"Riels Laag" en dal van de Donge
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 8 augustus 1972
Het
"Riels Leeg" heet het in de volksmond van de
Goirlenaren. Die van Riel daarentegen praten van het
"Gools Leeg". Beiden hebben, van hun eigen kant bekeken,
gelijk. Ze bedoelen hetzelfde! Het gaat hier dan om een
speciaal gedeelte van het dal van het riviertje de
Donge, waar dit de grens tussen de twee gemeenten vormt
in de nabijheid van het Riels Hoefke. Dit deel van het
dal neemt uit landschappelijk oogpunt een waarlijk
unieke plaats in, waarbij het opmerkelijke is, dat die
door zo weinigen wordt onderkend. Zo ergens, dan mag er
voorzeker hier van een dal gesproken worden, zó groot is
het hoogteverschil tussen het niveau waarop de Donge
haar weg kiest en het haar begrenzend gebied langs de
beide oevers. Om een juiste indruk daarvan te krijgen
dient men zich echter wel op te stellen op een bepaald
punt. Dat ligt aan het in een rullige zandweg overgaande
steenweggetje, dat - vanaf het Riels Hoefke - langs de
bosrand naar het geheel in bossen verscholen
"Muldersnest" voert. Het uitzicht dat ge hier geniet, is
eigenlijk niet eens Brabants meer maar roept eerder
gedachten aan het buitenland op. Wij kennen geen
Brabantse beek, waar ge iets dergelijks kunt beleven.
Als tweede punt komt daar nog bij, dat het gehele
omringende gebied machtig attractief is om tal van
andere redenen, welke we hierna hopen aan te geven.
Ofschoon ge het per auto gemakkelijk kunt bereiken,
lijkt het ons bij uitstek geschikt voor een fietstocht
op een mooie zomerdag. Of anders te voet! Dan pas proeft
ge het aroma van deze te weinig gekende streek. Als
toegangspoort bevelen wij aan het Ruiterpad. Dit begint
op de Rielse Dijk, gerekend vanuit de kom van Riel, ten
noorden van de brug en even voorbij het witte café "De
Vriendschap", rechts van de Dijk. Succes er mee!
Gemakshalve blijven we maar over de Donge spreken. Het
gaat hier echter over de bovenloop van deze rivier, die
op kaarten als Ley of Oude Ley wordt aangeduid. En
Ley-en hebben we in onze streken al zoveel, dat ge er de
tel bij kwijt raakt.
Vanaf
het Ruiterpad hebt ge het Riels Laag direct aan uw
rechterhand. Het betreft hier een voorheen en ook nu
hier en daar nog moerassig gebied. In oude tijden maakte
het deel uit van de zg. "gemeynt", waar de gemeenschap
turf voor huisbrand placht te steken. Dat gaat al terug
tot de 14de eeuw. Nu is dit alles grasland geworden, dat
hier en daar schilderachtig door alleen of in groepjes
staande bomen onderbroken wordt, want een
ruilverkaveling heeft hier nooit huisgehouden. Het dal
tekent zich direct duidelijk af door de helling van de
linker Donge-oever. Zover de blik naar het zuiden reikt,
gaat hij over hoogbegrensde weilanden om ten slotte,
daar waar het dal een bocht maakt, vast te lopen op de
Goolse Gemeentebossen en op die van het uitgestrekte
goed "De Hoevens".
Regte
Heide
Hier en
daar grazen wat zwartgevlekte koeien en als ge in de
hooimaand komt, wandelt er een geur van drogend gras bij
gunstige wind uw reukorgaan tegemoet. Het duurt niet
lang of ge raakt in de ban van het dal, maar dan duikt
daar aan uw linkerhand reeds de Regte Heide op, die de
aandacht afleidt. Dat is Gools gebied maar rond 1900
kocht Tilburg er een gedeelte van voor militair
oefenterrein. Door ontginning en anderszins heeft de hei
heel wat van haar oorspronkelijke 250 ha ingeboet. Een
deel geraakte door vliegdennen overwoekerd, op een ander
deel werden, bij wijze van werkverschaffing, de nu flink
uit de kluiten gewassen Goolse Gemeentebossen
aangeplant, maar er bleef desondanks nog een groot deel
heide over. Hoog en vlak, al rust zij dan ook nergens op
de horizont en al dwaalt er geen herder meer eenzaam
rond zoals eertijds een schoollied zong. Maar heide is
zij nog. "In optima forma". Vol romantiek en een echt
land voor dromers, dichters en dagemelkers. Tenminste
als de veroveringen van de moderne techniek verstek
laten gaan. Maar ook die hebben hun speciale attractie.
