CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (24)

 

HET "HÖSKE"

 

De kleine en de grote boodschap waren natuurlijk onderwerpen, die zich bijzonder leenden voor bloemrijk taalgebruik. Desondanks is de oogst in de Tilburgse Taalplastiek in dezen magertjes én verrassend beschaafd. Dat was eigenlijk te verwachten, want taal "op het randje" en daar over kwam immers niet in de krant. Als een ingezonden uitdrukking te grof was, belandde die in het archief.

 

"Hij heeft in z'n broek geleuterd" kan men ook horen. Leuteren in onze betekenis vonden we niet bij Van Dale. Hij geeft het woord voor kletsen, zeuren, zaniken en babbelen als hoedanig het bij ons ook voorkomt. Verder kent hij als volkstaal een bakske "leut", waarmee ook wij een kop koffie bedoelen.

 

Het is menselijk last te hebben van "hoog water". Het voldoen aan de daaruit voortvloeiende drang hoorden wij een Tilburger in een voor een buitenstaander onbegrijpelijke taal aanduiden met: "Ik moet efkes de geit gaon verzette." Dat is natuurlijk een geldig excuus om zich even uit het gezelschap te verwijderen. Als de aangebonden geit de haar toegedachte plek heeft kaal gevreten, dient uiteraard het paaltje verplaatst te worden. De kabouter van de Efteling zegt echter: "Kleine boodschap".

 

"Het huiske lichten of ruimen" was als uitdrukking ook wel iets specifieks uit onze contreien. Het betekende het leeghalen van de put of ton van de wc. Deze van het engels stammende afkorting had toen nog geen plaats veroverd in de Tilburgse vocabulaire. Men beschikte over genoeg andere woorden, waarvan "plee" dan wel als het netste werd gewaardeerd. Het werd gebruikt door hen, die zich boven het vulgus verheven voelden, want het was tenminste Algemeen Beschaafd Nederlands. Daar schijnt het nu nog voor door te gaan, al klinkt het wel heel burgerlijk.

 

Een "vervelend sekreet" is de weinig vleiende benaming voor een persoon. Meestal slaat het op een vrouw.

Eigenlijk is het een scheldwoord, dat associaties oproept met een bekend klein gebouwtje, dat achter de arbeiderswoningen placht te staan. Het is via het Frans "secret", dat "geheim" betekent, tot ons gekomen.

 

Een smulpaap, die zijn "kanus" goed had volgestopt, hoorde zich toevoegen: "Nou, gij zult ook geen zand meer afgaon!" Dit had betrekking op de stoelgang.

 

Wie weet er nog wat betekent: "Zij rijden daar met staande kar"? Het geeft aan, dat het er met het werk zeer druk is. Bij het laden en lossen wordt het paard niet uitgespannen maar blijft in de kar staan, opdat men weer snel terug zal zijn met de volgende lading. Men zou dus kunnen zeggen: Het is laden en lossen. Maar deze uitdrukking betekent toch weer iets anders. Men kan ze horen als bij slecht weer de ene bui op de andere volgt. Ook wordt ze schertsend gebruikt als iemand direct na het eten naar de wc gaat. Maar in die zin kent Van Dale ze ook, en is ze dus Algemeen Beschaafd of onbeschaafd(?) Nederlands.

 

Van een man met opvallend kromme benen kon men horen zeggen: "Hij loopt mee 'nen bril; het is een goeie om een verken te vangen". De bril waarmee we hier te maken hebben, was een rond gat in de planken wand van een varkenskot. Het varken moest hier de kop door steken om uit de aan de buitenkant staande trog te kunnen eten. Dit was bruikbaar voor een varken van drie maanden maar ook voor een groter. Het werd afgesloten met een houten schuif, welke door een pinnetje in een gaatje op bepaalde hoogte kon worden vastgezet. Bij deze methode van varkens voeren denken we natuurlijk ook onmiddellijk aan het ronde gat van een ouderwetse wc, destijds algemeen "plee" genoemd. Ook deze ronde opening heette bril, een benaming die zich bij de moderne wc's gehandhaafd heeft.

