CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Rijens banden met Baronie werden losser gemaakt

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 10 oktober 1973

 

De dochter is de moeder boven het hoofd gegroeid! Eigenlijk een normaal verschijnsel. Niet zo voor de hand liggend als het hier in beeldspraak gaat over de tweelinggemeente Gilze-Rijen. Dat in de benaming uitgedrukte tweelingschap dateert van 1524 toen Rijen tot een zelfstandige parochie werd verheven, nadat het tot dan toe eigenlijk niet meer dan een buurtschap van Gilze had uitgemaakt. Weliswaar beschikte Rijen al in 1464 over een kapel maar de papieren van Gilze gaan veel verder terug. Reeds tot 992 waarmede Gilze tot de oudste plaatsen behoort. Lange tijd slaagde Gilze er in haar hegemonie te handhaven totdat - door een complex van oorzaken, waaronder een paar tragische - Rijen werd opgenomen in "de vaart der volkeren". Overplaatsing van het gemeentehuis van Gilze naar Rijen in april 1961 vormde daarvan een méér dan symbolische bezegeling.

 

Wanneer onze gedachten teruggaan naar het Rijen van de eerste decennia van onze eeuw, dan is die naam onafscheidelijk verbonden met de penetrante geur van run en lijmvlees. En visueel met één lange straat, die gekarakteriseerd werd door een reeks van donkerbruine en bijna altijd half openstaande luiken van de droogzolders der looierijen, die oorzaak waren van Rijens specifieke geur. Rijen betekende het land van het leer. Een in de 19de eeuw opgekomen industrie, die in haar oorsprong werd uitgeoefend als nevenbedrijf bij een boerderij. Onze eeuw zag daarna de eerste, grote leerfabriek verrijzen. Voor iemand, geboren en getogen in het land van de textiel, betekende de geur van "de Rijen" een hele overgang. Hij verklaarde dan nogal de graag, dat het "op de Rijen" stonk al zal het de autochtone bevolking daarmee dan niet eens geweest zijn. Als typisch voorbeeld van lintbebouwing met nauwelijks een behoorlijke zijstraat bleef de Rijen wat gezellige dorpssfeer in zijn bebouwing betreft, ver bij Gilze tenachter.

Er was trouwens - althans voor ons! - met de Rijen nog iets anders aan de hand. De Rijen betekende Baronie. Baronie van Breda. Dat hield in een geheel ander land, een andere historische ontwikkeling en zelfs een "andere" cultuur. Misschien moet ge wel doorgefourneerde Meijerijenaar zijn om dat verschil intuïtief te ondergaan. In de Rijen was het alles Breda wat de klok sloeg en we hebben daarvan het gevoel overgehouden, dat men er wel eens wat laatdunkend naar die wever van Tilburg keek.

 

Metamorfose

Wie met zulke, al of niet juiste jeugdindrukken in het achterhoofd, na vele jaren zich plotseling in het vernieuwde Rijen terugvindt, wrijft zich wel even de ogen uit. Dat oude de Rijen heeft - met behoud van zijn oude Hoofdstraat - een metamorfose ondergaan, die klinkt als een klok. Daarbij hebben we dan speciaal de uitbreiding naar het westen op het oog. Ge moet er maar eens gaan kijken rondom het nieuwe raadhuis en op de Kennedylaan.

Er heeft zich in de naoorlogse jaren een grote verandering voorgedaan, waardoor de oude lintbebouwing niet meer haar accent aan het hele dorp geeft. Daarnaast heeft zich in de loop der jaren ook wijziging voorgedaan in de verhouding tot Breda, dus tot de Baronie. De historische banden blijken losser geworden en de Rijen, zowel als Gilze, oriënteren zich thans méér op Tilburg. Dit komt sinds 1958 o.a. tot uitdrukking door de betrokkenheid van de beide Baroniedorpen bij de "streekraad" Tilburg. Ook na de oorlog tot stand gekomen gemeenschappelijke regelingen met andere gemeenten tonen duidelijk aan, dat zowel Gilze als Rijen zich méér en méér zijn gaan richten op Midden-Brabant met Tilburg als centrum.

