CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

"Riels Laag" en dal van de Donge

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 8 augustus 1972

 

Het "Riels Leeg" heet het in de volksmond van de Goirlenaren. Die van Riel daarentegen praten van het "Gools Leeg". Beiden hebben, van hun eigen kant bekeken, gelijk. Ze bedoelen hetzelfde! Het gaat hier dan om een speciaal gedeelte van het dal van het riviertje de Donge, waar dit de grens tussen de twee gemeenten vormt in de nabijheid van het Riels Hoefke. Dit deel van het dal neemt uit landschappelijk oogpunt een waarlijk unieke plaats in, waarbij het opmerkelijke is, dat die door zo weinigen wordt onderkend. Zo ergens, dan mag er voorzeker hier van een dal gesproken worden, zó groot is het hoogteverschil tussen het niveau waarop de Donge haar weg kiest en het haar begrenzend gebied langs de beide oevers. Om een juiste indruk daarvan te krijgen dient men zich echter wel op te stellen op een bepaald punt. Dat ligt aan het in een rullige zandweg overgaande steenweggetje, dat - vanaf het Riels Hoefke - langs de bosrand naar het geheel in bossen verscholen "Muldersnest" voert. Het uitzicht dat ge hier geniet, is eigenlijk niet eens Brabants meer maar roept eerder gedachten aan het buitenland op. Wij kennen geen Brabantse beek, waar ge iets dergelijks kunt beleven. Als tweede punt komt daar nog bij, dat het gehele omringende gebied machtig attractief is om tal van andere redenen, welke we hierna hopen aan te geven. Ofschoon ge het per auto gemakkelijk kunt bereiken, lijkt het ons bij uitstek geschikt voor een fietstocht op een mooie zomerdag. Of anders te voet! Dan pas proeft ge het aroma van deze te weinig gekende streek. Als toegangspoort bevelen wij aan het Ruiterpad. Dit begint op de Rielse Dijk, gerekend vanuit de kom van Riel, ten noorden van de brug en even voorbij het witte café "De Vriendschap", rechts van de Dijk. Succes er mee!

 

Gemakshalve blijven we maar over de Donge spreken. Het gaat hier echter over de bovenloop van deze rivier, die op kaarten als Ley of Oude Ley wordt aangeduid. En Ley-en hebben we in onze streken al zoveel, dat ge er de tel bij kwijt raakt.

Vanaf het Ruiterpad hebt ge het Riels Laag direct aan uw rechterhand. Het betreft hier een voorheen en ook nu hier en daar nog moerassig gebied. In oude tijden maakte het deel uit van de zg. "gemeynt", waar de gemeenschap turf voor huisbrand placht te steken. Dat gaat al terug tot de 14de eeuw. Nu is dit alles grasland geworden, dat hier en daar schilderachtig door alleen of in groepjes staande bomen onderbroken wordt, want een ruilverkaveling heeft hier nooit huisgehouden. Het dal tekent zich direct duidelijk af door de helling van de linker Donge-oever. Zover de blik naar het zuiden reikt, gaat hij over hoogbegrensde weilanden om ten slotte, daar waar het dal een bocht maakt, vast te lopen op de Goolse Gemeentebossen en op die van het uitgestrekte goed "De Hoevens".

 

