CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Mensen en bergen in Joegoslavië

 

 

1. Een boemeltrein rijdt door de Karawanken

 

Een boemeltrein rijdt door de 8 km lange Karawankentunnel naar het zuiden. In het licht van een heerlijke nazomerdag zijn we aan de Oostenrijkse zijde die tunnel ingedoken. Als we er zo aanstonds aan de andere kant uitkomen, zullen we in Joegoslavië zijn. Dan is de grote barrière genomen, die de natuurlijke en goed bewaakte grens vormt tussen het Westen en een land, dat door twee verschillende vensters in de wereld kijkt. Geen wonder, dat deze reis - méér dan enige andere naar het onbekende - de nieuwsgierigheid tot spanning heeft opgevoerd...

De proloog tot zo'n grensoverschrijding kunt ge met enig raffinement organiseren om er het maximum aan reisgenot uit te puren. Ge moet dan echter niet beginnen door met de exprestrein Den Haag - Rijeka het land van Tito binnen te rijden. Zulke treinen hebben geen karakter: die rijden zo over de hele wereld en ge weet u daarin als een anonymus geborgen in de veilige schutse van de toeristenmassa. Het fijne van het grote moment gaat verloren in het gepraat met uw buurman. Dit alles wetende is het geen toeval geweest, dat we daags tevoren die exprestrein verlaten hebben om in Villach te overnachten en de volgende dag de eerste de beste boemeltrein naar Jesenice, het Joegoslavische grensstation, te nemen.

 

Rijdend veldboeket

Die volgende dag, een zondag, blijkt een snikhete zomerdag te zullen worden. Heel de jeugd van Villach trekt met badgoed gewapend uit naar de Faakersee. Vrolijke gezichten, fleurige zomerkledij, kleurige badtassen maken van de boemeltrein een rijdend veldboeket. In Faak stuift dat boeket echter het station op en dan schijnt "de boemel" wel het voornaamste deel van zijn taak vervuld te hebben. Van het reizigersrestant stappen bij ieder volgend station enige mensen uit en als we ten slotte, voor de laatste maal op Oostenrijks gebied, in het grensstation Rosenbach, aan de voet van de Karawanken, stil houden, blijken we over een hele spoorwagon voor ons alleen te beschikken. De andere wagons zijn eveneens zo leeg als een lampeglas. Omdat we niet weten wat er hier aan de grens gebeuren moet, blijven we maar in de wagon zitten. Het duurt lang eer er wat gebeurt. Eindelijk wordt er gerangeerd. Er wordt een wagon met een auto aangekoppeld. Dan staan we weer stil, lang stil, in de heerlijke zomerdag, die ons ten slotte toch het perron optrekt.

 

Karawanken!

Daar in het zuiden liggen ze dus, de Karawanken! Dat streng bewaakte gebergte met die harde hoekige naam, waarvan de klank associaties met een kubistisch schilderij oproept... "Karawanken!"... "Karawanken!"... Hoe vaak hebben we, als schooljongen, die naam met een haast sadistisch genot gescandeerd in de overtuiging, dat we hem nooit vergeten zouden. Als we heel eerlijk willen zijn, zouden we moeten bekennen, dat het toch eigenlijk maar een heel gewoon gebergte is. Niet eens zo hoog. Niet boven de 2000 meter uit; óók niet opvallend of uitdagend van vorm zoals de Dolomieten!... Maar we willen niet eerlijk zijn! Te zeer heeft in de loop der jaren verbeelding haar eigen Karawanken gebouwd en aangezien sprookjes de enige werkelijkheid vormen waarin we geloven, laten we die bij geen enkele confrontatie meer stukslaan. En per saldo: er huizen toch beren in die wouden op de hellingen! Er komt er wel eens eentje van Joegoslavië uit naar Oostenrijk overgewandeld! Ge kunt dat in de kranten lezen! En het is er toch vreselijk eenzaam! En er komen haast geen toeristen! En aan de andere kant ligt toch het onbekende!...

 

Wat is Rosenbach?...

En kijk dan eens rond in Rosenbach, waar ge nu als Hollander op het perronnetje staat! Rosenbach?... Wat is dat eigenlijk? Waar ligt Rosenbach? Is dat een dorp? Waar staan dan die huizen? Waar de kerk?... Of is het alleen een naam op een landkaart?... Zeker, er wonen mensen. Er ligt hout, heel veel hout, veel gevelde bomen tussen het station en de Karawanken. Er stoeit een bergbeek, die ook uit de Karawanken komt en die misschien wel het natuurlijke transport van dat hout verzorgt. Maar nu is het zondag. Er wordt niet gewerkt en de zon schijnt overal... Langs de beek klimt een voetpad omhoog door de wouden van de Karawanken. Ge ziet alleen het begin bij de spoorlijn, doch de landkaart vertelt u, dat het pad over het gebergte heengaat. Maar als ge daar die kam zoudt willen oversteken, zoudt ge vast en zeker op een Joegoslavische grensbewaker stuiten.

Hier in Rosenbach bestaat geen "verder" buiten de officiële weg, wat dan de trein door de tunnel betekent. Rosenbach vormt toch wel echt het einde van de wereld, dat hier niet met krantenpapier maar met bergen is dichtgeplakt. Zouden we onze bagage eigenlijk maar niet uit de trein halen om voorgoed in Rosenbach te blijven en daar eeuwige vriendschap te sluiten met de beer, de beek en de bergen?... Dat gaat natuurlijk niet. Één blik op de Freytag Berndtkaart van de Julische Alpen verraadt trouwens direct, dat ten noorden van Rosenbach de lage vlakte van de rivier de Drau niet ver verwijderd ligt. Misschien is Rosenbach toch wel niet zo verlaten als het zich op deze hete zondag presenteert.

 

Vier reizigers

Mensen, die hier nu met deze trein naar Joegoslavië reizen, moeten vreemde mensen zijn. Daarom nemen we ze met méér dan gewone belangstelling op. De keuze blijft tot drie beperkt. Daar is achter in onze wagon die jonge arbeider met een baard van vier dagen. Niets opmerkelijks! Schuin tegenover ons zit de heer met het lichtgrijze kamgaren pak, die op een grote brief met foto in plaats van op een spoorkaartje schijnt te reizen en wiens vlotheid van bewegen juist dat tikje "te" heeft, dat de schadende overdaad uitmaakt, waardoor hij voorbij het doel schiet. Dan is daar nog het naar schatting 16-jarig meisje. Een stille bergbewoner met groen hoedje met een gemzenbaard er op heeft haar in de trein gezet. Hij bleef achter. Het afscheid is koel geweest, de stemming gedrukt. Ze hebben nauwelijks gesproken en wat ze fluisterden konden we niet verstaan.

 

Wie vertelt het?...

Wat zouden we eens graag achter de geheimen van dit afscheid kijken! Dit afscheid tussen de goedgeklede bergbewoner op z'n zondags en het meisje in haar wat sjofele en groezelige kledij, verraadt een geschiedenis, die in harten geschreven staat... Alle grote mensen bezitten hun geschiedenis. Ge behoeft ze maar neer te schrijven om de boeiendste roman te krijgen. Maar het is niet goed als ook kinderen reeds een geschiedenis hebben... Door een schot tot manshoogte zitten we in de trein van elkaar gescheiden. We kunnen natuurlijk een praatje maken, en gaan "vissen"... We doen het niet. Misschien is het goed, misschien niet!... Als het meisje later bij de passencontrole te Jesenice Sloweens spreekt, hebben we in ieder geval een excuus voor ons zwijgen, want we kennen geen Sloweens...

 

 

 

2. Jesenice ontvangt zijn toeristen goed

 

Met duizend meter berg boven zich rijdt de boemeltrein, waarin slechts vier eenzame reizigers zitten die geen behoefte aan conversatie hebben, door de Karawankentunnel van Oostenrijk naar Joegoslavië. De raampjes van de wagon zijn door de duisternis van de tunnel tot heldere spiegels geworden. Hoewel wij schuin achter hem zitten, krijgt de heer in het grijs kamgaren costuum daardoor ons gezicht "en face" op de ruit vlak naast hem gepresenteerd, zodat hij ons bestuderen kan zonder om te kijken. Maar lang duurt de projectie niet. Daar valt reeds weer het eerste licht in de tunnel en een seconde later heeft de trein de tunnel achter zich. Nu zijn we dus in Joegoslavië...

Ook hier ligt het land onder dezelfde stralende zon als aan de noordkant van de Karawanken. Aan de verwachting van weinig contrast wordt beantwoord. Aan Joegoslavië mogen dan gedachten van Oosten en Balkan onafscheidelijk verbonden zijn, men ploft hier niet zo maar in een verwaterde Oriënt. We zijn in Slowenië, dat tot aan het einde van de eerste wereldoorlog tot de oude Donau-monarchie heeft behoord, zonder daarvan op de dag van vandaag de kentekenen te hebben prijsgegeven. Wie iets van de Oriënt wil zien, moet eerst Ljubljana en zelfs de Kroatische hoofdstad Zagreb achter zich gelaten te hebben. Al reiken onze aspiraties nog verder, het spoorkaartje doet het deze keer in ieder geval niet. Het is de bedoeling, dat onze omzwervingen tot een deel van Slowenië beperkt zullen blijven.

 

Grensformaliteiten

En daar rijdt dan ten slotte de trein het station van Jesenice binnen. We willen uitstappen maar een spoorwegbeambte in blauw uniform geeft te kennen, dat de politie- en douaneformaliteiten in de trein plaats vinden. Het "Turisticka", ons toeristenvisum, blijkt het "Sesam" dat de poort openzet. Wél stoppen ons twee goedgeklede beambten in lichtgrijze uniformen en met platte petten op een groot formulier in duplo in de hand met het verzoek dit zo spoedig mogelijk in te vullen. Het formulier wil weten hoeveel en wat voor geld en welke goederen we invoeren.

Ons "geldlijstje" hebben we netjes van tevoren geprepareerd en dat behoeven we maar over te schrijven. Op de goederenvraag zijn we echter minder voorbereid. Wat heeft een mens op reis allemaal niet bij zich!... Kleding, toiletartikelen, fototoestel, sigaretten... Ja, vooral sigaretten en tabak zullen we schrijven! Dat zijn de woorden, die aan alle grenzen voor de douanier dezelfde betekenis bezitten als de rode lap voor de stier. Bovendien zijn ze internationaal en kunnen dus niet aan de aandacht ontsnappen! Eens even op de reactie letten want we liggen toch onder de toegestane hoeveelheid!... De uitdagende woorden vermogen geen reactie uit te lokken al krijgen we beide formulieren terug met het verzoek nóg een vraag, die we in de haast hebben overgeslagen, in te vullen. Ja, zo blijkt het goed! Een formulier voor hén en het duplicaat voor ons. Een groet en we zijn vrij om uit te stappen. Men heeft niet eens gevraagd onze bagage open te maken... En nu staan we dan toch wel helemaal echt in Joegoslavië!...

 

Eerste verkenning

Daar de trein naar Bled, ons volgende reisdoel, pas over een paar uur vertrekt, bestaat er ruimschoots gelegenheid voor een verkenningstocht door het station en de omgeving. Op het station zien we de eerste Joegoslavische spoorwagons, die de aanduiding van hun herkomst JZ niet alleen in Latijnse maar ook Cyrillische letters dragen. Daags tevoren ontdekten we echter reeds in het Oostenrijkse Villach de Cyrillische schrifttekens op Bulgaarse treinwagons. Op het terras van de stationsrestauratie, aan een achter planken verscholen tafeltje, leest een heer een krant, die geheel in de Cyrillische schrifttekens gedrukt is. Het kost weinig moeite de naam van dat blad als "Borba", wat "Strijd" betekent, te ontcijferen. Het is het bekende dagblad van het regiem, dat, met dezelfde inhoud, ook in het Sloweens en dus in Latijnse lettertekens verschijnt.

Joegoslavië weet wel hoe het zijn gasten aan de grens ontvangen moet. Het station van Jesenice is een nieuw, flink en modern gebouw met een prettige ruime hal en kraakzindelijke wachtkamers, waarvan die van de eerste klas (welke echter gesloten blijkt) luxueus moet heten. Ook het sanitair kan de toets van iedere kritiek doorstaan.

 

Eerste les in Sloweens

Direct begint het avontuur met de taal. Het sjofel geklede vrouwtje, dat de wachtkamer aanveegt, spreekt alleen Sloweens. De ambtenaar aan de perrondeur ook, de lokettiste in donkerblauw uniform eveneens. Zij spaart zich echter geen moeite om uit een blijkbaar nogal ver afgelegen lokaal voor ons een ambtenaar op te duikelen, die in het Duits de verlangde inlichtingen kan geven. Het wisselkantoor op het perron vormt de enige afdeling, waarvan de naam in meerdere talen vermeld wordt. Verder alles Sloweens wat de klok slaat.

De tijdtabel verraadt natuurlijk gemakkelijk, dat "Odhodi" vertrek en "Prihodi" aankomst betekent. De roodgedrukte "Brzi" kan als "sneltrein" nauwelijks misverstaan worden. De "Potinski" wordt als "boemeltrein" ontmaskerd en dan vindt ge er nog de "Mesani", die het midden tussen boemel- en sneltrein houdt. Maar om dat te achterhalen hebben we de heer in het grijs met het tikkeltje "te", die naast Sloweens ook Duits machtig is, in de arm moeten nemen. De spijskaart van het restaurant is abracadabra met uitzondering van de "vino". Ook hier vinden we echter spoedig een bereidwillige leermeester, zodat we, als ijverig leerling, al vlug "pivo" (bier) en "mleko" (melk) van "caj brez sladkorja" (thee zonder suiker) en "caj sladak" (thee met suiker) kunnen onderscheiden...

