Mensen en bergen in
Joegoslavië
1. Een
boemeltrein rijdt door de Karawanken
Een
boemeltrein rijdt door de 8 km lange
Karawankentunnel naar het zuiden. In het licht van
een heerlijke nazomerdag zijn we aan de Oostenrijkse
zijde die tunnel ingedoken. Als we er zo aanstonds
aan de andere kant uitkomen, zullen we in
Joegoslavië zijn. Dan is de grote barrière genomen,
die de natuurlijke en goed bewaakte grens vormt
tussen het Westen en een land, dat door twee
verschillende vensters in de wereld kijkt. Geen
wonder, dat deze reis - méér dan enige andere naar
het onbekende - de nieuwsgierigheid tot spanning
heeft opgevoerd...
De
proloog tot zo'n grensoverschrijding kunt ge met
enig raffinement organiseren om er het maximum aan
reisgenot uit te puren. Ge moet dan echter niet
beginnen door met de exprestrein Den Haag - Rijeka
het land van Tito binnen te rijden. Zulke treinen
hebben geen karakter: die rijden zo over de hele
wereld en ge weet u daarin als een anonymus geborgen
in de veilige schutse van de toeristenmassa. Het
fijne van het grote moment gaat verloren in het
gepraat met uw buurman. Dit alles wetende is het
geen toeval geweest, dat we daags tevoren die
exprestrein verlaten hebben om in Villach te
overnachten en de volgende dag de eerste de beste
boemeltrein naar Jesenice, het Joegoslavische
grensstation, te nemen.
Rijdend veldboeket
Die
volgende dag, een zondag, blijkt een snikhete
zomerdag te zullen worden. Heel de jeugd van Villach
trekt met badgoed gewapend uit naar de Faakersee.
Vrolijke gezichten, fleurige zomerkledij, kleurige
badtassen maken van de boemeltrein een rijdend
veldboeket. In Faak stuift dat boeket echter het
station op en dan schijnt "de boemel" wel het
voornaamste deel van zijn taak vervuld te hebben.
Van het reizigersrestant stappen bij ieder volgend
station enige mensen uit en als we ten slotte, voor
de laatste maal op Oostenrijks gebied, in het
grensstation Rosenbach, aan de voet van de
Karawanken, stil houden, blijken we over een hele
spoorwagon voor ons alleen te beschikken. De andere
wagons zijn eveneens zo leeg als een lampeglas.
Omdat we niet weten wat er hier aan de grens
gebeuren moet, blijven we maar in de wagon zitten.
Het duurt lang eer er wat gebeurt. Eindelijk wordt
er gerangeerd. Er wordt een wagon met een auto
aangekoppeld. Dan staan we weer stil, lang stil, in
de heerlijke zomerdag, die ons ten slotte toch het
perron optrekt.
Karawanken!
Daar
in het zuiden liggen ze dus, de Karawanken! Dat
streng bewaakte gebergte met die harde hoekige naam,
waarvan de klank associaties met een kubistisch
schilderij oproept... "Karawanken!"...
"Karawanken!"... Hoe vaak hebben we, als
schooljongen, die naam met een haast sadistisch
genot gescandeerd in de overtuiging, dat we hem
nooit vergeten zouden. Als we heel eerlijk willen
zijn, zouden we moeten bekennen, dat het toch
eigenlijk maar een heel gewoon gebergte is. Niet
eens zo hoog. Niet boven de 2000 meter uit; óók niet
opvallend of uitdagend van vorm zoals de
Dolomieten!... Maar we willen niet eerlijk zijn! Te
zeer heeft in de loop der jaren verbeelding haar
eigen Karawanken gebouwd en aangezien sprookjes de
enige werkelijkheid vormen waarin we geloven, laten
we die bij geen enkele confrontatie meer stukslaan.
En per saldo: er huizen toch beren in die wouden op
de hellingen! Er komt er wel eens eentje van
Joegoslavië uit naar Oostenrijk overgewandeld! Ge
kunt dat in de kranten lezen! En het is er toch
vreselijk eenzaam! En er komen haast geen toeristen!
En aan de andere kant ligt toch het onbekende!...
Wat is Rosenbach?...
En
kijk dan eens rond in Rosenbach, waar ge nu als
Hollander op het perronnetje staat! Rosenbach?...
Wat is dat eigenlijk? Waar ligt Rosenbach? Is dat
een dorp? Waar staan dan die huizen? Waar de
kerk?... Of is het alleen een naam op een
landkaart?... Zeker, er wonen mensen. Er ligt hout,
heel veel hout, veel gevelde bomen tussen het
station en de Karawanken. Er stoeit een bergbeek,
die ook uit de Karawanken komt en die misschien wel
het natuurlijke transport van dat hout verzorgt.
Maar nu is het zondag. Er wordt niet gewerkt en de
zon schijnt overal... Langs de beek klimt een
voetpad omhoog door de wouden van de Karawanken. Ge
ziet alleen het begin bij de spoorlijn, doch de
landkaart vertelt u, dat het pad over het gebergte
heengaat. Maar als ge daar die kam zoudt willen
oversteken, zoudt ge vast en zeker op een
Joegoslavische grensbewaker stuiten.
Hier
in Rosenbach bestaat geen "verder" buiten de
officiële weg, wat dan de trein door de tunnel
betekent. Rosenbach vormt toch wel echt het einde
van de wereld, dat hier niet met krantenpapier maar
met bergen is dichtgeplakt. Zouden we onze bagage
eigenlijk maar niet uit de trein halen om voorgoed
in Rosenbach te blijven en daar eeuwige vriendschap
te sluiten met de beer, de beek en de bergen?... Dat
gaat natuurlijk niet. Één blik op de Freytag
Berndtkaart van de Julische Alpen verraadt trouwens
direct, dat ten noorden van Rosenbach de lage vlakte
van de rivier de Drau niet ver verwijderd ligt.
Misschien is Rosenbach toch wel niet zo verlaten als
het zich op deze hete zondag presenteert.
Vier reizigers
Mensen, die hier nu met deze trein naar Joegoslavië
reizen, moeten vreemde mensen zijn. Daarom nemen we
ze met méér dan gewone belangstelling op. De keuze
blijft tot drie beperkt. Daar is achter in onze
wagon die jonge arbeider met een baard van vier
dagen. Niets opmerkelijks! Schuin tegenover ons zit
de heer met het lichtgrijze kamgaren pak, die op een
grote brief met foto in plaats van op een
spoorkaartje schijnt te reizen en wiens vlotheid van
bewegen juist dat tikje "te" heeft, dat de schadende
overdaad uitmaakt, waardoor hij voorbij het doel
schiet. Dan is daar nog het naar schatting 16-jarig
meisje. Een stille bergbewoner met groen hoedje met
een gemzenbaard er op heeft haar in de trein gezet.
Hij bleef achter. Het afscheid is koel geweest, de
stemming gedrukt. Ze hebben nauwelijks gesproken en
wat ze fluisterden konden we niet verstaan.
Wie vertelt het?...
Wat
zouden we eens graag achter de geheimen van dit
afscheid kijken! Dit afscheid tussen de goedgeklede
bergbewoner op z'n zondags en het meisje in haar wat
sjofele en groezelige kledij, verraadt een
geschiedenis, die in harten geschreven staat... Alle
grote mensen bezitten hun geschiedenis. Ge behoeft
ze maar neer te schrijven om de boeiendste roman te
krijgen. Maar het is niet goed als ook kinderen
reeds een geschiedenis hebben... Door een schot tot
manshoogte zitten we in de trein van elkaar
gescheiden. We kunnen natuurlijk een praatje maken,
en gaan "vissen"... We doen het niet. Misschien is
het goed, misschien niet!... Als het meisje later
bij de passencontrole te Jesenice Sloweens spreekt,
hebben we in ieder geval een excuus voor ons
zwijgen, want we kennen geen Sloweens...
2. Jesenice
ontvangt zijn toeristen goed
Met
duizend meter berg boven zich rijdt de boemeltrein,
waarin slechts vier eenzame reizigers zitten die
geen behoefte aan conversatie hebben, door de
Karawankentunnel van Oostenrijk naar Joegoslavië. De
raampjes van de wagon zijn door de duisternis van de
tunnel tot heldere spiegels geworden. Hoewel wij
schuin achter hem zitten, krijgt de heer in het
grijs kamgaren costuum daardoor ons gezicht "en
face" op de ruit vlak naast hem gepresenteerd, zodat
hij ons bestuderen kan zonder om te kijken. Maar
lang duurt de projectie niet. Daar valt reeds weer
het eerste licht in de tunnel en een seconde later
heeft de trein de tunnel achter zich. Nu zijn we dus
in Joegoslavië...
Ook
hier ligt het land onder dezelfde stralende zon als
aan de noordkant van de Karawanken. Aan de
verwachting van weinig contrast wordt beantwoord.
Aan Joegoslavië mogen dan gedachten van Oosten en
Balkan onafscheidelijk verbonden zijn, men ploft
hier niet zo maar in een verwaterde Oriënt. We zijn
in Slowenië, dat tot aan het einde van de eerste
wereldoorlog tot de oude Donau-monarchie heeft
behoord, zonder daarvan op de dag van vandaag de
kentekenen te hebben prijsgegeven. Wie iets van de
Oriënt wil zien, moet eerst Ljubljana en zelfs de
Kroatische hoofdstad Zagreb achter zich gelaten te
hebben. Al reiken onze aspiraties nog verder, het
spoorkaartje doet het deze keer in ieder geval niet.
Het is de bedoeling, dat onze omzwervingen tot een
deel van Slowenië beperkt zullen blijven.
Grensformaliteiten
En
daar rijdt dan ten slotte de trein het station van
Jesenice binnen. We willen uitstappen maar een
spoorwegbeambte in blauw uniform geeft te kennen,
dat de politie- en douaneformaliteiten in de trein
plaats vinden. Het "Turisticka", ons toeristenvisum,
blijkt het "Sesam" dat de poort openzet. Wél stoppen
ons twee goedgeklede beambten in lichtgrijze
uniformen en met platte petten op een groot
formulier in duplo in de hand met het verzoek dit zo
spoedig mogelijk in te vullen. Het formulier wil
weten hoeveel en wat voor geld en welke goederen we
invoeren.
Ons
"geldlijstje" hebben we netjes van tevoren
geprepareerd en dat behoeven we maar over te
schrijven. Op de goederenvraag zijn we echter minder
voorbereid. Wat heeft een mens op reis allemaal niet
bij zich!... Kleding, toiletartikelen, fototoestel,
sigaretten... Ja, vooral sigaretten en tabak zullen
we schrijven! Dat zijn de woorden, die aan alle
grenzen voor de douanier dezelfde betekenis bezitten
als de rode lap voor de stier. Bovendien zijn ze
internationaal en kunnen dus niet aan de aandacht
ontsnappen! Eens even op de reactie letten want we
liggen toch onder de toegestane hoeveelheid!... De
uitdagende woorden vermogen geen reactie uit te
lokken al krijgen we beide formulieren terug met het
verzoek nóg een vraag, die we in de haast hebben
overgeslagen, in te vullen. Ja, zo blijkt het goed!
Een formulier voor hén en het duplicaat voor ons.
Een groet en we zijn vrij om uit te stappen. Men
heeft niet eens gevraagd onze bagage open te
maken... En nu staan we dan toch wel helemaal echt
in Joegoslavië!...
Eerste verkenning
Daar
de trein naar Bled, ons volgende reisdoel, pas over
een paar uur vertrekt, bestaat er ruimschoots
gelegenheid voor een verkenningstocht door het
station en de omgeving. Op het station zien we de
eerste Joegoslavische spoorwagons, die de aanduiding
van hun herkomst JZ niet alleen in Latijnse maar ook
Cyrillische letters dragen. Daags tevoren ontdekten
we echter reeds in het Oostenrijkse Villach de
Cyrillische schrifttekens op Bulgaarse treinwagons.
Op het terras van de stationsrestauratie, aan een
achter planken verscholen tafeltje, leest een heer
een krant, die geheel in de Cyrillische
schrifttekens gedrukt is. Het kost weinig moeite de
naam van dat blad als "Borba", wat "Strijd"
betekent, te ontcijferen. Het is het bekende dagblad
van het regiem, dat, met dezelfde inhoud, ook in het
Sloweens en dus in Latijnse lettertekens verschijnt.
Joegoslavië weet wel hoe het zijn gasten aan de
grens ontvangen moet. Het station van Jesenice is
een nieuw, flink en modern gebouw met een prettige
ruime hal en kraakzindelijke wachtkamers, waarvan
die van de eerste klas (welke echter gesloten
blijkt) luxueus moet heten. Ook het sanitair kan de
toets van iedere kritiek doorstaan.
Eerste les in Sloweens
Direct begint het avontuur met de taal. Het sjofel
geklede vrouwtje, dat de wachtkamer aanveegt,
spreekt alleen Sloweens. De ambtenaar aan de
perrondeur ook, de lokettiste in donkerblauw uniform
eveneens. Zij spaart zich echter geen moeite om uit
een blijkbaar nogal ver afgelegen lokaal voor ons
een ambtenaar op te duikelen, die in het Duits de
verlangde inlichtingen kan geven. Het wisselkantoor
op het perron vormt de enige afdeling, waarvan de
naam in meerdere talen vermeld wordt. Verder alles
Sloweens wat de klok slaat.
De
tijdtabel verraadt natuurlijk gemakkelijk, dat
"Odhodi" vertrek en "Prihodi" aankomst betekent. De
roodgedrukte "Brzi" kan als "sneltrein" nauwelijks
misverstaan worden. De "Potinski" wordt als
"boemeltrein" ontmaskerd en dan vindt ge er nog de
"Mesani", die het midden tussen boemel- en sneltrein
houdt. Maar om dat te achterhalen hebben we de heer
in het grijs met het tikkeltje "te", die naast
Sloweens ook Duits machtig is, in de arm moeten
nemen. De spijskaart van het restaurant is
abracadabra met uitzondering van de "vino". Ook hier
vinden we echter spoedig een bereidwillige
leermeester, zodat we, als ijverig leerling, al vlug
"pivo" (bier) en "mleko" (melk) van "caj brez
sladkorja" (thee zonder suiker) en "caj sladak"
(thee met suiker) kunnen onderscheiden...
