CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Kasteel Groenendael en zijn bewoners

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 21 januari 1972

 

Ook Hilvarenbeek heeft zijn kasteel. Groenendael luidt de naam. Bekend genoeg in het dorp zelve en naaste omgeving doch veel verder gaat de reputatie niet. Er zijn trouwens in Beek tal van andere zaken, die eerder de aandacht van de vreemdeling trekken omdat hij er gewoon middenin ploft. Zelfs tegen wil en dank desnoods! Groenendael ligt even buiten de kom van de gemeente, een eind rechts van de Diessenseweg, geheel verscholen tussen hoog geboomte. Zelfs wij hadden tot voor kort nog nooit een voet gezet in dat verscholen paradijs. Het gaat hier namelijk niet om 'n voor publiek toegankelijk terrein. De betovering en de fascinerende werking, die er uitgaat van de kaarsrechte, door wel honderd hoge lindebomen overhuifde oprijlaan achter een smeedijzeren poort tussen stenen kolommen met zwierige ijzeren krullen aan de zijkanten is misschien juist daarom des te groter. Welke geheimen van feodaliteit en zo wachten er op ontsluiering achter het wazig verschiet van die laan, vraagt ge dan. Die vraag dringt te meer omdat om Groenendael in de Beekse mond verhalen geweven zitten, die niet tot het rijk der legenden behoren. Spoken doet het er derhalve geenszins maar toch... Groenendael heeft zo zijn eigen geschiedenissen van een vrij recente tijd, al gaat de oorsprong van het kasteel met zekerheid terug tot het midden van de 14de eeuw. Het heeft derhalve een lang spoor door de eeuwen getrokken alvorens het geraakte in zijn huidige, gemoderniseerde status van conferentieoord van de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken.

 

Het bouwjaar in de 14de eeuw valt niet vast te stellen. Vermoedelijk is het ontstaan uit een zg. schans, een door gracht en wal omgeven huis. Omstreeks het jaar 1000 werden deze schansen bewoond door de zg. milites, dat waren soldaten of ridders die diensten aan de Hertogen van Brabant verleenden. Deze milites zagen zich later, bij een centralisatie van het hertogelijk gezag, overal op het platteland verdreven door een nieuwe, kasteelbouwende adel. Enkele milites die zich schikten in de plannen van de hertogen, handhaafden zich en uit hun schansen ontwikkelden zich dan meestal kasteeltjes. Dit zou zo met Groenendael het geval geweest kunnen zijn al blijkt dit niet rechtstreeks uit documenten.

Groenendael ontleende zijn naam aan zijn stichter zoals het oudste op het kasteel betrekking hebbend archiefstuk vertelt. Dat was een Jean van Groenendael jr., in 1360 leenman van de Hertog van Brabant en getrouwd met ene Lysbeth. Hieruit stamde Wynric van Groenendael, leenheer van de Hertog, Signeur de Ten Bogarde, wiens vrouw niet wordt vermeld. Het derde geslacht zag zich vertegenwoordigd in Theodore van Groenendael, die getrouwd was met Elisabeth van Esbeek.

 

Van Tuldel

Deze drie generaties hebben het kasteel bewoond, waarna het overging in handen van Theodore's schoonzoon Jean van Tuldel (plm. 1439). Ook diens zoon Arnould (Aert) van Tuldel heeft het bewoond. Deze was in 1476 schepen van Hilvarenbeek en sneuvelde in dat jaar tegen de Zwitsers. Op het landgoed De Utrecht kan men op Tulder nog de plaats terugvinden, waar eens Tulders of Tuldel's hoef heeft gestaan.

Van Aert ging het kasteel over naar het geslacht Schilders, waarvan Jean en zijn zoon Servais het bewoond hebben. In 1526 werd eigenaar Gérard de Bie, wiens zoon Philippe trouwde met een dochter van Servais Schilders, met de schone naam van Adelaïde. Hun zoon Gérard bezet het kasteel plm. 1560. Vermoedelijk was hij ongetrouwd want in 1570 blijkt Servais Schilders, een broer van zijn moeder, eigenaar.