 

Spotrijm

Het zal de niet-ingewijde zijn opgevallen, dat wij hierboven van "de Rijen" en "op de Rijen" gesproken hebben. "De Rijen" is niet officieel, maar wel de oude, vertrouwelijke spreekwijze van de volksmond als hij over Rijen spreekt. In deze volksmond woont ge bv. "op de Rijen". Ge treft die uitdrukking ook aan in een oud rijmpje, dat nu wel zijn betekenis geheel verloren heeft, aangenomen dat het ooit zin heeft gehad. Het is een enigszins scherp rijmpje, dat wel niet door de Rijenaar zelf maar eerder door bewoners van een omliggende gemeente zal zijn uitgezonden. Het kan echter ook wel zelfspot zijn! Of het een karakteristiek van de toenmalige Rijense meisjes gaf, weten wij niet. Wél, dat het rijmpje ons decennia lang in het hoofd hangt. Het luidt als volgt:

 

Wie op de Rijen

Wil komen vrijen

Moet hebben een knol op zak

Want de Rijense mèskes hebben niets dan kaole kak.

Kaole kak en kaole zwiet

Is al wat ge op de Rijen ziet!

 

Om het vers goed te verstaan dient ge te weten, dat met "knol" een horloge bedoeld wordt. Dat was dan een greep uit het folklorekastje!

 

Wat de naam Rijen betreft, Juten vond hem voor het eerst in een stuk van 1414 als Ryden. De naam treft men in verschillende spelling aan. In de 15de en 16de eeuw is de huidige spelling de meest gangbare. "Op de Rijen" dringt de gedachten in de richting van een waterloop. In Oud-Nederlands heette deze "ryt" of "rije". In Tilburg kwamen we zo aan onze wijk "De Reit". In de Kempen komt de benaming "rijt" nu nog veel voor. Voor de loop van Rijen zou dan de Donge in aanmerking komen daar een deel van Rijens gebied hier langs gelegen is.

 

Het spoor

Als een eerste aanzet voor de latere opkomst van de Rijen is zeker de totstandkoming geweest van het eerste deel der door de Staatsspoorwegen aangelegde lijnen, het traject Breda-Tilburg. De officiële opening daarvan vond plaats op 1 oktober1863. Verschillende gemeenten, o.a. Dongen en Oosterhout, hebben zich de benen onder het lijf uitgelopen om de lijn bij hen langs de deur te krijgen. Rijen kreeg ze. Het typische daarbij is, dat Gilze-Rijen niet veel stappen voor dat spoor ondernomen heeft. Misschien wist men tóch op fluweel te zitten, daar de recht afgebakende lijn van Dorst naar Tilburg nu eenmaal door het dorp moest komen. Op 5 oktober werd de lijn voor het publiek opengesteld.

De grote dag van 1 oktober was met veel feestvertoon gepaard gegaan. Niet minder dan zes ministers waren daarbij van de partij o.w. Thorbecke als minister van Binnenlandse Zaken. Het spul begon in Breda, waar de trein tegen plm. 12.15 oostwaarts vertrok, uitgeleide gedaan door een jubelende menigte. De trein bestond uit een tiental rijtuigen, verdeeld in eerste klas A en B, tweede klas en derde klas. De eerste klas A en B waren respectievelijk uitgerust met gestoffeerde zittingen van rood en grijs fluweel. Vooral het rood fluweel deed het goed want dat gold in die tijd - en nog lang daarna - als het summum van sjiek. Er reden twee locomotieven mee. Als "verkenner" reed een versierde locomotief... met de zoon van de president als "Eclaireur" voorop, zo heet het in een verslag. Een tweede locomotief trok de eigenlijke trein. De machinist daarop was Peacock, de directeur "himself" van de Engelse firma, die de locomotieven geleverd had.