"Russische" thee
De
Hollander doet echter beter zich maar bij de "Ruski
sladak", dat is Russische thee, te houden. Dan weet
hij tenminste, dat hij echte Chinese thee van thuis
drinkt, met een scheutje citroen er in. Een kopje
"kava Turska" (Turkse koffie) zal hij ook niet
versmaden. "Als je er vóór het naar bed gaan drie
achter elkaar drinkt, kun je geen oog dichtdoen",
zegt onze onbekende maar charmante leermeester. Om
het bewijs te leveren, dat zijn lessen direct vrucht
dragen, nemen we met een welgemeend "Hvala" (Dank u)
en een "Nasvidenje" met de nadruk op de tweede
lettergreep (Tot ziens) afscheid als we in de trein
naar Bled stappen... Wanneer er misschien ongemerkt
al een woordje Serbo-Kroatisch tussen geslopen mocht
zijn, zal hij ons dat wel vergeven!...
3. 'n Verrassend
welkom vanaf Bleds "balkon"
"Als
u vóór het station van Bled staat, beslis dan wat u
doen zult: te voet naar beneden of met de autobus",
zo adviseerde een vriendelijke Sloween in Jesenice.
Zijn woorden gingen daarbij van een zó ondeugende
ogentwinkeling vergezeld, dat wij er niet aan
twijfelden of hij was reeds bij voorbaat zeker van
de beslissing, die we straks zouden nemen. Een
voorgevoel zei ons, dat Bled over een of andere
magische kracht moest beschikken om tot een keus te
dwingen. Het leek "lopen" te zullen worden...
Inderdaad wórdt het "lopen". Dat weten we bij de
eerste oogopslag na het verlaten van het
stationnetje. Niet alleen omdat er in dit late
seizoen geen bus meer rijdt maar ook door vrije
beslissing.
De
asfaltstraat vóór het station dat ze hier "postaja"
noemen, hangt als een balkon tegen de bergen. Een
kleine honderd meter lager, op een afstand van naar
schatting slechts één kilometer, strekt zich dan het
meer van Bled uit tussen lage bergen en bossen. Ge
kunt het nagenoeg geheel met het oog omvatten. Met
diezelfde oogopslag zit ge dan meteen geslagen in de
ban van dit natuurtafereel, dat schoner is dan
foto's deden vermoeden. Er gaat een vrij steil pad
naar beneden, dat u spoedig aan de oever van het
meer kan brengen. Het blijkt echter plezieriger hier
eerst wat op een bank te blijven zitten om de
hunkering naar de afdaling, door de zelfkwelling van
een geremde nieuwsgierigheid, tot een soort climax
op te voeren...
Onpractisch station
We
meenden te weten, dat er twee stations voor Bled
waren. Bled-jèzero (jèzero is meer) en Lesce-Bled.
Onze Sloween had ons het tweede station uit het
hoofd gepraat. Hierdoor beleven we de verrassende
uitkijk over het meer, maar blijken meteen voor de
onaangename noodzaak te staan met onze bagage naar
beneden te komen. En het bebouwde deel van Bled ligt
een kleine vier kilometer verwijderd! Toekomstige
Bled-gangers willen we er daarom op wijzen, dat ze
beter doen naar Lesce te reizen. Dit is een dorp,
eveneens vier kilometer van Bled vandaan, waar alle
sneltreinen - en dus ook die van Den Haag naar
Rijeka - stoppen en waar in ieder geval steeds
bussen gereed staan. Dit vormt de juiste verbinding
al wordt men daardoor op een méér prozaïsche wijze
door Bled ontvangen dan via het eigen stationnetje.
Echt natuurbad
Maar
goed! Wij staan dus op Bleds "belvedère" en beginnen
(mét bagage) op een snikhete nazomerdag tenslotte
aan de afdaling, die niet tegenvalt! Beneden heerst
een opgewekt strandleven, dat zijn grote
aantrekkelijkheid ontleent aan de wijze waarop het
is ingepast in de natuur. Hier geen lelijke
badhokjes, duiktorens, vlotten of gloeiend hete
plankiers, maar alles echte natuur: grazige oevers,
al of niet door hoge bomen overschaduwd, slechts een
enkele ligstoel, een nauwelijks opvallende
consumptiegelegenheid en glashelder water van een
heerlijk milde temperatuur van plm. 26 graden. De
bosjes of anders wel de hemel alleen vormen het
kleedlokaal voor iedereen, zoals ook iedereen, die
daartoe maar lust gevoelt, het water induikt waar
hij wil... 't Is er prettig door afwezigheid van
raffinement. Op deze mooie zomerdag schijnt alles
van heinde en ver naar Bled gestroomd. Tekenend
daarvoor zijn de vele luxe auto's, welk aantal te
méér opvalt omdat Joegoslavië, met zijn 18 miljoen
inwoners, maar een 500.000 auto's bezit. Het zijn zo
goed als alle nieuwe Joegoslavische wagens, wat zich
gemakkelijk vast laat stellen door de rode
Sowjet-ster, die zij op de nummerplaten dragen.
Waar
Bled zelf ligt, valt zonder kaart niet te
achterhalen. We zitten hier aan de noordoostelijke
bocht van het meer. Helemaal op de zuidelijke oever
aan de overkant schijnen enige hotels te staan. Het
eigenlijke Bled, dat links moet liggen, valt van
hieruit echter niet waar te nemen.
Wachten en luieren
Een
goede, maar wat eentonige asfaltweg, waar ge de
appels voor het oprapen hebt, want er staan vele
fruitbomen, gaat links langs het meer naar het
stadje (3900 inwoners), voorbij een grote, naar de
eisen des tijds ingerichte badgelegenheid, waar wél
entree geheven wordt. Ten slotte komt ge dan op een
stads aandoende boulevard, die gedeeltelijk door een
park loopt. Het voornaamste deel van dit park strekt
zich lager gelegen langs de oever van het meer uit.
De perken prijken er met een weelde van bloemen, die
door hun felle kleuren de indruk geven er te zijn
neergeplant om de makers van kleurendia's dankbare
motieven te bezorgen...
Het
"Putnikkantoor", de staats-VVV, waar men voor kamers
terecht moet, blijkt gesloten zoals trouwens
nagenoeg alle zaken tussen 12 en 4 uur hier gesloten
plegen te zijn. Alleen een oud vrouwtje naast de
"Putnik", die hier de naam van "Komet" draagt,
verkoopt ansichtkaarten in haar stalletje. Ze is wel
genegen onze bagage in depot te nemen. Nu kunnen we
wel zelf naar logies op zoek gaan (dat meenden we
toen tenminste nog!) maar de lange wandeling zit in
de benen. Het is zo warm... het park zó schoon... de
natuur zo mild... Waarom niet drie uur volgezeten,
nu eens op deze, dan op gene bank in de schaduw van
een treurwilg met het verkoelende water op enige
meters afstand aan de voeten?... Een praatje met
Jan, Piet of Klaas, die een babbeltje in een of
andere taal met een Hollander wel op prijs
stellen...
Fotograferen
We
zien er de eerste Joegoslavische soldaten in nogal
slordig aandoende uniformen. Als we toevallig met
het fototoestel manoeuvreren, blijven ze ongevraagd
staan poseren. Ze smeken als het ware om een foto.
We nemen ze niet. Op de eerste plaats omdat we
betere motieven kennen en voorts niet omdat het maar
risico's zou kunnen opleveren. Later zullen we
ervaren, dat de toerist rustig fotograferen kan en
dat er heus niet altijd een "stille" achter je
staat, maar een beetje opletten verdient toch
aanbeveling. Het fotograferen van militaire objecten
is - zoals trouwens overal! - verboden. De
moeilijkheid voor de toerist is alleen maar uit te
maken wat men onder een "militair object" verstaat.
De Westerling ziet dat zeker niet in een
benzinepomp. De Joegoslavische staat wél! En zo zijn
er méér dingen, waarbij je onbewust tegen de lamp
kunt lopen!...
Geen mode
Verder lijkt ons in Joegoslavië een fototoestel nog
een artikel, dat spoedig de aandacht trekt doordat
maar heel weinig inwoners van het land zoiets hun
eigendom kunnen noemen. Iedere Joegoslaaf toont zich
dan ook buitengewoon gecharmeerd als je hem een
keertje "knippen" wilt...
De
kledij van de Joegoslaaf valt niet tegen, tenminste
niet in Bleds park en op de boulevard. Nu is echter
Bled wel een heel slechte graadmeter. Het vormt een
van de meest bekende toeristenplaatsen van
Joegoslavië en er lopen derhalve veel vreemdelingen
rond. Niettemin, ook tal van inwoners zien er
behoorlijk uit, al zullen onze dames er wel moeilijk
genoegen mee kunnen nemen, dat er bij haar
sexegenoten van enige mode nauwelijks sprake is -
tenzij men een vele malen overjarige ook voor lief
wil nemen. Naaldhakken bijv. schijnen taboe!... Wie
de etalages bekijkt en daar de ongewoon hoge prijzen
voor textiel ziet, vraagt zich - in het licht van de
lage levensstandaard - af hoe de mensen "überhaupt"
nog voor de dag kunnen komen zoals ze doen. Dit moet
wel gaan ten koste van offers, die men op straat
niet waarneemt...
4. Mojstrana als
deur voor Julische Alpen
Een
trein rijdt van Jesenice door het tussen hoge bergen
ingebedde dal van de rivier de Sava Dolinka van het
oosten naar het westen. In het noorden liggen de
Karpaten, in 't zuiden de Julische Alpen, waarvan
Italië na de laatste oorlog een stuk aan Joegoslavië
af heeft moeten staan. Mojstrana, Kranjska Gora en
Planica bij de Italiaanse grens zijn de voornaamste
plaatsen in dit gebied, die stuk voor stuk
toegangspoorten naar het hart van de Julische Alpen
vormen. Wij hebben de eerste gekozen als
uitgangspunt voor een meerdaagse tocht langs de
berghutten van de Sloweense Alpenvereniging.
Nog
vóórdat we een voet hebben gezet in Mojstrana, dat
wordt uitgesproken met de klemtoon op de eerste
lettergreep, zijn we van verre verliefd geworden op
deze plaats. Van begin af aan voelden we een zwak
voor de mooie naam en we hebben er een kennis wonen.
Een kennis... nou ja... Urenlang hebben we vanmorgen
- door een gril van het lot - door moeten brengen in
het stille dorpje Vintgar. De vriendelijke chef van
het treinstationnetje is ons daar op allerlei wijzen
behulpzaam geweest. Zonder hem zouden we bijv. zeker
de bekende "Slap" (waterval) en kloof van dit dorpje
gemist hebben. We schenen die dienstvaardigheid
allemaal te danken te hebben aan het feit, dat wij
naar Mojstrana wilden. Dit streelde de eigenliefde
van onze chef, want het was zijn woonplaats...
Zijn
verhalen maakten ons reisdoel dubbel lief. Daarom
valt het niet te verwonderen, dat onze aankomst is
Mojstrana op een teleurstelling uitloopt. Geen
wonder ook! De stralende zomerdag van vandaag is in
de loop van de namiddag door een grauw wolkendek
dichtgetrokken, maar zwaar en zwoel weegt de hitte
van een mooie nazomer in het nu wat sombere dal.
Maar we mogen toch geen kwaad woord van ons
Mojstrana zeggen, want we hebben geen stap in het
dorp gezet. We moesten het links laten liggen op
onze weg naar het Vrata-dal ("vrata" betekent deur),
waardoor een vrij goede ook voor auto's berijdbare
weg zich nauwelijks stijgend naar boven boort naar
het alpine-huis Aljacev Dom ("dom" is huis).
Door het sombere bos
De
hoop wel een metgezel te zullen vinden voor de drie
uur lange voettocht schijnt spoedig ijdel te zullen
worden en van verkeer is er ook geen spoor. Onze
enige tochtgenoot zal wel de Bistrica blijven, de
ruisende bergbeek, die hoog boven de Aljacev Dom in
een bergmeer haar oorsprong vindt. Niet zonder
vreugde begroeten we na verloop van tijd een
mogelijkheid de rijweg te verlaten en een voetpad
door het bos te kiezen. "Pes pot" luidt de
geheimtaal op een bordje tegen een boom. Hoe
vertaalt een Nederlander dit Sloweens? "Pes" roept
in ieder geval herinneringen aan het Latijnse woord
voor "voet" op. Waarom zou de "pot" dan geen "pad"
kunnen zijn. Met de landkaart als "steun in de rug"
wagen we het er maar op...
Het
pad loopt door een bos. Stil, eenzaam, triest en
donker is het er. En zwaar weegt de rugzak. Al
spoedig beginnen we uit te kijken naar een
mogelijkheid weer op de gemakkelijkere rijweg te
geraken. Als zich die na veel te lange tijd
eindelijk voordoet en we de schemering van het woud
verruilen kunnen voor een lichte open ruimte bij de
beek, bij een brug en een met grasbegroeide kant aan
de brede weg, zitten we in een oogwenk aan een
verlate namiddagpicknick.
Met z'n drieën
Vermoeidheid en gedruktheid valt van ons af en als
een verkoelend bad is daar weer dat intense gevoel
van vrijheid, dat alle inspanning in de bergen licht
maakt. De hele natuur vormt ons tehuis, het gras is
ons tapijt en de hemel ons dak. Waarom de vogels nu
nog langer benijd!... Het wordt een lange, té lange
picknick. Een zelfde gevoel van blijheid en
zaligheid heeft blijkbaar ook een jong paar
aangegrepen, dat stoeiend als jonge honden de weg
van de Aljacev Dom afkomt. Een Hollander in het
Sloweense gras behoort niet tot de alledaagse
ontdekkingen en spoedig zitten daar nu drie personen
en drinken die uit dezelfde kroes de laatste thee
uit mijn veldfles... De conversatie kenmerkt zich
door uitbundige vrolijkheid. Waren de nieuwe
kennissen, die Kroaten zijn, niet een mondjevol
Engels machtig geweest, dan zou het gesprek zich
zelfs helemaal tot gebarentaal beperkt hebben.
Lang
en vervelend is na het afscheid de weg naar de
berghut. Met de duisternis valt ook de eerste regen
als we er eindelijk arriveren en kort daarna barst
er een stevig onweer los. Maar we zijn onder dak. De
Aljacev Dom is een groot, riant tussen geboomte, op
slechts 982 meter hoogte gelegen berghuis. Er staan
nog enige gebouwen in de omgeving en het feit, dat
de rijweg tot hier toe doorloopt en er een Franse
auto geparkeerd staat, zijn oorzaak, dat de
bergwandelaar de beschaafde wereld nog te dicht bij
zich voelt.
Het
ziet er naar uit, dat er een veertiental gasten zal
overnachten. Tien Joegoslavische jongens en meisjes,
die een luidruchtige gemeenschap op zich in de hoek
van de gastenkamer vormen, een stille Franse heer
met zijn dochter, die zich blijkbaar wat onwennig in
deze omgeving voelen, een man, die we pas bij het
naar bed gaan tegen het lijf lopen en die zich dan
als een vrolijke Wener ontpopt, en ten slotte de
Hollander. Helaas zijn we te laat gearriveerd.