Ge behoeft op een doordeweekse, mooie dag niet zoveel
geluk te hebben om van zeer nabij getuige te zijn van
het militaire parachutespringen. Sprongen van 400 meter
hoogte. Een, twee, drie... tot acht man toe omlaag.
Spoedig gevolgd door een nieuwe lading met dan tot slot
van de oefening sprongen in vrije val van 2000 meter
hoogte aan veelkleurige, opengewerkte parachutes, die
geďnspireerd lijken door handenarbeid van de
fröbelschooltjes... In de weekenden wordt op de Regte
Heide regelmatig geoefend of vinden er wedstrijden
plaats met radiografisch bestuurde
miniatuurvliegtuigjes. Ook een attractie, die ge als
doler "en passant" even mee kunt nemen. Maar wanneer dit
alles ontbreekt, dan ligt daar de heide zichzelf te zijn
en gij doolt er overheen als eens de jagende mens uit
die oertijd. Ge ziet u daar trouwens met de neus
opgedrukt bij de Vijfberg, de opgegraven en nadien
gerestaureerde Keltische grafheuvels. Verder naar het
zuiden bevinden zich nog twee van zulke heuvels, doch
die laten zich niet zo gemakkelijk ontdekken.
Aesvoirt
Een
vanaf het Ruiterpad in het Donge-dal naar een wit
bruggetje afdalend weggetje betekent een moeilijk te
weerstane verlokking. Hier kunt ge immers, filosoferend
over de leuning gebogen, kringetjes spuwen in de Donge,
welke zich tot heden nog niet had laten zien. Daar in
het laagst gelegen gedeelte van het dal stroomt zij dan.
Misschien wat teleurstellend als ge u méér had
voorgesteld dan een onnozel beekje van nog geen twee
meter breed. Men moet het dan ook hebben uit de sfeer
rondom.
Ge staat
nu op de aloude Aesvoirt, eens een overgang door de
Donge, die in die verre tijden ook wel de Ae (Aa)
genoemd werd. Voor 1700 placht men nauwelijks bruggen te
bouwen. Men trok toen een beek over op een doorwaadbare
plaats bij afgeschuinde oevers. Soms werd voor zo'n
doorgang de beekbedding voorzien van stenen of bomen om
het verkeer te vergemakkelijken. Een dergelijke doorgang
werd "voort" genoemd. Rondom Goirle trof men opmerkelijk
veel "voorten" aan. Hun ligging is nog uit bestaande, al
of niet verbasterde namen, gemakkelijk te achterhalen.
Het vlakbij gelegen Riels Hoefke, in de oorlog vernield
en nadien minder schilderachtig herbouwd, wordt reeds
als "Hoeve Aesvoert" vermeld in 1436. Jan Gerits van
Broechoven uit de parochie Alphen blijkt dan de
eigenaar. Diederik Zijnen, een onbekende in deze streek,
gooide er op zijn kaart van 1760 met de pet naar toen
hij daar als naam "Aartsvaders Hoefke" neerschreef. Hij
is vermoedelijk door de klank van "Aesvoert" (Aesvoirt)
misleid of deed op zijn manier aan volksetymologie! Wel
komt men in 1650 de naam Aerschot tegen als aanduiding
van de Donge. In 1561 is er sprake van "Cleyn Leye". De
Aesvoirt was vroeger een belangrijke verbindingsweg.
Overal waart hier trouwens het verleden onzichtbaar
rond. De Tempeliers en Joannieters van Brakel waren eens
eigenaars van het Riels Hoefke.
Uniek
beeld
Langs
het Hoefke volgen we de in onze inleiding aangeduide weg
en dan openbaart het dal van de Donge zich in al zijn
verrassende exclusiviteit door een blik over de breedte.
Ge kijkt daar tegen de hoge rug van de Regte Heide, die
ruim 20 meter boven AP ligt, terwijl het dal slechts
goed 16 meter haalt bij de Donge. Al die vier meters
hoogteverschil staan hier uitgestald. Als men achter
zich weet de bossen van de voormalige Brakelse Hei op
ruim 19 meter boven AP, dan dringt zich onwillekeurig de
gedachte op aan de bedding van een brede, prehistorische
rivier. Dit beeld krijgt nog meer gestalte door de
wetenschap, dat de Regte Heide vol grof zand en grind
zit, het zg. Maas- en Rijndiluvium. Het bovenliggende
grind is hier zo talrijk, dat het verhaal gaat dat de
Rielse boeren van lang geleden in de vaste
veronderstelling leefden, dat de keien bij hen in de hei
groeiden... In ieder geval hebben de Rielenaren nu nog
aan de vele keien hun bijnaam te wijten!
