CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Wie woonden er 100 jaar geleden in het Nieuwland

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 16 maart 1974

 

Anderhalve eeuw geleden bezat Tilburg eigenlijk nog steeds maar twee "echte straten", waarmee dan bedoeld worden straten met een behoorlijke verharding. Die uitverkorenen in ons stratennet waren de Heuvelstraat en de huidige Nieuwlandstraat, in die dagen algemeen aangeduid als "Het Nieuwland", waarmee dan echter een breder gebied dan uitsluitend dat van de eigenlijke straat bedoeld werd. De Heuvelstraat had in 1659 haar keienverharding gekregen nadat daartoe reeds drie jaar eerder besloten was. De Nieuwlandstraat kreeg ongeveer 1670 haar beurt. Ze kan derhalve op een eerbiedwaardige ouderdom bogen. Bij een beschouwing van de door L. Langeweg uitgegeven Atlas van Tilborg en Goirle, waarin, op basis van de kaart van Diederik Zijnen uit 1760 de bebouwing der straat in rood staat ingetekend, blijkt in één oogopslag hoe druk de bebouwing in "Het Nieuwland" in de periode van 1732 tot 1832 reeds was. "Het Nieuwland" vormde een belangrijke maar in zekere zin ook een deftige straat. Daar woonde men "op stand".

Hoewel zij tot de dag van vandaag een grote verbindingsader tussen Noord en Zuid betekent, ontkomt ge niet aan de indruk, dat er - als gevolg van een op een andere leest geschoeide, stormachtige ontwikkeling van een deel van Tilburgs Centrum - over "Het Nieuwland", in vergelijking tot de eerste decennia van deze eeuw, een geest van ingetogenheid en naarbinnengekeerdheid is neergedaald. Voor een - naar wij dachten steeds groeiende groep Tilburgers - wordt haar dit als een verdienste aangerekend. Waar elders karakter verloren ging, bleef dit in de Nieuwlandstraat behouden. In deze geest gaat zij als "Leidsvrouwe" vooraan in het door haar afgegrensde blok, waar Tuinstraat en Willem II-straat de arm omheen slaan. In de Nieuwlandstraat vindt ge nog de sfeer terug van het vóór-oorlogse Tilburg toen de dagen trager gingen. Wie er bezwaar tegen heeft in een nieuw centrum door de wind te worden weggeblazen, kan in de Nieuwlandstraat flaneren of filosoferen in een gevoel van intieme geborgenheid.

Dezer dagen stuitten wij op een lijstje van namen van mensen, die honderd jaar geleden "Het Nieuwland" bewoonden. Dit geslacht is verdwenen doch de Nieuwlandstraat heeft nog niet helemaal afstand genomen van sommige namen. Ruim dertig jaar geleden werden ze opgetekend uit de herinnering. We garanderen geen volledigheid - hopen alleen maar, dat het geheugen van de 80-jarige zegsvrouw niet te veel verstek heeft laten gaan. Uit eigen en andermans koker denken wij daaraan een en ander toe te voegen als concessie aan nostalgische gevoelens van de Tilburgers, die deze - zorgvuldig verpakt in rose zijdepapier - misschien liefdevol koesteren en verder ook ter oriëntatie van een romantische jeugd, welke te laat geboren werd...

 

We beginnen onze wandeling door het oud-Tilburg van de Nieuwlandstraat aan de linkerzijde tegenover Radio Van Boxtel. Op de hoek domineerde daar een huis met trapgevel, dat voor wat de bovenverdieping betreft, de typische kenmerken van de 17de eeuwse stijl vertoonde. In zijn gevel droeg het de jaarankers 1624. De benedenverdieping was later in een meer "moderne" stijl verbouwd. In 1814 staan als eigenaars te boek F. Smeulders en Maria Anna Smeulders en nadien is aan dit pand de naam van Smulders verbonden, wat vermoedelijk wel dezelfde familie geweest zal zijn, want in die tijd keek men niet op een lettertje in de naam. Het betrof hier een koek- en banketbakker wiens zaak onder de naam van "De Ster", later "De Oude Ster", in heel Tilburg reputatie genoot.