Wanneer ieder zijn avondmaal verorberd heeft en de
regen ononderbroken op het dak klettert, heeft ieder
maar één verlangen: zo spoedig mogelijk te gaan
slapen. Kans tot het maken van contact bestaat er
niet meer. De sfeer in de gastenkamer nodigt daartoe
trouwens niet uit. Het is er veel te donker. De
kleine petroleumlampjes tegen de wanden hangen te
hoog en verspreiden zo weinig licht, dat we onze
zaklantaarn op tafel moeten leggen om een brief te
kunnen schrijven.
Eenzaam...
Als
een eenzame zijn we gearriveerd, als een eenzame
gaan we naar bed. Niemand dan de waardin en de Wener
weten, dat er vandaag ook een Hollander de nacht in
de Aljacev Dom doorbrengt... Morgen zullen allen
weer uitzwermen. Sommigen de bergen in... anderen de
bergen uit. De één aan het begin, de ander aan het
einde van zijn tocht! Allemaal schepen, die elkaar
voorbijvaren in de nacht. Zó is het niet altijd in
de bergen. O neen! Maar vandaag moet het zo wél
zijn. Deze tol betalen we voor een te late
aankomst... Morgen komt er echter een nieuwe dag!
Morgen?... Wat voor verrassingen zal die dag
brengen? We weten nu nog niet eens aan welke kant
van de hut ons pad begint. Het enige wat we wel
weten is, dat de klim in de richting van de Triglav,
de hoogste berg van Joegoslavië, beginnen moet!
5. Een steile
wand rijst op uit 't Vrata-dal
Vanaf de Aljacev Dom, de berghut aan het einde van
het Vrata-dal, leiden twee bergpaden in de richting
van Joegoslavië's hoogste berg, de Triglav. Het zijn
de zg. Prag-weg en de Tominsek-weg, waarvan de ene
een half uur korter is dan de andere. Wij zullen de
langste nemen, omdat de kortere niet alleen nóg
steiler is maar ook omdat het eerste deel daarvan
door bebossing gaat. Dat betekent geen uitzicht en
veel nat, want in deze prille ochtend druipen de
bomen nog van de regens van de voorbije nacht. De
weervoorspelling doet vandaag echter het beste
hopen.
Het
is een eigenaardige gewaarwording nu eindelijk te
wandelen op het rode lijntje van de landkaart, dat
ons - in de voorbije winter - thuis reeds zo lang
gefascineerd heeft. Vandaag begint definitief de
trektocht door de Julische Alpen, het bergvaderland
van Julius Kugy, die hierover in zijn beroemde boek
"Ein Bergsteigerleben" zulke betoverende passages
geschreven heeft. Hij immers mag wel als de vader en
ontsluiter van deze gebieden beschouwd worden...
Monument
Nog
niet lang zijn we op pad als daar plotseling in een
stenige, door bergen omsloten vlakte, die 't einde
van het dal vormt, een groot monument oprijst, dat
als het ware op de bergvriend komt toegesprongen
door zijn verrassende eenvoud en uitdagende
directheid. Het bestaat uit niets dan een enorm
rotsblok met daarin een tot meters vergrote ijzeren
haak en karabiner (soort musketon) zoals die door de
alpinisten in het klein gebruikt plegen te worden.
Het blijkt een gedenkteken voor de Joegoslavische
bergvrienden, die hun leven in de verzetsstrijd
gaven. Hier in deze eenzaamheid werkt dit monument,
dat eigenlijk slechts uit twee stukken ijzer bestaat
en waarachter men nauwelijks enig artistiek element
zou zoeken, zó op de man af, dat ge u verbaasd
afvraagt hoe zó weinig zulk een diepe ontroering
vermag te schenken...
Over
het verdere deel van onze route zijn we maar vaag
georiënteerd. Er bestaat voldoende markering in de
Sloweense bergen maar toch altijd blijft het
uitkijken. 't Verbaast ons dan ook niet als we, na
verloop van tijd, in twijfel over de juistheid van
de route geraken. Die twijfel wordt zekerheid als we
van ergens hoog in de wand worden toegeroepen, wat
een waarschuwing betekent. Terugkeer naar de laatste
duidelijke markering wijst dan het juiste pad. En
wat voor een "pad"! Duizelingwekkend hoog rijst daar
een wand op, die vermoedelijk de voet van de
noordwand van de Triglav uitmaakt. Van markering tot
markering moet hier de route gezocht worden in een
voortdurende klauterpartij.
En nu omhoog!
Moeilijk is het niet. Overal zitten pinnen en haken
geslagen, waaraan men zich naar boven kan hijsen.
Neen, dit is geen bergwandelen meer maar inderdaad
klimmen, dat vrij zijn van duizeligheid en enige
bergervaring vergt. Langer dan een uur duurt die
klim. Dit betekent nu een echt spel met de rots
tijdens hetwelk ge een proef krijgt van de vreugde,
die de raskletteraar beleeft, wanneer hij als een
vlieg tegen een loodrechte wand hangt. Zoals hij
iedere greep op zijn stevigheid keurt, onderzoeken
wij elke haak op zijn betrouwbaarheid alvorens er
ons gewicht aan toe te vertrouwen. En wanneer er
toevallig de haken ontbreken, klauwen we in de rots.
Nog is de steen koud omdat de wand in de schaduw
ligt van de elders reeds stralende zon, maar toch is
iedere aanraking als een streling of een liefkozing
van iets wat dierbaar is. We houden nu eenmaal van
kale rots! IJs en sneeuw verafschuwen we als
verraderlijke vijanden maar rots schenkt het gevoel
van veiligheid, dat zegt dat ge de situatie beheerst
bij het in acht nemen van de altijd nodige
voorzichtigheid.
Steeds zorge men voor drie steunpunten! Nooit een
hand of voet verplaatsen indien de niet vrije
ledematen geen drievoudige steun bieden! Deze manier
van voortgaan moet geleerd worden. Al te gemakkelijk
betrapt gij u er anders op, dat een arm en een voet
tegelijkertijd in de lucht zweven. Ook de rugzak
eist voortdurende aandacht. Hoe gemakkelijk immers
kan hij blijven haken bij de minste achteloosheid.
Het is echter juist de wetenschap, dat er iets
gebeuren kan, maar dat er niets gebeuren behoeft als
ge maar meester van uw bewegingen blijft, die aan
tochten als deze hun bijzondere aantrekkelijkheid
geeft...
Klim naar de zon
Dit
eenvoudige klauteren steekt als sportief genot ver
uit boven het bergwandelen. Hoe steiler de route hoe
sneller de vorderingen. Bij iedere terugblik naar
beneden constateert ge met verbazing hoe kort het
nog geleden is, dat ge daaronder in de diepte stond.
En een etappe van een kwartier terug presenteert
zich nu aan de verbeelding als een gebeurtenis uit
een ver verleden tijd. Niet naar beneden maar naar
boven lokt het doel en daar is altijd weer nieuwe
rots waar nieuw avontuur roept... Van enige
vermoeidheid is geen sprake voor wie de tijd heeft.
Per saldo gaat het allemaal tree voor tree en stap
voor stap, steeds maar zoekend naar de volgende
markering. Wanneer het oog deze niet onmiddellijk
vindt, betekent dit een automatische inschakeling
van een rustpauze, die hart en longen volop
gelegenheid geven hun taak bij te houden... Ver
boven ons klauteren ook bergvrienden, die ergens
rust hielden. We hebben daardoor op hen gewonnen,
doch ze zijn toch nog te ver vooruit dan dat we ze
zouden kunnen inhalen.
Tegen een gele wand, waar de beide verschillende
wegen vanaf de Aljacev Dom in elkander overgaan,
wacht de eerste zon, die méér dan voldoende is om de
kilte van deze hoogte te verdrijven. Dan duurt het
niet lang meer of we zijn de trotse wand baas. Aan
de rand van een sneeuwveld, dat straalt onder de
zon, houden we een lange rust, totdat de kilte zich
weer voelen laat. Boven de 2000 meter moet het hier
zijn. Het uitzicht op de toppen rondom is
overweldigend. Die dubbeltop in het zuiden moet de
2863 meter hoge Triglav zijn met zijn kleine
gletsjer op de noordkant. Gegroet Triglav! Ja, heb
maar geduld, we komen wel al kan het vandaag niet
zijn! Vandaag wordt de Staniceva Koca (koca = hut)
het einddoel...
Staniceva-hut
Die
tocht naar de Staniceva Koca (2332 meter) wordt een
echte bergwandeling: stijgen en dalen over een
gemakkelijk pad totdat ten slotte de verwachte hut
nog vrij plotseling opduikt. In de voorbije nacht
heeft het hier nog gesneeuwd. Maar die sneeuw is op
de meeste plaatsen weer grotendeels verdwenen. Op
het dak der hut ligt echter nog een vrij dikke laag,
waarvan het water aan alle kanten afdruppelt onder
invloed van de zon, die echter van tijd tot tijd
achter wolkenkoppen schuil gaat. De hut staat op een
bultige vlakte, waar een koude wind waait en we zijn
blij hiertegen beschutting te vinden in de
gemoedelijke gastenkamer. Wat een groot woord is
voor de enige gast, die ze te herbergen krijgt! In
de waard met zijn vrouw en een drager begroet deze
gast, die uit Holland komt, de eerste mensen met wie
hij vandaag praten kan. Maar enkel de waard verstaat
hem want hij alleen kent Duits!...
6. Rust maar ook
rumoer in de Staniceva-hut
Francka is moe, heel moe, maar toch niet zodanig,
dat ze niet bereid zou zijn een Nederlander een
beetje in te wijden in de geheimen van de Sloweense
en Kroatische taal. Dit moet gebeuren via het
Engels, de enige taal die Francka naast haar
moedertaal een beetje machtig is. Maar iedere
tijdspassering is welkom als ge met z'n tweetjes een
hele namiddag wilt stukslaan in de Staniceva Koca
(hut) in de Julische Alpen. Bovendien had de
Hollander het wel slechter kunnen treffen want
Francka mag waarachtig niet lelijk heten. Alleen
jammer dat ze het zelf ook weet...
Waar
ze vandaan komt? Ineens stond ze daar met haar
rugzak in de gastenkamer. Moederziel alleen uit de
bergen gevallen? Het vergt heel wat tijd achter haar
verhaal te komen maar uiteindelijk valt er toch uit
op te maken, dat ze tot een groep jongelui behoort,
die momenteel op de Triglav klimmen en haar hier
straks zullen komen ophalen. In Zagreb, de
Kroatische hoofdstad, horen ze thuis. Francka, wier
naam we met een list te weten zijn gekomen, schijnt
de wat verwende dochter van niet onbemiddelde
ouders. Een beetje blasé en een beetje nukkig,
gestoken in een berguitrusting, die niet minder dan
luxueus aandoet, Ondanks dat had ze geen lust de
tocht heen en weer naar de Triglav mee te maken. Ze
geeft er de voorkeur aan een uitgebreide lunch uit
haar rugzak op de tafel uit te pakken nadat ze haar
windjack voor een prachtige, witte wollen trui heeft
verwisseld. Er wordt omstandig gegeten. Alles
besproeid met een donker, Joegoslavisch wijntje en
met een Macedonische sigaret tot besluit.
Weg rust!...
Tussen de bedrijven door krijgt de Nederlander zijn
taallessen, die hém echter méér dan haar schijnen te
interesseren. Ten slotte is haar hoofd op haar armen
op tafel gezakt en even later valt ze in slaap om
niet te ontwaken voor haar tochtgenoten joelend en
uitgelaten als jonge honden de hut komen
binnenstormen. Ze zijn met z'n twaalven, jongens en
meisjes plus een leider, doch geen van hen kan zich
in de luxe der uitrusting met onze Francka meten.
Zij schijnt trouwens onder het hele gezelschap een
streepje voor te hebben...
Met
de rust in de berghut is het nu natuurlijk
afgelopen. Er heerst gesnater van stemmen, heen en
weer geloop en gekraak van papieren als de proviand
wordt uitgepakt. Intussen komt Jaka, de waard,
handen te kort om al de bestellingen aan te slepen.
Maar hij neemt er desondanks zijn gemak van en laat
zich door niets uit zijn evenwicht brengen. De echte
mensen van de bergen hebben geen haast... Ge kunt
dit ook afmeten aan de drager, buiten bij de hut.
Vanmorgen is hij met zijn muildier zwaarbepakt boven
gekomen en sinds enige tijd sjokt hij met zijn beest
heen en weer tussen de hut en een plaats in een
naburige bergkom, waar hij in twee op het muildier
vastgebonden bakken zeer fijn gruis haalt.
Vermoedelijk gaat dit straks dienen als grondstof
voor een metselspecie want de voorgenomen verbouwing
van de hut verkeert in haar eerste stadium van
voorbereiding. Maar ook deze werker heeft de tijd.
Zeker zou hij daar nog graag wat van hebben
afgenomen voor een praatje met een Hollander, maar
zijn conversatiepoging is gedoemd reeds in eerste
aanleg vast te lopen. We verstaan elkaar in geen
enkele taal. Niet in de weinige, waarvan we iets
kennen, en zeker niet in de vele talen, die we niet
kennen. Waartoe vandaag weer eens Sloweens
behoort...
Nieuwe gasten
Nog
twee Slowenen doen die middag de hut aan, een
echtpaar van middelbare leeftijd van wie we ook weer
door taalverschil verwijderd blijven. Wanneer ten
slotte de jeugdgroep met Francka in haar midden op
even luidruchtige wijze vertrokken is als zij
arriveerde, blijft er voor een gesprek niemand dan
de nogal woordkarige waard over. En hij is er niet
de man naar om als tolk op te treden tussen de
Nederlander en het Sloweens echtpaar, zijn enige
drie gasten, die de nacht in de Staniceva-hut zullen
doorbrengen. Daar het bovendien tegen het vallen van
de avond onbehaaglijk kil wordt in de hut, wekt het
geen verwondering, dat die Hollander, na de overigen
op z'n Sloweens "Lahko noc!" (goedenacht!) gewenst
te hebben, op een ongewoon vroeg uur zijn
slaapplaats opzoekt om daar nog enige tijd te liggen
luisteren naar de wind, die onheilspellend om de hut
giert. Maar de waard heeft voor morgen mooi weer
beloofd. En daar houden we het maar op, want morgen
wordt de grote dag van de bestijging van de Triglav
(2863 meter).