 

"Russische" thee

De Hollander doet echter beter zich maar bij de "Ruski sladak", dat is Russische thee, te houden. Dan weet hij tenminste, dat hij echte Chinese thee van thuis drinkt, met een scheutje citroen er in. Een kopje "kava Turska" (Turkse koffie) zal hij ook niet versmaden. "Als je er vóór het naar bed gaan drie achter elkaar drinkt, kun je geen oog dichtdoen", zegt onze onbekende maar charmante leermeester. Om het bewijs te leveren, dat zijn lessen direct vrucht dragen, nemen we met een welgemeend "Hvala" (Dank u) en een "Nasvidenje" met de nadruk op de tweede lettergreep (Tot ziens) afscheid als we in de trein naar Bled stappen... Wanneer er misschien ongemerkt al een woordje Serbo-Kroatisch tussen geslopen mocht zijn, zal hij ons dat wel vergeven!...

 

 

 

3. 'n Verrassend welkom vanaf Bleds "balkon"

 

"Als u vóór het station van Bled staat, beslis dan wat u doen zult: te voet naar beneden of met de autobus", zo adviseerde een vriendelijke Sloween in Jesenice. Zijn woorden gingen daarbij van een zó ondeugende ogentwinkeling vergezeld, dat wij er niet aan twijfelden of hij was reeds bij voorbaat zeker van de beslissing, die we straks zouden nemen. Een voorgevoel zei ons, dat Bled over een of andere magische kracht moest beschikken om tot een keus te dwingen. Het leek "lopen" te zullen worden... Inderdaad wórdt het "lopen". Dat weten we bij de eerste oogopslag na het verlaten van het stationnetje. Niet alleen omdat er in dit late seizoen geen bus meer rijdt maar ook door vrije beslissing.

De asfaltstraat vóór het station dat ze hier "postaja" noemen, hangt als een balkon tegen de bergen. Een kleine honderd meter lager, op een afstand van naar schatting slechts één kilometer, strekt zich dan het meer van Bled uit tussen lage bergen en bossen. Ge kunt het nagenoeg geheel met het oog omvatten. Met diezelfde oogopslag zit ge dan meteen geslagen in de ban van dit natuurtafereel, dat schoner is dan foto's deden vermoeden. Er gaat een vrij steil pad naar beneden, dat u spoedig aan de oever van het meer kan brengen. Het blijkt echter plezieriger hier eerst wat op een bank te blijven zitten om de hunkering naar de afdaling, door de zelfkwelling van een geremde nieuwsgierigheid, tot een soort climax op te voeren...

 

Onpractisch station

We meenden te weten, dat er twee stations voor Bled waren. Bled-jèzero (jèzero is meer) en Lesce-Bled. Onze Sloween had ons het tweede station uit het hoofd gepraat. Hierdoor beleven we de verrassende uitkijk over het meer, maar blijken meteen voor de onaangename noodzaak te staan met onze bagage naar beneden te komen. En het bebouwde deel van Bled ligt een kleine vier kilometer verwijderd! Toekomstige Bled-gangers willen we er daarom op wijzen, dat ze beter doen naar Lesce te reizen. Dit is een dorp, eveneens vier kilometer van Bled vandaan, waar alle sneltreinen - en dus ook die van Den Haag naar Rijeka - stoppen en waar in ieder geval steeds bussen gereed staan. Dit vormt de juiste verbinding al wordt men daardoor op een méér prozaïsche wijze door Bled ontvangen dan via het eigen stationnetje.

 

Echt natuurbad

Maar goed! Wij staan dus op Bleds "belvedère" en beginnen (mét bagage) op een snikhete nazomerdag tenslotte aan de afdaling, die niet tegenvalt! Beneden heerst een opgewekt strandleven, dat zijn grote aantrekkelijkheid ontleent aan de wijze waarop het is ingepast in de natuur. Hier geen lelijke badhokjes, duiktorens, vlotten of gloeiend hete plankiers, maar alles echte natuur: grazige oevers, al of niet door hoge bomen overschaduwd, slechts een enkele ligstoel, een nauwelijks opvallende consumptiegelegenheid en glashelder water van een heerlijk milde temperatuur van plm. 26 graden. De bosjes of anders wel de hemel alleen vormen het kleedlokaal voor iedereen, zoals ook iedereen, die daartoe maar lust gevoelt, het water induikt waar hij wil... 't Is er prettig door afwezigheid van raffinement. Op deze mooie zomerdag schijnt alles van heinde en ver naar Bled gestroomd. Tekenend daarvoor zijn de vele luxe auto's, welk aantal te méér opvalt omdat Joegoslavië, met zijn 18 miljoen inwoners, maar een 500.000 auto's bezit. Het zijn zo goed als alle nieuwe Joegoslavische wagens, wat zich gemakkelijk vast laat stellen door de rode Sowjet-ster, die zij op de nummerplaten dragen.

Waar Bled zelf ligt, valt zonder kaart niet te achterhalen. We zitten hier aan de noordoostelijke bocht van het meer. Helemaal op de zuidelijke oever aan de overkant schijnen enige hotels te staan. Het eigenlijke Bled, dat links moet liggen, valt van hieruit echter niet waar te nemen.

 

Wachten en luieren

Een goede, maar wat eentonige asfaltweg, waar ge de appels voor het oprapen hebt, want er staan vele fruitbomen, gaat links langs het meer naar het stadje (3900 inwoners), voorbij een grote, naar de eisen des tijds ingerichte badgelegenheid, waar wél entree geheven wordt. Ten slotte komt ge dan op een stads aandoende boulevard, die gedeeltelijk door een park loopt. Het voornaamste deel van dit park strekt zich lager gelegen langs de oever van het meer uit. De perken prijken er met een weelde van bloemen, die door hun felle kleuren de indruk geven er te zijn neergeplant om de makers van kleurendia's dankbare motieven te bezorgen...

Het "Putnikkantoor", de staats-VVV, waar men voor kamers terecht moet, blijkt gesloten zoals trouwens nagenoeg alle zaken tussen 12 en 4 uur hier gesloten plegen te zijn. Alleen een oud vrouwtje naast de "Putnik", die hier de naam van "Komet" draagt, verkoopt ansichtkaarten in haar stalletje. Ze is wel genegen onze bagage in depot te nemen. Nu kunnen we wel zelf naar logies op zoek gaan (dat meenden we toen tenminste nog!) maar de lange wandeling zit in de benen. Het is zo warm... het park zó schoon... de natuur zo mild... Waarom niet drie uur volgezeten, nu eens op deze, dan op gene bank in de schaduw van een treurwilg met het verkoelende water op enige meters afstand aan de voeten?... Een praatje met Jan, Piet of Klaas, die een babbeltje in een of andere taal met een Hollander wel op prijs stellen...

 

Fotograferen

We zien er de eerste Joegoslavische soldaten in nogal slordig aandoende uniformen. Als we toevallig met het fototoestel manoeuvreren, blijven ze ongevraagd staan poseren. Ze smeken als het ware om een foto. We nemen ze niet. Op de eerste plaats omdat we betere motieven kennen en voorts niet omdat het maar risico's zou kunnen opleveren. Later zullen we ervaren, dat de toerist rustig fotograferen kan en dat er heus niet altijd een "stille" achter je staat, maar een beetje opletten verdient toch aanbeveling. Het fotograferen van militaire objecten is - zoals trouwens overal! - verboden. De moeilijkheid voor de toerist is alleen maar uit te maken wat men onder een "militair object" verstaat. De Westerling ziet dat zeker niet in een benzinepomp. De Joegoslavische staat wél! En zo zijn er méér dingen, waarbij je onbewust tegen de lamp kunt lopen!...

 

Geen mode

Verder lijkt ons in Joegoslavië een fototoestel nog een artikel, dat spoedig de aandacht trekt doordat maar heel weinig inwoners van het land zoiets hun eigendom kunnen noemen. Iedere Joegoslaaf toont zich dan ook buitengewoon gecharmeerd als je hem een keertje "knippen" wilt...

De kledij van de Joegoslaaf valt niet tegen, tenminste niet in Bleds park en op de boulevard. Nu is echter Bled wel een heel slechte graadmeter. Het vormt een van de meest bekende toeristenplaatsen van Joegoslavië en er lopen derhalve veel vreemdelingen rond. Niettemin, ook tal van inwoners zien er behoorlijk uit, al zullen onze dames er wel moeilijk genoegen mee kunnen nemen, dat er bij haar sexegenoten van enige mode nauwelijks sprake is - tenzij men een vele malen overjarige ook voor lief wil nemen. Naaldhakken bijv. schijnen taboe!... Wie de etalages bekijkt en daar de ongewoon hoge prijzen voor textiel ziet, vraagt zich - in het licht van de lage levensstandaard - af hoe de mensen "überhaupt" nog voor de dag kunnen komen zoals ze doen. Dit moet wel gaan ten koste van offers, die men op straat niet waarneemt...

 

 

 

4. Mojstrana als deur voor Julische Alpen

 

Een trein rijdt van Jesenice door het tussen hoge bergen ingebedde dal van de rivier de Sava Dolinka van het oosten naar het westen. In het noorden liggen de Karpaten, in 't zuiden de Julische Alpen, waarvan Italië na de laatste oorlog een stuk aan Joegoslavië af heeft moeten staan. Mojstrana, Kranjska Gora en Planica bij de Italiaanse grens zijn de voornaamste plaatsen in dit gebied, die stuk voor stuk toegangspoorten naar het hart van de Julische Alpen vormen. Wij hebben de eerste gekozen als uitgangspunt voor een meerdaagse tocht langs de berghutten van de Sloweense Alpenvereniging.

Nog vóórdat we een voet hebben gezet in Mojstrana, dat wordt uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep, zijn we van verre verliefd geworden op deze plaats. Van begin af aan voelden we een zwak voor de mooie naam en we hebben er een kennis wonen. Een kennis... nou ja... Urenlang hebben we vanmorgen - door een gril van het lot - door moeten brengen in het stille dorpje Vintgar. De vriendelijke chef van het treinstationnetje is ons daar op allerlei wijzen behulpzaam geweest. Zonder hem zouden we bijv. zeker de bekende "Slap" (waterval) en kloof van dit dorpje gemist hebben. We schenen die dienstvaardigheid allemaal te danken te hebben aan het feit, dat wij naar Mojstrana wilden. Dit streelde de eigenliefde van onze chef, want het was zijn woonplaats...

Zijn verhalen maakten ons reisdoel dubbel lief. Daarom valt het niet te verwonderen, dat onze aankomst is Mojstrana op een teleurstelling uitloopt. Geen wonder ook! De stralende zomerdag van vandaag is in de loop van de namiddag door een grauw wolkendek dichtgetrokken, maar zwaar en zwoel weegt de hitte van een mooie nazomer in het nu wat sombere dal. Maar we mogen toch geen kwaad woord van ons Mojstrana zeggen, want we hebben geen stap in het dorp gezet. We moesten het links laten liggen op onze weg naar het Vrata-dal ("vrata" betekent deur), waardoor een vrij goede ook voor auto's berijdbare weg zich nauwelijks stijgend naar boven boort naar het alpine-huis Aljacev Dom ("dom" is huis).

 

Door het sombere bos

De hoop wel een metgezel te zullen vinden voor de drie uur lange voettocht schijnt spoedig ijdel te zullen worden en van verkeer is er ook geen spoor. Onze enige tochtgenoot zal wel de Bistrica blijven, de ruisende bergbeek, die hoog boven de Aljacev Dom in een bergmeer haar oorsprong vindt. Niet zonder vreugde begroeten we na verloop van tijd een mogelijkheid de rijweg te verlaten en een voetpad door het bos te kiezen. "Pes pot" luidt de geheimtaal op een bordje tegen een boom. Hoe vertaalt een Nederlander dit Sloweens? "Pes" roept in ieder geval herinneringen aan het Latijnse woord voor "voet" op. Waarom zou de "pot" dan geen "pad" kunnen zijn. Met de landkaart als "steun in de rug" wagen we het er maar op...

Het pad loopt door een bos. Stil, eenzaam, triest en donker is het er. En zwaar weegt de rugzak. Al spoedig beginnen we uit te kijken naar een mogelijkheid weer op de gemakkelijkere rijweg te geraken. Als zich die na veel te lange tijd eindelijk voordoet en we de schemering van het woud verruilen kunnen voor een lichte open ruimte bij de beek, bij een brug en een met grasbegroeide kant aan de brede weg, zitten we in een oogwenk aan een verlate namiddagpicknick.

 

Met z'n drieën

Vermoeidheid en gedruktheid valt van ons af en als een verkoelend bad is daar weer dat intense gevoel van vrijheid, dat alle inspanning in de bergen licht maakt. De hele natuur vormt ons tehuis, het gras is ons tapijt en de hemel ons dak. Waarom de vogels nu nog langer benijd!... Het wordt een lange, té lange picknick. Een zelfde gevoel van blijheid en zaligheid heeft blijkbaar ook een jong paar aangegrepen, dat stoeiend als jonge honden de weg van de Aljacev Dom afkomt. Een Hollander in het Sloweense gras behoort niet tot de alledaagse ontdekkingen en spoedig zitten daar nu drie personen en drinken die uit dezelfde kroes de laatste thee uit mijn veldfles... De conversatie kenmerkt zich door uitbundige vrolijkheid. Waren de nieuwe kennissen, die Kroaten zijn, niet een mondjevol Engels machtig geweest, dan zou het gesprek zich zelfs helemaal tot gebarentaal beperkt hebben.

Lang en vervelend is na het afscheid de weg naar de berghut. Met de duisternis valt ook de eerste regen als we er eindelijk arriveren en kort daarna barst er een stevig onweer los. Maar we zijn onder dak. De Aljacev Dom is een groot, riant tussen geboomte, op slechts 982 meter hoogte gelegen berghuis. Er staan nog enige gebouwen in de omgeving en het feit, dat de rijweg tot hier toe doorloopt en er een Franse auto geparkeerd staat, zijn oorzaak, dat de bergwandelaar de beschaafde wereld nog te dicht bij zich voelt.

