Abdij
is geboren uit schaapskooi
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 26 augustus 1972
Wie in
het verleden in Tilburg de naam "De Schaapskooi" hoorde,
verbond deze onmiddellijk met bier en met Trappisten.
Wat daar achter stak en wat een schaapskooi daarmee te
maken had, betekende voor niemand kopzorg. Toch valt er
van die schaapskooi wel iets belangwekkends te
vertellen. Zij was niet meer of minder dan de bakermat
van de Trappistenabdij op de Koningshoeven, eertijds
gelegen in een stille uithoek, een eind buiten de stad,
waar toen nog niemand kon vermoeden hoe in die contreien
in de zeventiger jaren van onze eeuw het aanschijn van
de aarde terwille van het snelverkeer zou veranderen.
Overigens was het daar niet eens Tilburgs territoir. Het
gebied behoorde en behoort nog tot de gemeente
Berkel-Enschot. Voor wat dat betreft maakte het nog meer
aanspraak op de kwalificatie "uithoek", daar het zelfs
verder van Enschot dan van Tilburgs bebouwde kom
verwijderd ligt.
Koning
Willem II, die met de fiere gedachte rondliep van zijn
geliefd Tilburg "een tweede Berlijn" te maken, had dit
stille gebied uitgekozen voor zijn ontginningen en wat
daarmee verband hield. Hij liet daar in korte tijd
verscheidene boerderijen bouwen, die ieder afzonderlijk
genoemd werden naar een lid van zijn familie. Ook kocht
hij bestaande boerderijen. De streek droeg daar reeds de
naam "De Hoeven". In verband met de vorstelijke namen
voor de boerderijen sprak men aanvankelijk van de
Prinsenhoeven ter aanduiding van de wijk doch spoedig
werd die naam omgezet in Koningshoeven. Dat alles
speelde zich af in de dertiger en veertiger jaren van de
vorige eeuw.
Onder de
naam "De Schaapskooi" werden eigenlijk drie boerderijen
samengevat. Een dezer heette De Schaapskooi in verband
met de hieraan verbonden schaapsstal. De schapenfokkerij
van de Koning op de Koningshoeven nam in zijn
activiteiten een belangrijke plaats in. Wat op dit
gebied uit De Schaapskooi kwam, genoot faam in binnen-
en buitenland. De boerderij van deze naam was niet
alleen de grootste maar ze droeg ook de "titel" van
eerstgeborene. Op 2 juni 1834, toen Willem II nog
erfprins van Oranje was, had hij zelf de eerste steen er
voor gelegd. Een in de voorgevel ingemetselde steen
hield dit in herinnering met de woorden: "Den eersten
steen van dit gebouw is gelegd door Z.K.H. W.F.G.L.
Erfprins van Oranje, den 2den juni 1834. Het zou aardig
geweest zijn als Tilburg nog over deze historische steen
kon beschikken. Dat is helaas niet het geval. Door het
bekende gemis aan piëteitsgevoel ten opzichte van de
historie van de stad is de steen in de vernieling
geraakt. Bij sloopwerkzaamheden brak hij in tweeën en de
brokstukken zijn ook verloren gegaan... Men had in
Tilburg wel andere zorgen dan zich om "rommel" te
bekommeren.
Verkocht
Bij de
onverwachte dood van de inmiddels tot Koning Willem II
gekroonde erfprins op 17 maart 1849 daalde de zon over
de Koningshoeven nadat deze zich zeer gunstig ontwikkeld
had. In vijftien jaar tijds waren op de Koningshoeven
honderdvijfentwintig bunder woeste grond veranderd in
bouw- en weiland. De erfgenamen van de vorst voelden
niets voor al dat boerengedoe daar in Tilburg en zo werd
de Koningshoeven verkocht. De eerste nieuwe bezitster
werd de familie Janssens uit Tilburg. Uit haar stamde de
Trappist pater Leo Janssens, die in 1924 in China
(Peking) in het Trappistenklooster aldaar is overleden.
Nadien
kwam de Koningshoeven in bezit van Caspar Houben. Door
de speling van het lot gebeurde er toen iets
merkwaardigs, dat een nieuwe periode voor de
Koningshoeven zou inluiden.