"Alleen met gids" staat er in onze reisgids. Maar
daar lacht de waard om. Tenminste als we de door hem
aangewezen route via Triglavski Dom (Triglav-huis)
nemen. Hij heeft ons een streep over een
ongelooflijk stijl lijkende sneeuwhelling
aangewezen. "Daar gaat het pad!" zegt hij... Als de
ervaring niet geleerd had, dat dergelijke
afschrikwekkende "wegen" in de praktijk meevallen,
zouden we die nacht zeker gedroomd hebben van
eindeloze glijpartijen...
7. Zonder
uitzicht naar top van de Triglav
Als
evenzoveel uitgangspunten voor een tocht naar de
hoogste berg van Joegoslavië, de Triglav (2863
meter), belegeren niet minder dan vier hutten deze
berg. Ze liggen alle boven de 2000 meter en drie
ervan op een bespottelijk korte afstand van elkaar.
Dat betekent, dat iemand, die eenmaal tot deze
hoogte is doorgedrongen, zich weinig inspanning
behoeft te getroosten als hij naar een ander decor
verlangt. Het schenkt ook een gevoel van zekerheid
en rust door de overtuiging, dat er geen tijdsgebrek
dreigt en dat in het uiterste geval toch nog wel
iedere avond een dak boven het hoofd zal brengen.
Misschien is het wel die zekerheid van een zee van
tijd, die ons op die zonnige morgen met wat te grote
nonchalance op pad doet gaan naar het gebied, dat de
Kredarica genoemd wordt en waar op slechts een
anderhalf uur van de Staniceva-hut het berghuis
Triglavski Dom gelegen moet zijn. In ieder geval
missen we de juiste route en komen we in een
prachtige steenwoestijn in plaats van op de steile
sneeuwhelling terecht. Terugtocht naar de hut voor
meer nauwkeurige informaties, nieuwe klim naar boven
tot een wegenkruispunt, waar we de rugzak hebben
achtergelaten, souperen een uur op van de overmoedig
ingezette dag. Maar dan staan we ten slotte op de zo
dreigend uitziende sneeuwhelling, waar we gisteren
zo lang tegenaan gekeken hebben.
"Van
Staniceva Koca naar de top van de Triglav met een
als regel in genoemde hut niet te krijgen gids is
niet gemakkelijk. Men moet vrij zijn van
duizeligheid. Onervaren bergtoeristen doen goed zich
aan te sluiten bij een groep..." Dit alles weet ons
handboek te vertellen. Maar dit geldt dus voor een
directe route naar de top doch de onze valt daarmede
slechts gedeeltelijk samen. De zo verschrikkelijk
steil lijkende helling blijkt veel eenvoudiger dan
zij zich uit de verte aan het oog presenteert. Er
loopt een zeer behoorlijk begaanbaar spoor over.
Daarna volgende klauterpartijtjes betekenen prettige
afwisselingen op deze unieke bergwandeling. Voordat
er anderhalf uur verstreken is, zitten we in de
Triglavski Dom (2515 meter) achter een eigenlijk te
gemakkelijk verdiende "slivovica", een
pruimenjenever, die in Joegoslavië tot de nationale
dranken behoort en er misschien méér gedronken wordt
dan goed is.
Met z'n zevenen
Als
we ons na een uurtje rust opmaken om nog diezelfde
dag de "aanval" op de Triglav-top te wagen, kunnen
we het echt niet gebeteren, dat deze onderneming met
een tweede slivovica moet worden ingezegend. De
wijze waarop ons deze bij het begin van de route
staandeweg wordt aangeboden, is té spontaan en té
enthousiast. Een weigering zou enkel maar een
belediging geweest zijn!...
Ergens van een pad, uit geheel andere richting dat
het onze, komen ze opgedoken die zes Slowenen uit
Vrhnika (Ober Laibach). Het zijn vader Joze Koncnik
en zijn dochter, een verloofd paar en nog twee
meisjes. Voor de tweede keer verbazen we ons over de
voortreffelijke uitrusting van Joegoslavische
bergtoeristen. Hoe mooi zijn hun donkerblauwe,
ripsfluwelen broeken!... Daar ook zij op het punt
staan de Triglav te beklimmen kan de uitnodiging
samen te gaan natuurlijk niet uitblijven.
We
hebben het al eerder ondervonden, dat een Hollander
in Joegoslavië een graag geziene gast is en in de
bergen is dat dubbel het geval want daar behoort hij
tot de witte raven... In de Staniceva Koca bijv.
waren er gedurende het hele zomerseizoen maar vier
van die "raven" geweest. Twee in juli en twee in
augustus en die bleken - volgens de namen - nog
allen familie van elkaar...
Verkeerd "wijwater"
Tussen de kennismaking door is het dan Joze Koncnik,
die als goed Sloween een hele fles slivovica uit
zijn rugzak te voorschijn tovert. Alleen de dames
doen niet mee aan het inwijdingsritueel van de
Triglav-tocht. Helaas hebben we het verkeerde
wijwater gebruikt. De weergoden zijn er boos om
geworden. Ze hullen de hele Triglav kort na onze
start in een nevel, die juist voldoende is om alle
uitzicht te belemmeren. Wel blijft er genoeg zicht
voor de route over. Deze is een voortdurende
klauterpartij, haast zonder onderbreking, maar
overal zitten overvloedig haken. Of er zich links of
rechts ook al gapende diepten bevinden? Wie zal het
zeggen?...
We
klauteren gestaag naar boven. De ogen enkel maar
gericht op de rotsen vóór ons. We zien niets dan
onze medeklimmers, rots, haken en nevel, wat voor
een groot deel de klim van zijn sensatie berooft.
Ergens aan de noordkant moet de gletsjer liggen. We
zien hem niet. De Kleine Triglav wordt gepasseerd
(2725 meter). Er komt een inzinking. Dan een nieuwe
stijging. Nu zitten we op de graad, die ons langs
een steeds beveiligde route naar de top voert. Zie
zo! Het is gebeurd!
Er
staat een afschuwelijk stevig verankerd metalen
huisje met kijkgaten op de top. Het heeft de vorm
van een raket en draagt op zijn kegel de
Sowjet-ster. Als bescherming tegen de kou wordt het
echter graag gewaardeerd al kunnen er maar een paar
personen tegelijk plaats in vinden. Na wat passen en
meten zit onze groep in en vóór het huisje tamelijk
voor de wind beschut. Uitzicht is er geen zier. We
zullen straks op ansichtkaarten moeten bekijken wat
we met méér geluk gezien zouden hebben...
Volkslied
Dan
begint plotseling een van de Slowenen te neuriën. De
anderen stemmen in en het neuriën zwelt aan tot
zacht zingen. Op de top van de Triglav klinkt een
van de weemoedige Sloweense volksliederen,
ontroerend en meeslepend al verstaan we er geen
woord van. "Po jezeru bliz Triglava" is de titel wat
"Op het meer naast de Triglav" betekent. Iedere
Sloween kent het. Met veel moeite krijgen we hier op
de top - via een Duitse vertaling - de tekst te
pakken. In het Nederlands komt die dan tenslotte op
het volgende neer: "Op het meer naast de Triglav
vaart een scheepje heen en weer, waarin men hardop
zingt. Van de bergen antwoordt de echo. De lieve
vogels in de dalen en op de bergweiden ontwaken bij
het horen van mijn lied en nu begint iedere vogel
zijn eigen lied te fluiten..." Als het lied uit is,
valt er even een stilte. Het is of de weemoed van de
melodie nazingt in de ziel en elk van ons deze nog
even op zijn eigen manier verwerken moet... Dat
vormt in ieder geval het onvergetelijke geschenk,
dat ook de Hollander in het schrijn van zijn
herinnering van een uitzichtloze Triglav-tocht mee
naar huis mag nemen.
Men
ziet, kent, mint en... gaat uiteen! Zo is het
leven!... Het is hier op de Triglav-top, dat ook
onze wegen weer scheiden, want de Slowenen dalen aan
de andere kant af naar de Dom Planica
(Edelweiss-huis) en de Hollander wil naar de
Triglavski Dom. Alleen klautert hij terug de weg,
die men gezamenlijk kwam. Gedurende het kleine uur
van deze tocht echter is er een melodie, die hem
niet meer uit de geest wil... Als hij voor de deur
van de hut staat, neuriet hij nog: "Po jezeru bliz
Triglava"...
8. Verrassende
"vondst" in Triglavski Dom
"Mogen we eens raden, gospa (mevrouw)... U bent
vroeger zeker directrice van een meisjeskostschool
geweest?"... De waardin van de berghut Triglavski
Dom toont zich niet het minst verbaasd over de niet
van bescheidenheid overlopende opmerking van haar
enige Hollandse gast. Ze ontkent met een "Neen" en
de toevoeging: "maar het zóú gekund hebben!"... De
wijze waarop deze woorden gesproken worden,
verraadt, dat zij zich kennelijk gevleid voelt al
bezit ze - met haar zeker zes kruisjes achter de rug
- levenswijsheid genoeg om te weten wat vleierijen
waard zijn... Echtparen, die hutten van alpenclubs
beheren, zijn als regel eenvoudige bergmensen. Maar
onze gospa van de Triglavski Dom ontpopt zich reeds
vrij spoedig als een figuur, die ver boven het
gewone genre uitsteekt. Op de eerste plaats is daar
de discipline, waarmee ze haar hut regeert. Ge zoudt
ze een "ijzeren" en een welhaast "Pruisische" willen
noemen, maar daarvoor zou dan toch eerst de charme,
waarmee zij haar wil doordrijft, moeten ontbreken.
Heft in handen
Daarnaast stuit ge op een uitgekiende organisatie
van "Ordnung musz sein!" Gospa Zekar heeft in haar
kantoortje, dat ze steeds hermetisch met een sleutel
gesloten houdt, zowaar een houten bord met
"ruitertjes" er op, dopjes waaraan ze in één
oogopslag kan zien niet alleen welk van de vele
bedden bezet is, maar ook wie een bepaald bed heeft
toegewezen gekregen. Zoiets hebben we in nog geen
enkele berghut ooit aangetroffen! En achter in ons
hoofd krijgen we een gevoel van "overorganisatie".
Alsof ze die gedachte raadt, geeft ze een nadere
toelichting op haar systeem, wanneer ons de eer te
beurt valt in het "heilige der heiligen" te worden
toegelaten voor de inschrijvingsmanipulaties. "Je
kunt toch niet toestaan, dat ieder maar gaat liggen
waar hij wil!... En dat onderling geruil moet ik ook
niet hebben! Dat doen ze als je de boel niet in de
gaten houdt!"...
Raadsel onthuld
"Ieder zijn hobby!" denkt de Hollander, maar als ze
dan verder uitweidt over de manier, waarop ze de hut
leidt en de drijfveren, die haar tot deze taak
voerden, komt er langzaam zoveel idealisme en liefde
voor de bergen naar voren, dat we ons spoedig niet
meer voelen als een schooljongen, die bij zijn
directeur op het matje ontboden is... Deze krachtige
vrouw spreidt een wijsheid en een "savoir vivre" ten
toon, die haar een onvermoede charme verlenen. Zeker
zouden we lang in raadselen gewandeld hebben indien
ze niet een tipje van de mysterieuze sluier had
opgelicht... "Mijn man bemoeit zich niet met de
hut," zegt ze in de loop van het gesprek, "die is
filosoof!"... In de mening verkerend, dat ze
figuurlijk spreekt, antwoorden we lachend: "Wij
ook!" maar ze neemt deze repliek ernstig met een:
"O, dan weet u er alles van!"... en deze woorden
nopen ons dan wel tot een rectificatie...
Uitersten...
Haar
man is inderdaad filosoof: professor filosofie en
klassieke talen. En de waardin van deze berghut,
waar we nu tegenover zitten, deze ontwikkelde vrouw,
die zich reeds bij de eerste oogopslag
onderscheidde, is derhalve de vrouw van een
oud-professor... Uit idealisme beheert zij voor de
Planinsko Drustvo Matica, de Joegoslavische
Alpenvereniging, de Triglavski Dom... Later
ontmoeten wij in een hoekje van de hut de professor.
Hij werkt daar in iets wat een kaartsysteem lijkt.
Van tijd tot tijd loopt hij eens pijprokend door de
gastenkamer heen en weer... Met de gasten bemoeit
hij zich inderdaad niet... Zijn wereld is de wereld
van de laatste oorzaken en diepste gronden, het
speculatieve. Het practische denken en vooral...
doen is in zijn vrouw vertegenwoordigd. Zó raken de
uitersten elkaar en dit wel op een plaats, waar een
bergwandelaar zoiets zeker niet zou gaan zoeken...
Het moet erkend, dat gospa Zekar eer van haar werk
heeft. De Triglavski Dom zal voor ons de beste
berghut blijven, die we in Slowenië bezochten. Er
heerst orde, netheid en sfeer. Geen wonder derhalve,
dat er in dit late seizoen nog zoveel gasten komen.
Introductiemethode
Het
is ook niet waar, dat men zich als Hollander in een
Sloweense berghut vereenzaamd zou moeten voelen
vanwege taalmoeilijkheden. Zeker geldt dit niet hier
in de Triglavski Dom. Van de vele bezoekers spreekt
menigeen Duits. Een ander is Italiaans, Frans of
Engels machtig. Zo behoeft er nog niet eens Sloweens
aan te pas te komen. Behalve dan misschien
"Hollandski" (Hollander) of "Hollandia" (Holland).
Als ge er maar rekening mee houdt, dat de letter "H"
als de "ch" van het Nederlandse woord "kachel" wordt
uitgesproken, zijn dit voldoende identiteitsbewijzen
om met groot enthousiasme en hartelijkheid in de
kring van Joegoslaven te worden opgenomen. We waren
immers bondgenoten in de strijd tegen de Duitse
overweldiger!...
Uw
eigen introductie kunt ge gemakkelijk zelf forceren.
Ge behoeft maar even belangstellend toe te zien bij
een gezellig kringetje rond een tafel. Bij 't
kaarten bijvoorbeeld! Even later glimlacht ge eens
en dan komt er steevast wel een of andere opmerking,
die ge niet begrijpt. Dat is het moment eens onnozel
uw schouders op te halen, in een of andere vreemde
taal te zeggen, dat ge niets verstaat en dat met een
"Hollandski" of als ge erg goed in Sloweens
doorkneed meent te zijn met een plechtig
"Nizozemska" (Nederland) af te sluiten. Zo wordt de
introductie een voldongen feit. Ge zit al in de
kring en er meldt zich steeds wel iemand, die nu in
de een of andere taal "tolken" kan. Later op de
avond werkt de slivovica (pruimenjenever) natuurlijk
in hoge mate verbroederend en de volgende ochtend
behoeft ge als Hollander beslist niet alleen uw
zwerftocht voort te zetten indien ge dit niet
nadrukkelijk verkiest...
