CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

"Dongewijk", een fraai landgoed

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 13 augustus 1971

 

Er is moeilijk een Tilburger te ontdekken, die - wanneer de naam Dongewijk valt - niet weet welke kant hij op moet kijken. Dat is naar het westen, daar waar de rivier de Donge, komende uit de richting Riel, de Bredaseweg oversteekt om haar weg, nu meer direct noordwaarts gericht, te vervolgen. Hij denkt daarbij aan een bij de oostelijke oever staand café en aan de gemeentegrens. Helemaal juist is dit laatste niet. De grens van Tilburg ligt hier, de Donge voorbij, nog een halve kilometer méér naar het westen. Maar goed, laten we dan toch maar zeggen: hier houdt Tilburg op.

Ten oosten van de Donge en ten zuiden van de Bredaseweg ligt ook nog een landgoed, dat de naam Dongewijk voert, een van de vele landgoederen, die men tussen de Donge en de kom der gemeente Tilburg aantreft aan weerskanten van de Bredaseweg, waar eens de "fine fleur" van Tilburg haar zomerverblijven bouwde. Het was en is daar een bosrijke streek, gezegend met natuurschoon, dat echter door de wandelaar alleen van de "buitenkant" kon bekeken en genoten worden. Als particulier bezit waren die landgoederen voor hem taboe. Maar de tijden zijn veranderd. Overal werden landgoederen voor het publiek opengesteld. O.a. is dit hier het geval met Dongewijk en met nog enige andere "feodale" bezittingen, welke in handen van de gemeente Tilburg zijn gekomen en thans met de verzamelnaam van "gemeentebossen" plegen aangeduid te worden. Algemeen bekend lijkt ons dit alles niet, hoewel ze op slechts korte afstand van de stad verwijderd liggen.

Waarom zou de natuurliefhebber en de ontspanning verlangende mens ver gaan zoeken wat hij in de buurt, zonder enige moeite, en zelfs zonder over een auto te beschikken, ook vinden kan! Dat dachten wij zo toen we hier op zekere dag ronddoolden en daar het fascinerende ondergingen, dat er ligt in het vrij wandelen in bossen, waar in het verleden een jongensoog zo lang begerig naar heeft gekeken. Daar komt echter nog een geheel andere factor bij. Met name wanneer het over Dongewijk "gaat". Dit gebied is immers niet van enige historie verstoken. Het heeft in het verleden in het Tilburgse leven een rol gespeeld, welke het nu niet meer valt aan te zien. Ook daarop eens te attenderen behoort mede tot de opzet van dit artikel.

 

De lage broeklanden van de Donge vormden reeds eeuwen geleden de grens tussen het onder een eigen Heer staand Land van Breda en van de Meijerij van Den Bosch, die rechtstreeks onder de hertog van Brabant stond. In oude documenten ontmoet ge de naam van de rivier als Dongaa, Dongensche Aa, maar ook die van Leyde. Het aangrenzende Hulten heet dan Holten. De thans in de Bredaseweg aanwezige brug - en die nu Hultense brug wordt genoemd - komt onder die naam voor op een kaart van 1890. Op de bekende kaart van Hendrik Verhees, de Boxtelse landmeter, staat ze als Maasbrug vermeld. Dit is ook de naam, die men al tegenkomt in protocollen van... 1380. Vermoedelijk werd hij ontleend aan een persoon, die de familienaam Maas droeg.

Wellicht is het voor sommigen ook interessant te weten, dat de naam "Oude Draaiboom" van de kaart van 1890 al rond 1450, dus ook nog in de Middeleeuwen, als "Oude Dreyboom" staat aangegeven. Het betreft het huidige complex bos- en weideland, recht tegenover het landgoed Dongewijk, ten noorden van de Bredaseweg en verder begrensd door de Donge (met Koolhoven) in het westen, de spoorlijn Tilburg-Breda in het noorden en de Reeshofweg ten oosten. In de huidige bossen staat een nieuwgebouwde villa van P. Bogaers. Zij draagt de naam "De oude Draaiboom" en kijkt daarmee dus terug tot in de Middeleeuwen.