Tilburg
De
generaal-abt Dominicus van de Cisterciënzerabdij O.L.
Vrouw du Mont, in de wandeling meestal de abdij van
Catsberg genoemd, en die gelegen was te Godewaarsvelde
in Noord-Frankrijk, dicht bij de Belgische grens, keek
uit naar toevluchtsoorden voor zijn mensen in het
buitenland. Een nieuwe kerkvervolging in Frankrijk in de
jaren 1879-1880 dreef daartoe. O.a. dacht men daarbij
aan Nederland.
Maar
waarom viel nu uitgerekend het oog op Tilburg? Dat zal
wel gezeten hebben in het feit dat pater Sébastianus
Théophile Louis Hebru Wyart, geboortig uit het stadje
Bouchain in Noord-Frankrijk aan de Schelde, opdracht
kreeg voor de kloosterlingen toevluchtsoorden te zoeken.
Deze Wyart was namelijk een oud-Zouavenofficier. Hij
droeg Nederland al een goed hart toe omdat - bij de
bestorming van Bagnorea (5 oktober 1867) - de
Amsterdammer Pieter Heykamp hem van de dood had gered.
Daar kwam echter nog bij dat hij te Tilburg een
oud-wapenbroeder kende in de persoon van Antoine Arts,
oud-luitenant van de Zouaven, lid van de Tweede Kamer en
hoofdredacteur-uitgever van een blad, waaruit later de
Nieuwe Tilburgsche Courant zou groeien. Er was derhalve
een contactpunt. Dit werd spoedig uitgebreid met
superior De Beer van de Fraters, pastoor Van der Lee,
notaris Mertens en "last but not least" Caspar Houben.
Deze laatste was het, die direct spijkers met koppen kon
slaan. "Pak mijn schaapskooi maar!" zei hij tot
Sébastiaan Wyart. "Je mag ze gratis gebruiken. Voor één,
twee of drie jaar al naargelang het uitkomt. Dat kan mij
niet schelen!"
Pachters
De
Franse Trappist zal wel van plezier in de lucht
gesprongen zijn toen hij dat hoorde. Toch rees er nog
een onverwachte moeilijkheid. De voormalige schaapskooi
van Koning Willem II was inmiddels een gewone boerderij
geworden. Als men over "De Schaapskooi" sprak, dacht men
echter aan een drietal boerderijen, die onder dit begrip
werden samengevat. Deze hoeven waren verhuurd en de
daarin zittende boeren kon men zo maar niet op straat
zetten. De Franse Trappisten kochten de hun aangeboden
hoeven in 1880, echter onder beding, dat zij zelf
akkoord moesten zien te raken met de huurders. Dat waren
P. Stakenburg, Jan Fouchère Pzn. en Pierre Fouchère. De
boerderijen lagen alle drie aan de weg naar Moergestel
en onder Berkel-Enschot.
De
Tilburgse vrienden van Sébastiaan Wyart - met superior
De Beer voorop - gingen met de mensen praten. Dat liep
allemaal heel vlot en in januari 1881 werd
overeengekomen, dat "De Schaapskooi" op 1 maart van dat
jaar ter beschikking van de abdij van de Catsberg zou
komen. Men had het dus allemaal fijn in kannen en
kruiken gekregen. Zo leek het tenminste, maar men had
buiten de... bittertafel gerekend!
Omgepraat
In
februari was het in Tilburg, traditiegetrouw,
"Koumarkt". Geen boer liet die voorbijgaan. Ook niet die
van de Koningshoeven. Er werd een borreltje gedronken -
al of niet uit eigen portemonnaie! Deze gelegenheid
namen mensen, die blijkbaar bezwaar hadden tegen de gang
van zaken op de Koningshoeven, te baat om de boeren te
bewerken. "Gullie zijt gek om zomaar op 1 maart op te
krassen... As ik jou was dan docht ik er nie aon!" ...of
iets dergelijks zullen ze wel gezegd hebben terwijl er
weer eens aan het borreltje genipt werd ter
onderstreping van de gespuide wijsheid. In ieder geval
lieten de boeren zich bepraten en ze trokken hun gegeven
woord in. Pater Sébastiaan en zijn vrienden zagen zich
genoodzaakt opnieuw te gaan praten maar dit leverde niet
direct het gewenste resultaat. Ten slotte slaagde
superior De Beer - na zes uur palaveren! - er dan toch
in de boeren tot inkeer te brengen. Met een billijke
schadevergoeding in het vooruitzicht zouden de huurders
op 1 maart de boerderijen ontruimd hebben.