 

Peperkoek

Het behoorde eens tot de Tilburgse traditie, dat de vrijers op de vrijdag van de kermis bij hun meisje aan huis gingen eten. Ze verschenen daar "gewapend" met een peperkoek voor de schoonmoeder-in-spé. En owee, als die koek niet van "De Ster" kwam!... De "mertmoppen" van deze zaak genoten eveneens faam. Tevens leven bij sommigen in herinnering de koeksnippers, waarmee voor twee cent een kinderhand méér dan gevuld raakte.

Het pand werd aanvankelijk aan de achterkant (in de toenmalige Zomerstraat) bekend door de hoeden- en pettenzaak van J. Hoendervangers, welke later één huis in westelijke richting is "opgeschoven". In het toen vrijgekomen pand tegen "De Oude Ster" is nadien een viswinkel van "de Bossche Trut" gevestigd geweest. "De Ster" voerde een uithangbord met een ster er op en vermeldde op een groot bord boven de winkelpui in koeien van letters de woorden "Koek en Banket". Het 17de eeuwse huis werd in 1914 gesloopt en hiermede verloor Tilburgs centrum een pand, dat bijna drie eeuwen getrotseerd had. Banketbakker Smulders verhuisde een eindje verderop de Nieuwlandstraat in aan de oostkant. En dat was dan "De Nieuwe Ster". Dit pand is, met dat van drukkerij Scholberg, eerst vorig jaar afgebroken om plaats te maken voor de doorbraak naar de Telefoonstraat. En nu heeft Tilburg geen "Ster" meer...

 

Weg bier

De annalen verhalen, dat in 1868, ter gelegenheid van het zilveren bestaansfeest van de Liedertafel "De Souvenir des Montagnards", een pret waaraan heel Tilburg deelnam, tegenover "De Oude Ster" de buurtbewoners een prachtige pyramide hadden opgericht. Die pyramide werd na het feest verkocht en uit de opbrengst daarvan zagen de medewerkers zich een gratis maaltijd aangeboden, waarvoor ze zelf mes en vork mee moesten brengen. Er zou ook een vat bier op een stelling worden gelegd om de uiteraard dorstige kelen te laven. Maar daar bleven de stoere medewerkers nuchter van. Laat nou grappenmakers het vat voortijdig hebben weggehaald en elders leeggedronken!... Namen der daders geeft onze historie niet.

Als we nu verder de Nieuwlandstraat inwandelen, komen we daar aan de linkerkant tegen de goudsmid A. Obbens, zaak in garen en band van Hamers-Casteleyns, hoedenzaak van Thijs (later De Cocq-Thijs). Thijs maakte aanvankelijk alleen hoge hoeden, later is hij met petten begonnen. De hoge hoed vormde in Tilburg een statussymbool, welk attribuut des zondags vooral door fabrikanten gedragen werd. Mallens-Van Deutekom dreef een touwslagerswinkeltje. Op de 16de december 1841 is daar de zaak van Jan Mallens des avonds om 9 uur afgebrand. Het pand werd later weer opgebouwd, en ook in de eerste decennia van onze eeuw hebben we ter plaatse nog steeds het touwwinkeltje gekend.

 

Familie Van Gils

In een ver terugstaand, ouderwets huis met een flinke wei ervoor woonde in 1737 Jan Janssen van Gils (de oude). Ononderbroken vinden we hier tot 1807 nog steeds een Van Gils. In dit laatste jaar is het Adriaan. Uit deze familie stamt, als zoon van Jan Janssen van Gils, de in 1758  geboren Antonius van Gils, die op 19 augustus 1779 te Leuven de onderscheiding van "Primus" verwierf. In 1786 doceerde hij te Leuven theologie. Hij week twee keer uit naar Nederland (1797 en 1798) nadat hij niet naar het pijpen had willen dansen van respectievelijk Jozef II en Napoleon. Hij werd de stichter en president van het seminarie van het Bossche bisdom. Een straat in Tilburg draagt zijn naam.

Men heeft dit terugstaand huis lange tijd aangezien voor het geboortehuis van Primus van Gils, doch latere gegevens wijzen er op, dat diens geboortehuis gestaan moet hebben links bij het begin van de Noordstraat, waar nu het riante pand van "De Tilburgse Spaarbank" een bedreigde plaats inneemt. Het momenteel door Ir. K.J.C. Merks bewoonde kapitale herenhuis (voorheen familie Schots) draagt, rechts naast het balcon, een gedenksteen met de volgende tekst: "Hier werd geboren Antonius van Gils 29 juli 1758. Vir pius ac doctus" (een vroom en geleerd man). Deze aanduiding zou derhalve niet in overeenstemming met de waarheid zijn, althans voor wat de geboorteplaats betreft. Primus van Gils overleed plm. 1834.

