CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburgs laatste kwezel overleed pas in 1936

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 10 april 1974

 

De kwezels en kwezelaars in strikte zin kent onze tijd niet meer. Ze hebben in het verleden o.a. ook in Tilburg - zeker voor wat het vrouwelijk element van het instituut betreft - een belangrijke rol gespeeld. Tilburgs laatste kwezel is zelfs eerst eind 1936 op 84-jarige leeftijd overleden. Het betrof hier Maria Elisabeth Smarius, die op 7 november 1882 in de derde Orde van Sint Norbertus werd aangenomen. We lezen dit in de jongste aflevering van "Actum Tilliburgis", het orgaan van de Tilburgse Heemkundekring. Een groot deel van deze publikatie wordt in beslag genomen door een artikel van C. Weijters onder de titel "Norbertuskwezels in Tilburg". Met de van deze auteur bekende nauwgezetheid heeft hij zich verdiept in de levensstaat van de Norbertuskwezels in het algemeen en de beleving en verbreiding van dit instituut te Tilburg in het bijzonder. Als oprichter van het instituut wordt genoemd Petrus van Emmerik, een Norbertijn, die van 1616 tot 1625 pastoor van Tilburg was.

 

Oudst bekenden

In het jaar 1665 staan te Tilburg drie kwezels als zodanig te boek, wat niet wil zeggen, dat er niet veel meer geweest zijn. Die drie waren Jenneken Cornelis Joosten, Peterken de Suster en Maria Adriaen Peters van Heijst. In een notariële akte van 1677 duiken er twee op, t.w. Adriana, dochter van Aert Meeuws Jansen en Angela, dochter van Antonius Jansen. In een testament uit 1700 vermaakt Anna Adriaen Hoffen een schilderij van de H. Norbertus en haar kwezelskragen aan haar nicht Margaretha Hoffen. In 1698 ontmoeten we een kwezel Van Winninge, die school hield op Broekhoven, zoals dit een Peter de Kwezelaar op de Hoeven deed in het huis van Adam Somers. Voor wat de 18de eeuw betreft, kon de auteur niet zoveel over Tilburgse kwezels achterhalen. In januari 1728 stuit hij op de naam Catharien Mutsaers.

 

Ongewone rol

In 1731 figureert in 'n gerechtelijk vóóronderzoek de kwezel Cornelia de Bont. In 'n ietwat "heilige rel", waarvan J. Becx melding maakt in zijn artikel in het werkje "Eeuwen en uren in de Hasseltse kapel". Als hij de historische achtergrond van de kapel tot 1794 belicht, treden "de kwezels Verschueren" in een ongewone rol op. In de omgeving van de kapel waren door Cornelis Smolders twee wilgebomen gerooid en verkocht. Terecht of ten onrechte meenden enige omwonenden, dat die bomen eigendom van de kapel waren en dat de rooier zich derhalve aan diefstal zou hebben schuldig gemaakt. Dit leidde tot een volksoproer, dat uitgelokt zou zijn doordat de kwezels "op de pan speelden", dat wil zeggen: ketelmuziek tegen Smolders maakten. Zo was het op een dag van het jaar 1725 dus ook nog eens een keer!...

In 1799 woonden in een huis, wijk Veldhoven 70B, vlak ten noorden van de toenmalige schuurkerk op 't Goirke, vier ongetrouwde vrouwen bij elkaar, die kennelijk geen familie van elkaar waren. Het gold hier de eigenaresse van 't huis Maria Adriana Smulders, Maria B. van de Wouw, Clasina van Huygevoort en Adriana Maria van Hemert. In 1807 woonden deze vrouwen nog bij elkaar. Ook tussen 1810 en 1820 werd dit huis door geleidelijk wisselende vrouwen bewoond. De schrijver acht het niet onmogelijk, dat we ook hier met kwezels te maken gehad hebben.

In de 19de eeuw worden in 1820 als kwezels de namen Den Ouden en Mutsaers vermeld. De laatste leerkwezel op 't Goirke was vermoedelijk Dien Biesen, bij de burgerlijke stand Gerdina Verbiesen, geboren op 1 mei 1816 en overleden 7 november 1884. Zij was een dochter van Hendrikus Verbiesen en Henrica Kolen en woonde in haar kwezeltijd West-Heikant 1103, dat was op de hoek van de Goirkestraat en de Wittebollenstraat. Zij woonde daar in bij bakker Koolen. Ze droeg nog een kwezelmuts.

Rond 1900 woonde in de Korte Schijfstraat, "schuin tegenover de poort van Brouwers' fabriek", kwezel Van Doremalen, ook een leerkwezel. De laatste van dit genre in Tilburg is waarschijnlijk geweest Francisca van den Hout, geboren 10 maart 1821 en overleden 31 oktober 1913. Zij was leerkwezel geweest in de buurt van Klein-Oel en woonde Trouwlaan 83.

Als ziekenverzorgster werd genoemd de kwezel Anna Barbara Mannaerts, geboren 21 maart 1817 en gestorven 20 april 1895. Die woonde op 't Hof, een groot huis met drie woningen, welke aan drie kanten een deur hadden. Dat huis stond aan een zandweg, die liep van het Lijnsheike tot aan de molen in de Lijnse hoek.

