daarbij gaat om de kern van een zeer vroege woongemeenschap in onze streken. Nu is niet ieder driehoekig pleintje zo maar een "Frankische driehoek". Het moet daarvoor aan een aantal specifieke voorwaarden voldoen. Verschillende voorwaarden vallen bij beide driehoeken te constateren. Zo bevatten ze bv. alle twee in het midden een waterpoel om maar één vereiste aan te stippen. Om welke driehoek gaat het nu? Oude bewoners van De Reit menen, dat de kleine in aanmerking komt. Interessante studiematerie voor de geroepenen!

Ge moet wel geboren en getogen Reitenaar zijn om in de huidige stadsuitbreiding, die van de oude De Reit nauwelijks iets heeft heel gelaten, de plaats van die voormalige driehoeken terug te vinden. Zulke Reitenaars bestaan er echter nog. O.a. in de personen van Jan en Frans van Raak. Die staan nog altijd met "hun Reit" op en gaan er mee naar bed. Geen wonder want dit geslacht is al drie generaties met De Reit verbonden. De familie heeft verschillende huizen in en om de kleine driehoek bewoond. Laatstelijk ging het hier om een dubbelwoning annex bloemisterij nabij een brandkuil, aan de zuidkant van de toenmalige Reitsestraat. Het werd daar toen de "Hoge Mèrt" genoemd al zal er wel nooit een markt gehouden zijn. De twee woninkjes werden in 1951 door de gemeente gesloopt, waarna de Van Raak-en met hun bedrijf naar de Professor Gimbrèrelaan verhuisden. Indien de twee woninkjes er nu nóg stonden, zouden ze zo ongeveer driehonderd jaar oud geweest zijn. Hun plaats wordt thans ingenomen door een groenstrook naast het sportveld van het Theresialyceum aan de Sportlaan.

 

"Er uit, gij!"...

Dingen van mensen hebben hun geschiedenis. Klein voor de historieschrijver, groot voor de betrokkenen. Dat geldt ook voor de Van Raak-huisjes, eens de oudste van De Reit. Toen nog slechts één van de woningen Van Raak-bezit was, woonde in de andere "Vrouwke van Hest". Die heeft zich een soort aureool verworven doordat zij - volgens de overlevering - koning Willem II met een eind hout de straat op joeg. Dat was zó: De vorst schuilde bij "Vrouwke van Hest" voor de regen zonder te vertellen wie hij was en zonder herkend te worden. Zittend voor de grote schouw - wegens gebrek aan een stoel op een omgekeerde emmer - polste de koning hoe "het volk" over hem dacht. Hij deed dit door zich erg negatief over de vorst uit te laten. "Vrouwke van Hest" nam dat niet. Woedend greep ze een stuk hout van een mutserd en joeg daarmee de onbekende gast het huis uit. De volgende dag liet de koning hier een lading huisraad afleveren, met de boodschap dat hij bij een eventueel volgend bezoek graag op een stoel wou zitten...

Een geheel andere "verbintenis" met de Oranjevorst, toen nog de Prins van Oranje, hebben de Van Raak-en. Hun betovergrootvader had voor de vorst geboerd op de "Schaapskooi" aan de Koningshoeven. Bij zijn trouwen kreeg deze Van Raak van zijn voorname patroon als huwelijksgeschenk een mooie moor (waterketel) van zwaar koper. Deze wordt nog steeds gekoesterd als een kostbaar, historisch stuk. "In den oorlog hebben we 'm nog iedere dag gebruikt," aldus Jan van Raak, "we hebben er alleen een nieuwe bodem in laten zetten!"

Twaalf tinnen borden stonden er eens op de brede schouwrand in de voormalige woning van "Vrouwke van Hest" (nr. 16). "We aten er iedere dag van... Ons vader heeft ze in 1918, toen tin veel opbracht, verkocht aan de handelaar in oude metalen. Ook toevallig een Van Raak", zegt zoon Jan met spijt in de stem.

 

Karwielen

Broer Frans heeft weer andere verhalen. Achter hun dubbelwoning (16 en 18) stond een zwaar verzakte bakstenen put met mik en alles wat daarbij behoorde. Toen men daarachter een nieuwe ging maken, wilde de cementen ring opeens niet meer verder zakken. Hij bleek gestuit te worden door een deel van een karwiel. De boog daarvan werd weggekapt, de ring zakte, maar stuitte een meter verder weer op een wiel. Zelfde procédé als het voorafgaande totdat de ring voor de derde keer bleef steken... U raadt het al: wéér op een karwiel. Er bleken daar derhalve drie karwielen in de grond te zitten. Als basis voor een put placht men die wielen te gebruiken. Daarop werden dan eerst zoden getast en vervolgens kwamen de stenen. De cementen put werd dus de vierde put op vrijwel dezelfde plaats achter de woning. Dit wijst op ouderdom want een put gaat heel wat jaren mee. "De restanten van de bekapte wielen zitten nu nog in de grond. Onder het dr. Moller-Instituut, vooraan langs de Sportweg", zegt Frans van Raak. "Ik kan tot op een oppervlakte van vijf meter in het vierkant precies aanwijzen waar ze moeten zitten!"... Dat zijn toch leuke dingen voor sommige mensen, waar of niet?