Bij ons onderzoek liepen wij voor het terugstaand huis ook op de namen van een Mieke van Gils, een Mieke Blomjous en een timmerman Blomjous. Rond 1860-1870 wordt in de Nieuwlandstraat een apotheek "De Gaper" van ene Van Gils gemeld aan de oostkant van de straat.

 

IJzerhandel Mercx

In 1837 vestigde zich in het Nieuwland Piet Mercx met een winkel in staafijzer en ijzerwaren zoals pannen, water- en melkkannen, pannen en pollepels. In 1907 zaten daar Jan Johannes Mercx en Petrus Mercx. Uit de kleine winkel van 1837 is in loop der tijden de grote P. Mercx's IJzer- en Staalhandel N.V. gegroeid zoals wij die daar nu nog kennen. Naast Mercx vonden we ook nog de namen van J. Schoenmakers en Charles Mercx-Prinssen. Verder het Nieuwland in woonde, rond 1849 of 1879, Mieke de Visser, een dame, die als "rijk, braaf en weldoend" gekwalificeerd wordt. Het verbaast niet haar als de rechterhand van pastoor Van der Lee te leren kennen. Zij zorgde o.a. voor de versiering in de Heikese kerk.

Achtereenvolgens zien wij vermeld, een open plek, een tot de Schoolstraat doorlopende gang met drie huisjes, Schellekens wiens zoon musicus was en wiens dochters mutsen wasten. Weer een gang, wethouder De Bont, Van Roessel, Kees Verhoeven (ook wel Kees Mayen genoemd), die in haring, stokvis en kaas deed. Verder twee oude huisjes in een van welke Sanders woonde "voordat hij in de gang bij Brouwers ging huizen", een kuiper Simons (of Smans?), en de met maar even zeven dochters gezegende musicus Krevers, welke dochters modisten waren.

 

Van Damstraat

Dan kwam de huidige Vincentiusstraat, toentertijd Van Damstraat genoemd naar de zich hier op de hoek bevindende koffiebranderij van Van Dam. Hierna kregen we wethouder Kerstens, een grote gang, waarin De Rooy woonde, de goudsmidswinkel van mej. Lombaerts-Pollet, kruidenier Koosje Mels, bakker Hamel, een winkel, een gang, waar diep achterin de reeds vermelde Sanders woonde. Achter in deze gang staat thans nog een woonhuis, dat echter niet als zodanig in gebruik is. Ten slotte kregen we hier Jos Brouwers-Meier, Jan Brouwers en Tinus Brouwers, waarmee we dan beland zijn op de hoek van de Korte Schijfstraat. Bij Jan Brouwers vonden we de vermelding: fabrikant.

 

"Volksgericht" spande man voor de ploeg

De Nieuwlandstraat heeft ooit haar schandaal gehad in de vorm van een volksgericht. Maar daartoe moeten we wel een sprong terug in de historie maken n.l. naar 1780. De affaire staat geboekstaafd in ongesorteerde processtukken van het rechterlijk archief, aanwezig in Tilburgs gemeentearchief. Slachtoffer was de hoedenmaker J. v.d. H. uit het Nieuwland. De buurt nam diens hardhandig optreden tegen zijn vrouw niet langer. In een café werd een plan uitgebroed hem dat eens definitief af te leren. Reeds in augustus van het voorafgaande jaar had men hem zijn "vonnis" toebedacht, maar omdat op 31 augustus 1779 primus Van Gils, wegens zijn onderscheiding te Leuven, feestelijk in Tilburg werd ingehaald, waarvoor zes erebogen gebouwd moesten worden, werd "het gericht" tot het volgend jaar uitgesteld.

Een als vrouw verklede buurtbewoner haalde onze Jan uit zijn huis en onder gejoel en geschreeuw van een opgetrommelde menigte spande men de man voor een ploeg, welke hij rond het huis moest trekken. Daar hielp geen moederke lief aan. Zweepslagen van de initiatiefnemers zorgden er wel voor, dat de zich uit alle macht verzettende Jan trok als een paard... De affaire had voor de "volksgerichters" nog een staartje, want zij kregen zich voor hun ontaard optreden voor de schepenbank te verantwoorden. De hele zaak is wel tekenend voor de dorpse sfeer, die er toentertijd in Tilburg heerste.