 

Zonder dat we nauwkeurige grenzen van het oudste Dongewijk kunnen aangeven, weten we wel, dat het zich ook aan de noordkant van de Bredaseweg uitstrekt. In het begin van de veertiende eeuw was het hier allemaal woeste heidegrond, met wat betere grond in de lagere Donge-beemden. Het betrof hier "gemene gronden" of "gemeynt", gronden, die in 1329 Hertog Jan III van Brabant en Rogier van Leefdael, heer van Oirschot en Hilvarenbeek, voor gemeenschappelijk gebruik hadden uitgegeven aan de inwoners van Tilburg en Goirle. Die "gemeynt" besloeg een groter oppervlak dan die van Tilburg en Goirle. Voor wat de westkant betreft wordt in de akte van 1329 (1 september) de grens aangegeven als lopende van de Meelberg (ongeveer tussen de dorpskommen van Alphen en Riel) naar Middelbroek (bij Hulten). Vandaar naar het dorp Dongen (met inbegrip van de Haanse Hoef, vroeger Hoeve de Lichtenberch).

Hoewel een college van gezworenen toezicht op de "gemeynt" hield, zagen ingezetenen wel eens kans wat van deze woeste, gemeenschappelijke grond te ontginnen en dan voor eigen doeleinden te gebruiken. Dit gebeurde vooral sinds 1672 door een niet met de wet in overeenstemming zijnde grondpolitiek van Tilburgs drossaard en schepenen. Die politiek is 'n verhaal apart. Het gaat er ons nu alleen maar om er op te wijzen hoe het westelijk grensgebied van Tilburg, hoewel ver van de bebouwde kom, al vroeg de belangstelling had.

In 1766 bestond op Dongewijk bij de Maasbrug of Hultense brug reeds een herberg. Bij de intocht van Prins Willem V in Tilburg op 17 juni van gemeld jaar werd de jeugdige erfstadhouder, naar de kroniekschrijver meldt, aldaar feestelijk ontvangen "in de pronkkamer" van de herberg. Die dag kreeg Dongewijk heel veel militair vertoon met staatsgroten, Duitse edellieden en Tilburgse autoriteiten te zien. "Onder de lindebomen van een naburige pleisterplaats" moest de erewacht zelfs een uur wachten voordat de prins uit Breda arriveerde.

 

Diepen c.s.

Later liet de nijverheid haar oog op de streek van Dongewijk vallen. Van der Aa zegt in zijn aardrijkskundig woordenboek, dat het gehucht Dongewijk aan de rivier de Donge bij de Maasdijksche of Maasbrug zijn ontstaan te danken heeft aan de daar in 1835 opgerichte, door stoom gedreven lakenvollerij en ververij van de heren Diepen, Jellinghaus en Comp. Genoemde heren legden ook een buitenplaats aan met een woonhuis aan de overkant van de straatweg. Verder bouwden zij enige arbeiderswoningen. Met dit alles bij elkaar omvatte het gehucht vijf huizen, die door dertien huisgezinnen werden bewoond. Het telde in Van der Aa's tijd eenenvijftig zielen.

Een andere bron noemt bij de fabriek ook een wolwasserij (broeierij). Het ging blijkbaar goed met de nieuwe onderneming want reeds een jaar later in 1836 werd er tot uitbreiding overgegaan. Het betrof hier, zoals we in het dagboek van De Beer lezen, een gebouw van 120 voet lang. Toen de dakgebinten er al op stonden, werd het hele geval echter door de storm van 29 november 1836 totaal tegen de vlakte gevaagd. Bij die catastrofe werden ook "wel duizenden" bomen ontworteld en omgeworpen. Van de huizen bleef er geen enkel onbeschadigd.

 

Memoriaal

Volgens een nog bewaard gebleven Memoriaal van Dongewijk stond het bedrijf onder leiding van Jan Hendrik Arnold Diepen, de oudste zoon van Jan Nicolaas Diepen en van Frederik Jellinghaus, zoon van Frans Jellinghaus. Brengt men deze uitbreiding der zaken in Tilburg in verband met het in dezelfde tijd stichten van de firma J. Diepen en Zonen in Den Bosch, dan mag men wel aannemen, dat de oude Johannes Diepen o.a. de bedoeling heeft gehad zijn zaken zó te regelen, dat de oudste zoon op den duur de Tilburgse zaak zou krijgen en de jongere de Bossche.

Het hier aangehaalde Memoriaal, een van de weinige na een brand bij Diepen op Korvel overgebleven documenten, bevindt zich noch in 't gemeentearchief, noch in het familiearchief van de firma Diepen. Het zou moeten berusten in het destijds naar de Hogeschool overgebrachte fabrieksarchief.

