CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Loon op Zand had ooit zijn "ruïne"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 13 november 1975

 

De werkelijkheid tart wel eens ooit de fantasie. Kunt ge het u bijvoorbeeld voorstellen, dat iemand het in het hoofd krijgt een Middeleeuws kasteel te gaan bouwen? Naar eigen inzicht en met eigen handen? Geen kasteel voor zijn tuinkabouter maar een echt kasteel met alles er op en er aan en met de bedoeling er in te wonen? Dat "wonder" werd kort vóór de eeuwwende en daarop volgende jaren gepresteerd in Loon op Zand. Het werk is nooit voltooid maar er had toch aardig schot in gezeten. Sinds er, na allerlei complicaties, de troffel was stilgevallen, is Loon op Zand een aantal jaren in het bezit geweest van een gloednieuwe "ruïne". De jongste ruïne van Nederland, die het als Loonse curiositeit voortreffelijk deed op de ansichtkaarten uit die dagen. Jammer genoeg viel zij, bij de bevrijding van Loon op Zand in oktober 1944, aan oorlogsgeweld ten offer. Anders had ze nu waarschijnlijk op de Monumentenlijst geparadeerd. Bij de oudere geslachten in Loon, die eens op de "ruïne" speelden, leeft echter nog de herinnering aan het zonderlinge bouwsel en zijn, niet minder zonderlinge, geestelijke vader.

 

De in 1855 te Vught geboren jonkheer Alexander mocht dan in een voorname wieg gelegen hebben, hij had het toch niet zo goed getroffen. Nauwelijks vijf jaar oud bleek hij doof en stom geworden te zijn. Een nog zo zorgvuldige opvoeding kon dat niet veranderen. Trouwens ook zijn verdere ontwikkeling volgde niet de normale banen. Daar kwam nog bij, dat hij al heel jong zijn beide ouders verloor, eerst zijn vader en daarna zijn moeder, freule Lisabeth. Rond het midden van de 19de eeuw was die vader een zeer bekend advocaat, die in Loon op Zand bijzondere faam verwierf doordat hij er in slaagde een van brandstichting beschuldigde inwoner van deze gemeente vrij te pleiten. Dat betekende niet meer of minder dat hij de man van de galg redde. Al vroeg verweesd werd de kleine Alexander met zijn wat oudere broer op een internaat geplaatst. Aanvankelijk studeerden ze te Brussel maar later te Parijs.

Wat er ook aan Alexander schortte, hij trok ook wel in positieve zin de aandacht. Hij bleek aanleg te hebben voor handenarbeid en daarnaast schilderde hij niet onverdienstelijk. Op het Loonse kasteel moeten daarvan nog verschillende voorbeelden aanwezig zijn. Wat die handenarbeid betreft, daarbij ging zijn belangstelling uit naar timmeren, smeden en metselen. En... hij speelde ook nog graag zijn eigen kleermaker. Maar in die dagen had nog wel niemand enig vermoeden tot wat voor manie dat ambitieuze getimmer en gemetsel zou uitgroeien.

 

Kwade genius?

Tijdens zijn Parijse tijd kwam Alexander in contact met een dame Marie Blancé, waarvan later beweerd werd, dat zij door haar negatieve invloed voor een aanzienlijk deel het lot van de jonker mede bepaald heeft. De Française was in ieder geval een heel mooie vrouw. Daar waren ze het in Loon allemaal over eens toen hij met haar in het dorp verscheen met de bedoeling hier ook te komen wonen. Zó vlot ging dat echter niet. Om wat voor reden dan ook - hij slaagde er niet in grond te kopen. Ten slotte kreeg de Loonse familie, de Heer van Loon en diens zuster, medeleven met hun doofstomme neef en zij verkochten hem enige percelen grond nabij het kasteel met geen andere gedachte dan dat neef Alexander daar dan wel een aardige villa zou bouwen. De aspiraties van Alexander namen evenwel een heel wat hogere vlucht. Nadat hij van een Loonse kerkmeester een pasgebouwd herenhuis gehuurd en dit met zijn "eega" betrokken had, toog de nieuwe inwoner van Loon pas voorgoed aan de slag. Geen villa speelde er door zijn brein maar een echt middeleeuws kasteel zou er verrijzen. Als eerste doe-het-zelver van de nieuwe tijd maakte hij eigenhandig tekeningen en bestek. Daar moesten komen: een ronde toren met tinnen, kantelen en schietgaten. Muren met gotische ramen en dit alles omringd door een gracht zoals dat bij een ordentelijk kasteel van een roofridder uit sprookjes hoort. We schreven 1897 toen de eerste steen gelegd werd. De toekomstige slotbewoner en zijn toen nog schone Marie Blancé staken zelf ijverig de handen uit de mouwen. Dit in samenwerking met werklieden van verschillende nationaliteit, die hij links en rechts uit het buitenland haalde.

