CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

In 1830 was "Het Ven" nauwelijks bebouwd

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 10 juli 1974

 

Wie een kaart van Tilburg van rond 1830 bekijkt, komt tot de ontdekking, dat - terwijl de Heuvel, de Heuvelstraat, 't Heike en de Nieuwlandstraat een drukke bebouwing kenden - op het aangrenzende Piusplein eigenlijk nog nauwelijks iets te koop was. Er stonden maar een paar huizen. Er was trouwens van geen Piusplein sprake. Dit gebied droeg van oudsher de naam 't Ven en het heeft deze tot de dag van heden bewaard in de mond van heel oude Tilburgers. Die naam ontleende het aan de aanwezigheid van twee, in latere tijd als brandkuil gebruikte, vennen. Het was daar maar een natte bedoening; dit in tegenstelling tot de oostelijke kant van het latere Piusplein, waar de Hoge Ven Weikens lagen. We kenden in die dagen ook een Lage Vense Pad (vanaf het latere Willemsplein naar Piusplein) en een Hoge Vense Pad, waaruit later de Hoogvensestraat ontstaan is.

Het curieuze van het hedendaagse Piusplein is, dat er tot nu toe uit die schaarse bebouwing van weleer nog steeds één pandje blijkt overgebleven en dat dit tegelijkertijd ook het kleinste huis van het Piusplein is en naar alle waarschijnlijkheid ook wel het oudste. Eigenlijk een historisch curiosum, dat uit dien hoofde aanspraak op conservatie en restauratie zou maken al hebben we daar nog niet over horen praten. Het zou zonde zijn als het vroeg of laat onder de slopershamer viel. En laten we nu eens gaan kijken, wat er rondom het oude "Ven" en het hier gesignaleerde huisje uit vroeger dagen te vertellen valt.

 

Twee vennen

De twee vennen op het Piusplein werden het Groot Ven en het Klein Ven genoemd. Het eerste lag aan de brede noordkant en het tweede ongeveer op de plaats van de latere verbinding tussen Koningsstraat en Hoogvensestraat. Het Groot Ven strekte zich oostwaarts uit tot waar de Koopmansbeurs gestaan heeft. Volgens het Gemeenteverslag van 1822 werd 't Ven in dat jaar met zoden belegd en kregen de paden een sintelverharding. "De daar aanwezige kuil" werd gefatsoeneerd en met palen en ijzerdraad afgezet.

Op 1 maart 1808 zijn, volgens De Beer, op het Ven in het water gevallen Antonius Blomjous en Peter Verhoeven. De laatste stierf nog dezelfde dag en Blomjous twee dagen later. Of het hier kinderen of volwassenen betrof, wordt niet gemeld. Een ander kroniekschrijver weet te vertellen, dat in zijn jeugd (dit kan rond 1870 geweest zijn!) het plein geheel omringd was met "wanstaltige canadabomen, waarvan er niet zelden een omwaaide". Méér zuidelijk, dus richting Piusparkje, waar het voorheen 't Heike heette en waar zich een schutsboom bevond nabij een brandkuil, waarin op een donkere avond zekere Doorakkers verdronken is, stonden twee waterpompen. Slechts één hiervan leverde bruikbaar water. In het midden van de vorige eeuw ontbrak er nog iedere harde bestrating. In het begin van onze eeuw moeten de kuilen van het Piusplein flink gepekeld zijn geweest. Volgens overlevering werd hierin door de kommiezen in beslag genomen zout gestort in de periode dat de zoutsmokkel, vooral op Korvel, welig tierde.

 

Spontane doop

De naam Piusplein is een spontane uitvinding van de omwonenden, naar aanleiding van de luisterrijke viering te Tilburg van het gouden priesterfeest (na de zouaventijd) van paus Pius IX op 17 april 1869. Tilburg had nogal wat zouaven geleverd in de strijd vóór de paus tegen de Garibaldisten. In 1881 heeft de gemeenteraad de naam Piusplein officieel bekrachtigd. De Piusstraat dankt ook haar naam aan de genoemde paus.