Het
zandpad nog even verder zuidwaarts vervolgend komen we
aan een niet van de weg zichtbaar landhuis, het
Muldersnest. Vóór de oorlog gebouwd door het lid van de
Eerste Kamer, prof. dr. Mulder, in de oorlog verwoest en
nadien opgebouwd en nog steeds in bezit van de weduwe
van de professor. Tijdens de oorlog heeft prof. Mulder
ondergedoken gezeten. Niet in zijn toen onveilige
Muldersnest, maar in de koepel van de Leenhof op Gorp.
Leeuwerkeneik
Tegen
het Muldersnest aan lag eens zeer schilderachtig onder
hoge linden een boerderijcomplex. In de oorlog totaal
verwoest. Nu staat daar een jong sparrebos. Er bleef
slechts over een naam. En die luidt Leeuwerkeneik. In
nog vroeger tijden "Leevebrake" geheten. Wie in de
archieven duikt, achterhaalt iets van zijn ouderdom. Het
ging hier om drie woningen. Een van deze, de "Achterste
Hoeve" geheten, bestond volgens dr. Erens, de voormalige
archivaris van Tongerlo, reeds in 1220. Op 26 februari
1295 is de Leeuwerkeneik aan Tongerlo gekomen. Op deze
hoeve viel in de oorlog een bom van 2.000 kg.
Wandelen
Maar
keren we liever terug naar de bossen tussen het Hoefke
en het Muldersnest. Jaren lang waren ze hermetisch
afgesloten doch sinds enige tijd werden ze opengesteld
voor het publiek, al zien ze er met hier en daar een
verouderd bordje "Verboden Toegang" en een gesloten
afsluitboom wat afwerend uit. De bekende groene borden
van Staatsbosbeheer spreken een andere taal. Hier kunt
ge ronddolen in de siertuin, die ooit eigendom is
geweest van Harrie van Dooren van Korvel te Tilburg. De
vele rododendrons herinneren nog aan die "tuin". Evenals
een grote, droogstaande vijver. De natuur heeft er nu
zelf het heft in handen genomen zonder er echter in
geslaagd te zijn een paar oude bomtrechters aan het oog
te onttrekken.
Enige
grasbegroeide dreefjes en een gezellig kronkelpad tussen
dennen en loofgewassen voeren door het gebied, dat
helemaal het stempel van ongereptheid draagt. Dit houdt
o.a. ook in de afwezigheid van sporen van toeristisch
bezoek. Zeker op een weekse dag komt ge er niet
gemakkelijk een mens tegen. Eenzaam ronddolend voelt ge
u geheel opgesloten door het bos. Mensenhanden zijn er
niet vreemd aan geweest maar die lijken sinds lang
stilgevallen. Hier heerst de stilte van het isolement
die nog geaccentueerd wordt door de lege verlatenheid
van het nabije Donge-dal.
Gemeentebossen
Als ge u
los kunt maken uit de bekoring rondom, keer dan terug
naar de vijfsprong op de Hoge Heide om daar de weg van
het Ruiterpad, met aan de rechterkant het diepe dal, in
zuidwestelijke richting te volgen. Ten slotte belandt ge
vanzelf in de Goirlese Gemeentebossen. Vele hectaren van
gemengde beplanting van den, spar, lariks en loofhout,
aangelegd in de eerste decennia van onze eeuw en sinds
een paar jaar opengesteld voor het publiek. Ze zijn
vooral actueel geworden door de aanwezigheid van een
uitgebreide trimbaan in twee gedeelten: één voor
beginnelingen en één voor meergevorderden. Aan die
trimbaan danken we de vele smalle bospaadjes tussen de
brede dreven, die de bossen in onregelmatig gevormde
blokken verdelen. Voor de onbekende wordt het allemaal
een beetje moeilijk de weg te vinden. Misschien komt hij
wel toevallig uit bij een picknickbank en met wat geluk
vindt hij zelfs de Halve Maan.
Heideven
Voor de
natuurminnaar betekent die Halve Maan het klapstuk van
de Goolse Gemeentebossen. Het gaat om een aan drie
kanten door dennebossen ingesloten ven met hier en daar
de vrolijke toets van het wit en het groen van een berk.