Het ziet er naar uit, dat er een veertiental gasten zal overnachten. Tien Joegoslavische jongens en meisjes, die een luidruchtige gemeenschap op zich in de hoek van de gastenkamer vormen, een stille Franse heer met zijn dochter, die zich blijkbaar wat onwennig in deze omgeving voelen, een man, die we pas bij het naar bed gaan tegen het lijf lopen en die zich dan als een vrolijke Wener ontpopt, en ten slotte de Hollander. Helaas zijn we te laat gearriveerd. Wanneer ieder zijn avondmaal verorberd heeft en de regen ononderbroken op het dak klettert, heeft ieder maar één verlangen: zo spoedig mogelijk te gaan slapen. Kans tot het maken van contact bestaat er niet meer. De sfeer in de gastenkamer nodigt daartoe trouwens niet uit. Het is er veel te donker. De kleine petroleumlampjes tegen de wanden hangen te hoog en verspreiden zo weinig licht, dat we onze zaklantaarn op tafel moeten leggen om een brief te kunnen schrijven.

 

Eenzaam...

Als een eenzame zijn we gearriveerd, als een eenzame gaan we naar bed. Niemand dan de waardin en de Wener weten, dat er vandaag ook een Hollander de nacht in de Aljacev Dom doorbrengt... Morgen zullen allen weer uitzwermen. Sommigen de bergen in... anderen de bergen uit. De één aan het begin, de ander aan het einde van zijn tocht! Allemaal schepen, die elkaar voorbijvaren in de nacht. Zó is het niet altijd in de bergen. O neen! Maar vandaag moet het zo wél zijn. Deze tol betalen we voor een te late aankomst... Morgen komt er echter een nieuwe dag!

Morgen?... Wat voor verrassingen zal die dag brengen? We weten nu nog niet eens aan welke kant van de hut ons pad begint. Het enige wat we wel weten is, dat de klim in de richting van de Triglav, de hoogste berg van Joegoslavië, beginnen moet!

 

 

 

5. Een steile wand rijst op uit 't Vrata-dal

 

Vanaf de Aljacev Dom, de berghut aan het einde van het Vrata-dal, leiden twee bergpaden in de richting van Joegoslavië's hoogste berg, de Triglav. Het zijn de zg. Prag-weg en de Tominsek-weg, waarvan de ene een half uur korter is dan de andere. Wij zullen de langste nemen, omdat de kortere niet alleen nóg steiler is maar ook omdat het eerste deel daarvan door bebossing gaat. Dat betekent geen uitzicht en veel nat, want in deze prille ochtend druipen de bomen nog van de regens van de voorbije nacht. De weervoorspelling doet vandaag echter het beste hopen.

Het is een eigenaardige gewaarwording nu eindelijk te wandelen op het rode lijntje van de landkaart, dat ons - in de voorbije winter - thuis reeds zo lang gefascineerd heeft. Vandaag begint definitief de trektocht door de Julische Alpen, het bergvaderland van Julius Kugy, die hierover in zijn beroemde boek "Ein Bergsteigerleben" zulke betoverende passages geschreven heeft. Hij immers mag wel als de vader en ontsluiter van deze gebieden beschouwd worden...

 

Monument

Nog niet lang zijn we op pad als daar plotseling in een stenige, door bergen omsloten vlakte, die 't einde van het dal vormt, een groot monument oprijst, dat als het ware op de bergvriend komt toegesprongen door zijn verrassende eenvoud en uitdagende directheid. Het bestaat uit niets dan een enorm rotsblok met daarin een tot meters vergrote ijzeren haak en karabiner (soort musketon) zoals die door de alpinisten in het klein gebruikt plegen te worden. Het blijkt een gedenkteken voor de Joegoslavische bergvrienden, die hun leven in de verzetsstrijd gaven. Hier in deze eenzaamheid werkt dit monument, dat eigenlijk slechts uit twee stukken ijzer bestaat en waarachter men nauwelijks enig artistiek element zou zoeken, zó op de man af, dat ge u verbaasd afvraagt hoe zó weinig zulk een diepe ontroering vermag te schenken...

Over het verdere deel van onze route zijn we maar vaag georiënteerd. Er bestaat voldoende markering in de Sloweense bergen maar toch altijd blijft het uitkijken. 't Verbaast ons dan ook niet als we, na verloop van tijd, in twijfel over de juistheid van de route geraken. Die twijfel wordt zekerheid als we van ergens hoog in de wand worden toegeroepen, wat een waarschuwing betekent. Terugkeer naar de laatste duidelijke markering wijst dan het juiste pad. En wat voor een "pad"! Duizelingwekkend hoog rijst daar een wand op, die vermoedelijk de voet van de noordwand van de Triglav uitmaakt. Van markering tot markering moet hier de route gezocht worden in een voortdurende klauterpartij.

 

En nu omhoog!

Moeilijk is het niet. Overal zitten pinnen en haken geslagen, waaraan men zich naar boven kan hijsen. Neen, dit is geen bergwandelen meer maar inderdaad klimmen, dat vrij zijn van duizeligheid en enige bergervaring vergt. Langer dan een uur duurt die klim. Dit betekent nu een echt spel met de rots tijdens hetwelk ge een proef krijgt van de vreugde, die de raskletteraar beleeft, wanneer hij als een vlieg tegen een loodrechte wand hangt. Zoals hij iedere greep op zijn stevigheid keurt, onderzoeken wij elke haak op zijn betrouwbaarheid alvorens er ons gewicht aan toe te vertrouwen. En wanneer er toevallig de haken ontbreken, klauwen we in de rots. Nog is de steen koud omdat de wand in de schaduw ligt van de elders reeds stralende zon, maar toch is iedere aanraking als een streling of een liefkozing van iets wat dierbaar is. We houden nu eenmaal van kale rots! IJs en sneeuw verafschuwen we als verraderlijke vijanden maar rots schenkt het gevoel van veiligheid, dat zegt dat ge de situatie beheerst bij het in acht nemen van de altijd nodige voorzichtigheid.

Steeds zorge men voor drie steunpunten! Nooit een hand of voet verplaatsen indien de niet vrije ledematen geen drievoudige steun bieden! Deze manier van voortgaan moet geleerd worden. Al te gemakkelijk betrapt gij u er anders op, dat een arm en een voet tegelijkertijd in de lucht zweven. Ook de rugzak eist voortdurende aandacht. Hoe gemakkelijk immers kan hij blijven haken bij de minste achteloosheid. Het is echter juist de wetenschap, dat er iets gebeuren kan, maar dat er niets gebeuren behoeft als ge maar meester van uw bewegingen blijft, die aan tochten als deze hun bijzondere aantrekkelijkheid geeft...

 

Klim naar de zon

Dit eenvoudige klauteren steekt als sportief genot ver uit boven het bergwandelen. Hoe steiler de route hoe sneller de vorderingen. Bij iedere terugblik naar beneden constateert ge met verbazing hoe kort het nog geleden is, dat ge daaronder in de diepte stond. En een etappe van een kwartier terug presenteert zich nu aan de verbeelding als een gebeurtenis uit een ver verleden tijd. Niet naar beneden maar naar boven lokt het doel en daar is altijd weer nieuwe rots waar nieuw avontuur roept... Van enige vermoeidheid is geen sprake voor wie de tijd heeft. Per saldo gaat het allemaal tree voor tree en stap voor stap, steeds maar zoekend naar de volgende markering. Wanneer het oog deze niet onmiddellijk vindt, betekent dit een automatische inschakeling van een rustpauze, die hart en longen volop gelegenheid geven hun taak bij te houden... Ver boven ons klauteren ook bergvrienden, die ergens rust hielden. We hebben daardoor op hen gewonnen, doch ze zijn toch nog te ver vooruit dan dat we ze zouden kunnen inhalen.

Tegen een gele wand, waar de beide verschillende wegen vanaf de Aljacev Dom in elkander overgaan, wacht de eerste zon, die méér dan voldoende is om de kilte van deze hoogte te verdrijven. Dan duurt het niet lang meer of we zijn de trotse wand baas. Aan de rand van een sneeuwveld, dat straalt onder de zon, houden we een lange rust, totdat de kilte zich weer voelen laat. Boven de 2000 meter moet het hier zijn. Het uitzicht op de toppen rondom is overweldigend. Die dubbeltop in het zuiden moet de 2863 meter hoge Triglav zijn met zijn kleine gletsjer op de noordkant. Gegroet Triglav! Ja, heb maar geduld, we komen wel al kan het vandaag niet zijn! Vandaag wordt de Staniceva Koca (koca = hut) het einddoel...

 

Staniceva-hut

Die tocht naar de Staniceva Koca (2332 meter) wordt een echte bergwandeling: stijgen en dalen over een gemakkelijk pad totdat ten slotte de verwachte hut nog vrij plotseling opduikt. In de voorbije nacht heeft het hier nog gesneeuwd. Maar die sneeuw is op de meeste plaatsen weer grotendeels verdwenen. Op het dak der hut ligt echter nog een vrij dikke laag, waarvan het water aan alle kanten afdruppelt onder invloed van de zon, die echter van tijd tot tijd achter wolkenkoppen schuil gaat. De hut staat op een bultige vlakte, waar een koude wind waait en we zijn blij hiertegen beschutting te vinden in de gemoedelijke gastenkamer. Wat een groot woord is voor de enige gast, die ze te herbergen krijgt! In de waard met zijn vrouw en een drager begroet deze gast, die uit Holland komt, de eerste mensen met wie hij vandaag praten kan. Maar enkel de waard verstaat hem want hij alleen kent Duits!...

 

 

 

6. Rust maar ook rumoer in de Staniceva-hut

 

Francka is moe, heel moe, maar toch niet zodanig, dat ze niet bereid zou zijn een Nederlander een beetje in te wijden in de geheimen van de Sloweense en Kroatische taal. Dit moet gebeuren via het Engels, de enige taal die Francka naast haar moedertaal een beetje machtig is. Maar iedere tijdspassering is welkom als ge met z'n tweetjes een hele namiddag wilt stukslaan in de Staniceva Koca (hut) in de Julische Alpen. Bovendien had de Hollander het wel slechter kunnen treffen want Francka mag waarachtig niet lelijk heten. Alleen jammer dat ze het zelf ook weet...

Waar ze vandaan komt? Ineens stond ze daar met haar rugzak in de gastenkamer. Moederziel alleen uit de bergen gevallen? Het vergt heel wat tijd achter haar verhaal te komen maar uiteindelijk valt er toch uit op te maken, dat ze tot een groep jongelui behoort, die momenteel op de Triglav klimmen en haar hier straks zullen komen ophalen. In Zagreb, de Kroatische hoofdstad, horen ze thuis. Francka, wier naam we met een list te weten zijn gekomen, schijnt de wat verwende dochter van niet onbemiddelde ouders. Een beetje blasé en een beetje nukkig, gestoken in een berguitrusting, die niet minder dan luxueus aandoet, Ondanks dat had ze geen lust de tocht heen en weer naar de Triglav mee te maken. Ze geeft er de voorkeur aan een uitgebreide lunch uit haar rugzak op de tafel uit te pakken nadat ze haar windjack voor een prachtige, witte wollen trui heeft verwisseld. Er wordt omstandig gegeten. Alles besproeid met een donker, Joegoslavisch wijntje en met een Macedonische sigaret tot besluit.

 

Weg rust!...

Tussen de bedrijven door krijgt de Nederlander zijn taallessen, die hém echter méér dan haar schijnen te interesseren. Ten slotte is haar hoofd op haar armen op tafel gezakt en even later valt ze in slaap om niet te ontwaken voor haar tochtgenoten joelend en uitgelaten als jonge honden de hut komen binnenstormen. Ze zijn met z'n twaalven, jongens en meisjes plus een leider, doch geen van hen kan zich in de luxe der uitrusting met onze Francka meten. Zij schijnt trouwens onder het hele gezelschap een streepje voor te hebben...

Met de rust in de berghut is het nu natuurlijk afgelopen. Er heerst gesnater van stemmen, heen en weer geloop en gekraak van papieren als de proviand wordt uitgepakt. Intussen komt Jaka, de waard, handen te kort om al de bestellingen aan te slepen. Maar hij neemt er desondanks zijn gemak van en laat zich door niets uit zijn evenwicht brengen. De echte mensen van de bergen hebben geen haast... Ge kunt dit ook afmeten aan de drager, buiten bij de hut. Vanmorgen is hij met zijn muildier zwaarbepakt boven gekomen en sinds enige tijd sjokt hij met zijn beest heen en weer tussen de hut en een plaats in een naburige bergkom, waar hij in twee op het muildier vastgebonden bakken zeer fijn gruis haalt. Vermoedelijk gaat dit straks dienen als grondstof voor een metselspecie want de voorgenomen verbouwing van de hut verkeert in haar eerste stadium van voorbereiding. Maar ook deze werker heeft de tijd. Zeker zou hij daar nog graag wat van hebben afgenomen voor een praatje met een Hollander, maar zijn conversatiepoging is gedoemd reeds in eerste aanleg vast te lopen. We verstaan elkaar in geen enkele taal. Niet in de weinige, waarvan we iets kennen, en zeker niet in de vele talen, die we niet kennen. Waartoe vandaag weer eens Sloweens behoort...

 

Nieuwe gasten

Nog twee Slowenen doen die middag de hut aan, een echtpaar van middelbare leeftijd van wie we ook weer door taalverschil verwijderd blijven. Wanneer ten slotte de jeugdgroep met Francka in haar midden op even luidruchtige wijze vertrokken is als zij arriveerde, blijft er voor een gesprek niemand dan de nogal woordkarige waard over. En hij is er niet de man naar om als tolk op te treden tussen de Nederlander en het Sloweens echtpaar, zijn enige drie gasten, die de nacht in de Staniceva-hut zullen doorbrengen. Daar het bovendien tegen het vallen van de avond onbehaaglijk kil wordt in de hut, wekt het geen verwondering, dat die Hollander, na de overigen op z'n Sloweens "Lahko noc!" (goedenacht!) gewenst te hebben, op een ongewoon vroeg uur zijn slaapplaats opzoekt om daar nog enige tijd te liggen luisteren naar de wind, die onheilspellend om de hut giert. Maar de waard heeft voor morgen mooi weer beloofd. En daar houden we het maar op, want morgen wordt de grote dag van de bestijging van de Triglav (2863 meter).