 

Catastrofe

Diepen had ook een fabriek op Korvel. Deze was in 1808 opgericht onder de naam Jellinghaus, Diepen en Co. Later werd deze firmanaam omgezet in Diepen, Jellinghaus en Co. Johannes Diepen, afkomstig uit Den Bosch, was lakenkoopman. Frans Jellinghaus, geboortig uit Lunen aan de Lippe in Duitsland, was boekhouder geweest bij Paulus en Hendrik Vrede, en "de Co", Willem van Spaandonk, bracht de "know how" d.i. de vakkennis mee.

Korvel werd in de morgen van 2 juni 1839 (5.15 uur) door een grote ramp getroffen toen de fabriek van Diepen binnen twee uur tijds door brand totaal tegen de grond ging. Van een grote partij afgewerkte produkten, die klaar lagen voor de verzending van het Departement van Koloniën, kon bijna niets gered worden. De genoemde schadecijfers liepen van de 270.000 tot 300.000. Er was slechts een deel verzekerd. Waarschijnlijk zijn bij de brand ook de boeken verloren gegaan. Het oudste bewaarde grootboek dateert van juni 1839. Het Memoriaal van Dongewijk is ouder. De afgebrande fabriek stond op het Korvelplein ongeveer op het punt, waar de oude Korvelse kerk nadien is verrezen en weer verdwenen. Na de brand werd de later aan Van Dooren en Dams verkochte nieuwe fabriek gebouwd. Diepen had zich toen aan de Korvelseweg gevestigd, waar het bedrijf nog altijd draait.

 

Willem II

De exploitatie van Dongewijk had uiteindelijk geen grote voordelen opgeleverd. Men wilde er wel af en vond in 1847 voor alle gebouwen, bijbehorende bossen en landerijen een koper in de persoon van koning Willem II, die reeds meerdere bezittingen nabij de Bredaseweg had. De vorst liet op Dongewijk grote veestallen oprichten om te voorzien in de bemesting van de nabijgelegen heidegronden. De koning kocht daarvan 100 ha om te ontginnen.

De koning was reeds eigenaar van een pannenbakkerij aan de Bredaseweg, die hij in 1843 voor f 1.099,07 had laten vergroten. In de buurt van deze pannenbakkerij bouwde hij in 1845 voor f 1.102,- een nieuwe schaapskooi. Aan de uitbreiding van Dongewijk besteedde de vorst in 1847 een bedrag van f 2.068,-. De pannenbakkerij lag ten zuiden van de Bredaseweg, even voorbij het (nieuwe) "Bels lijntje", ongeveer ter hoogte van de gemeentelijke sportvelden. Op de kaart van 1890, de neodruk van de Wed. J. Ahrend en Zoon te Amsterdam, staat zij vermeld als "steenbakkerij".

 

Kanaalplan

In de pannenbakkerij lag in 1848 o.a. materiaal opgestapeld zoals palen en kruiwagens, dat gebruikt was voor... de afbakening van een aan te leggen kanaal van 's-Gravenmoer naar Tilburg. Tilburgs burgemeester had al in 1827 stappen voor zo'n kanaal gedaan en nu zou het er eindelijk, onder Willem II, eens van komen. Dat meende men tenminste. In 1827 dacht men aan een haven in de Oude Warande. Het kanaal zou dan lopen langs de Waterhoef van het Pijlijser. De kosten waren op f 426.000 geraamd. In 1833 kwam er een nieuw plan, waarvan de koning in 1848 de uitvoering opdroeg. Diens ontijdige dood deed het plan in rook opgaan. De afbakening van de terreinen had toen al plaatsgehad. Wij veroorloven ons dit zijsprongetje, omdat het een gelegenheid lijkt er op te wijzen dat het in de twintiger jaren van onze eeuw in Tilburg uitgevoerde kanaalplan niet zo maar uit de lucht is komen vallen en tevens om een klein stukje te belichten van 's konings activiteit in Tilburg.