 

Strubbelingen

Nu zou men denken, dat goed voorbeeld goed doet volgen, maar die oude wijsheid klopte hier niet helemaal. Misschien was het voorbeeld ook wel niet zo best. Het boterde spoedig niet goed tussen patroon en werknemers, welke laatsten even vlot ontslagen als aangenomen werden. Geen wonder! De theorie van de bouwjonker klopte niet altijd met de praktijk. "Soms werden er muren gebouwd van een halve meter dikte over een afstand van tien meters of meer, die - na een paar dagen - weer moesten worden afgebroken..." Ondanks de strubbelingen vorderde de bouw van het kasteel. De muren rezen steeds hoger op totdat rond 1905 heel zijn werkvolk op één man na hem in de steek liet. Met de familie die de grond leverde, was het ook niet zo "wit" o.a. vanwege die Française en dat werd er niet beter op toen men ontdekte, dat Alexander er niet mee getrouwd was, zoals algemeen was aangenomen. Dat kostte hem en zijn bijzit hun plaats in de bank van de adellijke familie in Loons parochiekerk "want zoiets kon je niet doen!"

"Goed! Dan niet meer naar de kerk!" moeten Alexander en Marie gedacht hebben. "We zullen jullie wel krijgen!" Ten aanschouwe van heel Loon en de tegenover het groeiende slot wonende, bedrogen familie begon het tweetal nu voortaan op zon- en feestdagen en zelfs op Kerstmis, Pasen en Pinksteren aan zijn kasteel te werken. Op zondagen groeven ze aan de slotgracht... kruiden eigenhandig stenen enz. Maar ze deden nog veel meer. Ze pleegden ook uitgebreide ontginningen zonder zich iets van de zondagsrust aan te trekken. Dat was natuurlijk helemaal tegen het verkeerde been van de nagenoeg geheel katholieke bevolking van Loon op Zand. Grote groepen gingen zondags naar de bouwers kijken, waarbij de meningen niet onder stoelen en banken gestoken werden. Die kwamen ook nog al eens "op een weinig frisse manier" tot uitdrukking.

 

Meineed

Intussen had het paar zijn intrek genomen in een voorlopig onderkomen nabij hun toekomstig kasteel en... men bouwde voort. In de periode dat Alexander al zijn (Duitse) werklui zag weglopen, kreeg hij weer geduvel met zijn oom. Neeflief had tot diens ergernis een vlonder gelegd over de gracht, die de tuinen van het echte kasteel omsloten. Zo kon Alexander gemakkelijker de provinciale weg bereiken. Dit werd hem niet in dank afgenomen, zeker niet toen herhaalde waarschuwingen van de veldwachter geen gehoor vonden. Dat liep op een bekeuring en een rechtszaak uit. Marie Blancé en een Loonse inwoonster, die met haar op goede voet stond, legden beiden een valse verklaring af. Dat kostte haar alle twee negen maanden gevangenis wegens meineed... Van nu af lag de bouwerij geruime tijd stil.

Jonkheer Alexanders ambities waren niet blijven rusten bij de bouw van een droomkasteel. Hij bebouwde ook zijn gronden. En dat wel op een spectaculaire manier zodat de Loonse boeren hun ogen uitkeken. Hij werkte namelijk machinaal met ploeg-, maai- en dorsmachines. De grootste sensatie verwekte echter wel de stoommachine, welke de andere machines liet functioneren. Bij de komst van die stoommachine had het paar een show voor het dorp weggegeven, waarbij Alexander als bestuurder en de mooie Marie Blancé als stookster fungeerden. Ook zoiets was in Loon nog nooit vertoond.

En nu rijst misschien wel de vraag: "Waar deed hij dat toch allemaal van?" Ter beantwoording daarvan dient men te weten, dat hij in zijn Parijse tijd in België al een stuk of drie villa's of restaurants had laten bouwen als geldbelegging. Deze villa's brachten bij verkoop 90.000 gld. op.