Regte Heide

Hier en daar grazen wat zwartgevlekte koeien en als ge in de hooimaand komt, wandelt er een geur van drogend gras bij gunstige wind uw reukorgaan tegemoet. Het duurt niet lang of ge raakt in de ban van het dal, maar dan duikt daar aan uw linkerhand reeds de Regte Heide op, die de aandacht afleidt. Dat is Gools gebied maar rond 1900 kocht Tilburg er een gedeelte van voor militair oefenterrein. Door ontginning en anderszins heeft de hei heel wat van haar oorspronkelijke 250 ha ingeboet. Een deel geraakte door vliegdennen overwoekerd, op een ander deel werden, bij wijze van werkverschaffing, de nu flink uit de kluiten gewassen Goolse Gemeentebossen aangeplant, maar er bleef desondanks nog een groot deel heide over. Hoog en vlak, al rust zij dan ook nergens op de horizont en al dwaalt er geen herder meer eenzaam rond zoals eertijds een schoollied zong. Maar heide is zij nog. "In optima forma". Vol romantiek en een echt land voor dromers, dichters en dagemelkers. Tenminste als de veroveringen van de moderne techniek verstek laten gaan. Maar ook die hebben hun speciale attractie. Ge behoeft op een doordeweekse, mooie dag niet zoveel geluk te hebben om van zeer nabij getuige te zijn van het militaire parachutespringen. Sprongen van 400 meter hoogte. Een, twee, drie... tot acht man toe omlaag. Spoedig gevolgd door een nieuwe lading met dan tot slot van de oefening sprongen in vrije val van 2000 meter hoogte aan veelkleurige, opengewerkte parachutes, die geďnspireerd lijken door handenarbeid van de fröbelschooltjes... In de weekenden wordt op de Regte Heide regelmatig geoefend of vinden er wedstrijden plaats met radiografisch bestuurde miniatuurvliegtuigjes. Ook een attractie, die ge als doler "en passant" even mee kunt nemen. Maar wanneer dit alles ontbreekt, dan ligt daar de heide zichzelf te zijn en gij doolt er overheen als eens de jagende mens uit die oertijd. Ge ziet u daar trouwens met de neus opgedrukt bij de Vijfberg, de opgegraven en nadien gerestaureerde Keltische grafheuvels. Verder naar het zuiden bevinden zich nog twee van zulke heuvels, doch die laten zich niet zo gemakkelijk ontdekken.

 

Aesvoirt

Een vanaf het Ruiterpad in het Donge-dal naar een wit bruggetje afdalend weggetje betekent een moeilijk te weerstane verlokking. Hier kunt ge immers, filosoferend over de leuning gebogen, kringetjes spuwen in de Donge, welke zich tot heden nog niet had laten zien. Daar in het laagst gelegen gedeelte van het dal stroomt zij dan. Misschien wat teleurstellend als ge u méér had voorgesteld dan een onnozel beekje van nog geen twee meter breed. Men moet het dan ook hebben uit de sfeer rondom.

Ge staat nu op de aloude Aesvoirt, eens een overgang door de Donge, die in die verre tijden ook wel de Ae (Aa) genoemd werd. Voor 1700 placht men nauwelijks bruggen te bouwen. Men trok toen een beek over op een doorwaadbare plaats bij afgeschuinde oevers. Soms werd voor zo'n doorgang de beekbedding voorzien van stenen of bomen om het verkeer te vergemakkelijken. Een dergelijke doorgang werd "voort" genoemd. Rondom Goirle trof men opmerkelijk veel "voorten" aan. Hun ligging is nog uit bestaande, al of niet verbasterde namen, gemakkelijk te achterhalen. Het vlakbij gelegen Riels Hoefke, in de oorlog vernield en nadien minder schilderachtig herbouwd, wordt reeds als "Hoeve Aesvoert" vermeld in 1436. Jan Gerits van Broechoven uit de parochie Alphen blijkt dan de eigenaar. Diederik Zijnen, een onbekende in deze streek, gooide er op zijn kaart van 1760 met de pet naar toen hij daar als naam "Aartsvaders Hoefke" neerschreef. Hij is vermoedelijk door de klank van "Aesvoert" (Aesvoirt) misleid of deed op zijn manier aan volksetymologie! Wel komt men in 1650 de naam Aerschot tegen als aanduiding van de Donge. In 1561 is er sprake van "Cleyn Leye". De Aesvoirt was vroeger een belangrijke verbindingsweg. Overal waart hier trouwens het verleden onzichtbaar rond. De Tempeliers en Joannieters van Brakel waren eens eigenaars van het Riels Hoefke.

 

Uniek beeld

Langs het Hoefke volgen we de in onze inleiding aangeduide weg en dan openbaart het dal van de Donge zich in al zijn verrassende exclusiviteit door een blik over de breedte. Ge kijkt daar tegen de hoge rug van de Regte Heide, die ruim 20 meter boven AP ligt, terwijl het dal slechts goed 16 meter haalt bij de Donge. Al die vier meters hoogteverschil staan hier uitgestald. Als men achter zich weet de bossen van de voormalige Brakelse Hei op ruim 19 meter boven AP, dan dringt zich onwillekeurig de gedachte op aan de bedding van een brede, prehistorische rivier. Dit beeld krijgt nog meer gestalte door de wetenschap, dat de Regte Heide vol grof zand en grind zit, het zg. Maas- en Rijndiluvium. Het bovenliggende grind is hier zo talrijk, dat het verhaal gaat dat de Rielse boeren van lang geleden in de vaste veronderstelling leefden, dat de keien bij hen in de hei groeiden... In ieder geval hebben de Rielenaren nu nog aan de vele keien hun bijnaam te wijten!