Na 's konings dood werden zijn bezittingen aan beide kanten van de Bredaseweg aan verschillende particulieren verkocht. De publieke verkoop van Dongewijk vond plaats op 12 september 1871. Het ging daarbij om "twee bouwhoeven", weelderig opgegroeide mast- en schaarhoutbossen en heide. Een oppervlakte wordt in de notarisadvertentie niet vermeld. Wel, dat de verkoop geschiedde namens de erven van koning Willem II. Over een thans nog bestaande villa wordt daarbij niet gerept. De kern hiervan dateert uit 1810. Het betrof toen slechts een ronde, als theehuis bebouwde koepel op een verhoging. Veel later werd deze uitgebreid met een grote trap en warandes zodat er een villa ontstond, die ook als "De Koepel" werd aangeduid. Opvallend in die oude koepel zijn de zeer zware fundamenten en solide keldergewelven. Hoewel hier in het begin van de oorlog, vlak bij, vijf bommen neerkwamen, bleef de koepel dankzij die zware bouw onverlet. Rond 1906 was er een nu verdwenen luiklok aanwezig. Op gezette tijden klonk haar bronzen stem over heel Dongewijk.

In 1897 is Dongewijk wederom verkocht onder notaris Loven. Hier tussen door schijnen echter nog andere transacties te hebben plaatsgehad. We hebben overigens de indruk, dat met de naam Dongewijk niet steeds hetzelfde gebied gedekt wordt. In het midden van de vorige eeuw bv. was er een Dongewijk eigendom van de Tilburgse fabrikant J. Brouwers-Meijer, daarna van diens zoon J.L.F. Brouwers-van Glabbeek, die rond 1900 een Dongewijk verkoopt aan A. van Spaendonck-Brouwers. Vervolgens komt het in handen van de dames Brouwers en ten slotte komt het bij de huidige eigenaar J. Brouwers-Majoie, kleinzoon van de eerstgenoemde Brouwers. In diens tijd bedroeg de oppervlakte 100 ha. Toen J. Brouwers-Majoie Dongewijk in handen kreeg, was het 21 ha groot. Door aankoop werd het uitgebreid tot 34 ha. Dat is nu de omvang van wat thans landgoed Dongewijk heet. Uit bovenstaande blijkt, dat de naam Brouwers ongeveer 120 jaar op een of andere manier aan Dongewijk verbonden is geweest.

 

Opengesteld

Sinds enige tijd reeds is dit Dongewijk voor het publiek opengesteld. Met deze grepen uit de historie in het achterhoofd hebben wij er wat rondgeneusd. Dat gebeurde met te meer plezier, omdat het landgoed ons reeds in onze jeugd fascineerde. De stimulans daartoe ging uit van de hoofdingang aan de Bredaseweg. Dat is thans nog altijd het geval.

Rechts en links geflankeerd door weilanden tegen een donkere bosrand steekt een brede kastanjelaan naar het zuiden. Ze verliest zich in het schemerduister van hoge beuken met lagere beplanting en roept de intrigerende vraag naar het onbekende op. Met andere woorden: Wat zit daarachter nog verborgen? Dat behoeft nu niet langer meer mysterie te blijven, want 't smeedijzeren hek met zwierige, barokke krullen en de naam Dongewijk er op staat uitnodigend open, in gezelschap van het bekende groene bord met de poppetjes.

 

Imponerend

Ge moet toch wel heel bot zijn om hier niet met een soort heilige schroom binnen te treden. De laan overmant u, neemt u in één slag in haar greep door een sfeer van feodaliteit zoals we die in de verre omtrek van Tilburg nergens in de natuur nog een keer weten te vinden. De torenhoge kastanjebomen, welke met de kruinen in elkaar grijpen, vormen daar een kathedraal, waar de zon maar met moeite hier en daar een pijltje doorheen prikt. Uw voeten schrijden meer dan ze gaan over een onregelmatig plaveisel van lang geleden uit de hei opgedolven kiezelkeien en zelf bekijkt ge intussen de ruwe, door ouderdom gehavende stammen. Sommige heel dik, andere wat dunner maar oud allemaal. Hun verweerdheid roept herinneringen op aan het getourmenteerde van bomen op een ets van Gustave Doré en in de taaiheid, waarmede zij zich handhaven, ziet ge olijfbomen van een bijbelse voorstelling. Aan de kant van de weilanden raken de takken bijna de grond. Zij geven daar jong schot uit de bodem de hand. Aan deze kanten vegeteert een sterk verende humuslaag van bladeren en zwart geworden wilde kastanjes, neergesmeten en opgetast in een lange reeks van jaren. Hier mediteert het verleden door het lawaai van over de Bredaseweg in twee richtingen voorbijrazend snelverkeer. Kortom, de entree van Dongewijk beleeft ge als een met liefde van geslacht op geslacht gekoesterd kleinood, tot eigen verbazing overgekomen in een tijd, die niet meer de zijne is.