 

Andere kant

En laten we nu weer eens terug wandelen langs de andere kant van de Nieuwlandstraat, beginnende bij de Stationsstraat. Het gedeelte van de Tuinstraat tot aan de Langestraat bestond in vóór 1896 nog niet. Op de huidige uitmonding van de Tuinstraat bevond zich o.a. het pand van de graanhandelaar L. van Loon, dat ten behoeve van de geplande doorbraak in 1896 onder de slopershamer viel. In 1835 had Jan Wouters twee huizen en ander onroerend goed in het Nieuwland. Een pand, dat hij aan Guillaume Pollet verkocht, stond ongeveer op de doorbraak van de Tuinstraat. Het gaat hier om een Wouters uit het geslacht van de nu nog bekende wolhandel in de Willem II-straat.

Een oude winkel van Mandos-Vinken werd hier later door een modern pand vervangen. Dan kwam er een pand met de naam "De Olieton", dat later herbouwd is. Het betreft hier het eens door mr. Buddemeyer bewoonde huis, dat zich nu nog, qua karakter en bouw, opvallend van de overige Nieuwlandhuizen onderscheidt. Daarnaast kenden de Tilburgers het zg. Kiekenstraatje. Vooraan hierin stonden een koetshuis en wat verder twee huizen zonder achterdeur. In een van deze, gebouwd in de tuin van het Buddemeyerhuis, waarin toen de familie Bacx woonde, huisde "Mentje" of "Mijntje Thee". Aan het eind van het straatje liep, rechtsaf tussen twee heggen door, een weggetje naar de Telefoonstraat. Ging men evenwel links af dan kwam men "op een brede straat, die begon bij het latere gebouw van Rooms Leven en vandaar naar de Heuvel liep". Dat moet derhalve het oude gedeelte van de Tuinstraat geweest zijn. In het Buddemeyerhuis is ook ooit het kassierskantoor van M.C. Brouwers gevestigd geweest, dat later werd overgenomen door de Amsterdamse Bank.

 

"Drie Koningen"

Het was ook naast "De Olieton", dat in het midden van de 18de eeuw drie woningen stonden met de naam "De drie Koningen". Die naam dankten ze vermoedelijk aan het feit, dat ze eigendom waren van de Oranje-Prins Willem V, die in 1766 een feestelijke intocht in Tilburg heeft gehouden. Wij houden ons echter hier in hoofdzaak met een veel latere periode bezig. In onze bron is dan bij dit deel der Nieuwlandstraat sprake van een zaak in kerkornamenten van Jansen van Kalken en de kruidenier Van Maren.

Toen de Mariastraat nog niet bestond, zat op de huidige linkerhoek de bekende "Au bon Marché" van M.J. Blous, zaak in ellegoed, garen, band, e.d., thans meubelzaak Ditvoorst. Blous, waar iedere huisvrouw kocht, verhuisde naar de huidige rechterstraathoek. Later kwam daar rijwielhandel Smulders terecht en nu vindt ge hier een Indisch restaurant. In 1874 was op dit punt de boerderij met schuur van Net van Lierop tot de grond toe afgebrand.

 

Wonderklok

Na de sigarenwinkel van Giesen ontmoeten we horlogemaker Hornstra. In de twintiger jaren van onze eeuw viel daar in de etalage een curiositeit te bewonderen, die bestond uit een tussen kettinkjes opgehangen glasplaat, welke als klok fungeerde. Menige schooljongen heeft in die tijd de neus tegen het etalageraam plat gedrukt. De midden op de glasplaat aangebrachte wijzers functioneerden zoals dat een goede klok betaamt. En dat ging het verstand te boven, daar de wijzers geen verbinding met electrische stroom of enig mechaniek schenen te kunnen hebben. Er moesten jaren voorbijgaan alvorens we, door toeval, achter het mysterie kwamen: in de as, waarop de wijzers draaiden, zat een minuscuul uurwerkje verborgen. Knap staaltje van vakmanschap!

En nu even in sneltreinvaartje langs een reeks namen, richting Markt. We vinden dan: een schoenwinkel, Kersten-Dudar, een poort welke naar de fabriek van Kerstens leidde, Truusje Wouters, De Beer-Lommen, E. Verbunt, bakker Marijnen, wijnhandel weduwe Verbunt, en de Ned. Hervormde pastorie met dominee Geijtenbeek.