Het zandpad nog even verder zuidwaarts vervolgend komen we aan een niet van de weg zichtbaar landhuis, het Muldersnest. Vóór de oorlog gebouwd door het lid van de Eerste Kamer, prof. dr. Mulder, in de oorlog verwoest en nadien opgebouwd en nog steeds in bezit van de weduwe van de professor. Tijdens de oorlog heeft prof. Mulder ondergedoken gezeten. Niet in zijn toen onveilige Muldersnest, maar in de koepel van de Leenhof op Gorp.

 

Leeuwerkeneik

Tegen het Muldersnest aan lag eens zeer schilderachtig onder hoge linden een boerderijcomplex. In de oorlog totaal verwoest. Nu staat daar een jong sparrebos. Er bleef slechts over een naam. En die luidt Leeuwerkeneik. In nog vroeger tijden "Leevebrake" geheten. Wie in de archieven duikt, achterhaalt iets van zijn ouderdom. Het ging hier om drie woningen. Een van deze, de "Achterste Hoeve" geheten, bestond volgens dr. Erens, de voormalige archivaris van Tongerlo, reeds in 1220. Op 26 februari 1295 is de Leeuwerkeneik aan Tongerlo gekomen. Op deze hoeve viel in de oorlog een bom van 2.000 kg.

 

Wandelen

Maar keren we liever terug naar de bossen tussen het Hoefke en het Muldersnest. Jaren lang waren ze hermetisch afgesloten doch sinds enige tijd werden ze opengesteld voor het publiek, al zien ze er met hier en daar een verouderd bordje "Verboden Toegang" en een gesloten afsluitboom wat afwerend uit. De bekende groene borden van Staatsbosbeheer spreken een andere taal. Hier kunt ge ronddolen in de siertuin, die ooit eigendom is geweest van Harrie van Dooren van Korvel te Tilburg. De vele rododendrons herinneren nog aan die "tuin". Evenals een grote, droogstaande vijver. De natuur heeft er nu zelf het heft in handen genomen zonder er echter in geslaagd te zijn een paar oude bomtrechters aan het oog te onttrekken.

Enige grasbegroeide dreefjes en een gezellig kronkelpad tussen dennen en loofgewassen voeren door het gebied, dat helemaal het stempel van ongereptheid draagt. Dit houdt o.a. ook in de afwezigheid van sporen van toeristisch bezoek. Zeker op een weekse dag komt ge er niet gemakkelijk een mens tegen. Eenzaam ronddolend voelt ge u geheel opgesloten door het bos. Mensenhanden zijn er niet vreemd aan geweest maar die lijken sinds lang stilgevallen. Hier heerst de stilte van het isolement die nog geaccentueerd wordt door de lege verlatenheid van het nabije Donge-dal.

 

Gemeentebossen

Als ge u los kunt maken uit de bekoring rondom, keer dan terug naar de vijfsprong op de Hoge Heide om daar de weg van het Ruiterpad, met aan de rechterkant het diepe dal, in zuidwestelijke richting te volgen. Ten slotte belandt ge vanzelf in de Goirlese Gemeentebossen. Vele hectaren van gemengde beplanting van den, spar, lariks en loofhout, aangelegd in de eerste decennia van onze eeuw en sinds een paar jaar opengesteld voor het publiek. Ze zijn vooral actueel geworden door de aanwezigheid van een uitgebreide trimbaan in twee gedeelten: één voor beginnelingen en één voor meergevorderden. Aan die trimbaan danken we de vele smalle bospaadjes tussen de brede dreven, die de bossen in onregelmatig gevormde blokken verdelen. Voor de onbekende wordt het allemaal een beetje moeilijk de weg te vinden. Misschien komt hij wel toevallig uit bij een picknickbank en met wat geluk vindt hij zelfs de Halve Maan.