Een neef van dezelfde naam verkoopt op 3 maart 1573 aan Jhr. Marcellis van Brecht: "een steenen omgraven huys, genoemd Groenendael, een poirte, valbrugge, erfve, hof, scuer, bouhuys, somerhuys en andere zijnde structuren binnen water gelegen en de graften daeromme ende omtrent loopende mitsgaders ook die wallen, dijcken, structuren, houtwassen, groot zijnde omtrent 18 lopensaet, etc." Uit deze vermelding krijgt men dus een beeld van Groenendael in het derde kwart van de 16de eeuw.

 

Platgebrand

Tien jaar later zag Van Brecht zijn kasteel door brand ten onder gaan. Dat was in de roerige tijd van het beleg van Eindhoven door de Spaanse bevelhebber Graaf van Mansfelt in welke periode Hilvarenbeek herhaaldelijk door de Spanjaarden gebrandschat werd. Later zegt een document, dat "het slot(?) off verbrandt casteel van Groendael is verkocht van Joncker Marcellis van Brecht aen eenen genoempt Wouter Lodewijcx uit jaar 1597 den VI dach van Mert". Deze Wouter liet het huis in de stijl van zijn tijd weer opbouwen. Na door een zoon van hem bewoond te zijn geweest, komt Groenendael, door huwelijk, in bezit van Herman de Roy (1680) en daarna wordt door verkoop eigenaar een nakomeling van Marcellis van Brecht t.w. Jhr. Henry van Brecht. Diens met Jean Moonen getrouwde dochter Marie Catherine woonde er tot 1714. Achtereenvolgens werden door koop eigenaars de families Nagelmakers, De Schmeling (8 juli 1750) en Bouwens. Deze laatste is de enige Heer van Hilvarenbeek geweest, die op Groenendael woonde. Hij stierf in mei 1790.

 

Na revolutie

Nadat in 1795 bij de Franse revolutie alle heerlijke rechten waren vervallen, verkocht de weduwe Bouwens-Berkhout het goed in 1810 aan dochter Ardesch. Deze heeft er, evenals de volgende eigenaren Mählstedt en l'Archer Höhw, nooit gewoond. Vermoedelijk was het kasteeltje praktisch uitgewoond toen het gekocht werd door de gepensioneerde luitenant-kolonel der Cavalerie Jacques Joseph Majoie. Deze werd als eigenaar opgevolgd door de Tilburgse textielfabrikant Hubert Swagemakers (1905).

Na diens overlijden geraakte Groenendael "door een merkwaardige manipulatie" in bezit van de secretaris van Diessen, Norbert van Dijk, die het zo vlug mogelijk doorverkocht aan een boer, Van Lier geheten, die in de tuin landbouw beoefende en het pand als boerderij bewoonde. Na hen treden als eigenaars achtereenvolgens op een Bouman en de oud chef-kok van koningin Emma, zekere Benssen. Na een mislukte poging het kasteel als theehuis te exploiteren deed hij het in 1928 over aan notaris Moolenaar uit Rotterdam, die het in 1935 verkocht aan P. Vogels, gloeilampenfabrikant te Tilburg (Zuidoosterstraat). Deze bewoonde het zestien jaar om het daarna te verkopen aan de Verzekeringsmaatschappij "Holland van 1859", die het als vakantieoord exploiteerde en het daarvoor vrij grondig restaureerde. Toen het verhoopte succes uitbleef, werd het kasteel ten slotte op 31 december 1956 verkocht aan de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken, welke het nu - na grondige restauratie in 1960 en 1961 - gebruikt als conferentieoord met logiesaccommodatie. Dat was dan de grote lijn van de diverse eigenaars.

De genoemde Bouman heeft in Hilvarenbeek nogal wat opspraak verwekt. De mensen waren - niet ten onrechte - bang van hem en hij toonde angst voor de mensen. De bevolking heeft hem ten slotte gedwongen in Hilvarenbeek het veld te ruimen.