"Alleen met gids" staat er in onze reisgids. Maar daar lacht de waard om. Tenminste als we de door hem aangewezen route via Triglavski Dom (Triglav-huis) nemen. Hij heeft ons een streep over een ongelooflijk stijl lijkende sneeuwhelling aangewezen. "Daar gaat het pad!" zegt hij... Als de ervaring niet geleerd had, dat dergelijke afschrikwekkende "wegen" in de praktijk meevallen, zouden we die nacht zeker gedroomd hebben van eindeloze glijpartijen...

 

 

 

7. Zonder uitzicht naar top van de Triglav

 

Als evenzoveel uitgangspunten voor een tocht naar de hoogste berg van Joegoslavië, de Triglav (2863 meter), belegeren niet minder dan vier hutten deze berg. Ze liggen alle boven de 2000 meter en drie ervan op een bespottelijk korte afstand van elkaar. Dat betekent, dat iemand, die eenmaal tot deze hoogte is doorgedrongen, zich weinig inspanning behoeft te getroosten als hij naar een ander decor verlangt. Het schenkt ook een gevoel van zekerheid en rust door de overtuiging, dat er geen tijdsgebrek dreigt en dat in het uiterste geval toch nog wel iedere avond een dak boven het hoofd zal brengen.

Misschien is het wel die zekerheid van een zee van tijd, die ons op die zonnige morgen met wat te grote nonchalance op pad doet gaan naar het gebied, dat de Kredarica genoemd wordt en waar op slechts een anderhalf uur van de Staniceva-hut het berghuis Triglavski Dom gelegen moet zijn. In ieder geval missen we de juiste route en komen we in een prachtige steenwoestijn in plaats van op de steile sneeuwhelling terecht. Terugtocht naar de hut voor meer nauwkeurige informaties, nieuwe klim naar boven tot een wegenkruispunt, waar we de rugzak hebben achtergelaten, souperen een uur op van de overmoedig ingezette dag. Maar dan staan we ten slotte op de zo dreigend uitziende sneeuwhelling, waar we gisteren zo lang tegenaan gekeken hebben.

"Van Staniceva Koca naar de top van de Triglav met een als regel in genoemde hut niet te krijgen gids is niet gemakkelijk. Men moet vrij zijn van duizeligheid. Onervaren bergtoeristen doen goed zich aan te sluiten bij een groep..." Dit alles weet ons handboek te vertellen. Maar dit geldt dus voor een directe route naar de top doch de onze valt daarmede slechts gedeeltelijk samen. De zo verschrikkelijk steil lijkende helling blijkt veel eenvoudiger dan zij zich uit de verte aan het oog presenteert. Er loopt een zeer behoorlijk begaanbaar spoor over. Daarna volgende klauterpartijtjes betekenen prettige afwisselingen op deze unieke bergwandeling. Voordat er anderhalf uur verstreken is, zitten we in de Triglavski Dom (2515 meter) achter een eigenlijk te gemakkelijk verdiende "slivovica", een pruimenjenever, die in Joegoslavië tot de nationale dranken behoort en er misschien méér gedronken wordt dan goed is.

 

Met z'n zevenen

Als we ons na een uurtje rust opmaken om nog diezelfde dag de "aanval" op de Triglav-top te wagen, kunnen we het echt niet gebeteren, dat deze onderneming met een tweede slivovica moet worden ingezegend. De wijze waarop ons deze bij het begin van de route staandeweg wordt aangeboden, is té spontaan en té enthousiast. Een weigering zou enkel maar een belediging geweest zijn!...

Ergens van een pad, uit geheel andere richting dat het onze, komen ze opgedoken die zes Slowenen uit Vrhnika (Ober Laibach). Het zijn vader Joze Koncnik en zijn dochter, een verloofd paar en nog twee meisjes. Voor de tweede keer verbazen we ons over de voortreffelijke uitrusting van Joegoslavische bergtoeristen. Hoe mooi zijn hun donkerblauwe, ripsfluwelen broeken!... Daar ook zij op het punt staan de Triglav te beklimmen kan de uitnodiging samen te gaan natuurlijk niet uitblijven.

We hebben het al eerder ondervonden, dat een Hollander in Joegoslavië een graag geziene gast is en in de bergen is dat dubbel het geval want daar behoort hij tot de witte raven... In de Staniceva Koca bijv. waren er gedurende het hele zomerseizoen maar vier van die "raven" geweest. Twee in juli en twee in augustus en die bleken - volgens de namen - nog allen familie van elkaar...

 

Verkeerd "wijwater"

Tussen de kennismaking door is het dan Joze Koncnik, die als goed Sloween een hele fles slivovica uit zijn rugzak te voorschijn tovert. Alleen de dames doen niet mee aan het inwijdingsritueel van de Triglav-tocht. Helaas hebben we het verkeerde wijwater gebruikt. De weergoden zijn er boos om geworden. Ze hullen de hele Triglav kort na onze start in een nevel, die juist voldoende is om alle uitzicht te belemmeren. Wel blijft er genoeg zicht voor de route over. Deze is een voortdurende klauterpartij, haast zonder onderbreking, maar overal zitten overvloedig haken. Of er zich links of rechts ook al gapende diepten bevinden? Wie zal het zeggen?...

We klauteren gestaag naar boven. De ogen enkel maar gericht op de rotsen vóór ons. We zien niets dan onze medeklimmers, rots, haken en nevel, wat voor een groot deel de klim van zijn sensatie berooft. Ergens aan de noordkant moet de gletsjer liggen. We zien hem niet. De Kleine Triglav wordt gepasseerd (2725 meter). Er komt een inzinking. Dan een nieuwe stijging. Nu zitten we op de graad, die ons langs een steeds beveiligde route naar de top voert. Zie zo! Het is gebeurd!

Er staat een afschuwelijk stevig verankerd metalen huisje met kijkgaten op de top. Het heeft de vorm van een raket en draagt op zijn kegel de Sowjet-ster. Als bescherming tegen de kou wordt het echter graag gewaardeerd al kunnen er maar een paar personen tegelijk plaats in vinden. Na wat passen en meten zit onze groep in en vóór het huisje tamelijk voor de wind beschut. Uitzicht is er geen zier. We zullen straks op ansichtkaarten moeten bekijken wat we met méér geluk gezien zouden hebben...

 

Volkslied

Dan begint plotseling een van de Slowenen te neuriën. De anderen stemmen in en het neuriën zwelt aan tot zacht zingen. Op de top van de Triglav klinkt een van de weemoedige Sloweense volksliederen, ontroerend en meeslepend al verstaan we er geen woord van. "Po jezeru bliz Triglava" is de titel wat "Op het meer naast de Triglav" betekent. Iedere Sloween kent het. Met veel moeite krijgen we hier op de top - via een Duitse vertaling - de tekst te pakken. In het Nederlands komt die dan tenslotte op het volgende neer: "Op het meer naast de Triglav vaart een scheepje heen en weer, waarin men hardop zingt. Van de bergen antwoordt de echo. De lieve vogels in de dalen en op de bergweiden ontwaken bij het horen van mijn lied en nu begint iedere vogel zijn eigen lied te fluiten..." Als het lied uit is, valt er even een stilte. Het is of de weemoed van de melodie nazingt in de ziel en elk van ons deze nog even op zijn eigen manier verwerken moet... Dat vormt in ieder geval het onvergetelijke geschenk, dat ook de Hollander in het schrijn van zijn herinnering van een uitzichtloze Triglav-tocht mee naar huis mag nemen.

Men ziet, kent, mint en... gaat uiteen! Zo is het leven!... Het is hier op de Triglav-top, dat ook onze wegen weer scheiden, want de Slowenen dalen aan de andere kant af naar de Dom Planica (Edelweiss-huis) en de Hollander wil naar de Triglavski Dom. Alleen klautert hij terug de weg, die men gezamenlijk kwam. Gedurende het kleine uur van deze tocht echter is er een melodie, die hem niet meer uit de geest wil... Als hij voor de deur van de hut staat, neuriet hij nog: "Po jezeru bliz Triglava"...

 

 

 

8. Verrassende "vondst" in Triglavski Dom

 

"Mogen we eens raden, gospa (mevrouw)... U bent vroeger zeker directrice van een meisjeskostschool geweest?"... De waardin van de berghut Triglavski Dom toont zich niet het minst verbaasd over de niet van bescheidenheid overlopende opmerking van haar enige Hollandse gast. Ze ontkent met een "Neen" en de toevoeging: "maar het zóú gekund hebben!"... De wijze waarop deze woorden gesproken worden, verraadt, dat zij zich kennelijk gevleid voelt al bezit ze - met haar zeker zes kruisjes achter de rug - levenswijsheid genoeg om te weten wat vleierijen waard zijn... Echtparen, die hutten van alpenclubs beheren, zijn als regel eenvoudige bergmensen. Maar onze gospa van de Triglavski Dom ontpopt zich reeds vrij spoedig als een figuur, die ver boven het gewone genre uitsteekt. Op de eerste plaats is daar de discipline, waarmee ze haar hut regeert. Ge zoudt ze een "ijzeren" en een welhaast "Pruisische" willen noemen, maar daarvoor zou dan toch eerst de charme, waarmee zij haar wil doordrijft, moeten ontbreken.

 

Heft in handen

Daarnaast stuit ge op een uitgekiende organisatie van "Ordnung musz sein!" Gospa Zekar heeft in haar kantoortje, dat ze steeds hermetisch met een sleutel gesloten houdt, zowaar een houten bord met "ruitertjes" er op, dopjes waaraan ze in één oogopslag kan zien niet alleen welk van de vele bedden bezet is, maar ook wie een bepaald bed heeft toegewezen gekregen. Zoiets hebben we in nog geen enkele berghut ooit aangetroffen! En achter in ons hoofd krijgen we een gevoel van "overorganisatie". Alsof ze die gedachte raadt, geeft ze een nadere toelichting op haar systeem, wanneer ons de eer te beurt valt in het "heilige der heiligen" te worden toegelaten voor de inschrijvingsmanipulaties. "Je kunt toch niet toestaan, dat ieder maar gaat liggen waar hij wil!... En dat onderling geruil moet ik ook niet hebben! Dat doen ze als je de boel niet in de gaten houdt!"...

 

Raadsel onthuld

"Ieder zijn hobby!" denkt de Hollander, maar als ze dan verder uitweidt over de manier, waarop ze de hut leidt en de drijfveren, die haar tot deze taak voerden, komt er langzaam zoveel idealisme en liefde voor de bergen naar voren, dat we ons spoedig niet meer voelen als een schooljongen, die bij zijn directeur op het matje ontboden is... Deze krachtige vrouw spreidt een wijsheid en een "savoir vivre" ten toon, die haar een onvermoede charme verlenen. Zeker zouden we lang in raadselen gewandeld hebben indien ze niet een tipje van de mysterieuze sluier had opgelicht... "Mijn man bemoeit zich niet met de hut," zegt ze in de loop van het gesprek, "die is filosoof!"... In de mening verkerend, dat ze figuurlijk spreekt, antwoorden we lachend: "Wij ook!" maar ze neemt deze repliek ernstig met een: "O, dan weet u er alles van!"... en deze woorden nopen ons dan wel tot een rectificatie...

 

Uitersten...

Haar man is inderdaad filosoof: professor filosofie en klassieke talen. En de waardin van deze berghut, waar we nu tegenover zitten, deze ontwikkelde vrouw, die zich reeds bij de eerste oogopslag onderscheidde, is derhalve de vrouw van een oud-professor... Uit idealisme beheert zij voor de Planinsko Drustvo Matica, de Joegoslavische Alpenvereniging, de Triglavski Dom... Later ontmoeten wij in een hoekje van de hut de professor. Hij werkt daar in iets wat een kaartsysteem lijkt. Van tijd tot tijd loopt hij eens pijprokend door de gastenkamer heen en weer... Met de gasten bemoeit hij zich inderdaad niet... Zijn wereld is de wereld van de laatste oorzaken en diepste gronden, het speculatieve. Het practische denken en vooral... doen is in zijn vrouw vertegenwoordigd. Zó raken de uitersten elkaar en dit wel op een plaats, waar een bergwandelaar zoiets zeker niet zou gaan zoeken... Het moet erkend, dat gospa Zekar eer van haar werk heeft. De Triglavski Dom zal voor ons de beste berghut blijven, die we in Slowenië bezochten. Er heerst orde, netheid en sfeer. Geen wonder derhalve, dat er in dit late seizoen nog zoveel gasten komen.

 

Introductiemethode

Het is ook niet waar, dat men zich als Hollander in een Sloweense berghut vereenzaamd zou moeten voelen vanwege taalmoeilijkheden. Zeker geldt dit niet hier in de Triglavski Dom. Van de vele bezoekers spreekt menigeen Duits. Een ander is Italiaans, Frans of Engels machtig. Zo behoeft er nog niet eens Sloweens aan te pas te komen. Behalve dan misschien "Hollandski" (Hollander) of "Hollandia" (Holland). Als ge er maar rekening mee houdt, dat de letter "H" als de "ch" van het Nederlandse woord "kachel" wordt uitgesproken, zijn dit voldoende identiteitsbewijzen om met groot enthousiasme en hartelijkheid in de kring van Joegoslaven te worden opgenomen. We waren immers bondgenoten in de strijd tegen de Duitse overweldiger!...