Wat de bebouwing van Het Ven betreft: in 1830 stond aan de westzijde, ter hoogte van de Koningsstraat, een kleine boerderij en aan die kant, zuidwaarts gaande, de zeepziederij van H.P. v.d. Velden. Thans resideert daar de meubelzaak Van A tot Z. De oostkant van het plein was vanaf de huidige Hoogvensestraat in richting Piusparkje bezet door een rij huisjes. Een paar daarvan hebben tot een eind in onze eeuw de herinnering aan het oude Tilburg levendig gehouden. Jammer genoeg is dat niet tijdig onderkend. En hiermede is dan de hele bebouwing van het Piusplein in 1830 - een pand op de hoek van de Jan Aartestraat niet meegerekend - vermeld.

 

Geen dooie boel!

Zo'n dooie boel als het lijkt, was het er echter niet want de zeepziederij van Van der Velden, een rentenier die in de wijk Kerk woonde, luisterde drie jaar van te voren nog naar de naam Tivoli, een belangrijke herberg, sinds 1827 eigendom van A.J. Donders. Deze had voor f 2.000,- het huis Tivoli gekocht van de hier gevestigde schutterijen van de voet- en de kruisboog. Dat zullen St. Joris en St. Sebastiaan geweest zijn. Dit Tivoli (niet te verwarren met het latere Tivoli aan de Bosscheweg) betrof een hele bedoening. Lengte langs de straatkant 32,5 meter en diepte 8,5 meter. Er was aan verbonden een tuin met koepels van 100 bij 25 meter en er lag een schietbaan van 75 meter lang en 7,5 meter breed. Sinds een aantal jaren werden er danspartijen en concerten gegeven. De genoemde gilden waren er gevestigd.

Donders verkocht het gedoe aan Van der Velden en wel reeds weer in 1827. Diens hier ingerichte zeepziederij "De Hoop" ging echter in 1832 of 1834 over in handen van de latere koning Willem II. Deze maakte er paardestallen van en de "pleziertuin" herschiep hij in weiland. Na 's konings dood verkochten de nabestaanden de verschillende malen uitgebreide stallen plus manege en het erf van Tivoli aan de architect Van Tulder, van wie het bezit overging op diens zoon, de "bouwmeester" H.J. van Tulder. Vermoedelijk zijn de stallen rond 1865 afgebroken. In 1870 was er in ieder geval niets meer van over. We vonden ook een notitie volgens welke "de zeepziederij" op 28 september 1865 voor afbraak werd verkocht.

 

Trapjeshuizen

Als we nu eens de bebouwing aan de oostkant van het Ven vanaf Hoogvensestraat richting Piussparkje bekijken, dan treffen we daar nog slechts het ene reeds vermelde oude pandje aan. De rest is allemaal vervangen door nieuwbouw. Karakteristiek voor de oude rij woningen was, dat de toegangsdeuren hoog lagen en dat derhalve vier panden voorzien waren van trapjes. In de eerste decennia van onze eeuw woonde op de zuidelijke hoek van de Hoogvensestraat de antiquair Knibbeler, daarnaast zaten de familie Van Heyst tot ongeveer 1930, Marie van Eijck met haar kruidenierswinkel en in het laatste, nu nog aanwezige trapjeshuis, tot voor vrij kort een zekere Hendriks. Met uitzondering van het laatste pandje wordt thans de ruimte hier, achtereenvolgens van noord naar zuid gezien, ingenomen door De Wolkast, een schoenenzaak, drie flinke middenstandswoningen in één waarvan de veearts Bogaers, en het grote, witte pand van tandarts Nico Claassen. Dit huis staat op de plaats van de kruidenierswinkel van Marie van Eijck.

