CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (16)

 

ENKELE TAALKUNDIGE KWESTIES

 

Zoals we al eerder gezien hebben, had Pierre van Beek eveneens interesse voor allerlei taalkundige kwesties, die verband hielden met ons dialect. Hij bracht dit soort onderwerpen dan ook regelmatig in de Tilburgse Taalplastiek ter sprake. Omdat deze items geïllustreerd werden met allerlei leuke voorbeelden uit onze streektaal, kon ook de leek op taalgebied ervan genieten. Hieronder onze keuze.

 

Contaminaties

Een lezer uit Moergestel schrijft ons: "Wanneer ik het tegen mijn kinderen over "verastereren" (klemtoon op laatste lettergreep op één na) heb, weten ze niet waar het overgaat. Weet u het?" Ja, dat weten we wel en alle oudere Tilburgers weten het, zonder de komaf te kennen. We hebben hier te maken met de verbastering van het Franse werkwoord: "assurer", dat is: verzekeren. Bovendien doet zich in deze verbastering het méér voorkomend verschijnsel voor van associatie van twee woorden, wat tot uitdrukking komt in een eigenlijk overtollige lettergreep: "ver". Dit is het "ver" van "verzekeren". Verassureren heeft enige burgerrecht verworven. Van Dale kent het als volkstaal.

 

In Tilburg wordt ook gesproken van "iemand afloekiën" in de betekenis van afkijken. Wellicht vinden we hier het "loeren" terug, al denken we ook aan het Engelse werkwoord "to look". Dit spreekt de Engelsman uit als "loek" en het betekent: kijken. In ieder geval hebben we bij "afloekiën" te maken met een contaminatie, dat is een dooreenhalen van verschillende termen, waardoor een verkeerd geheel ontstaat. Hier gaat het dan om "afkijken" en "loeren" of "to look".

Aan dat dooreenhalen van twee woorden maken wij in Tilburg ons nogal graag schuldig. Voorbeelden daarvan zijn: uitfotograferen (uitbeelden en fotograferen), optelefoneren (opbellen en telefoneren), opnoteren (optekenen en noteren) en verexcuseren (verontschuldigen en excuseren).

 

Wanneer iemand de "hele boel laat verslabakken" verwaarloost hij de zaak. We hebben hier te maken met een contaminatie van "slabakken" en "verwaarlozen". Van Dale noemt slabakken Zuid-Nederlands en het betekent dan bij hem: niet meer flink aanpakken, slecht gaan, kwijnen. Dit slabakken is vermoedelijk weer een verlengde van "slakken", wellicht door contaminatie met "slabben", dat slobberen of kwijlen beduidt.

 

Wanneer onze man zegt: "Ik heb het hem eens eventjes uitgeduid", bedoelt hij iemand iets aan het verstand te hebben gebracht. Zowel het verleden deelwoord als de hele bouw van de zin spreekt van enige geprikkeldheid en verraadt, dat de "verduidelijking" niet zo tammetjes is geschied. Daarnaast echter kan "uitduiden" gebruikt worden, ontdaan van een gevoelselement, en dan heeft het de objectieve waarde van "verklaren" of "uitleggen".

Bij "uitduiden" hebben we verder te maken met een van in onze gewesttaal herhaaldelijk voorkomende eigenaardigheden. Deze bestaat hierin, dat twee verwante uitdrukkingen of woorden zodanig met elkaar verstrengeld raken, dat er een foutief geheel ontstaat. Zo'n taalfiguur noemt men met een geleerd woord "contaminatie".

Ook de veel gehoorde uitdrukking dat iets "duur kost", behoort tot het gesignaleerde euvel. Zij is foutief en ze ontstond uit de verwarring van: "iets KOST veel" en "iets IS duur". We zouden ze niet graag de kost geven, die zich aan deze contaminatie bezondigen. Bij ons uitbeduiden of uitduien hebben we te maken met een "samentrekking" van de werkwoorden: beduiden en uitleggen.

 

Meervoudsvorming

"Hij schupte uit kaoighei meej twee beên ineens." In het Algemeen Beschaafd Nederlands, waar men het gebruikte beeld vermoedelijk wel niet zal tegenkomen, zouden we hier zeggen: "Hij schopte van kwaadheid met twee benen tegelijk". Dat is een kostelijke overdrijving, die zelfs voor het onmogelijke niet terugschrikt. Niettemin zet ze behoorlijk kracht bij aan de aard van het schoppen en daaraan voorafgegane woede.