Uw eigen introductie kunt ge gemakkelijk zelf forceren. Ge behoeft maar even belangstellend toe te zien bij een gezellig kringetje rond een tafel. Bij 't kaarten bijvoorbeeld! Even later glimlacht ge eens en dan komt er steevast wel een of andere opmerking, die ge niet begrijpt. Dat is het moment eens onnozel uw schouders op te halen, in een of andere vreemde taal te zeggen, dat ge niets verstaat en dat met een "Hollandski" of als ge erg goed in Sloweens doorkneed meent te zijn met een plechtig "Nizozemska" (Nederland) af te sluiten. Zo wordt de introductie een voldongen feit. Ge zit al in de kring en er meldt zich steeds wel iemand, die nu in de een of andere taal "tolken" kan. Later op de avond werkt de slivovica (pruimenjenever) natuurlijk in hoge mate verbroederend en de volgende ochtend behoeft ge als Hollander beslist niet alleen uw zwerftocht voort te zetten indien ge dit niet nadrukkelijk verkiest...

 

 

 

9. Vereend in één liefde, die geen grenzen kent

 

Even voorstellen: Zoran Vasic! Serviër, wonende te Belgrado! Deze zomer diploma als architect behaald! Thans op trektocht door de Julische Alpen. Een van die jongelui, die op het eerste gezicht sympathie veroveren door beschaving en bescheidenheid!... Toen wij vanmorgen onze neus buiten staken, stond hij vóór de Triglavski Dom met al een tochtje vanaf de Staniceva Koca achter de rug. Een verzoek onzerzijds met óns toestel even een foto te knippen vormde de inleiding tot onthulling van de wederzijdse identiteit. Méér plichtplegingen kwamen er niet aan te pas...

Zorans moedertaal is het Serbo-Kroatisch maar hij kent ook wat Frans. Hij spreekt het langzaam, zodat het duidelijk is, dat hij naar de woorden moet zoeken. Waarvoor hij geen verontschuldigingen behoeft aan te voeren, wat hij echter méér dan eens doet met de mededeling, dat hij "zoveel van zijn Frans verleerd is" en het eigenlijk nooit in de praktijk beoefend heeft... In ieder geval converseren we met als resultaat zijn voorstel om gezamenlijk de Triglav te beklimmen. Zorans uitnodiging is erg aanlokkelijk. In dit vroege uur straalt de hele bergwereld in de zon. Alle uitzicht, dat we gisteren gemist hebben, belooft nu met rente te worden terugbetaald. Helaas kunnen we vandaag geen verstek laten gaan op de gisterenavond met vier Slowenen gemaakte afspraak om zo aanstonds gezamenlijk de tocht naar de volgende hut, Planika Dom (Edelweiss-huis) te maken. Daar komen ze al marsvaardig aan en dat betekent het afscheid van onze Serviër. We denken "voor eeuwig" maar de goden hadden, zoals later bleek, anders beschikt...

 

Nieuwe tochtgenoten

De nieuwe tochtgenoten zijn twee heren en twee dames uit Ljubljana onder wie zich een ambtenaar en 'n ambtenares bevinden van wie de laatste behalve met Sloweens en Duits ook nog met Italiaans uit de voeten kan. Met een opgewektheid, die kenmerkend is voor de bergwandelaar, trekken we onder langs de top van de Triglav naar de nieuwe pleisterplaats Planika Dom (op 2408 meter). Voor de Hollander gebeurt dit niet zonder een vaak herhaalde blik naar omhoog, waar nu de Triglav aan zijn beklimmer alles aan uitzicht biedt, wat hij maar te bieden heeft. En nu we weer thuis zitten, in het verre Nederland, en daar deze regels tikken, knaagt er een zelfverwijt vanwege een niet gegrepen kans voor een bij voorbaat van succes verzekerde tweede aanval op de Triglav... Nog altijd lokt de berg als een sirene zodat aan de niet aflatende drang tot terugkeer wel geen weerstand te bieden zal zijn. Wie door een berg gegrepen is, raakt daarvan niet meer los...

 

Dom Planika

Spelend, zingend, lachend en fotograferend bereiken we reeds binnen het uur Planika Dom. Het blijkt een frisse, kraakzindelijke berghut, die op een uitzichtrijke hoogte staat. In dit vroege uur ligt ze echter leeg en verlaten. Er is niet één gast en de waardin vinden we pas na enig zoeken en roepen in... de kelder, waar ze zich met schoonmaak bezig houdt. We arriveren kennelijk nogal ongelegen. Als ze bediend heeft en we uitgebreid ons ontbijt etaleren, schenkt ze spoedig haar gasten weer het rijk alleen om opnieuw in haar kelder te duiken. Niemand denkt uiteraard er aan - na zo'n korte tocht - hier reeds zijn bivak op te slaan. De Slowenen moeten naar beneden naar de Vodnikova-hut (1805 meter) en de Hollander wil nog heden de Koca na Dolicu (2120 meter) halen. Bij het Edelweiss-huis scheiden dus onze wegen...

 

"Geen barbaren"...

De Dolicu-hut ligt op het Dolec-zadel nogal eng ingesloten tussen de bergwanden. Zoals op alle bergpassen waait er een snerpende wind. Er moet ook als het ware gevochten worden om een plekje zon, dat langzaam verder kruipt over een hard bevroren sneeuwveld. Is het eenmaal daar overheen dan zit er niets anders meer op, dan zijn toevlucht te zoeken in de intieme gastenkamer, die tijdens onze afwezigheid door een ingenieur in de chemie en zijn vrouw bevolkt blijkt te zijn. Deze ingenieur zal in de loop van de avond de man worden, die ons insigne van de Oostenrijkse Alpenclub weer in onze jasrevers tovert. Op advies van een Oostenrijker in de trein op weg naar Joegoslavië hadden we dit in de zak gestoken, omdat we er "wel eens moeilijkheden mee zouden kunnen krijgen..." De ingenieur schatert het uit om dit advies in plaats van er kwaad om te worden. Met een: "Wij zijn hier geen barbaren!" sommeert hij het insigne maar weer op te steken. Wat we voor zijn plezier dan ook doen...

 

Over grenzen heen

Tot voor korte tijd was de Dolicu-hut niet "bewirtschaftet" al kon men er wel slapen. Vroeger heette zij Triester-hut. We zitten hier in een nogal politiek gebied, waarvan een deel eerst sinds de laatste wereldoorlog aan Joegoslavië is toegewezen. Ongetwijfeld vandaar ook, dat de waardin met haar familie er volkomen Italiaans uitzien en de taal van dit land ook geheel beheersen. Een waard is er niet aanwezig en de waardin komt niet méér dan hard nodig uit haar donkere keuken van waaruit zij vaak haar gasten door een luikje de spijzen toeschuift. Maar in de gevangenis voelen we ons toch helemaal niet...

Tegen het vallen van de avond zitten we met een zestal gasten gezellig bijeengehokt tussen de houten wanden der niet al te grote gelagkamer, waar een geur van Macedonische tabak hangt en de rook te snijden valt. De voertaal is voor ons plezier vanavond overwegend Duits. Voor niemand vormt het de moedertaal maar de conversatie loopt gesmeerd. Zo zitten we bijeen: zes Joegoslaven en één Hollander, samen vereend door één hobby en één liefde: hun hang naar de bergen, die geen grenzen kent...

 

 

 

10. Door karstgebied naar zeven Triglav-meren

 

Één maal in zijn leven zou ieder mens eens in de vroege morgen voor de deur van een berghut moeten staan. De rugzak geschouderd. Vóór hem een stenig pad, dat spoedig achter een uitstekende rots verdwijnt en dan verder... het onbekende en het avontuur...! Eens kijken of het hem iets doet...! Zou hij echt niet breed en diep ademhalen?... Zich niet als mens voelen groeien?... De armen in de lucht slaan om zoveel vrijheid en zoveel geluk?... God schiep toch immers deze dag en daar gaat die mens Pallieteriaans doorheenstappen... In zo'n stemming zijn ook wij deze morgen op pad gegaan nog vóór de zon de strijd tegen een grauw wolkendek gewonnen heeft. De Dolicu-hut, punt van vertrek, is al uit het gezicht verdwenen. Een immense eenzaamheid houdt ons omvangen. Een kleine mens wandelt alleen tussen grote bergen.

Er groeit hier geen plukje gras. Alles is steen en nog eens steen. Van enorme rotsklompen tot het keislag voor een macadamweg van de wereld beneden. Er spelen twee berghoenders langs de weg. Twee levende wezens in deze verlatenheid. Ze tonen zich helemaal niet schuw en ge zoudt er een gesprek mee willen beginnen. Langzaam stijgt het pad tot een hoogte van 2357 meter. Na enige daling zitten we midden in de streek, die op de kaart Ribarice heet, een woest karstplateau, vol kloven en putten. Hier en daar zijn deze verraderlijk met sneeuw afgedekt, maar het veilige pad laat zich gemakkelijk ontdekken.

 

Weer mensen

De zon is intussen door de wolken gekomen. Licht en schaduw geven het tot heden matte landschap plotseling reliëf en de sombere sfeer slaat om tot een feestelijke vrolijkheid. Nu ontbreekt er niets meer aan het geluk van de bergwandelaar... De klim van zo straks is ten einde. Voortdurend daalt het pad want we zijn nu op weg naar het dal van de zeven Triglav-meertjes. Diep beneden glinstert er al een. Er stoeien mensen in het water en de wind draagt hun stemmen omhoog naar de rotswand, waarlangs we afdalen. We verheugen ons reeds over het vooruitzicht spoedig het vrolijke gezelschap te bereiken. In gedachten liggen we al bij het meertje te zonnen omdat we er nog onwetend van zijn, dat het zo aanstonds aan ons gezicht zal worden onttrokken en we plotseling bij een geheel ander, nog hoger gelegen, meer zullen staan. Zonder dat ook maar een vleugje wind zijn oppervlakte beroert, ligt het, als een glanzend oog, ingebed tussen door het water zwart gekleurde rotsen. Dit moet het derde Triglav-meer zijn. Het eerste en het tweede bevinden zich meer noordelijk buiten onze koers.

 

Wereldvergeten...

Als een pasgeboren mens... als de eerste, die God op de wereld zette, dolen we langs de oever van rotsblok op rotsblok, drinken het kristalheldere en ijskoude water... dompelen er het gezicht in onder en vergeten in zo nauw contact met oer-elementen uur en tijd en... de weg die we gekomen zijn... Deze laatste ontdekking doen we pas na ons ontwaken uit dit tijdeloos zijn. Het kan toch niet, dat de route naar het vierde Triglav-meer opnieuw omhoog voert!... Toch klimmen we weer! Bij het meertje zijn we ongemerkt in een kring gelopen, de oriëntatie kwijt geraakt en nu volgen we de rode markering van dezelfde weg, die we gekomen zijn. Dus opnieuw afgedaald naar het meer. Dat lukt, maar hier loopt de markering schijnbaar dood.

Eerst nu verlangt de doler naar een mens om de weg te vragen. Precies als in een film duikt deze prompt op op een ver weggelegen bergrug. Niet één mens, maar vier zijn het er! In snel tempo dalen zij af naar de andere oever van het meer. Tot de knieën in het water staan ze te scheren en tanden te poetsen en de moedigste heeft zich zelfs zo juist aan een ijskoud bad gewaagd als we hen bereiken... En wie is die moedige man, die de Hollander reeds van verre met een soort indianengehuil begroet heeft?... Rillend in zijn zwembroek staat daar de Serviër Zoran Vasic, de jonge architect uit Belgrado... Nauwelijks tien minuten hadden wij twee dagen geleden met elkaar gesproken, des ochtends voor de Triglavski Dom, maar nu is het alsof twee oude vrienden elkaar de hand drukken...

 

Op goed geluk...

De drie anderen zijn Slowenen. Ook voor Zoran onbekenden bij wie hij zich op goed geluk had aangesloten. Zoran, die geen bergervaring had, huivert nu nog bij de gedachte aan de afgronden, waar ze hem in de buurt van Tenda langs gevoerd hebben. Hij was helemaal niet tegen die toer opgewassen maar kwam er toch zonder ongelukken doorheen. "Dát nooit meer!" verzekert hij... Gelukkig verstaan de Slowenen geen Frans, zodat ze er wel nooit achter zullen komen in welke mate hun kameraadschap door Zoran wordt gewaardeerd.

De Slowenen kennen de route naar de Koca pri Triglavskih jezerih, de hut van de Trigla-meren en dus is ook voor de Hollander zijn probleem opgelost. Met Tilburg en Belgrado in de achterhoede gaat het dan dalwaarts. In zulk een hoog tempo dat Tilburg bij het vierde Triglav-meer, vanwaar hij de weg wel weer alleen kan vinden, hartelijk dank betuigt voor de bewezen diensten, schoenen en kousen uittrekt en met de buik en tien tenen naar omhoog in het malse gras gaat liggen... Zoran benijdt hem daarom en had graag dit voorbeeld gevolgd. De jongeman uit Belgrado voelt zich echter verplicht de Slowenen, die hem veilig langs de afgronden van Tenda geloodst hebben, nu ook tot het bittere einde van de jachtige tocht te volgen. Dat vergt fatsoen en goed bergkameraadschap... Dus: "Na svidenje" (tot ziens), onbekende Slowenen!... "Au revoir, Zoran Vasic!" En tot zich zelf zegt de Hollander: "Carpe diem!" Pluk de dag!...

 

 

 

11. Van Triglavmeren-hut naar bron der Savica

 

"Koca pri Triglavskih jezerih" betekent niet alleen voor een Hollander een hele mondvol! Het moet zoveel beduiden als: hut bij de Triglavski-meren. Om het vijfde en het zesde meer gaat het hier. Het laatste en zevende wacht nog ergens in het onbekende. Nauw aan elkaar gesloten liggen ze op een honderdtal meters afstand van de hut in dit hoogdal (1683 meter) te filosoferen tussen de bergen als symbolen van rust en tijdeloosheid. Zo lijkt het tenminste voor hem, die in het vroeg van de namiddag afdaalt van de hoogten van het Triglav-gebied en vergeten is, dat de kalender een zaterdag en dus een weekeinde aanwijst. In de latere namiddaguren wordt het duidelijk, dat ergens in het zuiden een pad de verbinding met de bewoonde wereld moet vormen. In groepjes komen ze opdagen, de weekeinders. Allen van dezelfde kant. Nu nog wat puffend van de lange klim, maar spoedig uitgelaten spelend en zingend aan de oevers van de meertjes wanneer ze in de hut een bed voor de komende nacht veroverd weten. Meestal betreft het jongelui. De ouderen, die kennelijk "vaste klanten" zijn, nestelen zich behaaglijk in de waranda, het oudste gedeelte van de hut, die twee maal een verbouwing heeft ondergaan, waarvan de jongste nog in haar laatste stadium van voltooiing verkeert.