Wij vonden een in nogal hooghartige toon geschreven kranteverslag over de feestrit van "een ooggetuige". Zo in de geest van iemand, die zich verwaardigd heeft de expeditie naar die Brabantse binnenlanden eens mee te maken. Bij aankomst te Rijen zag hij de plaatselijke kopstukken w.o. ook twee veldwachters met een buitengewoon hoge hoed op, waarop de letters N.B. stonden. "Officieren uit Breda lazen daaruit 'Nooit Bang', ambtenaren uit Den Haag maakten er 'Nota Bene' van", zo grapt de ooggetuige. Verder rept hij van naïeve versiering met sparretakjes, guirlandertjes en gekleurde lintjes. "Zij verhoogden het toneel in de hei want de dorpen van het station liggen nog wel op een uur afstand." (sic.) Hij wist er derhalve niets van. In de kleine wachtkamer trof hij "dezelfde sfeer" aan. De burgemeester (dat was W.J. Mol) sprak de minister van Buitenlandse Zaken toe. "Gelukkig maakte de man het kort!" verzucht de verslaggever, die ook muzikanten in zwart fluweel signaleert. Dat is dan vast wel St. Caecilia uit Gilze geweest.

Gilze-Rijen vormde de enige halte op de weg naar Tilburg. "Een tiental minuten later - aldus de ooggetuige - merken we aan de huizen en akkers, dat we bewoonde streken naderen en weldra Tilburg." Na een officiële ontvangst aldaar keerde de trein om drie uur naar Breda terug met een stop te Rijen, waar "de harmonie nog steeds stond te blazen". In Breda werd de trein ingehaald met muziek en klokgelui. Een diner en vuurwerk besloot de dag.

De verbinding Breda-Tilburg v.v. startte met drie treinen per dag. In 1869 waren het er vijf, in 1880 negen. De frequentie werd steeds hoger. In 1937 kon men van de Rijen 15 keer per dag naar Breda en 18 keer naar Tilburg. In 1953 waren die cijfers reeds tot 36 en 37 keer opgelopen. Rijens eerste stationnetje brandde in 1911 totaal af. Pas tijdens de mobilisatiejaren 1914-1918 werden het huidige station en goederenloods gebouwd.

Bij de aanleg van de lijn deden zich enige ongelukken voor. Op 3 juni 1862 werd een arbeider gewond doordat hij tussen twee wagons beklemd raakte. Bij het station te Rijen sprong op de avond van 13 november 1862 een werkman te vroeg van een arbeiderstrein. Hij kwam op de rails terecht en kreeg zes wagons over zich heen. Op 24 september 1863 lichtte men een wissel toen een trein met arbeiders in volle vaart naderde. Twee werklieden sprongen van de slingerende wagons. Een van hen werd zwaar verminkt en stierf, de andere raakte ernstig gewond.

Tot aan de Tweede Wereldoorlog had Rijen een rechtstreekse verbinding met Gilze. Door de aanleg van het grote vliegveld door de Duitsers is die verbinding opgeslokt en nooit weer hersteld. Om nu naar Gilze te komen, moet er wel een afstand van vijf tot zeven km worden afgelegd tegenover vroeger drie.

 

Vliegen

De oude gezellige verbinding ging door de bossen langs de Molenheide. Die Molenheide vormde in het begin van onze eeuw een begrip in Nederland. Hoe primitief de outillage daarvoor ook was: een kale plek in de hei, een hangar en een windzak... op de Molenheide zagen de mensen uit onze contreien voor het eerst "vliegmachines", zo heetten die kleine dingen, de lucht in gaan en verbazingwekkende stunts uithalen. Dat waren de schone dagen, dat dorpscorrespondenten aan hun Tilburgse kranten als nieuws berichtten: "Heden passeerde een vliegmachien onze gemeente. Het verdween in noordelijke richting" en daarvoor dan 15 cent in de zak staken. Maar als Jan Olieslagers, de grote Belgische pionier van de luchtvaart met de bijnaam van "de Antwerpse duivel" op de Rijen van de partij was, kwam er natuurlijk ook groot nieuws uit de nijvere pen. Dat was dan echter niet voor de correspondent maar voor een redacteur zelf weggelegd...

In die dagen klom men in bomen en op daken om Jan in zijn stuntwerk bezig te zien. En in zijn enthousiasme zong men het zeer populaire lied:

 

Als Olieslagers dood is

Dan krijgen wij misschien

De helft van zijn centen

En ook zijn vliegmachien

Dan gaan we vliegen!...