 

Vergane wereld

De Tilburgers, wier herinnering teruggaat tot de twintiger jaren, zullen zich huis en bewoonster nog herinneren. Het huis was in die dagen reeds een archaïsme en tevens een symbool van een winkel uit een gezapige, oude tijd, die wel eens goed genoemd wordt. Het betrof een pand met een schuin pannendak, waarop een dakkapel. Het was over de hele breedte voorzien van een stoep met stenen paaltjes, waartussen kettingen met scherpe punten hingen. Drie treden gaven toegang tot de zich in het midden bevindende deur met een sober versierd bovenlicht, waarop het woord "Kruidenierswaren" geschilderd was. Rechts van de deur bevond zich de winkelruimte, geheel in de gemoedelijke, warme stijl van vóór en ook nog na de eerste wereldoorlog. Dat betekende een blankgeschuurde, houten toonbank met op de hoek een grote koffiemolen en erboven een aan de zolder hangende weegschaal met twee, altijd blinkend gepoetste, koperen schalen, waarvoor de hedendaagse antiekverzamelaars zich nu de vingers zouden afbijten.

Aan een touwtje boven die toonbank ontbraken de groen-grijze punt- en andere builtjes van ruw papier niet, en op die toonbank miste men evenmin de "weg" boter met het klassieke, houten schepje. "De beste boter, die er in Tilburg te krijgen was", zei onze zegsman. En die kon het weten. Langs de wanden zaten planken met daaronder grote houten bakken voor de grutterswaren. Achter de toonbank lag een houten "tree" tegen de koude voeten vanwege de stenen vloer. Stokvis werd er ook verkocht, evenals stroop. Deze laatste werd met een lange, koperen lepel uit een grote stroopton geschept. In de etalage trokken, achter de kleine ruitjes, flessen van geslepen glas en een deksel met een scherpe punt de aandacht plus twee blauwachtige aardewerkpotten. Deze hadden aan de bovenkant een brede opening, welke was afgedekt met een koperen deksel met een knopje erop.

Zó wordt de winkel van Marie van Eijck ons voor de geest getoverd. Wat wij aanvaarden als een welkome aanvulling van eigen herinnering, welke helaas nooit verder is gegaan dan de buitenkant van het pand, dat ons eigenlijk van jongsaf gefascineerd heeft. Evenals het nog bestaande kleine huisje.

 

Buitenbeentje

Dit pandje zit nu schuchter weggedoken tussen zijn grote buren, de panden van Claassen en het timmerbedrijf van de aannemer A. van Erven aan de andere kant. Het doet zijn best niet op te vallen alsof het huisje zich schaamt over zijn aanwezigheid en zich voortdurend vol verbazing afvraagt waarom het in een turbulente tijd van nieuwbouw aan de slopershamer ontsnapte. En nu is het moment daar, dat het juist de aandacht trekt omdat het zo'n buitenbeentje op het Piusplein is door zijn trapjes, zijn klein, hoog stoepje en zijn petieterigheid. 't Heeft zo weinig om het lijf. Niets dan een voordeur met één raam met vensters aan weerskanten en aan de linkerkant een boogpoortje. Dit alles onder de gootrand van een schuin dakje van rooie, Hollandse pannen. Als onze inlichtingen juist zijn, zouden zich in het interieur nog een bedstee en een opkamer bevinden. Het gekleurde glas-in-loodbovenraam in de deur valt als een ooit ondernomen poging een beetje mee te marcheren in een modernere tijd, die al lang weer niet modern is, uit de toon. En als de cementen gevel eens werd afgebikt, wat zou er dan te voorschijn komen?

We hebben geprobeerd eens wat dieper te duiken in het verleden van dit huisje en het verdwenen pand van Marie van Eijck. Het eerste draagt momenteel als huisnummer het getal 49. Een moeilijkheid bleek dat beide panden vroeger onder één nummer geboekt stonden. Als we dan ook al vroegere namen vonden, valt het niet uit te maken welke naam bij welk huis behoort en ook niet of we met eigenaar of huurder te maken hebben, zodat we dit meestal in het midden moeten laten. De panden blijken weleer toch onderscheiden te zijn en wel in "het groot huis" en "het klein huis".