Vele jaren geleden sloten hoge dennen ook de zuidkant
van het ven af totdat een bosbrand deze velde. De sporen
daarvan zijn nog niet geheel verdwenen al vult thans
zevenjarige aanplant de ontstane leegte opnieuw
enigszins op. Eigenlijk betreft het wel drie vennen,
daar een dam het open water, waarin vele boomstammen
liggen, van de meer moerassige of geheel drooggevallen
gedeelten scheidt. Over een tweetal rustieke vondertjes
van mastenknuppels bereikt ge ook in het natte
jaargetijde gemakkelijk mysterieuze kronkelpaadjes. Ze
laten raden waar ze heen voeren. Geen nood! Steeds komt
ge wel ergens op een bredere weg uit. Wie het avontuur
zoekt, komt hier aan zijn trekken.
Tijdloosheid
De Halve
Maan bezit eigenlijk alles wat ge van een heideven moogt
verwachten: isolement, donker dreigend water, moerassige
gedeelten waar de vegetatie steeds meer terrein op het
water verovert maar waar nog het veenpluis zijn witte
vaantjes heft en op de slikkige bodem een van onze
weinige vleesetende planten, de zonnedauw, zich thuis
voelt. Tussen de sponsachtige pollen met bunt storen wij
een rondscharrelende kluut, die - onder alarmerend
geschreeuw - rusteloos zijn kringen blijft trekken. Hij
strijkt pas gekalmeerd neer als we ons achter een bosje
verborgen hebben. Maar dan verraden kwakende kikvorsen
weer hun aanwezigheid of houden jonge mezen er van berk
tot berk hun vliegoefeningen. Een kwikstaart laat dat
niet op zich zitten en geeft een bravoerige
demonstratie, waarbij hij voortdurend bijna het water
raakt. Dat speelt zich hier allemaal af op een zomerse
dag met een strakblauwe hemel er overheen gespannen.
De Halve
Maan biedt verschillende gezellige punten voor een zitje
in zon of schaduw om dit alles met een gevoel van
tijdloosheid te beleven. Mede door de rustigheid van de
omgeving en een rust, die ge als moderne mens als
onnatuurlijk ondergaat, worden de gedachten steeds
verder teruggedrongen naar het verleden toen overal in
onze Brabantse heiden de vennen te mediteren lagen. Tot
de werkelijkheid geroepen wordt ge bij de Halve Maan
echter wel meer door de sporen van achteloze bezoekers,
die het maar niet kunnen nalaten het papier van hun
snoeperijen rond zich heen te smijten. Er schijnt, zo op
zondag, hier nogal wat volk te komen - door de week
daarentegen vindt de bezoeker er meestal alleen zichzelf
en zijn gedachten. En is dat niet méér dan genoeg?
"Ooievaarsnest"
Ten
westen van de Gemeentebossen, waar de eeuwenoude
Papenmoeren liggen, gaat het versmalde Donge-dal dwars
door het landgoed "De Hoevens", voorheen eigendom van
Harrie Blomjous uit Tilburg, in leven lid der Eerste
Kamer, verder zuidwaarts na de fraaie Goorstraat te zijn
overgestoken. Hier aan de Goorstraat zijt ge in het
gebied van de Ooievaarsnest, dat kort geleden in het
nieuws kwam door aankoop (140 ha plm.) door de Stichting
Het Brabants Landschap. Niet de naam Ooievaarsnest maar
wél deze gebieden komen reeds voor in documenten uit het
begin van de dertiende eeuw. De abdij van Tongerlo had
hier bezittingen. De naam Papenmoeren herinnert daaraan.
De volksmond spreekt ook van Tabsmoer ('t Abts moer).
Dat is: het moer van de abt of abdij. De verbinding
tussen de Gemeentebossen en het Ooievaarsnest is nogal
moeilijk. We laten die aan het speurinstinct van de
zwerver over. Verklappen alleen, dat ge vanaf de
Ooievaarsnest de bewoonde wereld weer kunt bereiken door
de Goorstraat: westwaarts via Riel, oostwaarts over het
(zeer zandige) Nieuwkerkse Baantje naar Goirle.
Wie de
hier beschreven tocht niet per fiets maar met de auto
tracht te maken, dient wel op enige verrassing
voorbereid te zijn! Zeker na een paar dagen regen!
PIERRE
VAN BEEK