9. Vereend in
één liefde, die geen grenzen kent
Even
voorstellen: Zoran Vasic! Serviër, wonende te
Belgrado! Deze zomer diploma als architect behaald!
Thans op trektocht door de Julische Alpen. Een van
die jongelui, die op het eerste gezicht sympathie
veroveren door beschaving en bescheidenheid!... Toen
wij vanmorgen onze neus buiten staken, stond hij
vóór de Triglavski Dom met al een tochtje vanaf de
Staniceva Koca achter de rug. Een verzoek onzerzijds
met óns toestel even een foto te knippen vormde de
inleiding tot onthulling van de wederzijdse
identiteit. Méér plichtplegingen kwamen er niet aan
te pas...
Zorans moedertaal is het Serbo-Kroatisch maar hij
kent ook wat Frans. Hij spreekt het langzaam, zodat
het duidelijk is, dat hij naar de woorden moet
zoeken. Waarvoor hij geen verontschuldigingen
behoeft aan te voeren, wat hij echter méér dan eens
doet met de mededeling, dat hij "zoveel van zijn
Frans verleerd is" en het eigenlijk nooit in de
praktijk beoefend heeft... In ieder geval
converseren we met als resultaat zijn voorstel om
gezamenlijk de Triglav te beklimmen. Zorans
uitnodiging is erg aanlokkelijk. In dit vroege uur
straalt de hele bergwereld in de zon. Alle uitzicht,
dat we gisteren gemist hebben, belooft nu met rente
te worden terugbetaald. Helaas kunnen we vandaag
geen verstek laten gaan op de gisterenavond met vier
Slowenen gemaakte afspraak om zo aanstonds
gezamenlijk de tocht naar de volgende hut, Planika
Dom (Edelweiss-huis) te maken. Daar komen ze al
marsvaardig aan en dat betekent het afscheid van
onze Serviër. We denken "voor eeuwig" maar de goden
hadden, zoals later bleek, anders beschikt...
Nieuwe tochtgenoten
De
nieuwe tochtgenoten zijn twee heren en twee dames
uit Ljubljana onder wie zich een ambtenaar en 'n
ambtenares bevinden van wie de laatste behalve met
Sloweens en Duits ook nog met Italiaans uit de
voeten kan. Met een opgewektheid, die kenmerkend is
voor de bergwandelaar, trekken we onder langs de top
van de Triglav naar de nieuwe pleisterplaats Planika
Dom (op 2408 meter). Voor de Hollander gebeurt dit
niet zonder een vaak herhaalde blik naar omhoog,
waar nu de Triglav aan zijn beklimmer alles aan
uitzicht biedt, wat hij maar te bieden heeft. En nu
we weer thuis zitten, in het verre Nederland, en
daar deze regels tikken, knaagt er een zelfverwijt
vanwege een niet gegrepen kans voor een bij voorbaat
van succes verzekerde tweede aanval op de Triglav...
Nog altijd lokt de berg als een sirene zodat aan de
niet aflatende drang tot terugkeer wel geen
weerstand te bieden zal zijn. Wie door een berg
gegrepen is, raakt daarvan niet meer los...
Dom Planika
Spelend, zingend, lachend en fotograferend bereiken
we reeds binnen het uur Planika Dom. Het blijkt een
frisse, kraakzindelijke berghut, die op een
uitzichtrijke hoogte staat. In dit vroege uur ligt
ze echter leeg en verlaten. Er is niet één gast en
de waardin vinden we pas na enig zoeken en roepen
in... de kelder, waar ze zich met schoonmaak bezig
houdt. We arriveren kennelijk nogal ongelegen. Als
ze bediend heeft en we uitgebreid ons ontbijt
etaleren, schenkt ze spoedig haar gasten weer het
rijk alleen om opnieuw in haar kelder te duiken.
Niemand denkt uiteraard er aan - na zo'n korte tocht
- hier reeds zijn bivak op te slaan. De Slowenen
moeten naar beneden naar de Vodnikova-hut (1805
meter) en de Hollander wil nog heden de Koca na
Dolicu (2120 meter) halen. Bij het Edelweiss-huis
scheiden dus onze wegen...
"Geen barbaren"...
De
Dolicu-hut ligt op het Dolec-zadel nogal eng
ingesloten tussen de bergwanden. Zoals op alle
bergpassen waait er een snerpende wind. Er moet ook
als het ware gevochten worden om een plekje zon, dat
langzaam verder kruipt over een hard bevroren
sneeuwveld. Is het eenmaal daar overheen dan zit er
niets anders meer op, dan zijn toevlucht te zoeken
in de intieme gastenkamer, die tijdens onze
afwezigheid door een ingenieur in de chemie en zijn
vrouw bevolkt blijkt te zijn. Deze ingenieur zal in
de loop van de avond de man worden, die ons insigne
van de Oostenrijkse Alpenclub weer in onze jasrevers
tovert. Op advies van een Oostenrijker in de trein
op weg naar Joegoslavië hadden we dit in de zak
gestoken, omdat we er "wel eens moeilijkheden mee
zouden kunnen krijgen..." De ingenieur schatert het
uit om dit advies in plaats van er kwaad om te
worden. Met een: "Wij zijn hier geen barbaren!"
sommeert hij het insigne maar weer op te steken. Wat
we voor zijn plezier dan ook doen...
Over grenzen heen
Tot
voor korte tijd was de Dolicu-hut niet
"bewirtschaftet" al kon men er wel slapen. Vroeger
heette zij Triester-hut. We zitten hier in een nogal
politiek gebied, waarvan een deel eerst sinds de
laatste wereldoorlog aan Joegoslavië is toegewezen.
Ongetwijfeld vandaar ook, dat de waardin met haar
familie er volkomen Italiaans uitzien en de taal van
dit land ook geheel beheersen. Een waard is er niet
aanwezig en de waardin komt niet méér dan hard nodig
uit haar donkere keuken van waaruit zij vaak haar
gasten door een luikje de spijzen toeschuift. Maar
in de gevangenis voelen we ons toch helemaal niet...
Tegen het vallen van de avond zitten we met een
zestal gasten gezellig bijeengehokt tussen de houten
wanden der niet al te grote gelagkamer, waar een
geur van Macedonische tabak hangt en de rook te
snijden valt. De voertaal is voor ons plezier
vanavond overwegend Duits. Voor niemand vormt het de
moedertaal maar de conversatie loopt gesmeerd. Zo
zitten we bijeen: zes Joegoslaven en één Hollander,
samen vereend door één hobby en één liefde: hun hang
naar de bergen, die geen grenzen kent...
10. Door
karstgebied naar zeven Triglav-meren
Één
maal in zijn leven zou ieder mens eens in de vroege
morgen voor de deur van een berghut moeten staan. De
rugzak geschouderd. Vóór hem een stenig pad, dat
spoedig achter een uitstekende rots verdwijnt en dan
verder... het onbekende en het avontuur...! Eens
kijken of het hem iets doet...! Zou hij echt niet
breed en diep ademhalen?... Zich niet als mens
voelen groeien?... De armen in de lucht slaan om
zoveel vrijheid en zoveel geluk?... God schiep toch
immers deze dag en daar gaat die mens Pallieteriaans
doorheenstappen... In zo'n stemming zijn ook wij
deze morgen op pad gegaan nog vóór de zon de strijd
tegen een grauw wolkendek gewonnen heeft. De
Dolicu-hut, punt van vertrek, is al uit het gezicht
verdwenen. Een immense eenzaamheid houdt ons
omvangen. Een kleine mens wandelt alleen tussen
grote bergen.
Er
groeit hier geen plukje gras. Alles is steen en nog
eens steen. Van enorme rotsklompen tot het keislag
voor een macadamweg van de wereld beneden. Er spelen
twee berghoenders langs de weg. Twee levende wezens
in deze verlatenheid. Ze tonen zich helemaal niet
schuw en ge zoudt er een gesprek mee willen
beginnen. Langzaam stijgt het pad tot een hoogte van
2357 meter. Na enige daling zitten we midden in de
streek, die op de kaart Ribarice heet, een woest
karstplateau, vol kloven en putten. Hier en daar
zijn deze verraderlijk met sneeuw afgedekt, maar het
veilige pad laat zich gemakkelijk ontdekken.
Weer mensen
De
zon is intussen door de wolken gekomen. Licht en
schaduw geven het tot heden matte landschap
plotseling reliëf en de sombere sfeer slaat om tot
een feestelijke vrolijkheid. Nu ontbreekt er niets
meer aan het geluk van de bergwandelaar... De klim
van zo straks is ten einde. Voortdurend daalt het
pad want we zijn nu op weg naar het dal van de zeven
Triglav-meertjes. Diep beneden glinstert er al een.
Er stoeien mensen in het water en de wind draagt hun
stemmen omhoog naar de rotswand, waarlangs we
afdalen. We verheugen ons reeds over het
vooruitzicht spoedig het vrolijke gezelschap te
bereiken. In gedachten liggen we al bij het meertje
te zonnen omdat we er nog onwetend van zijn, dat het
zo aanstonds aan ons gezicht zal worden onttrokken
en we plotseling bij een geheel ander, nog hoger
gelegen, meer zullen staan. Zonder dat ook maar een
vleugje wind zijn oppervlakte beroert, ligt het, als
een glanzend oog, ingebed tussen door het water
zwart gekleurde rotsen. Dit moet het derde
Triglav-meer zijn. Het eerste en het tweede bevinden
zich meer noordelijk buiten onze koers.
Wereldvergeten...
Als
een pasgeboren mens... als de eerste, die God op de
wereld zette, dolen we langs de oever van rotsblok
op rotsblok, drinken het kristalheldere en ijskoude
water... dompelen er het gezicht in onder en
vergeten in zo nauw contact met oer-elementen uur en
tijd en... de weg die we gekomen zijn... Deze
laatste ontdekking doen we pas na ons ontwaken uit
dit tijdeloos zijn. Het kan toch niet, dat de route
naar het vierde Triglav-meer opnieuw omhoog
voert!... Toch klimmen we weer! Bij het meertje zijn
we ongemerkt in een kring gelopen, de oriëntatie
kwijt geraakt en nu volgen we de rode markering van
dezelfde weg, die we gekomen zijn. Dus opnieuw
afgedaald naar het meer. Dat lukt, maar hier loopt
de markering schijnbaar dood.
Eerst nu verlangt de doler naar een mens om de weg
te vragen. Precies als in een film duikt deze prompt
op op een ver weggelegen bergrug. Niet één mens,
maar vier zijn het er! In snel tempo dalen zij af
naar de andere oever van het meer. Tot de knieën in
het water staan ze te scheren en tanden te poetsen
en de moedigste heeft zich zelfs zo juist aan een
ijskoud bad gewaagd als we hen bereiken... En wie is
die moedige man, die de Hollander reeds van verre
met een soort indianengehuil begroet heeft?...
Rillend in zijn zwembroek staat daar de Serviër
Zoran Vasic, de jonge architect uit Belgrado...
Nauwelijks tien minuten hadden wij twee dagen
geleden met elkaar gesproken, des ochtends voor de
Triglavski Dom, maar nu is het alsof twee oude
vrienden elkaar de hand drukken...
Op goed geluk...
De
drie anderen zijn Slowenen. Ook voor Zoran
onbekenden bij wie hij zich op goed geluk had
aangesloten. Zoran, die geen bergervaring had,
huivert nu nog bij de gedachte aan de afgronden,
waar ze hem in de buurt van Tenda langs gevoerd
hebben. Hij was helemaal niet tegen die toer
opgewassen maar kwam er toch zonder ongelukken
doorheen. "Dát nooit meer!" verzekert hij...
Gelukkig verstaan de Slowenen geen Frans, zodat ze
er wel nooit achter zullen komen in welke mate hun
kameraadschap door Zoran wordt gewaardeerd.
De
Slowenen kennen de route naar de Koca pri
Triglavskih jezerih, de hut van de Trigla-meren en
dus is ook voor de Hollander zijn probleem opgelost.
Met Tilburg en Belgrado in de achterhoede gaat het
dan dalwaarts. In zulk een hoog tempo dat Tilburg
bij het vierde Triglav-meer, vanwaar hij de weg wel
weer alleen kan vinden, hartelijk dank betuigt voor
de bewezen diensten, schoenen en kousen uittrekt en
met de buik en tien tenen naar omhoog in het malse
gras gaat liggen... Zoran benijdt hem daarom en had
graag dit voorbeeld gevolgd. De jongeman uit
Belgrado voelt zich echter verplicht de Slowenen,
die hem veilig langs de afgronden van Tenda geloodst
hebben, nu ook tot het bittere einde van de jachtige
tocht te volgen. Dat vergt fatsoen en goed
bergkameraadschap... Dus: "Na svidenje" (tot ziens),
onbekende Slowenen!... "Au revoir, Zoran Vasic!" En
tot zich zelf zegt de Hollander: "Carpe diem!" Pluk
de dag!...
11. Van
Triglavmeren-hut naar bron der Savica
"Koca pri Triglavskih jezerih" betekent niet alleen
voor een Hollander een hele mondvol! Het moet zoveel
beduiden als: hut bij de Triglavski-meren. Om het
vijfde en het zesde meer gaat het hier. Het laatste
en zevende wacht nog ergens in het onbekende. Nauw
aan elkaar gesloten liggen ze op een honderdtal
meters afstand van de hut in dit hoogdal (1683
meter) te filosoferen tussen de bergen als symbolen
van rust en tijdeloosheid. Zo lijkt het tenminste
voor hem, die in het vroeg van de namiddag afdaalt
van de hoogten van het Triglav-gebied en vergeten
is, dat de kalender een zaterdag en dus een
weekeinde aanwijst. In de latere namiddaguren wordt
het duidelijk, dat ergens in het zuiden een pad de
verbinding met de bewoonde wereld moet vormen. In
groepjes komen ze opdagen, de weekeinders. Allen van
dezelfde kant. Nu nog wat puffend van de lange klim,
maar spoedig uitgelaten spelend en zingend aan de
oevers van de meertjes wanneer ze in de hut een bed
voor de komende nacht veroverd weten. Meestal
betreft het jongelui. De ouderen, die kennelijk
"vaste klanten" zijn, nestelen zich behaaglijk in de
waranda, het oudste gedeelte van de hut, die twee
maal een verbouwing heeft ondergaan, waarvan de
jongste nog in haar laatste stadium van voltooiing
verkeert.