Spijt
De Beer
wreef zich in zijn handen. Hij had het toch maar weer
eens prima gefikst! Vreemd keek hij evenwel op toen één
van de boeren de volgende dag kwam vertellen, dat hij
toch maar niet aan het vertrekken meedeed. Aangezien een
superior der fraters niet geacht wordt te vloeken, zal
De Beer dat ook wel niet gedaan hebben. Hoog heeft al
die labiliteit en het heen-en-weer-gezwaai hem echter
vast gezeten "want een superior is tenslotte ook maar
een mens"... Er zat niets anders op dan voor de derde
keer te gaan "praten". Zonder succes overigens. Sneller
dan verwacht brengt de nacht soms raad. Misschien had de
boer in kwestie die nacht geen al te zacht hoofdkussen
gehad... Misschien had zijn vrouw gezegd: "Mar kunde dè
nou allemaal wel doen?" Daar kunnen we slechts naar
gissen. Het enige wat we weten is, dat de man de
volgende dag zijn excuses kwam aanbieden. Hij had er
veel spijt van zich zo te hebben laten ompraten. De
pater kon er nu staat op maken, dat hij - en ook zijn
buren - op 1 maart verhuisd zouden zijn...
Boze
pater
Superior
De Beer opnieuw in zijn nopjes! Met het goede nieuws
toog hij naar pater Sébastianus. Hij vond dat de pater
de hele trammelant maar moest vergeven en vergeten en de
laatste onwillige de hand der vriendschap drukken. Ge
zoudt het van een contemplatieve Trappist niet verwacht
hebben! Pater Sébastiaan greep niet direct naar de
mantel der liefde, die alles bedekt. Daar sprongen
plotseling de Fransman en het krijgsmanshart naar voren
als een duveltje uit een doosje: "Wie zijn eens gegeven
woord breekt, is een eerloze!" zei de pater, "en zo
iemand kan ik de hand niet drukken!" Na deze eerste
opwelling en het afblazen van de opgespaarde stoom
veranderde ook hij van inzicht. De hele affaire eindigde
in pais en vree.
Op 1
maart waren de drie hoeven ontruimd. Dat wil zeggen: op
één man na. Volgens een geschiedschrijver zat in één
boerderij nog een tachtigjarige grijsaard, met tranen in
de ogen, in een leeg huis bij een dode haard te treuren
over de vergankelijkheid van de aardse dingen. Als man
van veertig had hij Koning Willem II gekend. Hij had met
de vorst gesproken, had de ene hoeve na de andere zien
verrijzen en dacht nu met weemoed terug aan het geluk en
de vooruitgang, die de Koning in de afgelegen wijk had
gebracht. Zo aanstonds zou achter die oude Tilburger de
deur, waardoor hij zo vaak in- en uitgegaan was, op slot
vallen om niet meer voor hem geopend te worden. Een
kleine, menselijke tragedie! Misschien niet waard
verteld te worden, maar we doen het toch!...
Glimlach
Al kunt
ge uit het vorenstaande te weten komen hoe de Trappisten
in Tilburg (Berkel-Enschot) geraakten - wij hadden niet
de bedoeling de geschiedenis van de Trappisten te
schrijven. Die begint hier trouwens pas. We bepaalden
ons tot dit fragment - mede daartoe verleid door de
geschiedenis van de boeren. Ze werpt een typisch licht
op wat er in een kleine gemeenschap bij serieuze zaken,
van de ene dag op de andere, zowel ten goede als ten
kwade bekokstoofd kan worden. Na zoveel jaren zijn de
scherpe kanten van dit "dorpse avontuur" wel afgesleten,
zodat er alleen een milde, stille glimlach voor
overblijft...
PIERRE
VAN BEEK