CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Rondom het landgoed "Neme(r)laer"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 28 juli 1971

 

Landgoed Nemerlaer - archief Pierre van Beek

 

De naam "Neme(r)laer" heeft in onze streken een bekende klank. De gedachten gaan daarbij op de eerste plaats uit naar een kasteel van die naam onder de gemeente Haaren. Velen kennen het verhaaltje van dat merkwaardige testament volgens hetwelk het kasteel met zijn inventaris 68 jaar onberoerd en derhalve ook onbewoond moest blijven. Raar maar waar, al is het dan ook niet precies helemaal zo gelopen als de maker van het testament zich dat had gedacht. Niettemin is het kasteel toch al die jaren - en zelfs langer! - onbewoond gebleven. Daar niemand zich geroepen voelde voor enig onderhoud te zorgen, raakte het geleidelijk aan in een steeds meer vervallen staat. Totdat - na het verstrijken van de testamentaire termijn - de stichting Het Brabants Landschap in 1963 eigenaresse van het kasteel werd en er na veel moeite in slaagde er cultureel leven in te wekken.

Het begrip Nemelaer houdt echter méér dan een kasteel in. Als het Landschap spreekt van Nemelaer gaat het hier om een complex van 114 ha, dat zich kenmerkt door een uitzonderlijk natuurschoon. Hoewel het aansluit op de Oisterwijkse bossen, vormt Nemelaer in de laatstbedoelde zin voor velen "terra incognita". Heeft men immers aan de officiële Oisterwijkse bossen niet ruimschoots genoeg? Toch verdient Nemelaer afzonderlijke aandacht omdat het zich, landschappelijk gezien, van de Oisterwijkse bossen onderscheidt. Dit verschil zit hem dan daarin, dat op Nemelaer het toeristisch cultuurpatroon van Haarens grote buurgemeente plotseling wegvalt om plaats te maken voor een verrassende ongereptheid van de natuur. In de schaduw van de Oisterwijkse glorie komt Nemelaer eigenlijk nauwelijks aan bod. Het schijnt zich daarvan bewust en het is alsof het schuchter tegen zijn grote zuster aanleunt en er angstvallig voor waakt een mond open te doen om toch maar niet op te vallen. Overigens een bescheidenheid, die niet iedereen behoeft te betreuren want we zijn langzamerhand wel in een tijdperk beland, dat de werkelijk rustige en onaangetaste oorden tot de schaarse artikelen behoren.

Afgezien van de historie van het kasteel werd over Nemelaer als natuurgebied bij ons weten nog nauwelijks geschreven. Dat willen wij nu vandaag eens doen, een beetje speculerend op de gevoelige snaar, die misschien in een of ander onbekende ziel aan het trillen mocht geraken. Je kunt immers nooit weten! En er bestaan van die besnaarde zielen...

 

Het gebied Neme(r)laer ontleent zijn naam aan het kasteel. Sinds Het Brabants Landschap eigenaresse is, spreekt men van een Nemelaer-Noord en een Nemelaer-Zuid. Voor die scheiding vallen twee gronden aan te voeren. Sinds 1865 wordt het landgoed namelijk doorsneden door de spoorlijn Tilburg-Boxtel. Uit landschappelijk oogpunt een jammerlijke deling. De tweede reden kan men vinden in het sterk verschillend karakter van de beide delen. In het noorden vormt het kasteel met de open velden er omheen de dominant en in het zuiden ligt het accent op onaangetaste, wilde natuur.

De naam houdt verband met de beek de Nemer, die vroeger achter het kasteel stroomde, later de naam van Voorste Stroom kreeg en in 1965 vervangen werd door de zuidelijker, gegraven Essche Stroom. Met het woord "Laer", dat we in Tilburg op Korvel als "Laar" aantreffen, werd vroeger 'n open plek in een bos aangeduid. Hier houdt men het thans wel op. Immers bij de aanvang van de geschiedenis van het kasteel vindt men het aangeduid als "den Emerlaer" of "den Amerlaer" terwijl latere stukken soms spreken van "'t Huys den Emer" of "den Emmer". In onze jeugd hebben we nooit anders dan van Nemelaer horen spreken. Op grond van bovenstaand heeft men de laatste jaren in de naam echter een "r" ingevoegd. Men ziet thans beide namen door elkaar gebruiken.