 

Van de Knikker

Bij ons onderzoek stuitten wij op een in 1731 geboren Jan van de Knikker, een bekende klokkenmaker, die op het Piusplein of in de Heuvelstraat woonde. Hij trouwde in 1767 en was in 1770 de aannemer van het onderhoud van de klokken van de Heikese toren. In 1815 woonde hij op Korvel nr. 353, waar hij ook gestorven is. De Beer meldt in zijn "Dagboek" d.d. 1786: "In juni is bij Jan van de Knikker te Korvel gebroken en gestolen." We vermelden deze Jan omdat verschillende namen Van de Knikker verbonden zijn aan de ons intrigerende panden van het Piusplein. We lijken hier met een niet onaanzienlijke familie te maken te hebben en zijn daarom geneigd te denken, dat het om het verdwenen huis van de latere Marie van Eijck zal gaan al is dat maar een gissen.

Van 1737 tot 1775 woonde in het pand op Het Ven ene Hendrik Jan van de Knikker. Deze moet een vooraanstaande figuur geweest zijn of iets met het muziekgezelschap te maken gehad hebben, dat als voorloper van de Nieuwe Koninklijke Harmonie beschouwd kan worden. In het dagboek van De Beer lezen we immers d.d. 1775: "29 Dezember heeft men alhier in de Roomsche kerk in de lijkmis of lijkdienst van den Heer van de Knikker met muziekinstrumenten gespeeld de mis van Requiem."

 

Oude clarinet

Typisch is, dat het Tilburgs gemeentearchief een clarinet bezit van het fabrikaat "De Knikker Tilborgh", welk instrument bespeeld werd bij de feestelijke intocht te Tilburg van Primus van Gils in 1779. Het muziekinstrument is in het archief terecht gekomen door bemiddeling van wijlen Lambert G. de Wijs naar wie in Tilburg een straat werd genoemd (zijstraat van de Goirkestraat). De heer De Wijs was in leven lid van de Nieuwe Koninklijke Harmonie.

Na 1775 woont in het pand Piusplein de weduwe van Hendrik Jan en na 1781 treffen we er de kinderen van H.J. van de Knikker aan. In 1799 is een Geertruida van de Knikker eigenares van het pand en in 1821 staat als eigenaar te boek Franciscus van de Knikker. Na die tijd ontmoeten we de naam niet meer op Het Ven. Wat niet wil zeggen, dat het geslacht Van de Knikker uit Tilburg verdwenen was. Aan het eind van de vorige eeuw was in de Heuvelstraat op de hoek van de Markt, waar later o.a. Jamin gezeten heeft, een zaak - vermoedelijk in garen en band - van Wassen-van de Knikker. De volksmond uit die dagen sprak heel komisch, bewust of onbewust, van "De wassende knikker".

 

Nieuwe eigenaars

Na afscheid te hebben genomen van het geslacht Van de Knikker ontmoeten we in 1831 als eigenaar van de panden de in de Heuvelstraat wonende fabrikant Gerardus Bogaers. Rond die tijd zou in het huis op het Piusplein Gerardus Rommelaars gewoond hebben, die een functie had in dienst van de Prins van Oranje, de latere koning Willem II. Onlogisch is dat niet, daar de Prins nauwe relatie met de familie Bogaers onderhield. Hij logeerde meerdere malen bij deze familie in de Heuvelstraat.

In 1840 bezit Hendrik Peter van der Velden het pand, dat nagenoeg tegenover zijn zeepziederij lag. In nog later tijd drijft Jan Baptist Melis er een zaak en na hem Cornelis van Eijck, waarmee we dan op onze tocht door het verleden zijn aangeland bij het geslacht van de reeds opgevoerde Marie van Eijck met haar kruidenierswinkel.

Door de komst van deze Jan werd het grote huis de bakermat van de weleer zo bekende manufacturenzaak in de Heuvelstraat "Hubert Meelis 't Hert". Jan Baptist Melis, die toen zijn naam nog met één "e" schreef, wat later een dubbele "ee" werd, dreef een handel in sokken en ellegoed. Als firma-embleem voerde hij een hertekop met gewei, welk attribuut tegen de pui van zijn winkel prijkte. Dit embleem dwarrelde trouwens al in 1600 als een soort wapen door de papieren van de familie Melis.