Dan gaan we vliegen!...

Dan gaan we vliegen

door de lucht!

 

Stuntduivel

Jan Olieslagers is al méér dan dertig jaar dood. Hij stierf 23 maart 1943 te Berchem (Antwerpen). Zijn "vliegmachien" hebben we niet gekregen en evenmin "de helft van zijn centen". Het eerste zouden we trouwens niet eens gewild hebben. We hadden wel iets anders aan het hoofd en op de Rijen vlogen Duitsers boven de Molenheide...

Ten pleziere van hen, die het met eigen ogen gezien hebben, zijn we eens naar Jan's levensloop gaan vissen. Wie weet immers hoe het Jan in zijn verdere leven vergaan is? Het volgende tikten wij op de kop: Jan Olieslagers werd op 4 mei 1883 te Antwerpen geboren. Hij zou geen Vlaming geweest zijn als hij niet op een racefiets geklommen was. Zeventien jaar oud debuteerde hij als renner bij de Antwerp Bicycle Club. Van de fiets stapte hij over op de "stoomfiets" zoals in die dagen een motor werd genoemd. Wereldroem vergaarde hij zich door een overwinning in de wedstrijd Parijs-Bordeaux-Parijs. Vanaf 1905 tot 1909 bleef hij ongeslagen wereldkampioen op de motor. Daarmee triomfeerde hij in België, Nederland en Frankrijk. In 1909 debuteerde hij als vliegenier met een monoplane Blériot om nog datzelfde jaar deel te nemen aan de Antwerpse vliegweek. In 1910 stak hij per vliegtuig de Middellandse Zee over voor het geven van demonstraties aan Afrika's noordkust o.a te Algiers. Op zijn terugtocht duikelde hij bij Genua in zee maar werd gered.

 

Wereldrecords

De vliegweek van Reims bracht hij op zijn naam, evenals het wereldduurrecord. Jan bleef 5 uur en 5 minuten in de lucht en dat had nog niemand geleverd. Ook werd hij met 329 km afstandsrecordhouder. Op de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1910 behaalde hij prijzen. In 1912 raakte hij zwaar gewond bij een val. Dit belette hem evenwel niet in de Eerste Wereldoorlog als militair vlieger op te treden. Zijn bravourestukjes bij verkenningen boven de vijandelijke linies trokken zeer de aandacht. Hij behaalde zeven overwinningen op de Duitsers, wat hem een reeks van onderscheidingen opleverde. Naast Belgische eretekens ontving hij er ook uit geallieerde landen t.w. Frankrijk, Rusland en Servië. Dat was de Antwerpse Duivel, die ook vele Tilburgers op de Rijen in actie gezien hebben.

Na de oorlog wijdde Jan, die van beroep eigenlijk mecanicien was, zich hoofdzakelijk aan de auto-industrie. In Deurne richtte hij voorts een Aërodroom op en stichtte er de Antwerpse Vliegclub, waarvan hij zelf president werd. Behalve te Rijen had Jan in Nederland ook het publiek in verbazing gebracht met zijn demonstraties te Groningen, Utrecht, Zwolle, Nijmegen, Rotterdam en Den Haag.

Het vliegkamp Molenheide werd in 1910 opgericht door de Eerste Nederlandse Vliegvereniging te Breda. Vooral in 1911 heerste er een onbeschrijflijke drukte tijdens de Europese rondvlucht. Alle bestaande vliegtuigtypen vielen toen hier te bezichtigen.

 

Steeds luchtvaart

Tot op de dag van vandaag is Gilze-Rijen steeds met de luchtvaart verbonden gebleven. Het aanleggen van het latere Nerhoven, de uitbreiding daarvan door de Duitsers is van essentiële betekenis geworden voor het beeld van Gilze-Rijen. Een ander facet, dat van zijn bosrijke omgeving en de verbondenheid van de Rijen met militaire kampementen in het verleden, moeten wij thans laten rusten.

 

PIERRE VAN BEEK