 

De kolonel

Een ondernemende, originele en boeiende figuur hebben de Bekenaren gekend in de gepensioneerde luitenant-kolonel Jacques Joseph Majoie uit een eigenlijk uit Frankrijk stammend geslacht. Over hem doen allerlei verhalen de ronde. Het betrof hier de op 14 augustus 1787 te Namen geboren beroepsmilitair, die 3 juni 1807 als vrijwilliger in Franse krijgsdienst trad bij het 27ste regiment Jagers te paard. Hij doorliep verschillende rangen en trad 25 maart 1815 als tweede luitenant der Cavalerie in Nederlandse dienst. Hij werd 16 mei 1842 gepensioneerd na, bij uitzondering, bevorderd te zijn tot luitenant-kolonel. Majoie stierf te Hilvarenbeek 29 mei 1878, oud 91 jaar en werd daar bijgezet in het familiegraf. Bij zijn begrafenis met militaire eer werden zijn verdiensten als militair en als beoefenaar van moderne landbouw breed uitgemeten. Vertegenwoordigers van de Belgische Jagers te paard en van het Nederlandse leger alsmede dienstdoende officieren van de Schutterij te Tilburg en de Brigade der marechaussee waren aanwezig.

 

Slagvelden

De staat van dienst van luitenant-kolonel Majoie is te merkwaardig om daar niet dieper op in te gaan. Ge blijkt te maken te krijgen met een figuur, die werkelijk uniek mag heten en zoals wij er in onze omgeving geen tweede weten op te duiken. Een "ijzervreter" en "houwdegen" van het oude slag, dus uit een tijd toen oorlogvoerenden elkaar nog in fraaie maar onpraktische uniformen op het slagveld ontmoetten.

Majoie streed in Pruisen, Zweeds Pommeren, Denemarken, Spanje, Saksen, Frankrijk en Nederland. Hij beleefde Waterloo en maakte de Tiendaagse Veldtocht mee tegen de Belgen. In die periode lag hij, onder Willem II, in Tilburg in garnizoen in de kazerne, waar later de BeKa-fabriek zou verrijzen. Zonder kleerscheuren bracht hij het er bij al die vechterij niet af. In de slag van Waterloo chargeerde hij met zijn eskadron twee keer na reeds bij de eerste maal een sabelsteek in de borst te hebben opgelopen. De tweede charge leverde hem een steek in de linkerarm op. Tegen zijn zin werd hij toen ter verpleging opgenomen.

Bij het beleg van Badajoz (Spanje) deed hij met twaalf Jagers een uitval op een detachement van veertig vijandelijke ruiters. Velen werden gedood en verscheidene gevangen gemaakt. In de slag van Mondrigo redde hij zijn eskadronscommandant uit handen van de vijand. Dit leverde hem het Legioen van Eer op. Majoie was trouwens drager van verschillende andere onderscheidingen o.a. Ridder in de Militaire Willemsorde 4de klas, verleend voor de slag van Waterloo. Gaarne droeg hij een herinneringskruis, dat hij eigenhandig uit handen van Napoleon had ontvangen toen deze naar St. Helena werd verbannen. Majoie was mede met de deportatie belast. Populair gezegd: Hij bracht Napoleon naar St. Helena.

Deze militair in hart en nieren streek, na zijn pensionering, in Hilvarenbeek neer om er te gaan boeren op het in 1837 door hem gekochte goed Groenendael. De luitenant-kolonel liet het kasteel optrekken als een klassiek Nederlands landhuis met fraaie verhoudingen. Bij de herbouw bleef een van de gewelfde kelders met enkel andere muurresten bestaan. De vierkant rondom het huis lopende gracht bleef intact. De oude, aan het huis vastgebouwde schuur werd in 1857 vervangen door een boerderij.

 

Stevige aanpak

De "kornel" zoals die van Beek hem in de wandeling noemden - er was er in het dorp zo per saldo toch maar éne - pakte de zaken flink aan. Hij studeerde en experimenteerde, voerde de kunstbemesting met guano (vogelmest) in, zorgde voor het beste zaaigoed en fokdieren van hoge kwaliteit. Als eerste verbouwde hij hier mangelwortelen en tarwe en introduceerde ook het gebruik van moderne landbouwwerktuigen. Al die activiteit leverde goede winsten op en zijn landerijen stonden in de hele streek bekend als de mooiste en de beste.

De door hem gebouwde met pannen gedekte boerderij droeg niet het karakter van de streek. Aan een lange kant onderscheidde zij zich door drie grote, overwelfde bogen, die een soort loggia of waranda vormden. Onder de middelste boog bevonden zich de dubbele staldeuren. Een nieuwigheid was ook, dat binnen het vee in een cirkel om de voederbakken stond opgesteld, dit in afwijking van de rij-opstelling bij de toen in zwang zijnde potstallen. Deze boerderij werd rond 1960 afgebroken. De laatsten die er op boerden, waren, kort voor de afbraak, de gebroeders Christ en Jan Vinken.