 

Beroemd man

Dit thans nog bestaande pand draagt een grote gevelsteen met het inschrift: "Op den 27sten van Bloeimaand des Jaars O.H. MDCCCXVIII werd Franciscus Cornelis Donders in deze woning geboren". Het betreft hier onze F.C. Donders, de op 24 maart 1889 te Utrecht overleden professor, die door Schlichting in de Katholieke Encyclopedie de "grootste Nederlandse oogheelkundige" wordt genoemd. De van huis uit katholieke Donders had het geloof der vaderen vaarwel gezegd en dit zal wel de oorzaak zijn, dat vroegere Tilburgse generaties het nooit nodig geoordeeld hebben aan deze grote Tilburger een standbeeld te wijden. Zij brachten het in hun waardering niet verder dan de gemelde gedenksteen en een straatnaam. Donders kreeg echter in Utrecht wél zijn standbeeld. Intussen is het voor Tilburg nog niet te laat!

Maar nu dat "geboortehuis"! Ook deze gedenksteen blijkt niet geheel in overeenstemming met de waarheid. Hoe die ook dan wel in de steel steekt? Op 12 december 1793 koopt J.F. Donders een sinds lang verdwenen huis, op het punt waar later het pand van Verbunt-Janssens verrees. Professor Donders zag het levenslicht in het afgebroken huis. Daarna bouwde vader Donders de latere pastorie. Het is in dit toen nieuwe, kort na Donders jr. geboorte betrokken huis, dat professor Donders een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht, maar geboren werd hij... er naast. De latere pastorie is dus wél zijn woonhuis geweest.

 

Nog meer namen

Verder wandelend passeren we de effectenhandel van Lion, apotheek "De Gaper" van Van Gils, horlogemaker Scholberg, handel in gist e.d. Van Abeelen, een gang waar achterin de weduwe Maas woonde, bakker Van Doremalen, Marsé, gezusters Somers, Caspanni, galanteriezaak van Strik en ten slotte op de hoek Van de Muysenberg, handel in ijzerwaren. En nu maar duimen, dat de bejaarde vertelster de perioden niet door elkaar heeft gehaald. In officiële gegevens troffen we in het begin van de 19de eeuw de volgende "Nieuwlanders" aan: Marinus Bogaers (1819), Willem van Beurden (1807), Jan Corn. Obbens (1825), een brouwer (1820), Laurens de Lely (1810).

In 1821 liet een Van der Velden in het Nieuwland een huis bouwen, nadat ter plaatse een bestaand was afgebroken. Bij graafwerk vond men - zo luidt het verhaal - de steven van een driemaster, waaruit men meende te kunnen afleiden, dat het hier een tijdens de Kimbrische Vloed gestrand schip betrof. Toe maar... Volgens latere gegevens zou het gegaan hebben om het deksel van een doodskist uit de Merovingische tijd. Ook nog mooi genoeg! Jammer, dat er niets van bewaard bleef. Dat kwam in die dagen hier in niemands hoofd op!

 

Moeder Trien

Behalve "de man voor de ploeg" heeft het oude Nieuwland, enige jaren na 1830, nóg een schandaal gekend. Daar woonde een ongehuwde moeder Trien C. met haar onwettige dochter Keeke, die een souvenir was van de Tiendaagse Veldtocht van het Nederlandse leger tegen de opstandige Belgen. De moeder werd door de buurt met de nek aangekeken en men liet haar links liggen. Een protestantse wachtmeester van de marechaussee uit de kazerne op de Heuvel (huidige pastorie), zekere G., dacht er evenwel anders over. Hij vroeg de verstoten vrouw ten huwelijk op voorwaarde, dat moeder en dochter protestant zouden worden. Dit akkoord kwam tot stand met als gevolg, dat de twee vrouwen naar den Heuvel konden verhuizen en daar in beteren doen geraakten. Uit dit huwelijk kwamen geen kinderen. Het "vóórkind" wandelde door het Tilburgse leven onder de bijnaam "Keeke van de wachtmeester". Zij schijnt later op haar beurt getrouwd, want we lezen, dat "haar spruiten hun toevlucht elders (dus buiten Tilburg) gezocht hebben"... En het leven ging weer verder! Met en zonder "Keekes"!...

 

PIERRE VAN BEEK