 

Johanna Manni

Peerke Donders spreekt in een van zijn brieven van een kwezel Manni. Het betrof hier Johanna Cornelia Manni, geboren in 1807. Haar ouders waren Adriaan Manni en Johanna Catharina den Ouden. Haar vader was winkelier in de wijk Oerle nummer 143. Dat was aan het begin van de Nieuwe Goirleseweg, ten zuiden van die straat. De twee jaar jongere broer van deze kwezel, Adrianus Hubertus Manni, was van 1859 tot 1867 abt van de abdij van Berne te Heeswijk.

Korvel had nog een kwezel in Johanna van Iersel, geboren 1 november 1838 en overleden 29 maart 1901. Zij woonde tegenover het zustersklooster. Als kwezelaar wordt een Francis Teurlings genoemd, geboren in 1815 en overleden 27 januari 1900. Deze, die wever van beroep was, woonde op 't Goirke.

In de 20ste eeuw hadden de kwezels nauwelijks nog een functie in parochie of wijk. Dat de kosteressen of voorbidsters in de Hasseltse kapel kwezels waren, is niet juist. Van de vijf kosteressen, die L.G. de Wijs tussen 1797 en 1939 vermeldt, duidt hij er maar één als echte kwezel aan. Dat was dan Petronella van Gool. Zij deed dienst in de kapel van 1890 tot 1912. Volgens Van Miert zouden er in mei 1918 in de parochie 't Goirke nog veertien kwezels in leven zijn geweest. Dit komt Weijters een nogal hoog aantal voor.

 

Antiek beeldje

Het eind van het instituut kwam in Tilburg in de dertiger jaren. Kort daarvoor stierf de kwezel Cornelis de Jong. Deze bezat een 18de-eeuws houten beeldje van Sint Norbertus onder een stolp en een geschreven regel door Adriana Mallens. Deze regel was via een zekere kwezel Vermeer terechtgekomen bij kwezel De Jong. Lambert de Wijs zorgde er destijds voor, dat beeld en regel in het gemeentearchief terechtkwamen. En daar berusten ze nu nog.

Een kwezel Johanna Maria van Dijk woonde in het begin van de 20ste eeuw in de Vernisstraat 79. Zij was geboren in Tilburg 14 december 1838 en overleed daar 7 april 1924. In het Sint Leonardusgesticht aan de Heikant stierf 17 maart 1932 Johanna Maria Biezemortels in de leeftijd van 88 jaar. Zij was in 1872 onder de kwezels opgenomen. Op 5 december 1936 stierf dan, als laatste kwezel, de in de aanvang van dit artikel vermelde Maria Smarius. Het instituut der kwezels had in Tilburg ruim driehonderd jaar bestaan.

De auteur in "Actum Tilliburgis" staat ook stil bij de regels en werkzaamheden der kwezels. Wij schenken hier speciaal aandacht aan de namen en data van onze kwezels, vooral daarom omdat die gegevens zo exact zijn en méér bevatten dan wat daarover tot nu toe gepubliceerd is. Misschien een aansporing voor mogelijk geparenteerden ook 'ns in hun oude familiepapieren te snuffelen.

 

Luguber gedoe

Een lugubere geschiedenis brengt Wim van Hest in hetzelfde tijdschrift onder de titel "Geclotter" met een "kinderkopken". In 1741 werd er op de Heikant een "kinderhoofdje" gevonden. Ondanks sterke aanwijzingen in bepaalde richting werd er niet met zekerheid vastgesteld of er sprake was van moord of van een doodgeboren kind. Kinderen troffen in een weiland een hoofdje aan "daer de harsens uijtvielen", zo heet het in een verslag van een getuigenverhoor. Het meest opvallende in dit verslag is wel de nonchalante wijze, waarop met dit "kopken" werd omgesprongen en de autoriteiten aanvankelijk buiten de vondst werden gehouden. Het hoofdje wordt als "sijnde noch vers" gekwalificeerd. Een getuige beschrijft de vondst als "een cleijn kinderkopke, sijnde binnen hol, en maar eenige roodigheijt in 't hoofdje gesien, alwaer de jongens mee lagen en clotterden".

 

Te bar!

Wat dat "clotteren" geweest mag zijn? Misschien voetballen?... De hier aan het woord zijnde getuige Jan Cornelis Mutsaers vond het in ieder geval te bar. Hij maakte een eind aan het gedoe en begroef het hoofdje in een sloot onder toezicht van getuigen. Met het gesol was het afgelopen. Of de door schout en schepenen uitgeloofde premie van dertig gulden de oplossing van de affaire gebracht heeft, kon de schrijver niet achterhalen.

 

Ronald Peeters geeft een beschrijving van een destijds door Lambert G. de Wijs aan 't gemeentearchief afgestane prehistorische bijl, die vermoedelijk afkomstig is uit een akker aan de Loonseweg en uit plm. 2000 jaar voor Chr. moet stammen. "Actum Tilliburgis", dat met een foto en een tekening verlucht is, sluit met een "Ingezonden Stuk" over een Tilburgs versje en de inhoudsopgave van de jaargang 1973.

 

PIERRE VAN BEEK