Spraken-Babylon
Wie
oud met nieuw vergelijkt, moet enerzijds
constateren, dat er hier een stuk romantiek verloren
is gegaan maar dat er anderzijds toch volop
hutkarakter is overgebleven om de hotelallure nog
niet te laten domineren. Vooral blijkt dit des
avonds wanneer de gelagkamer afgeladen vol zit met
pratende, etende, drinkende en, als het nog later
wordt, zingende mensen. Ge treft er hele families,
jonge paartjes, kinderloze echtparen en eenzame
zwervers. Er wordt Sloweens, Duits, Serbo-Kroatisch
en Italiaans gesproken maar geen Nederlands want tot
wie zou de enige Nederlander van het vrolijke
gezelschap zich in zijn moedertaal moeten
richten?... Voor een groot deel van de avond gaat
hij voor sommigen voor een Italiaan door. Eerst
wanneer zijn Italiaanse disgenoten hun bedden hebben
opgezocht en hij de kelnerin in het Duits een
bestelling toeroept, schiet er een Wener op hem toe
met de vraag: "Was? Sind Sie auch Österreicher?"...
"Waarom vraagt u dat?" "U hebt de hele avond
Italiaans zitten praten en nu spreekt u plotseling
Duits! Maar het is geen Duits Duits!"... Met de
onthulling van zijn ware identiteit zit de Hollander
meteen in de kring van een Weense familie en de
avond, die voor hem ten einde dreigde te gaan,
begint opnieuw...
De Komarca-wand
De
volgende morgen scheiden de wegen. De Weners gaan
omhoog, de Hollander naar beneden. Een lange warme
tocht. Tussen de bomen schemert de waterspiegel van
het zevende Triglav-meer, het kleine Crno jezero
(1340 meter) en dan komt als hoogtepunt de afdaling
van de Komarca-wand. Zeshonderd meter diep valt hij
bijna loodrecht naar beneden aan de zuidkant. Bij
het begin gaapt ook aan de noordkant de diepte en
midden over de smalle graat loopt het pad, maar het
is toch allemaal niet zo duizelingwekkend als het op
het eerste gezicht lijkt. Trapsgewijze gaat het pad
snel naar beneden en als we dan onverhoeds voor de
bron van de rivier de Savica staan, dringt het
plotseling tot ons door, dat dit het afscheid van de
Julische Alpen is geweest. Nog éénmaal gaat de blik
omhoog langs de formidabele, beboste wand.
Ongelooflijk, dat we hier in een zo betrekkelijk
korte tijd naar beneden zijn gekomen...
Ondergrondse rivier
Met
de rivieren in Joegoslavië is het, vanwege het
karstgebied, een beetje raar gesteld. Vele stromen
ondergronds om plotseling ergens uit de berg te
voorschijn te springen. Men noemt dat dan de "bron"
en op zo'n punt krijgt de rivier haar naam. In
werkelijkheid heeft men echter meestal te doen met
een "oude" rivier, die vaak kilometers verder, met
een heel andere naam, in de ingewanden der aarde
verdwenen is. De loop van deze ondergrondse
rivieren, die men in Joegoslavië zovele aantreft, is
meestal nog niet doorvorst en vastgelegd. De nog
jonge sport der speleologie vindt in dit land
derhalve een uitgebreid en onontgonnen
exploratieterrein. De landkaart van de wereld moge
dan weinig witte vlekken vertonen, in de onderwereld
bestaat nog "terra incognita" genoeg. En hier lokt
nog overal het avontuur. Het lijken echter lugubere
avonturen! Geen blik in de diepte van welke bergtop
ook heeft ons ooit méér beangstigd, dan de
confrontatie van vandaag met dat pikdonkere gat daar
in die bergwand.
Als een nachtmerrie...
Enige in de rotsen geslagen haken laten een afdaling
naar de ingang van deze "Hades" toe. Stappend over
omspoelde rotsblokken, waartegen het water schuimt
en kookt, wordt het mogelijk oog in oog te komen
staan met het zwartste zwart en de diepste
duisternis, die zich in een mensenbrein denken laat.
Onwillekeurig steken we de hand naar voren om te
tasten naar de donkere deur van de onderwereld maar
die "deur" wijkt. Ze is geen stof en geen geest. Ze
is enkel niets. En als het dan toch iets mocht zijn,
kan het niet anders gekwalificeerd worden dan angst
en beklemming, dreiging van het onbekende en
ongeziene daar in de ingewanden der aarde. Ge zoudt
weg willen vluchten van dit oord van verschrikking
en tegelijkertijd houdt het u gevangen als een
nachtmerrie. Wanneer ge daar zo geboeid staat en van
geen vooruit of terug meer weet, dagen er in de
geest vage reminiscenties van een "deja vu"... Waar
hebt ge zoiets méér gezien?... En boven de deur van
de "Hades" verschijnen langzaam, één voor één,
letters, die zich tot woorden aaneenrijen en de
geest leest daar ten slotte: "Wie hier binnentreedt,
laat alle hoop maar varen!"... Dat is het! Dante's
"Inferno!"...
Waterval
Achter onze rug speelt zich intussen een ander
tafereel af. Slechts enkele meters verwijderd van de
glibberig bemoste rotsen, waarop wij staan, dondert
de Savica-waterval in één machtige straal - de hemel
weet hoeveel meter diep! - in een kloof naar
beneden. Als speelgoedfiguurtjes doen de mensen aan,
die daar beneden naar de waterval kijken. Misschien
vragen zij zich af hoe daarboven die eenzame mens
kon geraken zoals deze mens vraagt hoe die poppetjes
daar beneden kwamen. Er bestaat hier namelijk geen
pad, dat ons met elkaar in verbinding kan brengen.
Wij moeten gedeeltelijk de weg terug, die we gekomen
zijn. Langer dan een uur duurt het eer we aan de
voet van de waterval nu zelf voor nieuwe kijkers
boven bij de ingang van de Hel ook tot een poppetje
geworden zijn. Vanuit het avontuur door de bergen
zijn we nu meteen opgenomen in de stroom van de
dagjesmensen, want voor deze categorie vormt de
gemakkelijk te bereiken Savica-waterval met haar
aardige ontspanningen in een aantrekkelijk brok
natuur een bijzondere attractie.
12. Waarom
Dimovic hoed en zonnebril draagt
Iedere dag van 's morgens vroeg tot des avonds zeven
uur kunt ge hem in 't seizoen vinden op de
"boulevard" van Bled, tegenover het Casino, op de
plaats waar de autobussen stoppen. Een gele,
afhangende strohoed op het hoofd, de ogen verborgen
achter een donkere bril. Op een minuscuul stoeltje
zit hij achter zijn kistje met naast hem uitgestald
doosjes en potjes met verschillende kleuren. Op zijn
kistje staat meestal de voet van een toerist wiens
schoen met crème, lap en borstel zodanig bewerkt
wordt, dat hij er zich in spiegelen kan... Een
schoenpoetser in optima forma denkt ge. Hij hoort
wel niet tot het Sloweense stadsbeeld maar hij zit
er in ieder geval en hij vormt er een
karakteristieke noot... De liefde, waarmede hij de
schoenen bewerkt, heeft méér weg van het koesteren
van een kind dan het verrichten van een nederig
dienstbetoon aan de voorbijganger en ge krijgt, als
argeloze, de indruk, dat hij het poetsen van
schoenen tot een ware kunst verheven heeft...
Omdat we zo vol bewondering zijn werk gadeslaan, kan
een uitnodiging om onze schoen op het kastje te
plaatsen natuurlijk niet uitblijven. Onze schoenen
werden echter geen half uur geleden gepoetst want
het is nog in de vroege ochtend. In plaats van op
zijn uitnodiging in te gaan zeggen we alleen maar te
willen weten hoe hij heet en waar hij vandaan komt.
We schrikken echter zelf van de directheid der
vraag, waardoor we zeker voor iemand van de politie
moeten gehouden worden... Een wat gemoedelijker
verklaring van onze nieuwsgierigheid lijkt niet
misplaatst doch zonder deze af te wachten komt er
reeds het antwoord op de vraag: "Blagoje Dimovic uit
Belgrado!"...
Onthulling
Dit
wordt de inleiding tot een in Duits gevoerde
conversatie. Midden in het gesprek, als er geen
voorbijgangers zijn, neemt Dimovic plotseling zijn
hoed in de ene en zijn bril in de andere hand met de
woorden: "Kijk, zo zie ik er eigenlijk uit! Ik ben
geen schoenpoetser maar student... Vakantiewerk...
Maar dat hoeven mijn collega's in Belgrado niet te
weten!"... Dimovic neemt zijn vermomming weer aan.
Hij laat de schoenen wat de schoenen en de klanten
wat de klanten zijn en er komt een lang verhaal over
zijn studie en zijn familie, dat eindigt met een
uitnodiging des avonds in zijn pension een borrel te
komen drinken en kennis te maken met zijn moeder,
die eergisteren in Bled is aangekomen na een
vakantie aan de Dalmatische kust. Morgen reizen ze
samen terug naar Belgrado want voor onze Dimovic is
thans het seizoen voorbij... De zaken zijn niet
slecht gegaan. Hij heeft in een paar maanden aardig
zijn studie en die van broer en zuster verdiend en
er is zelfs nog een fototoestel overgeschoten ook.
Dit laatste vormt een bezit, dat hij niet zonder
trots toont al is het dan ook geen duur apparaat.
Op visite
Des
avonds op de rendez-vous plaats voor het Casino,
zijn we beiden precies op tijd. Nu is Dimovic in
civiel, zonder strohoed, zonder bril en zonder de
poetsmouwtjes... Nu is hij toerist met de toeristen
en vanavond gaat hij met zijn moeder eens fijn naar
het Casino naar een telepaat kijken... Eerst thans
bemerken wij, dat Dimovic een tikkeltje invalide is.
Hij trekt wat met een been, waardoor hij ook met een
scheve schouder loopt. Vanaf de helverlichte
boulevard voert hij ons langs een duister, langzaam
stijgend pad naar zijn pension, nauwelijks zeven
minuten uit het centrum verwijderd.
Zijn
moeder maakt de indruk van een eenvoudige
volksvrouw. Rechtstreekse conversatie tussen haar en
ons is niet mogelijk. Zij spreekt alleen
Serbo-Kroatisch. Daar Dimovic ook niet zo vlot met
het Duits uit de voeten kan, beperkt het onderhoud
zich hoofdzakelijk tot knikken en glimlachen. Wat
geen beletsel behoeft te zijn tot het drinken van
een slivovica, de bekende Joegoslavische
pruimenjenever. Een groot glas voor ons, de gast,
een kleintje voor Dimovic en zijn moeder, welke
laatste ons verbaasd doet staan door het restant van
haar glaasje in de holte van haar hand te gieten en
er daarna heur haar mee in te smeren bij wijze van
brillantine... Dimovic schijnt in geuren en kleuren
te vertellen wie wij zijn en hoe we elkaar ontmoet
hebben, maar uit de gesprekken van die twee worden
we niet veel wijzer. Slechts één ding wordt er
duidelijk, namelijk dat Dimovic zijn moeder op de
handen draagt...
Maar dat gaat toch niet!...
Ten
slotte brengt Dimovic ons weer via het donkere
straatje naar de boulevard. Nog voor we echter in
het volle licht van een lantaarn komen, gaat hij
plotseling wijdbeens voor ons staan terwijl hij
tussen zijn beide gespreide handen een groot tablet
chocolade voor ons houdt, dat hij ongemerkt uit zijn
binnenzak gehaald moet hebben. "Dit is voor uw
vrouw!" zegt hij. "Neem het mee naar Holland als
geschenk van mij!"... Dat betekent waarlijk een
overrompeling! Maar dat kunnen we toch niet
aannemen! Geen denken aan! Met zoveel complimenten
als wij zo vlug bij elkaar gezocht kunnen krijgen en
met het vriendelijkste gezicht wijzen we het
geschenk af. De reactie op deze weigering is er een
van een zo ongekunstelde teleurstelling, dat we meer
dan verlegen geraken en het gevoel krijgen een grote
fout te maken... "Ach waarom wilt u het niet?"...
verzucht Dimovic terwijl hij zijn armen mismoedig
langs het lichaam laat zakken... Dit is geen spel,
geen beleefdheidsfrase maar ongeveinsde
teleurstelling. Het geven is hem echt een vreugde.
En wie weet hoe hij zich op dit moment verheugd
heeft...
Uit de impasse
Als
hij dan een tweede een zwakkere derde poging
onderneemt ons het geschenk te doen accepteren,
krijgen we een beslist onbehaaglijk gevoel... Zouden
we hem door die weigering niet beledigen?... Gluurt
hier misschien niet de Balkan om de hoek?... We
hebben toch ooit gelezen hoe moeilijk het is bij
Balkanvolken geschenken te weigeren, die spontaan
worden aangeboden!... Dus toch?... Een lumineus idee
wordt redder in de nood. We hebben geconstateerd
hoeveel liefde Dimovic voor zijn moeder toonde...
welnu, dan moet de truc slagen!...
"Goed, Dimovic, ik accepteer graag je cadeau"... Met
een gezicht, dat straalt als een ziel in genade,
overhandigt hij het tablet chocolade. "Dimovic,
hartelijk dank! Het is buitengewoon! Ook mijn vrouw
zal het geweldig vinden! En omdat zij het zo reuze
vindt, weet ik zeker, dat ze er mee akkoord gaat,
dat ik deze heerlijke chocolade, die ze van jou
gekregen heeft, aan je moeder geef. Hier, neem het
tablet als geschenk van mijn vrouw voor jouw
moeder!" Of Dimovic overrompeld is door zulke stoute
logica, of dat intuïtie hier de juiste weg gekozen
heeft, valt niet te achterhalen. Feit is evenwel,
dat Dimovic - zonder tegenstribbelen en zonder
tekenen van teleurstelling - de chocolade
terugneemt, die hij ons net geschonken heeft...
Dat
was het avontuur met Dimovic, de
pseudo-schoenpoetser uit Belgrado... Wanneer gij
lezer, volgende zomer door Bled loopt en ge ziet
tegenover het Casino een "schoenpoetser", zeg dan in
het voorbijgaan hardop: "Dimovic Blagoje" (klemtoon
op de a!). Als hij verschrikt opkijkt, is hij
het!...
13. Romantiek op
't grensstation van Jesenice
Jesenice, de naam van het Joegoslavische
grensstation voor wie per trein van Villach het land
van de Adria binnenrijdt, zult ge tevergeefs zoeken
in de lijst van toeristenplaatsen. Geen wonder ook.