 

Opengesteld

Het Brabants Landschap doet zijn best het voor iedereen opengestelde gebied wat meer toegankelijk te maken. Daartoe werden wandelwegen met gele en rode piketpaaltjes uitgezet. Het zal wel aan onze nieuwsgierigheid gelegen hebben die ons de neus ook in niet gemarkeerde paadjes deed steken, dat wij er niet in slaagden de routes zonder hindernissen af te lopen. Maar zo forceert ge dan ook het kleine avontuur, dat nu eenmaal niet in het comfort ligt.

De Stichting-eigenaresse heeft de omvang van het landgoed in haar fraai verzorgd Jaarboekje duidelijk op een stafkaartfragment afgetekend. De volkomen vreemde kan daaruit leren, dat de toegang tot Nemelaer-Noord ligt bij de brede, recht op het kasteel uitlopende eikenlaan ten zuiden van Haaren. De eenvoudigste weg om Nemelaer-Zuid te bereiken gaat over Oisterwijk en wel via de Gemullehoekenweg langs het Staalbergven en de Kivitsblekweg. Langs laatstgenoemde weg kunt ge op verschillende plaatsen binnendringen in de wildernissen van het zo mysterieus verscholen Beeldven. Vlak voor de Volkshogeschool rechts is langs de weg een parkeerruimte uitgespaard van waaruit met piketpaaltjes met rode kop een rondwandeling van drie kilometer werd uitgezet. Zij voert 300 meter over de verharde weg naar de voormalige boerderij Kivitsblek. Kort daarvoor buigt het pad linksaf het natuurgebied in.

 

Moddervelden

De naam Kivitsblek wijst niet op het hier veel voorkomen van kieviten. Hij werd ontleend aan een mijnheer Kivits, een vroegere eigenaar van een "heibleek". Daaronder dient verstaan een laag stuk in een heideveld, dat 's winters onder water staat. Met uitzondering van de lage stukken is die heide ontgonnen. Dat lage gedeelte draagt nu de veelzeggende naam van de Moddervelden. Ze liggen vlak naast de verharde weg aan de rechterkant. Wilt ge er een kijkje nemen, dan hebt ge uw bekomst bij de eerste oogopslag. Ge wordt er geconfronteerd met een bijna ontoegankelijk moerasgebied, dat zich kenmerkt door een rijke begroeiing van geurige gagel. Zo'n veertig jaar geleden werd hier nog regelmatig turf gestoken. Totaal geen gebied voor de toerist - ook niet als hij niet de gemakkelijkste weg zoekt. Voor biologen met laarzen aan daarentegen een paradijs. Het plantje beenbreek komt hier tussen de gagel massaal voor en ook als broedgebied voor vogels zijn de Moddervelden belangrijk. In en om de Moddervelden komt jaarlijks de vrij zeldzame blauwborst als broedvogel voor.

Joop Smittenberg noemt in een publicatie in "Amoeba", het orgaan van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, de Moddervelden een Brabants curiosum. In 1966 heeft N.J.N. Natuurbeschermings(werk)kamp hier, volgens de "permanente quadratenmethode", vegetatieopnamen gemaakt. De aanwezigheid van alle voorkomende plantensoorten werd daarbij in procenten vastgelegd. Deze gegevens zijn van groot belang voor het beheer. Bij heropnamen verkrijgt men daarbij een beeld van de ontwikkeling van de vegetatie en ook inzicht in het gevoerde beheer.

 

Schaapskooi

Een beetje verder dan de Moddervelden langs de harde weg treft ge een in Nemelaerse kleuren geschilderde oude boerderij aan, die de Schaapskooi heet. Daar is de kudde Texelse schapen thuis van de 65-jarige Kiske Keuninkx, een van de laatste der Mohikanen uit het schepersras. Zijn kudde heeft echter niet zo veel meer te betekenen. Het zou romantische harten wel goed doen als er op de grote, stille heide - dat dan de Campinaheide zou moeten zijn - een herder eenzaam ronddwaalde met zijn witgewolde kudde, die "trouw bewaakt wordt door zijn hond", zoals ooit een schooljeugd te zingen kreeg. Dat is er niet meer bij. Voor Kiske geen Campina! Hij blijft met zijn schaapjes liever op de grazige dijken van de Essche Stroom, al stinkt dit "open riool" dan ook nog zo verschrikkelijk. Maar ook dat zal niet zo lang meer duren - niet het stinken doch het weiden van de schapen! Als we goed zijn ingelicht, heeft Kiske er helemaal genoeg van. Hij wil er de pannen op leggen of om meer in stijl te blijven: de schepersstaf aan de wilgen hangen.