 

Spraken-Babylon

Wie oud met nieuw vergelijkt, moet enerzijds constateren, dat er hier een stuk romantiek verloren is gegaan maar dat er anderzijds toch volop hutkarakter is overgebleven om de hotelallure nog niet te laten domineren. Vooral blijkt dit des avonds wanneer de gelagkamer afgeladen vol zit met pratende, etende, drinkende en, als het nog later wordt, zingende mensen. Ge treft er hele families, jonge paartjes, kinderloze echtparen en eenzame zwervers. Er wordt Sloweens, Duits, Serbo-Kroatisch en Italiaans gesproken maar geen Nederlands want tot wie zou de enige Nederlander van het vrolijke gezelschap zich in zijn moedertaal moeten richten?... Voor een groot deel van de avond gaat hij voor sommigen voor een Italiaan door. Eerst wanneer zijn Italiaanse disgenoten hun bedden hebben opgezocht en hij de kelnerin in het Duits een bestelling toeroept, schiet er een Wener op hem toe met de vraag: "Was? Sind Sie auch Österreicher?"... "Waarom vraagt u dat?" "U hebt de hele avond Italiaans zitten praten en nu spreekt u plotseling Duits! Maar het is geen Duits Duits!"... Met de onthulling van zijn ware identiteit zit de Hollander meteen in de kring van een Weense familie en de avond, die voor hem ten einde dreigde te gaan, begint opnieuw...

 

De Komarca-wand

De volgende morgen scheiden de wegen. De Weners gaan omhoog, de Hollander naar beneden. Een lange warme tocht. Tussen de bomen schemert de waterspiegel van het zevende Triglav-meer, het kleine Crno jezero (1340 meter) en dan komt als hoogtepunt de afdaling van de Komarca-wand. Zeshonderd meter diep valt hij bijna loodrecht naar beneden aan de zuidkant. Bij het begin gaapt ook aan de noordkant de diepte en midden over de smalle graat loopt het pad, maar het is toch allemaal niet zo duizelingwekkend als het op het eerste gezicht lijkt. Trapsgewijze gaat het pad snel naar beneden en als we dan onverhoeds voor de bron van de rivier de Savica staan, dringt het plotseling tot ons door, dat dit het afscheid van de Julische Alpen is geweest. Nog éénmaal gaat de blik omhoog langs de formidabele, beboste wand. Ongelooflijk, dat we hier in een zo betrekkelijk korte tijd naar beneden zijn gekomen...

 

Ondergrondse rivier

Met de rivieren in Joegoslavië is het, vanwege het karstgebied, een beetje raar gesteld. Vele stromen ondergronds om plotseling ergens uit de berg te voorschijn te springen. Men noemt dat dan de "bron" en op zo'n punt krijgt de rivier haar naam. In werkelijkheid heeft men echter meestal te doen met een "oude" rivier, die vaak kilometers verder, met een heel andere naam, in de ingewanden der aarde verdwenen is. De loop van deze ondergrondse rivieren, die men in Joegoslavië zovele aantreft, is meestal nog niet doorvorst en vastgelegd. De nog jonge sport der speleologie vindt in dit land derhalve een uitgebreid en onontgonnen exploratieterrein. De landkaart van de wereld moge dan weinig witte vlekken vertonen, in de onderwereld bestaat nog "terra incognita" genoeg. En hier lokt nog overal het avontuur. Het lijken echter lugubere avonturen! Geen blik in de diepte van welke bergtop ook heeft ons ooit méér beangstigd, dan de confrontatie van vandaag met dat pikdonkere gat daar in die bergwand.

 

Als een nachtmerrie...

Enige in de rotsen geslagen haken laten een afdaling naar de ingang van deze "Hades" toe. Stappend over omspoelde rotsblokken, waartegen het water schuimt en kookt, wordt het mogelijk oog in oog te komen staan met het zwartste zwart en de diepste duisternis, die zich in een mensenbrein denken laat. Onwillekeurig steken we de hand naar voren om te tasten naar de donkere deur van de onderwereld maar die "deur" wijkt. Ze is geen stof en geen geest. Ze is enkel niets. En als het dan toch iets mocht zijn, kan het niet anders gekwalificeerd worden dan angst en beklemming, dreiging van het onbekende en ongeziene daar in de ingewanden der aarde. Ge zoudt weg willen vluchten van dit oord van verschrikking en tegelijkertijd houdt het u gevangen als een nachtmerrie. Wanneer ge daar zo geboeid staat en van geen vooruit of terug meer weet, dagen er in de geest vage reminiscenties van een "deja vu"... Waar hebt ge zoiets méér gezien?... En boven de deur van de "Hades" verschijnen langzaam, één voor één, letters, die zich tot woorden aaneenrijen en de geest leest daar ten slotte: "Wie hier binnentreedt, laat alle hoop maar varen!"... Dat is het! Dante's "Inferno!"...

 

Waterval

Achter onze rug speelt zich intussen een ander tafereel af. Slechts enkele meters verwijderd van de glibberig bemoste rotsen, waarop wij staan, dondert de Savica-waterval in één machtige straal - de hemel weet hoeveel meter diep! - in een kloof naar beneden. Als speelgoedfiguurtjes doen de mensen aan, die daar beneden naar de waterval kijken. Misschien vragen zij zich af hoe daarboven die eenzame mens kon geraken zoals deze mens vraagt hoe die poppetjes daar beneden kwamen. Er bestaat hier namelijk geen pad, dat ons met elkaar in verbinding kan brengen. Wij moeten gedeeltelijk de weg terug, die we gekomen zijn. Langer dan een uur duurt het eer we aan de voet van de waterval nu zelf voor nieuwe kijkers boven bij de ingang van de Hel ook tot een poppetje geworden zijn. Vanuit het avontuur door de bergen zijn we nu meteen opgenomen in de stroom van de dagjesmensen, want voor deze categorie vormt de gemakkelijk te bereiken Savica-waterval met haar aardige ontspanningen in een aantrekkelijk brok natuur een bijzondere attractie.

 

 

 

12. Waarom Dimovic hoed en zonnebril draagt

 

Iedere dag van 's morgens vroeg tot des avonds zeven uur kunt ge hem in 't seizoen vinden op de "boulevard" van Bled, tegenover het Casino, op de plaats waar de autobussen stoppen. Een gele, afhangende strohoed op het hoofd, de ogen verborgen achter een donkere bril. Op een minuscuul stoeltje zit hij achter zijn kistje met naast hem uitgestald doosjes en potjes met verschillende kleuren. Op zijn kistje staat meestal de voet van een toerist wiens schoen met crème, lap en borstel zodanig bewerkt wordt, dat hij er zich in spiegelen kan... Een schoenpoetser in optima forma denkt ge. Hij hoort wel niet tot het Sloweense stadsbeeld maar hij zit er in ieder geval en hij vormt er een karakteristieke noot... De liefde, waarmede hij de schoenen bewerkt, heeft méér weg van het koesteren van een kind dan het verrichten van een nederig dienstbetoon aan de voorbijganger en ge krijgt, als argeloze, de indruk, dat hij het poetsen van schoenen tot een ware kunst verheven heeft...

Omdat we zo vol bewondering zijn werk gadeslaan, kan een uitnodiging om onze schoen op het kastje te plaatsen natuurlijk niet uitblijven. Onze schoenen werden echter geen half uur geleden gepoetst want het is nog in de vroege ochtend. In plaats van op zijn uitnodiging in te gaan zeggen we alleen maar te willen weten hoe hij heet en waar hij vandaan komt. We schrikken echter zelf van de directheid der vraag, waardoor we zeker voor iemand van de politie moeten gehouden worden... Een wat gemoedelijker verklaring van onze nieuwsgierigheid lijkt niet misplaatst doch zonder deze af te wachten komt er reeds het antwoord op de vraag: "Blagoje Dimovic uit Belgrado!"...

 

Onthulling

Dit wordt de inleiding tot een in Duits gevoerde conversatie. Midden in het gesprek, als er geen voorbijgangers zijn, neemt Dimovic plotseling zijn hoed in de ene en zijn bril in de andere hand met de woorden: "Kijk, zo zie ik er eigenlijk uit! Ik ben geen schoenpoetser maar student... Vakantiewerk... Maar dat hoeven mijn collega's in Belgrado niet te weten!"... Dimovic neemt zijn vermomming weer aan. Hij laat de schoenen wat de schoenen en de klanten wat de klanten zijn en er komt een lang verhaal over zijn studie en zijn familie, dat eindigt met een uitnodiging des avonds in zijn pension een borrel te komen drinken en kennis te maken met zijn moeder, die eergisteren in Bled is aangekomen na een vakantie aan de Dalmatische kust. Morgen reizen ze samen terug naar Belgrado want voor onze Dimovic is thans het seizoen voorbij... De zaken zijn niet slecht gegaan. Hij heeft in een paar maanden aardig zijn studie en die van broer en zuster verdiend en er is zelfs nog een fototoestel overgeschoten ook. Dit laatste vormt een bezit, dat hij niet zonder trots toont al is het dan ook geen duur apparaat.

 

Op visite

Des avonds op de rendez-vous plaats voor het Casino, zijn we beiden precies op tijd. Nu is Dimovic in civiel, zonder strohoed, zonder bril en zonder de poetsmouwtjes... Nu is hij toerist met de toeristen en vanavond gaat hij met zijn moeder eens fijn naar het Casino naar een telepaat kijken... Eerst thans bemerken wij, dat Dimovic een tikkeltje invalide is. Hij trekt wat met een been, waardoor hij ook met een scheve schouder loopt. Vanaf de helverlichte boulevard voert hij ons langs een duister, langzaam stijgend pad naar zijn pension, nauwelijks zeven minuten uit het centrum verwijderd.

Zijn moeder maakt de indruk van een eenvoudige volksvrouw. Rechtstreekse conversatie tussen haar en ons is niet mogelijk. Zij spreekt alleen Serbo-Kroatisch. Daar Dimovic ook niet zo vlot met het Duits uit de voeten kan, beperkt het onderhoud zich hoofdzakelijk tot knikken en glimlachen. Wat geen beletsel behoeft te zijn tot het drinken van een slivovica, de bekende Joegoslavische pruimenjenever. Een groot glas voor ons, de gast, een kleintje voor Dimovic en zijn moeder, welke laatste ons verbaasd doet staan door het restant van haar glaasje in de holte van haar hand te gieten en er daarna heur haar mee in te smeren bij wijze van brillantine... Dimovic schijnt in geuren en kleuren te vertellen wie wij zijn en hoe we elkaar ontmoet hebben, maar uit de gesprekken van die twee worden we niet veel wijzer. Slechts één ding wordt er duidelijk, namelijk dat Dimovic zijn moeder op de handen draagt...

 

Maar dat gaat toch niet!...

Ten slotte brengt Dimovic ons weer via het donkere straatje naar de boulevard. Nog voor we echter in het volle licht van een lantaarn komen, gaat hij plotseling wijdbeens voor ons staan terwijl hij tussen zijn beide gespreide handen een groot tablet chocolade voor ons houdt, dat hij ongemerkt uit zijn binnenzak gehaald moet hebben. "Dit is voor uw vrouw!" zegt hij. "Neem het mee naar Holland als geschenk van mij!"... Dat betekent waarlijk een overrompeling! Maar dat kunnen we toch niet aannemen! Geen denken aan! Met zoveel complimenten als wij zo vlug bij elkaar gezocht kunnen krijgen en met het vriendelijkste gezicht wijzen we het geschenk af. De reactie op deze weigering is er een van een zo ongekunstelde teleurstelling, dat we meer dan verlegen geraken en het gevoel krijgen een grote fout te maken... "Ach waarom wilt u het niet?"... verzucht Dimovic terwijl hij zijn armen mismoedig langs het lichaam laat zakken... Dit is geen spel, geen beleefdheidsfrase maar ongeveinsde teleurstelling. Het geven is hem echt een vreugde. En wie weet hoe hij zich op dit moment verheugd heeft...

 

Uit de impasse

Als hij dan een tweede een zwakkere derde poging onderneemt ons het geschenk te doen accepteren, krijgen we een beslist onbehaaglijk gevoel... Zouden we hem door die weigering niet beledigen?... Gluurt hier misschien niet de Balkan om de hoek?... We hebben toch ooit gelezen hoe moeilijk het is bij Balkanvolken geschenken te weigeren, die spontaan worden aangeboden!... Dus toch?... Een lumineus idee wordt redder in de nood. We hebben geconstateerd hoeveel liefde Dimovic voor zijn moeder toonde... welnu, dan moet de truc slagen!...

"Goed, Dimovic, ik accepteer graag je cadeau"... Met een gezicht, dat straalt als een ziel in genade, overhandigt hij het tablet chocolade. "Dimovic, hartelijk dank! Het is buitengewoon! Ook mijn vrouw zal het geweldig vinden! En omdat zij het zo reuze vindt, weet ik zeker, dat ze er mee akkoord gaat, dat ik deze heerlijke chocolade, die ze van jou gekregen heeft, aan je moeder geef. Hier, neem het tablet als geschenk van mijn vrouw voor jouw moeder!" Of Dimovic overrompeld is door zulke stoute logica, of dat intuïtie hier de juiste weg gekozen heeft, valt niet te achterhalen. Feit is evenwel, dat Dimovic - zonder tegenstribbelen en zonder tekenen van teleurstelling - de chocolade terugneemt, die hij ons net geschonken heeft...