 

Heideven

Voor de natuurminnaar betekent die Halve Maan het klapstuk van de Goolse Gemeentebossen. Het gaat om een aan drie kanten door dennebossen ingesloten ven met hier en daar de vrolijke toets van het wit en het groen van een berk. Vele jaren geleden sloten hoge dennen ook de zuidkant van het ven af totdat een bosbrand deze velde. De sporen daarvan zijn nog niet geheel verdwenen al vult thans zevenjarige aanplant de ontstane leegte opnieuw enigszins op. Eigenlijk betreft het wel drie vennen, daar een dam het open water, waarin vele boomstammen liggen, van de meer moerassige of geheel drooggevallen gedeelten scheidt. Over een tweetal rustieke vondertjes van mastenknuppels bereikt ge ook in het natte jaargetijde gemakkelijk mysterieuze kronkelpaadjes. Ze laten raden waar ze heen voeren. Geen nood! Steeds komt ge wel ergens op een bredere weg uit. Wie het avontuur zoekt, komt hier aan zijn trekken.

 

Tijdloosheid

De Halve Maan bezit eigenlijk alles wat ge van een heideven moogt verwachten: isolement, donker dreigend water, moerassige gedeelten waar de vegetatie steeds meer terrein op het water verovert maar waar nog het veenpluis zijn witte vaantjes heft en op de slikkige bodem een van onze weinige vleesetende planten, de zonnedauw, zich thuis voelt. Tussen de sponsachtige pollen met bunt storen wij een rondscharrelende kluut, die - onder alarmerend geschreeuw - rusteloos zijn kringen blijft trekken. Hij strijkt pas gekalmeerd neer als we ons achter een bosje verborgen hebben. Maar dan verraden kwakende kikvorsen weer hun aanwezigheid of houden jonge mezen er van berk tot berk hun vliegoefeningen. Een kwikstaart laat dat niet op zich zitten en geeft een bravoerige demonstratie, waarbij hij voortdurend bijna het water raakt. Dat speelt zich hier allemaal af op een zomerse dag met een strakblauwe hemel er overheen gespannen.

De Halve Maan biedt verschillende gezellige punten voor een zitje in zon of schaduw om dit alles met een gevoel van tijdloosheid te beleven. Mede door de rustigheid van de omgeving en een rust, die ge als moderne mens als onnatuurlijk ondergaat, worden de gedachten steeds verder teruggedrongen naar het verleden toen overal in onze Brabantse heiden de vennen te mediteren lagen. Tot de werkelijkheid geroepen wordt ge bij de Halve Maan echter wel meer door de sporen van achteloze bezoekers, die het maar niet kunnen nalaten het papier van hun snoeperijen rond zich heen te smijten. Er schijnt, zo op zondag, hier nogal wat volk te komen - door de week daarentegen vindt de bezoeker er meestal alleen zichzelf en zijn gedachten. En is dat niet méér dan genoeg?

 

"Ooievaarsnest"

Ten westen van de Gemeentebossen, waar de eeuwenoude Papenmoeren liggen, gaat het versmalde Donge-dal dwars door het landgoed "De Hoevens", voorheen eigendom van Harrie Blomjous uit Tilburg, in leven lid der Eerste Kamer, verder zuidwaarts na de fraaie Goorstraat te zijn overgestoken. Hier aan de Goorstraat zijt ge in het gebied van de Ooievaarsnest, dat kort geleden in het nieuws kwam door aankoop (140 ha plm.) door de Stichting Het Brabants Landschap. Niet de naam Ooievaarsnest maar wél deze gebieden komen reeds voor in documenten uit het begin van de dertiende eeuw. De abdij van Tongerlo had hier bezittingen. De naam Papenmoeren herinnert daaraan. De volksmond spreekt ook van Tabsmoer ('t Abts moer). Dat is: het moer van de abt of abdij. De verbinding tussen de Gemeentebossen en het Ooievaarsnest is nogal moeilijk. We laten die aan het speurinstinct van de zwerver over. Verklappen alleen, dat ge vanaf de Ooievaarsnest de bewoonde wereld weer kunt bereiken door de Goorstraat: westwaarts via Riel, oostwaarts over het (zeer zandige) Nieuwkerkse Baantje naar Goirle.

 

Wie de hier beschreven tocht niet per fiets maar met de auto tracht te maken, dient wel op enige verrassing voorbereid te zijn! Zeker na een paar dagen regen!

 

PIERRE VAN BEEK