Na deze "prelude" verbaast het u daarachter een landgoed met zoveel en zo goed onderhouden paden aan te treffen. De kastanjedreef vindt haar voortzetting in een beukendreef met daarnaast links en rechts verspreid staande beuken, die stuk voor stuk hun stand eer aan doen. Wat een indrukwekkende torens van bomen. Dik van omvang maar desondanks slank door hun kaarsrechte stammen en hun hoogte. Ver boven uw hoofd zenden zij dan hun machtige takken uit met een zelfverzekerdheid alsof ze zeggen willen: Wij rekenen alleen met eeuwigheid!

 

Roekenkolonie

Hier houdt een zeldzaam grote kolonie kauwen en roeken, oude en pas uitgeleide jongen, haar vergadering alsof het een Poolse landdag geldt. Het schreeuwt en schettert allemaal door elkaar en dat levert een koor, zo verrassend homogeen, dat ge dit geluid nauwelijks nog van een kwakend kikvorsenkoor kunt onderscheiden. Een gek beeld? Niet voor wie het geluid in de meimaand gehoord heeft.

Een droge gracht doorsnijdt de dreef. Over die gracht spant een stevige houten brug haar elegante boog en na nog een brug staat ge plotseling voor een op een kunstmatige hoogte gelegen theehuis, waar een gracht een lus omslaat. Een klad paarse rododendrons kijkt er met welgevallen naar. Dit theehuis vervangt een vroegere met stro overdekte voorganger, die was uitgerust met gekleurde glas-in-loodramen. Dit gedeelte van Dongewijk bestaat uitsluitend uit loofbos. Maar dan loofhout in zeer grote variatie. De beplanting wordt jonger naarmate ge verder doordringt in het landgoed, dat zich van noordwestelijke naar zuidoostelijke richting uitstrekt tussen de Donge en de, uit een oogpunt van natuurschoon, zo attractieve Oude Rielse Baan. In de meest noordwestelijke helft blijft, achter het meer "feodale" gedeelte langs de Bredaseweg, de begroeiing hoog. Er duikt echter al wat den op en er loopt een fraaie sparrenlaan naar een open plek.

Bij het verlaten van het loofbos komt ge ook elders, nabij de Oude Rielse Baan, uit de koelte van de schaduw op een meer open heidegebied met dennen en sparren. Ook jonge eik en berk voelen zich hier thuis. Hier is de lucht wijd en de hemel groot. Hier piepen de krekels, glippen hagedissen weg en zingen de vogels, dat het een lust is. Het lijkt of ook zij er zich over verheugen ontkomen te zijn aan de lichte beklemming van het vaak schemerige loofbos. Dit opene verdwijnt weer in het meest zuidelijke deel van Dongewijk, dat in hoofdzaak bestaat uit dennenbos.

 

Hele scala

Na terugblikken naar het begin van de zwerftocht komt ge tot de ontdekking een hele scala van bos in een geleidelijke overgang beleefd te hebben. Dit in een sfeer van romantiek, welke zich niet alleen voelbaar maakt door historie, oude grachten, verschillende bruggetjes, een voormalige "spuul" van de oude wolwasserij, maar ook door de grillige kronkelpaden, die het gehele gebied op speelse manier doorkruisen. Voor wie het voor de eerste keer bezoekt, wordt een dooltocht tot een plezierig avontuur met steeds weer kleine ontdekkingen.

 

Achterom

Enige praktische aanwijzingen menen wij niet achterwege te mogen laten. Men beleeft Dongewijk het best door een bezoek in de hier beschreven volgorde. Dus start aan de Bredaseweg. Het grote bezwaar daarbij is echter, dat ge aan die verkeersweg met de auto geen blijf weet en de oversteek naar links door het drukke verkeer veel risico oplevert. Maak daarom gebruik van de ingang langs de Oude Rielse Baan (achter het pompstation), vlak tegenover de achteruitgang van "Trianon". Daar is het mooi, stil en rustig. Wandel, via de zichzelf wijzende hoofdweg, door de dreef met de kortstammige beuken naar de oude kastanjelaan aan de Bredaseweg om daar definitief te starten voor de dooltocht. Vroeg of laat voert u die dan wel weer terug naar de Oude Rielse Baan.

Dongewijk behoort in ieder geval tot een van de stille, weinig bekende natuurgebieden, die zeker als zodanig behouden dienen te blijven. Het ziet er overigens nog niet naar uit, dat het bedreigd wordt.

 

PIERRE VAN BEEK