 

Raadselachtige steen

Net als die mysterieuze, nooit geïdentificeerde hardsteen! Hij kwam te voorschijn bij het opbreken van de plavuizenvloer op de goot bij "Van Raak aan de driehoek". Hij lag vlak voor de trap. Het betrof een van boven spits toelopend blok. Naar schatting 60 cm lang, 35 cm breed en 30 cm dik. In het niet afgeschuinde deel was een gat van 20 bij 10 cm uitgekapt en daarin stonden duidelijk 5 à 6 letters gebeiteld. Lambert de Wijs (een publicist op historisch gebied in die dagen) is er ook bij geweest maar vond geen uitsluitsel. Was het een grafsteen, een grenssteen? Jarenlang heeft de steen bij de woning rondgeslingerd totdat hij - om er van af te zijn - werd overgebracht naar een bos van een familielid aan de Reinevaartstraat. En dat bos bestaat niet meer. Ra, ra, waar bleef die steen en wat betekende hij?...

In het opvallend laag gelegen centrum van de grote driehoek van De Reit lag de zg. "blauwe spuul", een met afvoerwater gevulde kuil, waar een van de drie Reitse waterlopen, die in de dertiger jaren nog bekend stond als een van de Goede Herder (nu Hoge Veer) komende blauwsloot, dwars doorheen liep om langs de toenmalige Tweede Reitsezijstraat verder te stromen. In de winterdagen groeide "spuul" met omliggend land uit tot een aanzienlijke waterplas, die bij vorst ijsvermaak aan de Reitse jeugd bood.

 

Kanonnen

In de laatste oorlogsmaanden, nadat Tilburg al bevrijd was, viel bij de voormalige "spuul" een vliegende bom. Deze sloeg een groot gat in het akkerland en richtte flinke averij aan bij omliggende boerderijen en woningen. Tot in de Plataanstraat en Ringbaan West moesten de ruiten er aan geloven. In oktober 1944 waren onze Engelse bevrijders in De Reit geweest. Op een middag schoten zij met zestien in een mangelpeeënveld opgestelde kanonnen, waaronder een niet in actie komend stuk luchtafweer (omdat er toch geen enkel Duits vliegtuig meer te bekennen viel) in de richting van Dongen. Wij maakten ondertussen een praatje met de op non-actief staande kanonnier.

De Reit heeft oude papieren. In de Middeleeuwen, om precies te zijn in 1422, vinden we de naam al terug in een straat- en akkernaam. De Reitsestraat zag ooit hoge persoonlijkheden naar het kasteel op de Hasselt trekken en bedevaartgangers van Korvel en Goirle opgaan naar de Hasseltse kapel. Tot aan het einde van de oorlog bleef De Reit een gemeenschap op zichzelf, landelijk en pretentieloos, met boeren, kleine burgers en arbeiders schilderachtig dooreen gestrooid.

Teken van dorpsheid vormden o.a. de vele bijnamen van de bewoners. We beschikken over een reeks, die daar in het begin van onze eeuw golden. Hier hebt ge er enige: de Blekker, de Slink, de Fransman, Zwarte Bet, Drik Vruut, Koning Venis, de Slokbeer, den Bok, dove Fraans, Willem de Grune, Malbroek, Pruimke en Snorreke. Een bekende vrouwenfiguur was de baker Ant van den Brand in de Beukenstraat. Haar woning werd ook gebruikt als bidhuis bij thans tot folklore geworden bidstonden van de buurt.

 

Laatste resten

Nu is die oude Reit volgebouwd en onherkenbaar geworden. Ge moet "van goede Reitse huize" zijn om de vóóroorlogse situatie nog voor het geestesoog te kunnen oproepen. Voor een nostalgische "pelgrimage" naar wat voorbijging, kent de Reitenaar echter nog een paar, bij elkaar liggende objecten. Daartoe behoort de gehavende lindeboom aan de achterkant van de HTS langs de Sportweg. Eens lag daar de boerderij van Graat de Kok en die boom stond op het erf bij een voederkuil. Ongeveer aan de overkant van de Sportweg vindt ge, links naast een sportveld en achter het dr. Moller-Instituut, een met keien bestraat laatste restje van de Reitsestraat met een vijftal gespaarde beuken. Opmerkelijk is op de wegsplitsing een korte beuk met te kleine en te lage kruin. "Die heeft nooit willen tieren!" aldus onze zegsman. "Origineel oud-Reits is hij wel!" En daar hebt ge dan alles wat de voormalige Reit, een woord dat hier als "Rèèt" (met de "è van het Franse père") wordt uitgesproken, aan laatste ademtocht vermag op te brengen...

 

Ten slotte menen we niet te mogen nalaten de aandacht te vestigen op een onlangs in het gedenkschrift van het Theresialyceum verschenen artikel van J. Wijdemans. Onder de titel "Van Frankische driehoek tot Reitseplein" geeft de auteur een historische beschrijving van de heertgang Reit. Het artikel kenmerkt zich o.a. door zeer veel details, die hierboven niet aan de orde kwamen. Tekeningen en foto's dragen tot verduidelijking bij. Het Gedenkschrift met dat artikel is ad f 2,50 verkrijgbaar bij de Administratie van het Theresialyceum, Prof. Cobbenhagenlaan. Echt iets voor oude en gloednieuwe Reitenaars. Overigens voor allen die interesse voor Tilburgs verleden opbrengen!

 

PIERRE VAN BEEK