Het bezit weinig aantrekkelijks. Er staan een paar
grote fabrieken, die voortdurend rook uitbraken en
deze rook blijft lang in het dal hangen zodat de
atmosfeer er niet al te best is. En toch was het
juist in Jesenice, waar wij een merkwaardige
ontmoeting hadden, die bewijst, dat romantiek zich
ook wel eens een prozaïsch decor kan kiezen...
Op
twee meter afstand zijn we naast haar terecht
gekomen in de stationswachtkamer op 'n glimmend
geverniste bank achter een al even glimmende tafel.
Twee eenzame reizigers met voor beiden onbekende
bestemming. Maar wanneer ge zo met z'n tweeën
geruime tijd een holle wachtkamer bevolkt, groeit er
ten slotte toch een zekere lotsverbondenheid...
Tegen de dertig zal ze zijn, deze jonge vrouw met
haar keurig gekapt haar. Ze heeft een spiegeltje
tegen haar handtas gezet en poogt haar kapsel nog
beter te rangschikken. Daar aan het haar echter
niets verder te ordenen valt en ze merkt dat we haar
gadeslaan, wagen we een veelbetekenend knikje, dat
de bedoeling van een compliment inhoudt... en het
ijs is gebroken... Ze zegt iets in het Sloweens maar
dat verstaat die vreemdeling niet... Duits?... Ze
spreekt het niet?... Engels?... Neen!... Frans
wellicht?... Neen!... Italiaans?... "Si, un po'!"
Ja, een beetje! En de conversatie komt op gang...
Als rozengeur
Het
gesprek is nog zeer jong als het meisje, zonder
aanleiding en zonder inleiding, plotseling een groot
geheim, dat haar wel erg hoog moet zitten, voor de
Hollander op tafel legt: "Ik wacht op mijn
verloofde, maar" - en dat voegt ze er in dezelfde
adem aan toe - "we hebben elkaar nog nooit
gezien!... Hij komt uit Canada!"... Aha! Zulk een
onverwachte confidentie maakt een naderbij schuiven
verdedigbaar. Het is alsof door de prozaïsche
wachtkamer van het grensstation eensklaps een geur
van rozen waait en alsof de strakke wanden als een
waaier opengaan naar de wereld... "Delft waar ge
staat want overal waar ge staat is Klondyke", denkt
de Hollander zijn lang overleden landgenoot Gerard
Bruning na, wat voor hem in dit concrete geval
betekent, dat romantiek toch eigenlijk overal te
vinden is...
Ergens op de wereld, maar nu niet ver meer hier
vandaan, dendert over twee blinkende rails een trein
naar Jesenice. En in die trein zit een jongeman voor
wie een lange reis haar climax gaat bereiken... In
een kale wachtkamer zit 'n meisje uit Ljubljana voor
wie 'n eindeloos lijkend wachten tergend langzaam
ook naar een climax groeit... Voor haar is het al te
veel geweest. Zij kan er niet meer van zwijgen...
Daarover moet ze spreken, al is het maar tot een
wildvreemde Hollander! Ja, misschien wel juist omdat
hij vreemdeling is, wordt hij uitverkoren tot het
aanhoren van wat een hart niet verzwijgen kan...
Als het hart vol is...
Uitvoerig vertelt zij haar geschiedenis. Het begon
met een correspondentie, nu twee jaar geleden.
Eigenlijk is hij Oostenrijker, afkomstig uit
Villach, maar hij woont sinds zes jaar in Canada.
Massa's brieven hebben zij geschreven... Er komen
foto's op tafel. "Kijk, dat is hij" en ze
overhandigt een foto, waarop een rijzige jongeman
naast een luxe auto staat. "Wat is hij groot", zegt
de Hollander, wetende dat vele vrouwen gaarne grote
mannen hebben. Met zijn als compliment bedoeld
oordeel spreekt hij nog de waarheid ook... "En zó
kent hij mij! Deze foto heb ik hem gestuurd!" zegt
de Sloweense met het hart op de tong. "Maar toen was
u toch wel wat voller van gezicht dan nu!" "Och
mijnheer, ik ben toch zo nerveus! Ik heb in geen
acht dagen geslapen van de spanning!"... Er komen
nog meer foto's voor de dag. Van broers en zusters.
Dan kijkt ze op haar horloge. Voor de zoveelste
maal!... "Over vijf minuten komt de trein! Ik moet
gaan", zegt ze nu plotseling opvallend bedeesd zodat
er uit haar woorden meer verontschuldiging dan
vreugde spreekt...
Gemist moment
De
Hollander blijft alleen achter. Hij bezwijkt echter
spoedig voor de bekoring naar het perron te gaan.
"Een mens mag toch zeker wel het perron opgaan!...
Ook al weet hij wat er zich zal afspelen!"... Er
staat een trein stil op het eerste perron. Helemaal
aan het eind van die trein en van het perron staat
zij, als eenzaam figuurtje... Nu in een blauwe
regenmantel, die haar minder flatteert dan haar rode
jumper, die het zo goed deed tegen haar bruin
gezicht en kriekzwart haar... Maar dat schijnt ze
zelf niet te weten... Achter de stilstaande trein
moet die uit Oostenrijk binnenkomen... Het is niet
aan bescheidenheid maar gewoon aan achteloosheid te
wijten, dat de Hollander tóch geen getuige van de
eerste ontmoeting wordt. De Oostenrijkse trein was
al eerder bij de douane binnen.
En
daar komt het jonge paar al gezamenlijk
aangewandeld, zwijgend en onwennig. Zij kennelijk
méér verlegen dan hij. Het lijkt haast een
verademing, dat ze ons als een "oude bekende" kan
begroeten en voorstellen... "How do you do?" brengt
een Engels gesprek op gang met de "Canadees", die
van de echte situatie niets wetend, plotseling
vraagt: "Waarom spreekt u eigenlijk Engels"... "Och
ja, u bent Oostenrijker!" Dan maar Duits! Het blijft
niettemin een vreemde conversatie want onverschillig
welke taal er gesproken wordt, er is altijd één van
het driemanschap, die de twee andere niet
verstaat... Met haar spreekt hij namelijk Sloweens!
De "Canadees" is inderdaad de vlotte maar toch niet
te vrije slanke jongeman van de foto... In gedachten
heeft de Hollander al de balans opgemaakt: Als hij
de Sloweense was... het zou hem niet zijn
tegengevallen!... Als hij de "Canadees" was... hij
had het slechter kunnen treffen!...
Onbekende toekomst
Ten
slotte wandelen ze beiden gearmd het station uit.
Maar daarbuiten valt niets te beleven. Dan terug
naar de restauratie. Ook daar houden ze het niet
lang uit. Ten slotte stappen ze maar in de nog
stilstaande trein voor Ljubljana... Als de trein
twintig minuten later wegrijdt, schijnt de spanning
gebroken. Nu praten ze vlot en ze kunnen zelfs
lachen. Een laatste groet is voor de Hollander, de
enige op het station van Jesenice, die ongezocht
deelgenoot werd van hun grote geheim...
Twee
zielen, die over een oceaan met elkaar spraken,
voert een trein nu naar het Oosten. Wat zal hun
toekomst zijn?... De Sloweense zal dit verhaal nooit
lezen want de Hollander kent noch haar naam noch
haar adres. Toch zal zij hem, die bij een mijlpaal
van haar leven stond, wel niet vergeten. Een kleine
munt, het karakteristieke Nederlandse dubbeltje, dat
hij haar "als talisman" schonk "opdat het geluk zou
mogen brengen" kan daartoe het zijne bijdragen...
14. Zacht glijdt
'n bootje over het meer...
Daar
waar de takken van een paar prachtige treurwilgen,
die tot in het water hangen en een zon-doorboord
vitragegordijn van het Kurpark vormen, dommelen de
bootjes van de gondeliers van Bled. Op een mooie
nazomerse zondag, wanneer de dagjesmensen naar
Joegoslavisch bekende toeristenoord stromen, is er
emplooi genoeg voor de gondeliers maar op een
doordeweekse dag kunnen ze het werk best af. Dan
dommelen ook zij, geduldig wachtend op hun klanten
in de wetenschap, dat deze traag komen zoals in deze
tijd van het jaar ook in Bled de dagen trager gaan.
De vlakke spiegel van het meer, het eiland in de
verte en de beboste heuvels op de achtergrond
dwingen tot een rust, waaraan noch toerist noch
gondelier ontkomen...
Die
bootjes van Bled vormen een prettig decor van het
meer. Met hun blauwgestreepte overkapping roepen ze
herinneringen aan Lugano op en de gondeliers in hun
Dorus-truitjes doen u aan Venetië denken, wanneer
zij, staande op de achterplecht, met hun riemen hun
bootje naar het eiland wrikken. Misschien hebben de
roeiers een vakorganisatie... Misschien ook maar
alleen een onderlinge afspraak... Elkaar vliegen
afvangen doen ze in geen geval. Het gaat allemaal
netjes op beurt. Ge hoeft niet te proberen zelf een
bootje met een aantrekkelijke naam uit te kiezen.
Het wordt u keurig aangewezen. En dan maar
wachten... wachten... tot er voldoende kandidaten
voor de tocht zijn...
Internationaal
Ook
onze "Anika" raakt eindelijk vol en daar gaan we
dan! Haast geruisloos glijdt 't bootje over het
water. De zon schijnt en er staat geen loofje wind.
De nationale vlag blijft slap op de voorplecht
hangen, wat misschien wel goed is ook. Hoelang heeft
ze niet het weer getrotseerd. De kleuren zijn zó
verschoten, dat ze nauwelijks nog te onderkennen
vallen, wat ook geldt voor de rode ster, die op de
vlag gestikt zit. Klein is het bootje doch groot de
variatie van zijn last. We zijn met z'n tienen, maar
daaronder bevinden zich - behalve Joegoslaven - toch
nog altijd een Italiaans paartje, twee Engelse
meisjes en een Nederlands echtpaar.
Doel
van iedere boottocht is nagenoeg steeds het eiland
aan de achterzijde van het meer, een roeitocht van
twintig minuten heen, twintig minuten oponthoud en
weer twintig minuten terug. Op het eiland, dat onder
"Natuurbescherming" valt, bevindt zich een tussen
geboomte verborgen kerkje, een oud-bedevaartsoord.
Het kerkje neemt nu de plaats in van een vroegere
tempel, die aan de Slavische godin Ziva was gewijd.
Het 12de-eeuwse gebouwtje, dat oorspronkelijk van
Gotische stijl was, heeft door verschillende
restauraties uiteindelijk een
renaissance-barok-karakter gekregen en vervult nu
gedeeltelijk de rol van museum.
Moeilijk geval
Niet
het museum en evenmin het kerkje op zich trekt
echter de toeristen. Zonder mankeren informeert men
naar de "wensklok". De een doet het omwille van de
curiositeit, de ander met de gedachte van: Je zou
toch niet kunnen weten!... Midden in het kerkje
hangt het klokkezeel. Drie maal moet ge hier aan
trekken en drie maal uw wens uitspreken... Deze wens
zal steeds in vervulling gaan!... Dat wil de
folklore!
Slechts éénmaal heeft de klok, die buiten in de
toren hangt, voor een moeilijk probleem gestaan,
maar aangezien het een diplomatieke klok is, die
over een Salomonswijsheid beschikt, heeft zij zich
toch weten te redden. Het was in een ver verleden
toen een jong echtpaar aan het zeel trok. Eerst
sprak zij haar wens, toen hij! De klok krabde zich
verlegen achter het oor, maar er was tijd tot
denken... Het werd een tweeling, een jongen en een
meisje...
Historisch
Zo
staan ook wij dan nu in het groepje rond het
klokkezeel. Een Italiaan trekt aan het touw. Slechts
flauw hoorbaar dringt het klokkegelui van buiten
door de dikke gewelven. Des te beter hoorbaar
daarentegen klinkt de wens van de luider, drie maal
herhaald: "Geef mij een motor... geef mij een
motor... geef mij een motor!" Als we deze wens voor
enige Engelse omstaanders vertalen, klatert er een
schaterlach tegen de eerbiedwaardige gewelven... En
dit verhaal is in ieder geval historisch, wat
misschien niet van dat over de tweeling gezegd kan
worden...
De
terugtocht over het meer wordt heel wat
luidruchtiger dan de heenvaart. De vier
nationaliteiten zijn tot een klein gemeenschapje met
zijn eigen "historie" samengesmolten. Dat heeft de
"wensklok" dan toch in ieder geval bewerkt...
15. Als in Bled
de bomen met fruit beladen zijn
In
Luilekkerland vliegen de gebraden duiven in je mond.
Dat in Bled de rijpe pruimen zomaar in je mond
vallen, zou een overdreven bewering zijn. Maar zo
heel veel scheelt het toch eigenlijk niet. Bled is
ontzaglijk rijk aan fruit. Het groeit er in grote
overvloed in het stadje zelf en in de omgeving. Dit
zou niets bijzonders zijn als het tegelijkertijd ook
niet in overvloed op de straat lag. In het veen
kijkt men ook niet op een turfje en daarom kan ieder
hier zoveel fruit rapen als hij wil. Geen wandeling
of er komt gratis fruit bij te pas... Die
fruitovervloed vormt zeker voor de Nederlander, die
zijn boomgaarden angstvallig beschermt, een curieuze
bijzonderheid.
Voor
wat de peren betreft moet men wel wat geluk hebben
om een goede soort te vinden. De meeste zijn niet
uit de hand eetbaar en worden dan ook gebruikt voor
het maken van verschillende al of niet alcoholische
dranken. De kwaliteit van de appels is goed en
hetzelfde geldt voor de pruimen, waarbij de zg.
blauwe "kwetsen" de hoofdtoon voeren, soms
afgewisseld door kleine, gele pruimpjes. Van deze
pruimen bereidt de Joegoslaaf zijn slivovica, het
nationale borreltje, dat zich uitstekend drinken
laat, wanneer men er eenmaal wat aan gewend is.
Dit
seizoen waren de pruimenbomen zo zwaar geladen, dat
bij verschillende bomen takken afbraken door hun
gewicht. De voorbijganger kan dan maar naar
hartelust plukken. Des morgens vroeg, vooral als het
des nachts wat gewaaid heeft, liggen sommige wegen
bezaaid met fruit, doch de boeren rijden er met hun
wagens gewoon overheen. Men beschikt eenvoudig niet
over de arbeidskrachten om het op te rapen, werd ons
gezegd.
Druiven
Wat
we over deze fruitrijkdom zeiden, geldt ook voor de
krans van kleine dorpjes rondom Bled doch hier
moeten dan ook nog de druiven genoemd worden. Er is
nauwelijks een Sloweense boerderij te vinden, waar
niet een wingerd tegen gevel en balkon omhoog klimt.