Dat was het avontuur met Dimovic, de pseudo-schoenpoetser uit Belgrado... Wanneer gij lezer, volgende zomer door Bled loopt en ge ziet tegenover het Casino een "schoenpoetser", zeg dan in het voorbijgaan hardop: "Dimovic Blagoje" (klemtoon op de a!). Als hij verschrikt opkijkt, is hij het!...

 

 

 

13. Romantiek op 't grensstation van Jesenice

 

Jesenice, de naam van het Joegoslavische grensstation voor wie per trein van Villach het land van de Adria binnenrijdt, zult ge tevergeefs zoeken in de lijst van toeristenplaatsen. Geen wonder ook. Het bezit weinig aantrekkelijks. Er staan een paar grote fabrieken, die voortdurend rook uitbraken en deze rook blijft lang in het dal hangen zodat de atmosfeer er niet al te best is. En toch was het juist in Jesenice, waar wij een merkwaardige ontmoeting hadden, die bewijst, dat romantiek zich ook wel eens een prozaïsch decor kan kiezen...

Op twee meter afstand zijn we naast haar terecht gekomen in de stationswachtkamer op 'n glimmend geverniste bank achter een al even glimmende tafel. Twee eenzame reizigers met voor beiden onbekende bestemming. Maar wanneer ge zo met z'n tweeën geruime tijd een holle wachtkamer bevolkt, groeit er ten slotte toch een zekere lotsverbondenheid... Tegen de dertig zal ze zijn, deze jonge vrouw met haar keurig gekapt haar. Ze heeft een spiegeltje tegen haar handtas gezet en poogt haar kapsel nog beter te rangschikken. Daar aan het haar echter niets verder te ordenen valt en ze merkt dat we haar gadeslaan, wagen we een veelbetekenend knikje, dat de bedoeling van een compliment inhoudt... en het ijs is gebroken... Ze zegt iets in het Sloweens maar dat verstaat die vreemdeling niet... Duits?... Ze spreekt het niet?... Engels?... Neen!... Frans wellicht?... Neen!... Italiaans?... "Si, un po'!" Ja, een beetje! En de conversatie komt op gang...

 

Als rozengeur

Het gesprek is nog zeer jong als het meisje, zonder aanleiding en zonder inleiding, plotseling een groot geheim, dat haar wel erg hoog moet zitten, voor de Hollander op tafel legt: "Ik wacht op mijn verloofde, maar" - en dat voegt ze er in dezelfde adem aan toe - "we hebben elkaar nog nooit gezien!... Hij komt uit Canada!"... Aha! Zulk een onverwachte confidentie maakt een naderbij schuiven verdedigbaar. Het is alsof door de prozaïsche wachtkamer van het grensstation eensklaps een geur van rozen waait en alsof de strakke wanden als een waaier opengaan naar de wereld... "Delft waar ge staat want overal waar ge staat is Klondyke", denkt de Hollander zijn lang overleden landgenoot Gerard Bruning na, wat voor hem in dit concrete geval betekent, dat romantiek toch eigenlijk overal te vinden is...

Ergens op de wereld, maar nu niet ver meer hier vandaan, dendert over twee blinkende rails een trein naar Jesenice. En in die trein zit een jongeman voor wie een lange reis haar climax gaat bereiken... In een kale wachtkamer zit 'n meisje uit Ljubljana voor wie 'n eindeloos lijkend wachten tergend langzaam ook naar een climax groeit... Voor haar is het al te veel geweest. Zij kan er niet meer van zwijgen... Daarover moet ze spreken, al is het maar tot een wildvreemde Hollander! Ja, misschien wel juist omdat hij vreemdeling is, wordt hij uitverkoren tot het aanhoren van wat een hart niet verzwijgen kan...

 

Als het hart vol is...

Uitvoerig vertelt zij haar geschiedenis. Het begon met een correspondentie, nu twee jaar geleden. Eigenlijk is hij Oostenrijker, afkomstig uit Villach, maar hij woont sinds zes jaar in Canada. Massa's brieven hebben zij geschreven... Er komen foto's op tafel. "Kijk, dat is hij" en ze overhandigt een foto, waarop een rijzige jongeman naast een luxe auto staat. "Wat is hij groot", zegt de Hollander, wetende dat vele vrouwen gaarne grote mannen hebben. Met zijn als compliment bedoeld oordeel spreekt hij nog de waarheid ook... "En zó kent hij mij! Deze foto heb ik hem gestuurd!" zegt de Sloweense met het hart op de tong. "Maar toen was u toch wel wat voller van gezicht dan nu!" "Och mijnheer, ik ben toch zo nerveus! Ik heb in geen acht dagen geslapen van de spanning!"... Er komen nog meer foto's voor de dag. Van broers en zusters. Dan kijkt ze op haar horloge. Voor de zoveelste maal!... "Over vijf minuten komt de trein! Ik moet gaan", zegt ze nu plotseling opvallend bedeesd zodat er uit haar woorden meer verontschuldiging dan vreugde spreekt...

 

Gemist moment

De Hollander blijft alleen achter. Hij bezwijkt echter spoedig voor de bekoring naar het perron te gaan. "Een mens mag toch zeker wel het perron opgaan!... Ook al weet hij wat er zich zal afspelen!"... Er staat een trein stil op het eerste perron. Helemaal aan het eind van die trein en van het perron staat zij, als eenzaam figuurtje... Nu in een blauwe regenmantel, die haar minder flatteert dan haar rode jumper, die het zo goed deed tegen haar bruin gezicht en kriekzwart haar... Maar dat schijnt ze zelf niet te weten... Achter de stilstaande trein moet die uit Oostenrijk binnenkomen... Het is niet aan bescheidenheid maar gewoon aan achteloosheid te wijten, dat de Hollander tóch geen getuige van de eerste ontmoeting wordt. De Oostenrijkse trein was al eerder bij de douane binnen.

En daar komt het jonge paar al gezamenlijk aangewandeld, zwijgend en onwennig. Zij kennelijk méér verlegen dan hij. Het lijkt haast een verademing, dat ze ons als een "oude bekende" kan begroeten en voorstellen... "How do you do?" brengt een Engels gesprek op gang met de "Canadees", die van de echte situatie niets wetend, plotseling vraagt: "Waarom spreekt u eigenlijk Engels"... "Och ja, u bent Oostenrijker!" Dan maar Duits! Het blijft niettemin een vreemde conversatie want onverschillig welke taal er gesproken wordt, er is altijd één van het driemanschap, die de twee andere niet verstaat... Met haar spreekt hij namelijk Sloweens! De "Canadees" is inderdaad de vlotte maar toch niet te vrije slanke jongeman van de foto... In gedachten heeft de Hollander al de balans opgemaakt: Als hij de Sloweense was... het zou hem niet zijn tegengevallen!... Als hij de "Canadees" was... hij had het slechter kunnen treffen!...

 

Onbekende toekomst

Ten slotte wandelen ze beiden gearmd het station uit. Maar daarbuiten valt niets te beleven. Dan terug naar de restauratie. Ook daar houden ze het niet lang uit. Ten slotte stappen ze maar in de nog stilstaande trein voor Ljubljana... Als de trein twintig minuten later wegrijdt, schijnt de spanning gebroken. Nu praten ze vlot en ze kunnen zelfs lachen. Een laatste groet is voor de Hollander, de enige op het station van Jesenice, die ongezocht deelgenoot werd van hun grote geheim...

Twee zielen, die over een oceaan met elkaar spraken, voert een trein nu naar het Oosten. Wat zal hun toekomst zijn?... De Sloweense zal dit verhaal nooit lezen want de Hollander kent noch haar naam noch haar adres. Toch zal zij hem, die bij een mijlpaal van haar leven stond, wel niet vergeten. Een kleine munt, het karakteristieke Nederlandse dubbeltje, dat hij haar "als talisman" schonk "opdat het geluk zou mogen brengen" kan daartoe het zijne bijdragen...

 

 

 

14. Zacht glijdt 'n bootje over het meer...

 

Daar waar de takken van een paar prachtige treurwilgen, die tot in het water hangen en een zon-doorboord vitragegordijn van het Kurpark vormen, dommelen de bootjes van de gondeliers van Bled. Op een mooie nazomerse zondag, wanneer de dagjesmensen naar Joegoslavisch bekende toeristenoord stromen, is er emplooi genoeg voor de gondeliers maar op een doordeweekse dag kunnen ze het werk best af. Dan dommelen ook zij, geduldig wachtend op hun klanten in de wetenschap, dat deze traag komen zoals in deze tijd van het jaar ook in Bled de dagen trager gaan. De vlakke spiegel van het meer, het eiland in de verte en de beboste heuvels op de achtergrond dwingen tot een rust, waaraan noch toerist noch gondelier ontkomen...

Die bootjes van Bled vormen een prettig decor van het meer. Met hun blauwgestreepte overkapping roepen ze herinneringen aan Lugano op en de gondeliers in hun Dorus-truitjes doen u aan Venetië denken, wanneer zij, staande op de achterplecht, met hun riemen hun bootje naar het eiland wrikken. Misschien hebben de roeiers een vakorganisatie... Misschien ook maar alleen een onderlinge afspraak... Elkaar vliegen afvangen doen ze in geen geval. Het gaat allemaal netjes op beurt. Ge hoeft niet te proberen zelf een bootje met een aantrekkelijke naam uit te kiezen. Het wordt u keurig aangewezen. En dan maar wachten... wachten... tot er voldoende kandidaten voor de tocht zijn...

 

Internationaal

Ook onze "Anika" raakt eindelijk vol en daar gaan we dan! Haast geruisloos glijdt 't bootje over het water. De zon schijnt en er staat geen loofje wind. De nationale vlag blijft slap op de voorplecht hangen, wat misschien wel goed is ook. Hoelang heeft ze niet het weer getrotseerd. De kleuren zijn zó verschoten, dat ze nauwelijks nog te onderkennen vallen, wat ook geldt voor de rode ster, die op de vlag gestikt zit. Klein is het bootje doch groot de variatie van zijn last. We zijn met z'n tienen, maar daaronder bevinden zich - behalve Joegoslaven - toch nog altijd een Italiaans paartje, twee Engelse meisjes en een Nederlands echtpaar.

Doel van iedere boottocht is nagenoeg steeds het eiland aan de achterzijde van het meer, een roeitocht van twintig minuten heen, twintig minuten oponthoud en weer twintig minuten terug. Op het eiland, dat onder "Natuurbescherming" valt, bevindt zich een tussen geboomte verborgen kerkje, een oud-bedevaartsoord. Het kerkje neemt nu de plaats in van een vroegere tempel, die aan de Slavische godin Ziva was gewijd. Het 12de-eeuwse gebouwtje, dat oorspronkelijk van Gotische stijl was, heeft door verschillende restauraties uiteindelijk een renaissance-barok-karakter gekregen en vervult nu gedeeltelijk de rol van museum.

 

Moeilijk geval

Niet het museum en evenmin het kerkje op zich trekt echter de toeristen. Zonder mankeren informeert men naar de "wensklok". De een doet het omwille van de curiositeit, de ander met de gedachte van: Je zou toch niet kunnen weten!... Midden in het kerkje hangt het klokkezeel. Drie maal moet ge hier aan trekken en drie maal uw wens uitspreken... Deze wens zal steeds in vervulling gaan!... Dat wil de folklore!

Slechts éénmaal heeft de klok, die buiten in de toren hangt, voor een moeilijk probleem gestaan, maar aangezien het een diplomatieke klok is, die over een Salomonswijsheid beschikt, heeft zij zich toch weten te redden. Het was in een ver verleden toen een jong echtpaar aan het zeel trok. Eerst sprak zij haar wens, toen hij! De klok krabde zich verlegen achter het oor, maar er was tijd tot denken... Het werd een tweeling, een jongen en een meisje...

 

Historisch

Zo staan ook wij dan nu in het groepje rond het klokkezeel. Een Italiaan trekt aan het touw. Slechts flauw hoorbaar dringt het klokkegelui van buiten door de dikke gewelven. Des te beter hoorbaar daarentegen klinkt de wens van de luider, drie maal herhaald: "Geef mij een motor... geef mij een motor... geef mij een motor!" Als we deze wens voor enige Engelse omstaanders vertalen, klatert er een schaterlach tegen de eerbiedwaardige gewelven... En dit verhaal is in ieder geval historisch, wat misschien niet van dat over de tweeling gezegd kan worden...

De terugtocht over het meer wordt heel wat luidruchtiger dan de heenvaart. De vier nationaliteiten zijn tot een klein gemeenschapje met zijn eigen "historie" samengesmolten. Dat heeft de "wensklok" dan toch in ieder geval bewerkt...

 

 

 

15. Als in Bled de bomen met fruit beladen zijn

 

In Luilekkerland vliegen de gebraden duiven in je mond. Dat in Bled de rijpe pruimen zomaar in je mond vallen, zou een overdreven bewering zijn. Maar zo heel veel scheelt het toch eigenlijk niet. Bled is ontzaglijk rijk aan fruit. Het groeit er in grote overvloed in het stadje zelf en in de omgeving. Dit zou niets bijzonders zijn als het tegelijkertijd ook niet in overvloed op de straat lag. In het veen kijkt men ook niet op een turfje en daarom kan ieder hier zoveel fruit rapen als hij wil. Geen wandeling of er komt gratis fruit bij te pas... Die fruitovervloed vormt zeker voor de Nederlander, die zijn boomgaarden angstvallig beschermt, een curieuze bijzonderheid.

Voor wat de peren betreft moet men wel wat geluk hebben om een goede soort te vinden. De meeste zijn niet uit de hand eetbaar en worden dan ook gebruikt voor het maken van verschillende al of niet alcoholische dranken. De kwaliteit van de appels is goed en hetzelfde geldt voor de pruimen, waarbij de zg. blauwe "kwetsen" de hoofdtoon voeren, soms afgewisseld door kleine, gele pruimpjes. Van deze pruimen bereidt de Joegoslaaf zijn slivovica, het nationale borreltje, dat zich uitstekend drinken laat, wanneer men er eenmaal wat aan gewend is.