 

Vernieling

Een vijftig jaar geleden heeft hier ook een rijke Zeeuwse boer gezeten. Gewend aan zware klei kon hij op het Beekse zand zijn draai niet vinden. Misschien heeft hij daarom wel zoveel trotse bomen meedogenloos, zonder gevoel voor landelijk schoon, geveld. Er gaat het verhaal, dat zich hieronder een boom bevond, zó groot, dat hij met de "oets" niet te vervoeren viel. Men zou hem toen maar in de kasteelvijver geworpen hebben waarna deze vijver grotendeels met zand werd volgegooid. Het restant van die vijver is later ook gedempt bij de jongste reconstructie van het kasteelpark. Als het allemaal klopt, moet die boom er derhalve nog altijd zitten.

 

Zo'n kist

Het meest bekende verhaal is het historische over de toch eigenlijk tragische dood van de Beekse kolonel. Hij stierf aan zijn eigen doodskist, zoudt ge kunnen zeggen. Op 91-jarige leeftijd voelde hij blijkbaar zijn einde naderen. Hij gaf althans opdracht uit de mooiste eik achter zijn kasteel een doodskist te maken. Zijn tuinlieden vonden dit zonde, maar de kolonel maakte met een "nom de tonnerre" een einde aan de tegenspraak. In vol ornaat gekleed liet hij zijn maat nemen en toen de fraaie kist klaar was, werd ze, naar zijn opdracht gewatteerd en wel, op de overloop in het kasteel geplaatst opdat hij dagelijks aan zijn dood zou herinnerd worden.

De kolonel, die reeds vanaf zijn 76ste jaar weduwnaar was en zich alleen op het kasteel bevond op een zondag, dat het personeel vrij had, ging op zijn eentje alle ramen voor een hevig onweer sluiten. Op de overloop woei plotseling een niet goed gesloten venster open en werd de kaars, welke hij op een kandelaar in de hand hield, uitgeblazen. In het aardedonker struikelde de "ijzervreter" over zijn eigen kist. Hij brak een been, kreeg er infectie aan en stierf zes weken later... Toen bij een van de traditionele familiereünies van het geslacht Majoie, waaruit verscheidene telgen op kasteel Groenendael geboren zijn, de dood van de kolonel door niet-de-eerste-de-beste gastheer gereleveerd werd, viel daar de spitse uitspraak te beluisteren, dat de kolonel niet over zijn doodskist gestruikeld zou zijn als hij toen in plaats van een kaars over een gloeilamp had beschikt...

We zagen de kolonel beschreven als een grote, martiale figuur, die op hoge leeftijd nog stram en kaarsrecht over zijn domein schreed en aan wie 18 juni (herdenking van de slag bij Waterloo) nooit zonder meer voorbij ging. Hij kleedde zich dan graag in vol ornaat met koperen helm met paardestaart. Gezeten te paard vormde hij zo een indrukwekkende verschijning.

 

Andere heer

We meldden reeds, dat na luitenant-kolonel Majoie Groenendael eigendom van Hubert Swagemakers werd. Deze legde er een mooi park en moestuin aan, te zamen met de huidige oprijlaan. Hij was Heer van Hilvarenbeek, Diessen, Riel en Westelbeers en overleed op zijn kasteel in 1909. Zijn doodsprentje karakteriseert hem als volgt: "Ik bracht grote werken tot stand: bouwde huizen en legde lusthoven en parken aan, en kweekte daarin allerlei geboomte. Ik groef watervijvers om het woud der opschietende bomen te bevochtigen; en toen ik terugzag, verstond ik, dat dit allemaal ijdelheid was en dat niets bestendig is onder de zon"...