 

Koninklijke weg

Jan Baptist deed het met zijn zaak op Het Ven goed. Of hij hofleverancier van Willem II was, weten we niet. Wél, dat de koning er zo'n beetje kind aan huis was. De relatie wordt getekend door het feit, dat de koning als hij naar de Koningshoeven toog, de kortste weg koos en die liep via de Koningswei... dwars door de winkel van Jan Melis!... De vorst had voor zijn ontmoetingen een stereotiepe begroetingsformule. Die luidde: "Zo krullebol!"... En daarmee zijn we dan meteen geïnformeerd over Jan Melis' haartooi. Gemoedelijke dagen waren dat in die tijd wel.

Een zoon van Jan Melis Adriaan opende op 15 oktober 1851 een winkel in de toenmalige Kerkstraat in een pand, dat hij gekocht had van de boekhandelaar Bergmans. Die Kerkstraat van toen zou onze latere Heuvelstraat worden. De hertekop verhuisde mee naar de Heuvelstraat. Geslachten komen en geslachten gaan. Zo vinden wij in 1890 in de Heuvelstraat een zakenpand met een orgelachtig front, waarin een Jan Hubert Meelis de scepter zwaait. Sindsdien sprak men in Tilburg van "Hubert Meelis in Het Hert", een naam die de fiere hertekop aan de pui nadrukkelijk onderstreepte. De bijvoeging gold tevens ter onderscheiding van een andere firma Meelis in de Heuvelstraat, eveneens in manufacturen. Deze was gevestigd ter hoogte van het huidige pand van C en A.

 

En dat hert?...

Hubert Meelis overleed in 1923. Ondanks daarna plaats hebbende reorganisaties en verbouwing bleef de hertekop tot in de laatste jaren een markant "uithangbord" in de Heuvelstraat tegenover de Telefoonstraat, waar nu Blokker is gevestigd. Zonder de hertekop! Laat ons nu nieuwsgierig zijn, waar die gebleven is! Hij had toch zijn historie!...

In onze eeuw is het Piusplein een steeds belangrijkere rol gaan spelen in het leven van de stad. Het was toen aan alle kanten volgebouwd. Aan cafés bestond er geen gebrek. Over het plein koos eens de "Goolse tram" zijn weg naar Esbeek, circussen vonden er een plaats o.a. Haegenbeck en er werd, naast de Heuvel, kermis gehouden. Aan de kant van Knegtel werd 7 Juli 1919 een tijdelijk gebouw van de gemeentelijke Koopmansbeurs geopend, welke vanaf 3 september 1917 gevestigd was in het Palace-gebouw, Heuvel 12. Het weinig fraaie beursgebouw, waarin o.a. ook Fancy Fairs gehouden werden, is in 1927 weer afgebroken. Met de komst van brede verkeersstraten van het nieuwe centrum met het moderne Koningsplein verloor het oude plein zijn karakter en vooral zijn beslotenheid. Praktisch is de randverbouwing helemaal of minstens gedeeltelijk vernieuwd.

 

Laatste getuige

Slechts één getuige van het verleden bleef bewaard. Dat is het kleine huisje met de trapjes nr. 49. Dit heeft het hele reilen en zeilen van Het Ven en Piusplein meegemaakt, de geslachten zien komen en zien gaan. Daardoor wijs geworden, kijkt het nu met haast geloken ogen vanuit zijn teruggedrongen plaatsje bescheiden en - naar wij soms denken - een beetje angstig naar de lawaaierige wereld rondom. In stilte smeekt het om een blijvend plaatsje onder de zon. Omdat het tot praten en vragen te schuchter is, maken wij ons ongenood tot tolk. Dit huisje dient bewaard te blijven!

 

PIERRE VAN BEEK