STERVEN
1
Het
onderwerp dat met een straatlengte voorsprong het meest aan de
orde komt in de Tilburgse Taalplastiek is wel het lot dat iedereen
wacht. Logisch natuurlijk, gezien de grote impact die elk
overlijden op de naaste omgeving heeft. Op tal van manieren wordt
het sterven door de Tilburgers plastisch verbeeld. Dat het niet
allemaal even fijngevoelig is, komt door de "forsheid"
die Pierre van Beek in aflevering 1 van zijn rubriek al aanstipte.
Heeft
iemand "zijn houten jas aangeschoten", dan is hij
gestorven. Een doodskist is zijn jas geworden.
Is
iemand "zo goed als weg", dan scheelt het niet veel meer
of hij heeft het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.
Een
nogal frivole manier om over iemands dood te spreken ontmoeten we
in: "Hij is kas(t)je zis(zes)!". Daarbij wordt er aan
herinnerd, dat een doodskist uit zes planken bestaat.
Maar
altijd nog beter dan er iemand aan toe is, die "op de
Mokerhei mee z'n beentjes ligt te rammelen." Zo'n iemand is
dood, "effenaaf" dood. Op de heide bij Mook werd ooit
een veldslag geleverd.
Tot
slot nog iets specifieks Tilburgs of eigenlijk specifiek Heikants.
"Hij ligt aachter Jan Hensen" wil zeggen, dat iemand
dood en begraven is. Het Heikantse kerkhof ligt namelijk achter de
boerderij van Jan Hensen.
Had
iemand "zijn gerechtighei(d)" gehad, dan werd daarmee te
kennen gegeven, dat de betrokkene de laatste heilige Sacramenten
had ontvangen, zoals dat in overlijdensaankondigingen pleegt te
heten, maar dat de volksmond "bedienen" noemt.
Een
koddige vergelijking vinden we in: "Hij hee liever een
borreltje as den Heiligen Ollie". Vroeger, toen men een zwaar
zieke pas op het laatste nippertje placht te bedienen, werd dit
beschouwd als een teken, dat het op een eind liep.
"Uit
de tijd zijn" betekent normaal verouderd zijn, niet meer in
de mode. Wij gebruiken de uitdrukking echter ook als eufemisme
(verzachtende omschrijving) voor: dood zijn. Als "onze pa
allang öt de tèèd is", dan is hij dus lange tijd
overleden.
"Het
is nie secuur as-oe 'nen jas zonder zakken aonmeten", zei een
gezapige verteller. (Het is niet secuur als men je een jas zonder
zakken aanmeet.) Hij bedoelde met die jas een doodshemd en gaf
daarmee een humoristische omschrijving van een triest geval.
Als
we dan toch bij het onplezierige onderwerp van sterven verzeild
geraakt zijn, hier nog iets: Van wie een dagenlange doodsstrijd
doormaakt, kan men horen zeggen, dat hij (of zij) "'nen
langen ossum (adem) heeft". Het duurt lang voordat de laatste
ademteug ontglipt.
Overdrijving
werkt vaak effectvol. "Ik ben doodziek," zei een
Tilburger, "bekaant (bijna) afleggens gereed". Dit houdt
in, dat hij zich nagenoeg overleden voelde. Een lijk wordt
namelijk "afgelegd". Dat omvat alle werkzaamheden aan
een pas overledene tot en met het in de kist leggen toe.
Een
bejaarde vrouw, die op een bovenverdieping op de dorpel aan de
buitenkant ramen zat te zemen, kreeg van een bezorgde buurvrouw te
horen: "Zie maar da ge d'r nie uitvalt!" Het antwoord
luidde prompt: "Niks aon verbeurd - 'nen hoop trubbel in een
klein kuiltje!" Aardig gevonden, die gedachtensprong naar het
begraven zijn.
Heeft
iemand "er 't roeike ingeslaon" (ingeslagen), dan heeft
hij de laatste adem uitgeblazen. De uitdrukking stamt uit de
wereld van de wever en duidt op de afronding van zijn taak.
Wanneer een wever op zijn getouw een stuk af had, zette hij een
roede in de sprong van de ketting. Daarlangs werd dan het stuk
afgesneden.
Het
Rijke Roomse Leven heeft ook zijn sporen nagelaten in de taal van
de spraakmakende gemeente. "Beter een martelares dan
zondares" herinnert aan de troost voor de nabestaanden als
een moeder in het kraambed stierf.
Een
ander soortgelijk voorbeeld ligt in: "Beter twaalf op je
boekje dan één op je concientie (geweten)."
Hij
kan daarbij zelfs wel eens "kapoerewiets" zijn, dat
betekent: dood zijn. Nu is het gebruik van dit zonderlinge woord
onder dergelijke tragische omstandigheden totaal misplaatst. Men
zal het in dat verband dan ook nooit horen. Het bezit een frivole
klank en kan alleen gehanteerd worden voor een dood zijn, dat door
niemand als tragisch ervaren wordt.
Een
dorpeling die een bekeuring van de veldwachter kreeg, omdat hij na
sluitingsuur in een café werd aangetroffen, had toch nog een
helder ogenblik toen hij tot de man van de wet zei: "Ik stao
liever in jouwen boek dan op het daogelijks gebed". Dat
"dagelijks gebed" was het aflezen van de overledenen in
de kerk. Dit woord heeft in het betrokken dorp de onsterfelijkheid
gekregen, want het wordt nog graag door later gekomen generaties
geciteerd onder het noemen van de naam van de "auteur".
Specifiek
Tilburgs is de uitdrukking: "Hij is hardstikke Jantje Marinus",
die nog velen als zeer bekend in de oren zal klinken. Het betekent
- de oningewijde raadt het nooit! - hij is... dood. Jantje Marinus
was exploitant van een zeer bekend café, dat graag door
middenstanders werd bezocht. Waarom "dood" nu
uitgerekend aan de naam van Jantje Marinus is verbonden, mag - wie
het weet - ons komen vertellen. Er moet toch wel een oude
middenstander leven, die daartoe in staat is. De RK
Handelsvereniging - zaliger gedachtenis - heeft lang genoeg bij
Jantje Marinus boven haar vergaderingen gehouden.
Sommige
lezers zullen zich nog herinneren hoe weleens in veel huisgezinnen
het Rozenhoedje gebeden werd. En ook hoe daarbij soms de gewoonte
bestond buiten dit rozenhoedje nog wat extra te bidden voor met
naam genoemde personen. Wat in latere jaren vooral op de jeugd
irritant werkte. Ons werd een geval meegedeeld, waar men dit
probleem nogal praktisch oploste met: "Één Onze Vader en
één Weesgegroet voor allen, die in het sigarenkistje
liggen"... Een gemoedelijke variant op de traditionele
"zielen in het vagevuur". In dat sigarenkistje lagen
namelijk de doodsprentjes"...
We
kregen ook nog het raadseltje op te lossen van "de
mollenwinkel bedissen", een uitdrukking, die we nog nooit
gehoord hadden. Geen wonder, want het moet Bargoens, dat is
dieventaal, zijn, waar we ons niet mee bezighouden, al stuiten we
er dan ook wel eens een keer op. De uitdrukking betekent: sterven,
doodgaan. "Mol" is dood en daarnaast hebben we als
werkwoord "mollen", dat "doodmaken" of
"vermoorden" betekent. Wel bekend uit 't toneelstuk
"Pygmalion", waar de hoofdpersoon, die al wat was
opgevoed in beschaafd spreken, de woorden laat vallen: "Mijn
vader, ze hebben hem gemold"...
"Bedissen"
betekent in het Bargoens onder andere "verdienen".