Groenendael leefde echter voort en trad zelfs een nieuw tijdperk in toen Philips het in 1960-1961 een grondige restauratie deed ondergaan als conferentieoord. Daarbij verrees een nieuw logiesgebouw op de plaats van de oude boerderij van Majoie, dat door een galerij met het oude huis werd verbonden. De aanvankelijk door veel paden doorsneden en wat drukbeplante voortuin werd getransformeerd tot één groot rond gazon, waarachter het eigenlijke hoofdgebouw domineert tegen en tussen een decor van machtige beuken en linden. Grachten, met daarachter links en rechts een muur, waar tussen met leeuwen gekroonde kolommen van baksteen een smeedijzeren poort met lantaarns is opgehangen, sluiten het gazon aan de voorkant af. Door deze compositie blijkt een enorme licht- en ruimtewerking verkregen, waaruit een geest van voornaamheid sterk naar voren treedt.

 

Fraai park

Feodaliteit spreekt er uit het achter het kasteel gelegen park, dat met de betiteling van "miniatuurwoud" wellicht méér recht wordt gedaan, ware het niet dat de paden er zo goed onderhouden zijn en er een zevental speelse bruggen over vijvers springen. Het grootste deel van het complex wordt omarmd door grachten, wier aftakkingen weer vijvers vormen. Donkere, zwarte vijvers door jaar na jaar opgestapelde bladeren op de bodem, vijvers met varens op de oevers en op een bepaalde plek de als aangepunte palen naar boven stekende luchtwortels van een moerascypres. Een deel van deze vijvers, waarop soms wilde eenden rondscharrelen, bestaat uit restanten van het Spruitenstroompje, dat - vóór de aanleg van de nieuwe weg - midden door het "woud" kronkelde doch nu, recht als een liniaal, naast een storende dijk, naar de Diessenseweg stroomt. Dankzij een sluizenstelsel voedt het echter toch nog steeds de wateren van Groenendael. Een stuk beton van een oud brugfundament, liggend langs een pad, draagt als inschrift A. Vogels, 12 april 1938.

 

Lustoord

Een tweetal kunstmatige heuvels sluiten Groenendael aan de oostkant af. Van daar tot aan en om de gebouwen van het goed schrijdt ge op een late herfstdag door een lustoord van velerlei loofhout. Soms springt er een buitenbeentje tussen uit zoals een pronkerige, flink uit de kluiten gewassen douglasden en een majestueuze esdoorn. Nog sterker is dit het geval met een tulpenboom, die in de boeken der geleerden als "liriodendron tulipifera" paradeert. Een Amerikaan van origine, welke in zijn moederland een hoogte van 68 meter bereikt. Aangeplant in Nederland brengt hij het tot zestien meter. Al behoort hij wel tot de familie, het gaat hier toch niet om een magnolia, die de volksmond verkeerd ook wel eens tulpenboom noemt. Op Groenendael hebben we te maken met een flinke boom met merkwaardig gevormde bladeren. Hij draagt roodachtig gele bloemen in de vorm van een tulp, welke echter tussen het lover niet erg opvallen indien ge de bloeitijd niet kent. En tot slot ontdekt ge dan - naar onze gevoelens wat te ver weggedrongen - een jeugdige sequoia bij de afsluiting van de parkeerplaats. Weer een echte exoot, welke ge in Nederland niet zo vaak tegenkomt. Tot voor kort stond er een bij de rotonde van Vught en we zagen ooit een exemplaar bij het kasteel "Schrieken" te Poppel om maar wat dicht in de buurt te blijven. In Amerika hebben ze er van duizenden jaren oud, van fabelachtige dikte en hoogte. Wie niet te jong is, zal zich het traditionele plaatje uit de Bos-schoolatlas herinneren van een dergelijke aan de voet uitgeholde "knaap" zodat men met paard en wagen, als door een poort, door de stam heen kon rijden. In vergelijking tot zijn Amerikaanse broeders komt de Groenendaelse niet verder dan tot pasgeboren baby. Opmerkelijk bij de sequoia is ook zijn schors, die zo plezierig fluweel- en schuimrubberachtig aanvoelt.

 

Afscheid

Dit alles ontdekten wij op het Groenendael van vandaag. Op een dag, dat een late herfstzon een stralenharp tussen de bomen zette en het was of naar beneden dwarrelende bladeren daarop het weemoedige liedje van een afscheid tokkelden. Het lied van "een beetje sterven" maar met daarachter toch de garantie van een nieuw geboren worden. Dat dachten wij tenminste toen we langzaam door de oprijlaan naar de Diessenseweg wandelden en halverwege het hoofd nog eens omkeerden naar Groenendael...

 

PIERRE VAN BEEK