 

Verdwenen

Maar het bleef daar in Loon inderdaad niet allemaal mooi gaan. Marie Blancé, wier schoonheid danig aan het tanen was geraakt, sukkelde met haar gezondheid. Tengevolge van verwaarlozing had zij lelijke wonden aan een voet. Ze kon hieraan zelfs geen schoen meer dragen. Zij liep toen steeds rond met de voet gewikkeld in een jutezak... De verstandhouding met Alexander had ook haar beste tijd gehad. En toen gebeurde het: Op een zekere nacht - het moet rond 1911 geweest zijn - verdween de Française zonder een adres achter te laten. De politie zocht enige dagen vruchteloos totdat er bericht van haar overlijden kwam. Dat zou gebeurd zijn in een hotel te Tilburg. Zij stierf "geheel verzoend met God en de Kerk" zoals het heette. Nadien werden in de Loonse kerk nog herhaaldelijk missen voor haar zielerust opgedragen.

De toch al niet zo stabiele geest van Alexander werd er door het gebeurde niet beter op. Hij betreurde zijn verlies erg, maar bleef toch nog anderhalf jaar zijn "gewone" leven leiden. In Loon op Zand vertelde hij aan sommige mensen, dat hij van plan was naar Turkije te vertrekken om daar "de ware godsdienst" te beoefenen. En daaronder bleek hij de Islam te verstaan. De mensen schudden meewarig het hoofd maar, waarachtig, Alexander stelde een rentmeester aan over zijn goederen, en vertrok inderdaad naar Turkije. Dat kan 1912 geweest zijn en het schijnt, dat notaris Vroemen uit Udenhout zijn belangen behartigde.

 

Metamorfose

Het jaar daarop, in 1913, was er te Loon weer stof voor de spraakmakende gemeente. "Heb je het gezien? Jonkheer Alexander is weer terug!" Inderdaad hij was er... geheel op zijn Turks gekleed met een rode fez op het hoofd en nog altijd gesierd met de mooie baard, die men in Loon zo goed kende. De Balkanoorlog had hem gedwongen zo spoedig mogelijk naar zijn Brabantse basis terug te keren. Rust vond zijn fantasierijke geest daar echter niet. Kort vóór het uitbreken van Wereldoorlog nummer I, dus in 1914, vertrok hij naar Egypte en Noord-Afrika. Slechts éénmaal kwam er een uit Algiers afkomstige brief in Loon op Zand aan. Later bleek Alexander in Midden-Afrika te zitten, waar een oude vrouw hem verzorgde. We danken die wetenschap aan de Kaatsheuvelse pater van de congregatie van Lavigerie, Van der Wee, die daar zijn missiegebied had. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog is Alexander daar ook gestorven. Nadat de familie officieel bericht had ontvangen, werd de nalatenschap onder deze familie verdeeld. Het gerechtelijk vonnis van 1926 zei: "vermoedelijk overleden".

Enige decennia lang heeft te Loon op Zand het onafgebouwde kasteel dicht bij de Provinciale weg achter zijn droge gracht gevegeteerd als een ruïne, die nooit een echte ruïne geweest is, maar er in de loop der jaren steeds meer het karakter van aannam naarmate de muren met struikgewas begroeid en in verval raakten. De jeugd speelde er graag en hagedissen koesterden zich op zomerse dagen in de zon. Aan de passerende, niet ingewijde vreemdeling riep zij allerlei vragen op en zij werkte sterk fascinerend op romantische geesten. Tot over de grens. In het boek "Felix Timmermans - De mens - Het werk" van L. Vercammen deelt de auteur mede, dat voor de Familiekroniek van Timmermans o.a. inspiratie werd geput uit het kasteel van Loon op Zand en in verband daarmee geeft hij een beknopte samenvatting van het verhaal van Jonkheer Alexander.

 

Geen steen over

Wat er van de "ruïne" geworden is? Bij de bevrijding van Loon op Zand in de oktoberdagen van 1944 kreeg ze het zwaar te verduren door granaatvuur. Daardoor werd ze een gevaar geacht voor degene, die er zich in ophield omdat er steeds instortingen dreigden. Derhalve heeft men haar in 1948 gesloopt, waarbij de stenen toen goed van pas kwamen voor wederopbouw van andere vernielingen. Er is geen spoor van overgebleven. Haar geschiedenis leeft alleen nog in de overlevering van mensen, die "er bij waren" en het weer aan hun nakomelingen verhaalden. Verder in documenten van lieden, die aantekeningen maakten en in oude prentbriefkaarten welke ge in de Loonse winkels al lang niet meer kunt kopen.

Het zou ons niet verwonderen als er in Loon nog steeds mensen leven, die de verdwijning van wat ze eens als "hun ruïne" beschouwden, erg betreuren. Maar het verhaal, dat nu reeds een legende lijkt, blijft...

 

PIERRE VAN BEEK