Het betreft hier kleine, witte druiven zoals men die
ook nog wel een enkele keer in onze streken
aantreft, waar ze echter wegens gebrek aan zon
meestal niet tot rijpheid kunnen komen. Hier in
Slowenië hangen de weelderige trossen echter
verleidelijk lokkend tussen de grote bladeren. Geen
boer, die de vreemdeling een tros zal weigeren, maar
dan moet ge toch later dan begin september komen. In
deze tijd van het jaar zijn de druiven van Bled en
omgeving nog te hard. Een boer in Ripno speet het
zo, dat hij - onze teleurstelling ziende - spontaan
een glas wijn offreerde in de mening verkerend, dat
dit toch ongeveer wel hetzelfde moest zijn als een
tros druiven, kersvers van de wingerd...
Veel schilderachtigs in Ripno
Met
Ripno, dat slechts 700 inwoners telt, hebben we
meteen een van de meest karakteristieke dorpjes uit
Bleds omgeving genoemd. Het bestaat uit een
verzameling boerderijen, die op goed geluk tot een
hoopje bijeengegooid zijn. Zacht dalende of
klimmende straatjes houden ze van elkaar gescheiden
en overal, waar er nog een plaatsje over is, torsen,
naast de wingerds, de fruitbomen hun weelde.
Waar
ge u ook wendt of keert, er is altijd een
schilderachtig hoekje, dat om een foto vraagt of om
een kunstschilders roept. Voor wie maar tijd van
wachten heeft, daagt er vroeg of laat ook wel steeds
een door een os getrokken boerenwagen op om als
voorgrondvulling te dienen. Of anders laten de
bewoners zich gaarne voor stoffering gebruiken. De
mensen hier zijn nog ongekunsteld en weinig aan
toeristen gewend. Ze staan graag op een plaatje,
maken met plezier een praatje, want ze kennen geen
stadse haast en ge slaagt er gemakkelijk in tot in
hun woningen door te dringen, want gij zijt als
vreemdeling evenzeer een attractie voor hen als zij
voor u. Wanneer ge daarbij nog het geluk hebt oudere
mensen aan te treffen, die over het algemeen wel
Duits verstaan en spreken, wordt het dubbel
interessant. Dat een klein kind, bij het zien van de
vreemdeling, angstig naar binnen rent of haastig het
gordijntje van het raam dichtschuift als het merkt
te worden gadegeslagen, zijn ook dingen, die u in
Ripno overkomen kunnen.
16. In Bled gaan
kinderen het best gekleed
Joegoslavië heeft in het Westen de naam een arm land
te zijn. En dat is het ook. Nu zou het overdreven
zijn te zeggen, dat men daarvan in het als mondain
bekend staande Bled niet zo veel merkt maar had men
zich dat bij een eerste, oppervlakkige kennismaking
wel enigszins anders voorgesteld. En men vraagt zich
af hoe de mensen er voor de dag kunnen komen zoals
ze doen.
Wat
iedereen al vrij spoedig opvalt, is hoe keurig
gekleed de kinderen naar school gaan. Eerst dachten
wij, dat ze op zijn zondags waren, dat het een
feestdag betrof of uitsluitend ging om kinderen, die
een school in Ljubljana bezochten, doch met het
verstrijken der dagen bleek het iedere dag hetzelfde
te zijn. En toen we daarover onze verwondering
uitspraken, bevestigde men, dat de Sloweense moeder
er een grote eer in stelt de kinderen goed gekleed
naar school te zenden en gaarne offers brengt voor
dit doel.
Ook
de vrouwen in Bled gaan goed gekleed. Niet in
westerse zin, waar goed vaak synoniem met duur of
modieus is, doch méér in de ouderwetse betekenis van
eenvoudig maar netjes. Tenslotte is het dan de man,
die de lasten draagt en het daarom met de kleding
maar wat minder doet. Een verklaring voor dit
opmerkelijke feit, gezien in het licht van de
inkomsten en kosten van levensonderhoud, bleef men
ons ook nu weer schuldig. Men begreep het zelf
niet!... luidde ook hier het antwoord, zoals we dat
reeds vroeger elders gehoord hadden.
Doe het zelf!
Ook
in Bled en omgeving heerst woningnood. Velen bouwen,
zoals men dat ook in Canada doet, hun eigen huis in
vrije tijd. Natuurlijk met behulp van vaklui. Dat
kan een kwestie van jaren worden eer zo'n huis
gereed is, doch wanneer men maar eenmaal zover is,
dat een deel van het huis betrokken kan worden,
behoeft men niet meer zo'n haast te maken. Op tal
van plaatsen ziet men op deze wijze huizen in
aanbouw na de normale werkuren. Soms werkt er maar
één man alleen en meer dan drie tegelijk hebben we
er helemaal niet bezig gezien. Sommigen bouwen ook
des zondags voort en des avonds bij kunstlicht.
Terwijl in Nederland vaklieden in de avonduren voor
een zacht prijsje werken, moeten hier echter
dergelijke krachten na werktijd extra zwaar betaald
worden.
Wat
uiteindelijk tot stand komt, mag gezien worden. Het
zijn grote riante huizen, die men in Nederland vaak
wel villa zou durven noemen. Wij hadden het genoegen
te wonen in zo'n zelfgebouwd huis, dat practisch
voltooid was. Aangezien Slavonië, waar het beroemde
eikenhout vandaan komt, aan Slowenië grenst, had men
niet op een parketvloer meer of minder gekeken. Dit
soort vloeren kost hier maar een vijfde deel van de
Nederlandse parketvloer. Laat in oudere hotels en
woningen het sanitair meestal te wensen over, dat
van de nieuwere is geheel up-to-date, aangepast aan
de westerse opvattingen van comfort.
De leeszaal
Hoe
kwistig er met fraai hout wordt omgesprongen, leert
ook de openbare leeszaal, die iedere dag geopend is.
Ze ligt op de beste stand van het stadje boven het
Casino, ze heeft wijd openslaande deuren, die
toegang geven tot een breed terras boven het meer.
Gratis voor niemendal zit ge er prinsheerlijk in
gemakkelijke fauteuils met een uitzicht, dat voor
dat van het grootste hotel van Bled niet onder doet.
De leeszaal, die tevens is ingericht tot showroom
van de producten van de nationale industrie en aan
een modern maar goedkoop café met een even riant
uitzichtsterras gebouwd is, bevat alleen binnen- en
buitenlandse dag- en weekbladen en illustraties. Het
communistische partijblad "Borba" en de Italiaanse
"Unitas" liggen hier broederlijk tussen buitenlandse
bladen van andere geestesrichting.
Vogels van diverse pluimage
O.a.
zagen we van de buitenlandse pers de volgende
bladen: Neue Züriger Zeitung, Frankfurter Algemeine
Zeitung, Wiener
Illustrierte,
Presse, Die Welt, Neue Kurier voor wat de
Duitstalige betreft. In de Engelse talen waren er
o.a. The Guardian, New York Herald Tribune,
Illustrated
London News. Frans: Le Monde en Paris Match;
Italiaans: Corriere della Sera, de reeds genoemde
Unitas en Tempo om er maar enige te noemen. En als
jongste aanwinst, want vorig jaar was hij er nog
niet, het Nederlandse "Parool"... Zo kon het ook
gebeuren, dat wij op de dagen toen de Joegoslavische
kranten vol stonden van de conferentie van Belgrado
met de "neutralen", we in die leeszaal van Bled in
een buitenlands blad zaten te lezen, dat Tito een
"brutale openingstoespraak" op de conferentie had
gehouden...
Sommige Joegoslavische bladen zijn gedrukt in
Cyrillisch schrift. O.a. is dit het geval met
"Borba", waarvan echter daarnaast ook eenzelfde
editie in de Sloweense taal verschijnt.
17. Goedkoop
reizen dank zij koerswijziging
Gekomen aan het slot van ons reisverhaal willen we
nog enige algemene mededelingen doen, die hem, die
voornemens is eens een vakantie in Joegoslavië door
te brengen, wellicht interesseren. Nu zagen we maar
een heel klein stukje van dit grote land. En nog wel
een stukje van Slowenië. Slowenië nu is juist niet
karakteristiek voor Joegoslavië. Het sluit nog te
veel op Oostenrijk aan. Wie hier de Oriënt denkt te
zien, heeft het mis. Daarvoor moet je minstens ten
zuidoosten van Zagreb komen, bijv. te Serajewo en
verder. Dit betekent derhalve, dat de Balkan nog ver
is en de toerist die niet van abrupte contrasten
houdt, zich in Slowenië best thuis kan voelen.
Een
eerste reis naar het naoorlogse Joegoslavië geeft
onwillekeurig het gevoel van een stap in het
onbekende. De eerste verrassing, waarmee men dan ook
geconfronteerd wordt, is de gemakkelijke wijze,
waarop de van een toeristenvisum voorziene toerist
de grens overschrijdt. De douane maakt het hem niet
lastiger dan de douane van welk ander traditioneel
toeristenland. Alleen bestaan er enige
deviezenbepalingen. Men kan allerlei vreemde valuta
onbeperkt invoeren en mee terug nemen, mits men ze
aan de grens op een daarvoor uitgereikt formulier in
duplo opgeeft. Joegoslavische dinars mag men echter
slechts 1500 per persoon invoeren en dan nog in niet
grotere coupures dan briefjes van 100.
Wisselkoers
De
Joegoslavische wisselkantoren betaalden dit seizoen
600 dinars voor een Amerikaanse dollar. Het jaar
tevoren, dus in 1960, bedroeg deze koers nog slechts
400 dinars. Het bleek, dat de prijzen de
koersverandering niet helemaal gevolgd hadden,
hetgeen betekende, dat Joegoslavië in 1961 voor de
Nederlander goedkoper was dan het daaraan
voorafgaande jaar, ook omdat de revaluatie van de
Nederlandse gulden daarbij nog haar partij had
gespeeld. We kunnen u verzekeren, dat het schijnbaar
niet zo heel grote verschil op het totale
vakantiebudget aardig doorslaat. Van verschillende
zijden vernamen wij, dat er plannen bestonden
volgens welke de koers op 750 dinars voor één dollar
zou komen. Indien dit inderdaad geschiedt en
prijsstijgingen lopen er niet te hard achteraan, dan
belooft het volgend jaar nog goedkoper te worden.
Staatsbemoeiing
Wie
zijn reis door een reisvereniging klaar laat maken,
zal er wel niet veel van merken, maar wie zelf voor
zijn logies zorgt, stuit direct op de
staatsbemoeiing bij de kamerverhuur. Deze verhuur is
namelijk in handen van de staat. Op een
"Putnikbureau" bestelt men zijn kamer, betaalt men
ze en krijgt men ze toegewezen. U kunt zelf wel een
kamer zoeken, doch u hebt toch steeds de
staatsbemiddeling nodig om ze te kunnen huren. De
verhuurders krijgen via de staat het hun toebedachte
bedrag uitbetaald.
Prijzen voor textiel en schoenen liggen ongeveer op
het Nederlands niveau maar de kwaliteit is zeer veel
minder. Zou men onze kwaliteit eisen, dan komen
genoemde artikelen zeer duur uit.
Zeer
vele Slowenen spreken Duits, vooral de oudere
generaties. Maar men hoort die taal in Joegoslavië
niet graag. Daarom verdient het aanbeveling Frans of
Engels te spreken of anders in ieder geval te
beginnen met de mededeling, dat men Hollander is. De
Nederlander wordt als bondgenoot uit de oorlog
beschouwd en als zodanig met grote hartelijkheid
tegemoet getreden. Op een bank in het park te Bled
vroegen wij een naast ons zittende heer in het Duits
of hij Duits sprak. Hij snauwde ons een krachtig
"Nein!" toe. Eerst toen we hem in het Frans
verzekerden Hollander te zijn, brak het ijs... Hij
bleek een oud Servisch officier, die vier jaar in
Duitse krijgsgevangenschap had doorgebracht. In
verhouding tot andere toeristenlanden treft men in
Joegoslavië ook weinig Duitsers aan.
De keuken
Voor
de keuken behoeft men in Slowenië niet terug te
schrikken al wordt er knoflook en veel olijfolie
gebruikt. Als men zich de spijskaart maar eerst laat
verklaren, valt er wel altijd iets te ontdekken, dat
de Nederlander vertrouwd voorkomt. Voor te veel aan
olijfolie dient men echter wel op zijn hoede te
zijn, daar deze in Nederlandse magen laxerend kan
werken. Wat soms ook voor de rode Joegoslavische
wijn geldt. Met de witte is dit niet het geval. Enig
stopmiddel in de reisapotheek kan een uitkomst zijn.
In
de keukens worden verschillende bereidingswijzen
toegepast, ook Oostenrijkse, Hongaarse, Turkse en
Griekse. Tot buitenissige Balkangerechten, die men
een keer moet geproefd hebben, behoren de - schrik
niet van het woord! - "cevapcici" en de "raznici".
Het eerste gerecht bestaat uit gebraden
vleesballetjes. Ze worden in porties van 6 tot 12
stuks opgediend en genuttigd met paprika, gebakken
uiten en brood.
Roosteren in de open lucht
De
"raznici" zijn stukjes aan een ijzerdraad of stokje
geregen varkens- of rundvlees, dat boven een
houtskoolvuur geroosterd wordt. In een hoteltuin van
Bled geschiedde dit roosteren in de open lucht,
waarbij de pittige geur met de zwierende paren over
de dansvloer zweefde. Over smaak valt niet te
twisten, maar... een Nederlander kan zich gerust
eens aan deze gerechten wagen!
Fooien worden in de restaurants in de prijzen
ingerekend. Alleen voor extra diensten verwacht men
van de buitenlander tien procent. Geeft men, los van
dergelijke diensten, toch fooi, dan wekt dit enige
verbazing, die zich uit in een soms tweemaal
herhaald: "Hvala lepa"... Dank u zeer!.. Waarmee wij
ons reisverhaal dan ook maar eindigen!
Bronvermelding:
"Mensen en bergen in Joegoslavië" verscheen in 17
afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
woensdag 7 juni 1961
-
maandag 19 juni 1961
-
woensdag 21 juni 1961
-
zaterdag 1 juli 1961
-
zaterdag 8 juli 1961
-
dinsdag 18 juli 1961
-
donderdag 20 juli 1961
-
donderdag 27 juli 1961
-
vrijdag 4 augustus 1961
-
zaterdag 12 augustus 1961
-
dinsdag 22 augustus 1961
-
zaterdag 26 augustus 1961
-
donderdag 7 september 1961
-
woensdag 25 oktober 1961
-
vrijdag 27 oktober 1961
-
zaterdag 4 november 1961
-
zaterdag 11 november 1961