 

"Pikant" geval

Nu wordt het tijd eens te gaan kijken in het dennenbos tegenover de Kivitsblek, want daar ligt het Beeldven, dat verschillende Oisterwijkse vennen naar de kroon steekt. Zijn naam heeft dit ven te danken aan wat men in vroeger dagen een pikant verhaaltje genoemd zou hebben en dat fluisterend verteld moest worden. De in Gent geboren jonkheer Donatus Th.A. van den Bogaerde (1829) erfde van zijn vader André van den Bogaerde, oud-gouverneur en opperschenker van onze koning Willem II en grootofficier van het Huis van Oranje - hij overleed in 1855 op zijn kasteel te Heeswijk - het kasteel van Haaren. Deze jonkheer Donatus had nogal plezier in zijn kasteel al kon het niet tippen aan dat van Heeswijk van zijn oudste broer met wie hij niet zo goed overweg kon. Hij was ook de man van het zonderlinge testament, dat bepaalde, dat het kasteel onbewoond en onveranderd moest blijven tot de 80ste verjaardag van zijn jongste neefje-erfgenaam. Dat betekende 68 jaar, want dat neefje was toen pas 12 jaar oud. Op 3 december 1963 zou dit neefje 80 jaar geworden zijn. Hij was echter al voor die tijd overleden.

 

Beeldenstorm

Donatus liet Nemelaer in 1880 niet alleen ingrijpende verbouwen in neo-renaissance en neo-gotische stijl, maar hij liet ook, op een schiereilandje van het ven nabij het kasteel, een grafkelder maken. Dan weet je tenminste waar je te liggen komt. Maar dat klopt niet altijd! Hij bezat de euvele moed op die grafkelder twee beelden te plaatsen, die - volgens de inwoners van Haaren - niet al te best in hun textiel zaten. Neen, zoiets was niks voor Haaren! Daarom trokken er op zekere nacht enkelen op uit om de beledigde gevoelens in eer te herstellen. Ze sloegen de beelden stuk en wierpen de brokstukken in het ven. Volgens beweringen van sommigen moesten de schuldigen studenten van 't Groot Seminarie van Haaren zijn geweest. Als dat klopt, hebben ze er een nachtelijke wandeling voor over gehad, want dat seminarie ligt nogal een eind weg. En waren daar zulke excursies geoorloofd? Intussen blijkt het nu wel duidelijk hoe het ven aan zijn naam gekomen is.

Brokstukken van de "schandalige" beelden zijn later uit het ven opgevist. Ze liggen nu, zich van geen kwaad geweten bewust maar wel groenig uitgeslagen, achteloos onder een dikke beuk bij het kasteel. Het blijken de tors van een mannen- en een vrouwenbeeld, ontdaan van aanstootgevende delen. Zo was het dus ook nog eens een keer!

 

Aan het ven

Het Beeldven ligt rondom door bos omsloten. Voor een gedeelte een wildernis van loofhout, zoals men dat in laag gelegen gebieden aantreft, waar de dennen hoog boven uitsteken. Als ge u al afvraagt, waar het ven nu eigenlijk ligt, duikt achter een rietkraag plotseling iets van het watervlak op en dan staat ge ook direct voor een uitgespaard gedeelte vanwaar ge een overzicht over het ven krijgt. Een menigte van waterlelies ligt er roerloos mooi te zijn, als witte sterren, achteloos neergestrooid op een tapijt van groen. In het open water vermeit zich een waterhoentje, dat zich van de gluurder niets aantrekt. De lisdodden van het riet heffen er hun "lampepoetsers" en tussen dat riet verbergt zich de gele dotterbloem, die met zoveel stralende schoonheid van de koninklijke waterlelie in de buurt niet meer concurreren kan. Overal zingen de vogels en het is dan ook wel het enige geluid, dat er op deze stille zomermiddag te beluisteren valt, een geluid, dat de rust en stilte niet stoort, doch enkel accentueert.

 

Vegetatie

De bosgordel versterkt de natuurlijke, klimatologische verschillen in de oevervegetatie. Er is duidelijk onderscheid tussen die van de warme, vrij door de zon bestraalde noordoever en die van de koude, overschaduwde zuidoever. Op tal van plaatsen groeit langs de kanten het nogal zeldzame moerashertshooi. Daardoor is het ven van juli tot september soms omgeven door een gordel gele bloempjes. We zeggen "soms", want deze bloempjes zijn alleen 's middags bij zonneschijn helemaal geopend. Naast de verschillende soorten blaasjeskruid bergt - volgens deskundigen - het ven het zeldzame kranswier, dat de bodem als een deken bedekt. Dit wier komt in Nederland slechts op enkele plaatsen voor.