 

Dit is in genendele het geval met een werkzaamheid die wordt aangeduid met "'t huiske lichten". Hier hebben we te maken met het leeghalen van de beerput van de wc. Deze laatste sanitaire instellingen werden voorheen in de volksklasse algemeen met "huiske" aangeduid. Dit plachten dan ook letterlijk vaak kleine huisjes of hokjes te zijn, meestal van een nogal wrakke constructie, welke - een eindje van het woninkje verwijderd - achter "in den hof" stonden, soms echter ook buiten tegen de woning waren aangebouwd. De hygiëne was daarbij vaak ver te zoeken.

De beerput bestond meestal uit een ton. De boeren kwamen die op gezette tijden graag leeghalen, bij voorkeur 's morgens vóór dag en dauw of des avonds na zonsondergang. Als we ons niet vergissen was dit tijdstip gebaseerd op een gemeentelijke verordening. Voor dit leeghalen betaalden de boeren een bepaald bedrag. Dat was dus de omgekeerde wereld van thans, nu de opdrachtgever tot "lichten" daarvoor betalen moet. In de plaats van het werkwoord "lichten" werd ook het woord "ruimen" gebruikt.

 

Al zijn de bruiloften niet uit de tijd, wèl is dit het geval met de uitdrukking, waarin eens in Tilburg de "bruiloft" als beeld fungeerde. We doelen op: "Daar hebben ze bruiloft". Ra, ra, in welke richting wijst dat? Toen in onze stad de wc's nog niet waren aangesloten, beschikten de huizen over een beerput. Deze behoorde van tijd tot tijd "geruimd", dat was: leeggehaald, te worden. Volgens politieverordening mocht dit alleen des avonds na tien uur geschieden of in de heel vroege ochtenduren. Deze taak werd toevertrouwd aan een of andere boer, die daarvoor nog geld toegaf, want het kunstmest had zijn triomftocht nog niet aangevangen. Helaas beschikten niet alle woningen over een poortje. Het ruimen van de put geschiedde dan met emmers dwars door de gang of de woning heen. Zo'n plezierige vertoning betekende dat niet. Voorbijgangers, die getuige waren van de "tragiek" zeiden dan: "Kèk, daor hebbe ze bruiloft!" En daarmee verrieden zij dan hun gevoel voor humor.

 

Omdat we zo juist toch in de tuin verzeild geraakt waren, kunnen we wel even een lezer beantwoorden, die vraagt of we weten wat "huiskesloof" is. Het gaat hier om een vetplantje, dat de mooie Latijnse naam "sempervivum" (eeuwig levend) draagt. De gewone Nederlandse naam is huislook, huisloof of dakenloof. Omdat het op daken voorkomt, wordt het geleerd "sempervivum tectorom" (van de daken) genoemd. Zijn familie hoort in de Alpen thuis, maar, zoals met meerdere alpenplanten het geval is, treft men het in onze moderne rotstuintjes aan. Door de bezitters van die tuintjes wordt het echter meestal niet herkend als het "huiskesloof" van onze briefschrijver.

Reeds lang voordat wij in onze streken aan rotstuintjes met vetplanten dachten, hadden boeren en burgers "huiskesloof" liggen op de blauwe, Oudhollandse pannen van hun kippekooien, maar vooral op het dak van de vrij "in den hof" staande wc's, aangeduid als "het huiske". Zonder dat er naar omgekeken werd, woekerde het plantje hier verwilderd voort. Huiskesloof op het dak betekende in het volksgeloof een middel tegen het inslaan van de bliksem. Daarnaast ging het ook door voor geneesmiddel o.a. tegen brandwonden. Ontdaan van het dunne vliesje, dat ze bedekt, moest men het "vlees" van de nogal dikke en waterrijke blaadjes op de brandwonden leggen. Verlichting van pijn zal het allicht gegeven hebben. Genezing??? Als kind aten we het ontvliesde vruchtvlees zelfs, maar er is weinig smaak aan. De blaadjes zijn rosetvormig ingeplant. Na jaren krijgen ze pas een bloemstengel waaraan rose bloemetjes komen