CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (11)

 

VEUGELTJES

 

In de serie 't Klokhuis van Brabant vertelt Pierre van Beek, alias Kubke Kladder, in nummer 8 hoe de vaak voor de gek gehouden Bartje Bollekes op een avond vlak voor de Kerst in zijn eigen huiskamer noodgedwongen op mussenjacht moest. Het is een kostelijk verhaal dat op deze website nog na te lezen is. In de Tilburgse Taalplastiek ontbreken onze "veugeltjes" evenmin:

 

De vogelliefhebberij is in Tilburg altijd groot geweest, vooral vroeger toen er voor de kleine man weinig vertier en minder wettelijke belemmeringen bestonden. De "vogeltjesprutterij" betekende heel wat en er waren veel "vogeltjesprutters", d.w.z. mensen, die zich met vogels, broeden, kruisen en alles wat daar zo al bij hoort, bezighielden. De "duivenprutter" of "melker" vormde daarbij een klas apart. Bij Van Dale vinden we, als gewestelijke taal, het woord "pruttel- of preutelgeld" in de betekenis van zakgeld. Zou dit verband houden met onze "prutterij"? Een zakgeldje werd er tenminste wel eens ooit mee verdiend.

 

Aardig uit de hoek ook kwam de Tilburger, die onverwacht van een overvliegend vogeltje een "ridderorde" kreeg. Zij bedierf zijn goed humeur echter niet, want zijn reactie luidde: "De natuur is mooi, maar niet op een blauw pak!"

 

En hebt u ooit gehoord: "Hij beslècht Rommelère vink; die docht d'r deuntje!" Men zegt dit als iemand niet veel praat en maar stil "voor zich uit" zit te denken. Rommelaar was een "veugeltjesprutter", die een vink bezat, welk beestje niet zong. Maakte men daar aanmerking op dan zei hij steevast: "Die denkt d'r deuntje!"

We hebben nog een vink onder onze notities met de uitdrukking: "Hij beslècht Leyten's vink, hij leert achteruit!", wat o.a. gezegd wordt wanneer iemand dingen slechter doet dan hij ze voorheen deed.

"Beslècht" vinden we een mooi Tilburgs woord. De onbepaalde wijs hiervan moet zijn "beslechten". Het curieuze is, dat het werkwoord "beslechten" in het Algemeen Beschaafd Nederlands wel bestaat, maar in een geheel andere betekenis dan waarin het, in vervoegde vorm, in het zinnetje over de vink van Rommelaar gebruikt wordt. In het Algemeen Beschaafd betekent het "beslissen". Zo wordt bv. "een pleit beslecht". In Tilburg heeft het echter ook de waarde van "gelijken op" of "overeenkomen met". Van Dale's groot woordenboek der Nederlandse taal kent het in de Tilburgse betekenis niet.

 

We hebben hier al eens de vink ten tonele gevoerd van zekere Rommelaar uit de Laagstraat te Tilburg, die "niet zong maar haar deuntje dacht". Een soortgelijke uitdrukking blijkt nu ook in Goirle gangbaar. Daar zegt men: "Hij doeget krek as Jan Donders vink: die sloeg nie maar die docht (dacht) d'r deuntje". In verband met "denkende vinken" vernamen we iets van een vogelkenner. Deze zegt, dat de vinken in de broedtijd een eigen gebied afbakenen, waarbinnen geen rivalen geduld worden. Heeft een indringer het ongeluk in het afgepaalde gebied aan het zingen te slaan, dan wordt hij met geweld verdreven, wat in een strijd op leven en dood kan ontaarden. Zo'n verdreven vink komt echter toch wel in het verboden gebied om voedsel te zoeken, maar houdt dan voortaan wijselijk haar snaveltje. Zij speelt voor "luistervink" en denkt haar deuntje...

De hier vermelde "zeden" van de vinkenwereld buit de clandestiene vanger uit om zijn "meivinken" te pakken te krijgen. Hoort hij in de broedtijd een vink in een boom zingen, dan plaatst hij onder de boom een "lokvink" aan een touwtje, dat met een spijker of houtje in de grond wordt vastgestoken. Daar omheen zet hij lijmstokjes. Ontdekt de vink in de boom de indringer in haar gebied, dan stort zij er zich onmiddellijk op om hem te verdrijven. Met als resultaat, dat ze zelf in de lijmstokjes verward raakt. Onnodig te zeggen, dat een dergelijke manier van vangen bij de wet verboden is, zoals trouwens een totaalverbod voor het vangen van wildzangvogels geldt. Niettemin leek het ons interessant eens te vertellen hoe de vogelaar vroeger opereerde.

 

Als iemand voor "huiperd" wordt uitgemaakt, heeft men te doen met een man, die als huichelaar, strooplikker of farizeeër beschouwd wordt. We weten niet of het er iets mee te maken heeft, maar we willen er toch aan herinneren, dat we wel eens van een "hopke" hebben horen spreken. Hiermede was dan geen Hubertusbrood bedoeld, dat bij ons ook die naam draagt, maar een klein uiltje, dat werd afgericht om vogels te vangen onder heggen. Men "ging met het hopke". Een vogelkenner vertelde ons, dat - zoals alle uilen - ook die kleine uiltjes alleen des nachts jagen. Overdag zitten ze zo maar wat te soezen. Andere vogeltjes, die zouden weten, dat dit uiltje overdag niets doet en vermoedelijk ook niet goed ziet, komen het beestje dan "plagen". Dit betekent dus dat het uiltje kleine vogeltjes aantrekt. De slimme vogelaar maakt hiervan gebruik om bij het uiltje lijmstokjes te plaatsen. Iets van misleiding en valse schijn zit er wel in bij dit verhaaltje. Het lijkt ons allemaal nogal omslachtig, maar de vogelaars van vroeger zullen wel veel tijd en geduld gehad hebben. Waar haal je nu in 's hemelsnaam zo'n uiltje vandaan? Ze lijken in onze streek niet zo dicht gezaaid.

 

Probeerden kleine kinderen tevergeefs een vogeltje te grijpen, dan kregen ze van oudere mensen wel eens de raad: "Dan moet je zout op z'n staartje leggen". Het betrof hier natuurlijk plagerij, waarvan niet-intelligente kinderen niet steeds de portee snapten: wie kans krijgt zout op de staart van een vogeltje te leggen, kan het dan ook meteen wel pakken!