Er zit echter nog méér interessants in de gegeven uitdrukking. Er is namelijk sprake van "been" terwijl er zeer duidelijk "benen" bedoeld wordt. Dit gebruik van enkelvoud voor meervoud is hier niet een op zichzelf staand geval. Men kan deze verwisseling in ons dialect regelmatig ontmoeten. Een boer heeft bijvoorbeeld "twintig koei". En niet de "koeien" maar de "koei" lopen in de wei of worden gemolken. De ouderwetse Tilburger of Brabander vraagt niet waar zijn "schoenen" staan, maar hij heeft het over zijn "schoen". Logisch had men derhalve in Tilburg niet een "koeienmert" (markt) maar een "koeimert" en ook een "Koeistraat", waarbij dus niet aan één maar aan meerdere koeien werd gedacht. Niet al te best thuis zijnde in de diepe geheimen van onze schone taal hebben latere geslachten vermoedelijk in de "i" geen meervoudsvorm meer gevoeld. Ze hebben het wat sjieker willen maken en het - naar zij meenden - méér naar het ABN getrokken. Daarmee werd echter een taalverarming geïntroduceerd, omdat de collectiviteitsgedachte verdween. Zo zitten wij - en ook wel andere plaatsen - dan met een Koestraat, die voor ons best een Koeistraat had mogen zijn. Wat er uit één zo'n Tilburgs zinnetje toch niet allemaal te voorschijn kan komen!

 

De naamvals-n

Terloops willen we hier even wijzen op een typische eigenschap van onze gewesttaal, waarover de taalkundige "netopgevoede" niet-Brabander misschien in onze rubriek al eens gevallen is en die we ook weer in de zo juist gegeven uitdrukking aantreffen. We bedoelen het gebruik van een vierde naamvals-n bij een onderwerp.

Nu worden onze huidige generaties sinds tal van jaren niet meer met die vierde naamvals-n geplaagd. Ze werd afgeschaft. Vóór die tijd wist echter iemand, die een beetje zijn taal kende, dat een onderwerp in de eerste naamval stond en derhalve nooit een vierde naamvals-n kon krijgen. Wie tegen deze taalregel handelde, bedreef één van de grote taaldoodzonden. Men ziet het: zelfs in de taal is de kans op doodzonden minder geworden! De Brabander heeft in het verleden - en hij doet het nog - die taaldoodzonde steeds naar hartelust begaan. In de gesproken taal melkt bij ons nog altijd "den" boer zijn koei,... koei,... koei...! in het befaamde houten "emmertje". Curieus genoeg bevindt zich in dit gewestelijke gezelschap hier plotseling het Algemeen Beschaafde "emmertje" terwijl wij er toch ook ons eigen gewestelijk woord voor hebben.

Maar we hadden het over die "n" in de eerste naamval! Wij houden daarvan, omdat ze de taal een eigen cachet geeft en voor ons gevoel milder maakt. Bij de mens van het Brabantse platteland zit ze er in zijn spreken vaak nog goed in. Zó goed zelfs dat men ze - ook weer tegen een taalkundige regel in - soms nog aan kan treffen in namen van cafés zoals bv. "Den Engel". Al zijn we wat afgedwaald - die "n" leek ons interessant genoeg om er eens de aandacht op te vestigen.

 

De dubbele ontkenning

Een eigenaardige zinconstructie door een dubbele ontkenning kan men soms bij Tilburgers aantreffen bv. in een zin als deze: "Er was geen aai (ei) te krijgen; in heel de stad nie". Die tweede ontkenning zou zo op het eerste gezicht rustig achterwege kunnen blijven. Toch geeft ze de zin iets pregnants. Bij de weglating van dat "nie" boet hij in aan nadrukkelijkheid.

 

Het wegvallen van de letter "t"

We vinden hier gelegenheid op een typisch grammaticaal verschijnsel in het Tilburgs te wijzen. Het is het uitvallen van de letter "t" in bepaalde gevallen. Kijk maar: "Ge mokt" en "Ge moak'et wel bont", "Ge meugt" en "Ge meug'et nie van ons moejer". Zó ook: "Jè, dan val'et op de grond", "Ge schrèèv't mar's over" (Je schrijft het maar eens over).

 

De omkering

Iemand die er altijd "het brekspel" inbrengt, treedt steeds als spelbreker op. Merkwaardig is hier de omkering van spelbreker naar "bre(e)kspel". De meest curieuze omkering van dit genre, die men in Tilburg kan horen, is echter wel die van "kussenspelleke" voor "speldenkussentje". Verder praten we nog van "appelsien" in plaats van sinaasappel, waarbij opgemerkt zij, dat de Duitser ook zijn "Apfelsien" kent. (Tussen twee haakjes: die sinaasappel is een vertaling van het Franse "pomme de Sine". Deze naam wijst op de herkomst uit China. Omstreeks 1500 werd de sappige vrucht door de Portugezen naar Europa gebracht).