Hoewel de eerste indruk van het gebied rauw is, heeft men hier toch duidelijk met eens aangelegd bos te maken. De vele greppels plus de dichte begroeiing maken het buiten de grote paden en hier en daar een geheimzinnig sluippaadje ontoegankelijk. De houtopstand bestaat overwegend uit grove den. Langs de weg ziet ge aan de buitenkant Oostenrijkse dennen. Hier en daar stuit ge ook op dennen met een "baard". Hun stammen zijn bedekt met zg. kortlot om eens in een vakterm te spreken. Dat is de doornden, die jonkheer Donatus er heeft aangeplant. De schubben van de kegels dragen een doorntje en verder wijkt deze dennesoort van andere af doordat hij drie naalden in één pakje samenhoudt. Het vaderland van deze den is oostelijk Amerika, dus een echte exoot. Hoewel hij zich moeilijk door natuurlijke bezaaiing verspreidt, treft men in de omgeving van het Beeldven toch enige zaailingen aan.

 

Over de lijn

Het uitgezette pad voert u ten slotte over de hoger gelegen spoorlijn Tilburg-Boxtel in "de beschaving van de mensen". Deze kondigt zich daar o.a. aan door de stank van de vervuilde Essche Stroom. Het is derhalve niet alles goud dat er blinkt, al slingert zich dit nogal brede "water" in sierlijke bochten door het landschap. In de richting Haaren opent dit een breed vergezicht over groene velden. Ge betreedt nu Nemelaer-Noord en tegelijkertijd het territoir van de gemeente Haaren. Zuid ligt namelijk nog onder Oisterwijk. Een stuw over de Essche Stroom geeft gelegenheid tot de oversteek naar een naar het kasteel voerend paadje. Het is een ongewone benadering van het kasteel. Ge kunt menigmaal bij Nemelaer geweest zijn zonder ooit enige notie van het bestaan van het pad te hebben gehad. Ge komt eigenlijk binnen door de achterdeur met het gevoel een indringer te zijn, die om duistere motieven de drie uitdagende toegangslanen tot de hoofdingang van het kasteelcomplex negeert. Kastelen hebben het vaak hoog in de kop. Ze willen weten kasteel te zijn en imponeren graag bij voorbaat met een trots gezicht maar wensen niet in het washuis betrapt te worden. Nemelaers glorie is evenwel al lang uitgespeeld.

 

Mini-pad

Dring daarom rustig voort door dat nog geen meter brede paadje, opgesloten tussen wilgebomen en een doornenheg. Verder het houten bruggetje, dat in de schaduw van een overbuigende es vegeteert boven de afgesneden, meanderende arm van de voormalige Voorste Stroom. Die oude bedding in het bultige weiland ten zuiden van het kasteel is nu aan verlanding prijsgegeven. Egalisatie van dit bijzonder karakteristieke deel van het landschap kon in 1965, door ingrijpen van Het Brabants Landschap, juist op het nippertje voorkomen worden. "Laagveld" luidt op de kaart de naam van een terrein hier in de buurt. Zeer terecht, want wij herinneren ons winters, waarin het terrein achter Nemelaer onder water placht te staan.

 

Troosteloos

Vanaf het vermelde bruggetje hebt ge een mooie doorkijk op de achterkant van het kasteel en al zijn troosteloosheid, na een verwaarlozing van decennia, een korte culturele opleving en dan de brandcatastrofe van 8 maart 1969. Deze heeft het gebouw - afgezien van andere averij - van zijn dak en toren beroofd. De op de hoeken van de daklijst intact gebleven draakkoppige waterspuwers van zink, die niets meer te spuwen hebben, kijken, grimmig als in het verleden en met ingehouden woede, uit naar de windstreken. Ze zijn niet in staat de elementen te weerhouden hun spel te spelen door de raamspelonken met gebroken glasruiten en op de wind bollende en krimpende beschermingen van plastiek. De ijdelheid van overdadig veel smeedwerk aan de waranda's van de eerste verdieping en het lofwerk van muurconsoles met een vergeten buste zouden tot een lachertje verworden zijn als het allemaal niet zo in-triest was. Nemelaer bezit dan toch altijd nog maar een historie die teruggrijpt tot het begin van de veertiende eeuw!

Door het verdwijnen van de toren en het hoge dak met zijn koepelrij is de indrukwekkendheid heel wat verminderd, maar de renaissanceversiering van 't bovenlicht van de hoofddeur aan het hoge trappenbordes bleef intact. Torenhoge platanen, kastanjebomen en beuken onder welke laatste een zeer imposante rode houden op het voorplein de sfeer van feodaliteit vast zoals dit ook het geval is met de smeedijzeren toegangspoort in haar kolommen tussen de brede, met eendekroos geheel toegedekte grachten die het complex gedeeltelijk omgeven.

 

Boerderij

Wie met open vizier Nemelaer tegemoet wil treden, dient dit wel te doen via een van de drie kaarsrechte hoofdlanen. Ge kunt dat zowel vanaf de Haarense als van de Oisterwijkse kant en dan met de auto tot aan het begin van een laan komen. Zo groeit ge, voortschrijdend onder de overkoepeling van de eiken, de verwachting en... de anticlimax tegemoet. Daartoe behoeft dan niet gerekend te worden het in behoorlijke staat verkerend boerderijcomplex met zijn fris geel-groen geschilderde zandlopervensters en overwelfde poort. De nevengebouwen, waarvan een vleugel de jaarankers 1757 draagt, omsluiten in het vierkant een binnenplaats met een put van abnormaal grote doorsnede. Hoewel in 1952 de boerderij geheel uitbrandde, past de herbouw toch harmonisch in de rest. Het is een stemmingsvol binnenplein, waar de geest van Nemelaer, zeker op een mooie zomeravond, onweerstaanbaar bezit neemt van tot contemplatie over het voorbijgaan der dingen geneigde zielen.

Al is Nemelaer dan ook niet meer zoals het tegen het midden van de vorige eeuw door Van der Aa beschreven werd: "adellijk herenhuis, boerenwoning en verdere getimmerten, duiventoren, tuinen, menagerie, Engelse tuinen, visvijver, alles omgeven door grachten en door de Nemer, hekken en ophaalbrug, sterrebossen, een stenen theekoepel, bouwland en enige heide", het stempel van zijn oorsprong en ontwikkeling verraadt het nog altijd.

 

Huisspook

Tot dat merkteken mogen dan misschien ook nog wel gerekend worden de legende van de onderaardse gang die tot onder de spoorlijn doorloopt... en het verhaal van het huisspook. Bij dit laatste gaat het om het "astrale lichaam" van een jonkvrouw, die tot op de dag van heden nog steeds op zoek is naar haar moordenaar. Eeuwen geleden - zo luidt het verhaal - zou hier een zwangere jonkvrouw in drie stukken zijn gehakt. (Toe maar!) De lichaamsdelen werden in een ven "dicht bij het kasteel" gegooid. Op een mistige nacht kan men dan boven het water zien, dat de mist begint te "kringelen" en dat drie mistspiraaltjes naar elkaar trekken om de vorm van een wezen aan te nemen, dat dan steeds in de richting van het kasteel verdwijnt. Méér dan zeventig jaar heeft zij het kasteel helemaal voor zich alleen gehad. Daar zweefde zij door de verlaten zalen. In het torenkamertje speelde zij met de antieke klok zodat deze begon te luiden zonder dat ze door een mensenhand beroerd werd. Van daaruit zond ze ook de uilen de nacht in om de man op wie zij nog steeds wraak wil nemen te zoeken. Hem alleen moet de freule hebben, andere mensen hebben niets van haar te vrezen. Kees en Jaon en Drik uit Haaren hebben ze ooit gezien en er het nageslacht van verteld. "En wat ge met oe eigen ogen ziet is waar!" Wij schenken liever geloof aan hen die beweren, dat ge alleen op een mooie, donkere zomernacht in de oude kasteellaan haar kleed kunt horen ritselen.

 

Maakwerk

Vooral door het verhaal van de dicht bij kasteel Nemelaer in het ven gegooide delen van het lichaam, die (in steen) inderdaad uit het Beeldven zijn opgevist - en die drie brokstukken hebben wij u al gewezen! - toont deze spookgeschiedenis het teken van vrij recent maakwerk, kennelijk ter voldoening aan een bestaande behoefte. En er moet toch ooit iemand mee beginnen! Waar zou de kleurige toets van het leven blijven als alle fantasie daaruit gebannen bleef.

Kasteelruïne met spook als snoepje-toe, dat is ook Nemelaer voor degenen, die eens willen gaan controleren of wij eveneens niet te veel gefantaseerd hebben...

 

PIERRE VAN BEEK