Dit seizoen waren de pruimenbomen zo zwaar geladen, dat bij verschillende bomen takken afbraken door hun gewicht. De voorbijganger kan dan maar naar hartelust plukken. Des morgens vroeg, vooral als het des nachts wat gewaaid heeft, liggen sommige wegen bezaaid met fruit, doch de boeren rijden er met hun wagens gewoon overheen. Men beschikt eenvoudig niet over de arbeidskrachten om het op te rapen, werd ons gezegd.

 

Druiven

Wat we over deze fruitrijkdom zeiden, geldt ook voor de krans van kleine dorpjes rondom Bled doch hier moeten dan ook nog de druiven genoemd worden. Er is nauwelijks een Sloweense boerderij te vinden, waar niet een wingerd tegen gevel en balkon omhoog klimt. Het betreft hier kleine, witte druiven zoals men die ook nog wel een enkele keer in onze streken aantreft, waar ze echter wegens gebrek aan zon meestal niet tot rijpheid kunnen komen. Hier in Slowenië hangen de weelderige trossen echter verleidelijk lokkend tussen de grote bladeren. Geen boer, die de vreemdeling een tros zal weigeren, maar dan moet ge toch later dan begin september komen. In deze tijd van het jaar zijn de druiven van Bled en omgeving nog te hard. Een boer in Ripno speet het zo, dat hij - onze teleurstelling ziende - spontaan een glas wijn offreerde in de mening verkerend, dat dit toch ongeveer wel hetzelfde moest zijn als een tros druiven, kersvers van de wingerd...

 

Veel schilderachtigs in Ripno

Met Ripno, dat slechts 700 inwoners telt, hebben we meteen een van de meest karakteristieke dorpjes uit Bleds omgeving genoemd. Het bestaat uit een verzameling boerderijen, die op goed geluk tot een hoopje bijeengegooid zijn. Zacht dalende of klimmende straatjes houden ze van elkaar gescheiden en overal, waar er nog een plaatsje over is, torsen, naast de wingerds, de fruitbomen hun weelde.

Waar ge u ook wendt of keert, er is altijd een schilderachtig hoekje, dat om een foto vraagt of om een kunstschilders roept. Voor wie maar tijd van wachten heeft, daagt er vroeg of laat ook wel steeds een door een os getrokken boerenwagen op om als voorgrondvulling te dienen. Of anders laten de bewoners zich gaarne voor stoffering gebruiken. De mensen hier zijn nog ongekunsteld en weinig aan toeristen gewend. Ze staan graag op een plaatje, maken met plezier een praatje, want ze kennen geen stadse haast en ge slaagt er gemakkelijk in tot in hun woningen door te dringen, want gij zijt als vreemdeling evenzeer een attractie voor hen als zij voor u. Wanneer ge daarbij nog het geluk hebt oudere mensen aan te treffen, die over het algemeen wel Duits verstaan en spreken, wordt het dubbel interessant. Dat een klein kind, bij het zien van de vreemdeling, angstig naar binnen rent of haastig het gordijntje van het raam dichtschuift als het merkt te worden gadegeslagen, zijn ook dingen, die u in Ripno overkomen kunnen.

 

 

 

16. In Bled gaan kinderen het best gekleed

 

Joegoslavië heeft in het Westen de naam een arm land te zijn. En dat is het ook. Nu zou het overdreven zijn te zeggen, dat men daarvan in het als mondain bekend staande Bled niet zo veel merkt maar had men zich dat bij een eerste, oppervlakkige kennismaking wel enigszins anders voorgesteld. En men vraagt zich af hoe de mensen er voor de dag kunnen komen zoals ze doen.

Wat iedereen al vrij spoedig opvalt, is hoe keurig gekleed de kinderen naar school gaan. Eerst dachten wij, dat ze op zijn zondags waren, dat het een feestdag betrof of uitsluitend ging om kinderen, die een school in Ljubljana bezochten, doch met het verstrijken der dagen bleek het iedere dag hetzelfde te zijn. En toen we daarover onze verwondering uitspraken, bevestigde men, dat de Sloweense moeder er een grote eer in stelt de kinderen goed gekleed naar school te zenden en gaarne offers brengt voor dit doel.

Ook de vrouwen in Bled gaan goed gekleed. Niet in westerse zin, waar goed vaak synoniem met duur of modieus is, doch méér in de ouderwetse betekenis van eenvoudig maar netjes. Tenslotte is het dan de man, die de lasten draagt en het daarom met de kleding maar wat minder doet. Een verklaring voor dit opmerkelijke feit, gezien in het licht van de inkomsten en kosten van levensonderhoud, bleef men ons ook nu weer schuldig. Men begreep het zelf niet!... luidde ook hier het antwoord, zoals we dat reeds vroeger elders gehoord hadden.

 

Doe het zelf!

Ook in Bled en omgeving heerst woningnood. Velen bouwen, zoals men dat ook in Canada doet, hun eigen huis in vrije tijd. Natuurlijk met behulp van vaklui. Dat kan een kwestie van jaren worden eer zo'n huis gereed is, doch wanneer men maar eenmaal zover is, dat een deel van het huis betrokken kan worden, behoeft men niet meer zo'n haast te maken. Op tal van plaatsen ziet men op deze wijze huizen in aanbouw na de normale werkuren. Soms werkt er maar één man alleen en meer dan drie tegelijk hebben we er helemaal niet bezig gezien. Sommigen bouwen ook des zondags voort en des avonds bij kunstlicht. Terwijl in Nederland vaklieden in de avonduren voor een zacht prijsje werken, moeten hier echter dergelijke krachten na werktijd extra zwaar betaald worden.

Wat uiteindelijk tot stand komt, mag gezien worden. Het zijn grote riante huizen, die men in Nederland vaak wel villa zou durven noemen. Wij hadden het genoegen te wonen in zo'n zelfgebouwd huis, dat practisch voltooid was. Aangezien Slavonië, waar het beroemde eikenhout vandaan komt, aan Slowenië grenst, had men niet op een parketvloer meer of minder gekeken. Dit soort vloeren kost hier maar een vijfde deel van de Nederlandse parketvloer. Laat in oudere hotels en woningen het sanitair meestal te wensen over, dat van de nieuwere is geheel up-to-date, aangepast aan de westerse opvattingen van comfort.

 

De leeszaal

Hoe kwistig er met fraai hout wordt omgesprongen, leert ook de openbare leeszaal, die iedere dag geopend is. Ze ligt op de beste stand van het stadje boven het Casino, ze heeft wijd openslaande deuren, die toegang geven tot een breed terras boven het meer. Gratis voor niemendal zit ge er prinsheerlijk in gemakkelijke fauteuils met een uitzicht, dat voor dat van het grootste hotel van Bled niet onder doet. De leeszaal, die tevens is ingericht tot showroom van de producten van de nationale industrie en aan een modern maar goedkoop café met een even riant uitzichtsterras gebouwd is, bevat alleen binnen- en buitenlandse dag- en weekbladen en illustraties. Het communistische partijblad "Borba" en de Italiaanse "Unitas" liggen hier broederlijk tussen buitenlandse bladen van andere geestesrichting.

 

Vogels van diverse pluimage

O.a. zagen we van de buitenlandse pers de volgende bladen: Neue Züriger Zeitung, Frankfurter Algemeine Zeitung, Wiener Illustrierte, Presse, Die Welt, Neue Kurier voor wat de Duitstalige betreft. In de Engelse talen waren er o.a. The Guardian, New York Herald Tribune, Illustrated London News. Frans: Le Monde en Paris Match; Italiaans: Corriere della Sera, de reeds genoemde Unitas en Tempo om er maar enige te noemen. En als jongste aanwinst, want vorig jaar was hij er nog niet, het Nederlandse "Parool"... Zo kon het ook gebeuren, dat wij op de dagen toen de Joegoslavische kranten vol stonden van de conferentie van Belgrado met de "neutralen", we in die leeszaal van Bled in een buitenlands blad zaten te lezen, dat Tito een "brutale openingstoespraak" op de conferentie had gehouden...

Sommige Joegoslavische bladen zijn gedrukt in Cyrillisch schrift. O.a. is dit het geval met "Borba", waarvan echter daarnaast ook eenzelfde editie in de Sloweense taal verschijnt.

 

 

 

17. Goedkoop reizen dank zij koerswijziging

 

Gekomen aan het slot van ons reisverhaal willen we nog enige algemene mededelingen doen, die hem, die voornemens is eens een vakantie in Joegoslavië door te brengen, wellicht interesseren. Nu zagen we maar een heel klein stukje van dit grote land. En nog wel een stukje van Slowenië. Slowenië nu is juist niet karakteristiek voor Joegoslavië. Het sluit nog te veel op Oostenrijk aan. Wie hier de Oriënt denkt te zien, heeft het mis. Daarvoor moet je minstens ten zuidoosten van Zagreb komen, bijv. te Serajewo en verder. Dit betekent derhalve, dat de Balkan nog ver is en de toerist die niet van abrupte contrasten houdt, zich in Slowenië best thuis kan voelen.

Een eerste reis naar het naoorlogse Joegoslavië geeft onwillekeurig het gevoel van een stap in het onbekende. De eerste verrassing, waarmee men dan ook geconfronteerd wordt, is de gemakkelijke wijze, waarop de van een toeristenvisum voorziene toerist de grens overschrijdt. De douane maakt het hem niet lastiger dan de douane van welk ander traditioneel toeristenland. Alleen bestaan er enige deviezenbepalingen. Men kan allerlei vreemde valuta onbeperkt invoeren en mee terug nemen, mits men ze aan de grens op een daarvoor uitgereikt formulier in duplo opgeeft. Joegoslavische dinars mag men echter slechts 1500 per persoon invoeren en dan nog in niet grotere coupures dan briefjes van 100.

 

Wisselkoers

De Joegoslavische wisselkantoren betaalden dit seizoen 600 dinars voor een Amerikaanse dollar. Het jaar tevoren, dus in 1960, bedroeg deze koers nog slechts 400 dinars. Het bleek, dat de prijzen de koersverandering niet helemaal gevolgd hadden, hetgeen betekende, dat Joegoslavië in 1961 voor de Nederlander goedkoper was dan het daaraan voorafgaande jaar, ook omdat de revaluatie van de Nederlandse gulden daarbij nog haar partij had gespeeld. We kunnen u verzekeren, dat het schijnbaar niet zo heel grote verschil op het totale vakantiebudget aardig doorslaat. Van verschillende zijden vernamen wij, dat er plannen bestonden volgens welke de koers op 750 dinars voor één dollar zou komen. Indien dit inderdaad geschiedt en prijsstijgingen lopen er niet te hard achteraan, dan belooft het volgend jaar nog goedkoper te worden.

 

Staatsbemoeiing

Wie zijn reis door een reisvereniging klaar laat maken, zal er wel niet veel van merken, maar wie zelf voor zijn logies zorgt, stuit direct op de staatsbemoeiing bij de kamerverhuur. Deze verhuur is namelijk in handen van de staat. Op een "Putnikbureau" bestelt men zijn kamer, betaalt men ze en krijgt men ze toegewezen. U kunt zelf wel een kamer zoeken, doch u hebt toch steeds de staatsbemiddeling nodig om ze te kunnen huren. De verhuurders krijgen via de staat het hun toebedachte bedrag uitbetaald.

Prijzen voor textiel en schoenen liggen ongeveer op het Nederlands niveau maar de kwaliteit is zeer veel minder. Zou men onze kwaliteit eisen, dan komen genoemde artikelen zeer duur uit.

Zeer vele Slowenen spreken Duits, vooral de oudere generaties. Maar men hoort die taal in Joegoslavië niet graag. Daarom verdient het aanbeveling Frans of Engels te spreken of anders in ieder geval te beginnen met de mededeling, dat men Hollander is. De Nederlander wordt als bondgenoot uit de oorlog beschouwd en als zodanig met grote hartelijkheid tegemoet getreden. Op een bank in het park te Bled vroegen wij een naast ons zittende heer in het Duits of hij Duits sprak. Hij snauwde ons een krachtig "Nein!" toe. Eerst toen we hem in het Frans verzekerden Hollander te zijn, brak het ijs... Hij bleek een oud Servisch officier, die vier jaar in Duitse krijgsgevangenschap had doorgebracht. In verhouding tot andere toeristenlanden treft men in Joegoslavië ook weinig Duitsers aan.

 

De keuken

Voor de keuken behoeft men in Slowenië niet terug te schrikken al wordt er knoflook en veel olijfolie gebruikt. Als men zich de spijskaart maar eerst laat verklaren, valt er wel altijd iets te ontdekken, dat de Nederlander vertrouwd voorkomt. Voor te veel aan olijfolie dient men echter wel op zijn hoede te zijn, daar deze in Nederlandse magen laxerend kan werken. Wat soms ook voor de rode Joegoslavische wijn geldt. Met de witte is dit niet het geval. Enig stopmiddel in de reisapotheek kan een uitkomst zijn.

In de keukens worden verschillende bereidingswijzen toegepast, ook Oostenrijkse, Hongaarse, Turkse en Griekse. Tot buitenissige Balkangerechten, die men een keer moet geproefd hebben, behoren de - schrik niet van het woord! - "cevapcici" en de "raznici". Het eerste gerecht bestaat uit gebraden vleesballetjes. Ze worden in porties van 6 tot 12 stuks opgediend en genuttigd met paprika, gebakken uiten en brood.

 

Roosteren in de open lucht

De "raznici" zijn stukjes aan een ijzerdraad of stokje geregen varkens- of rundvlees, dat boven een houtskoolvuur geroosterd wordt. In een hoteltuin van Bled geschiedde dit roosteren in de open lucht, waarbij de pittige geur met de zwierende paren over de dansvloer zweefde. Over smaak valt niet te twisten, maar... een Nederlander kan zich gerust eens aan deze gerechten wagen!

Fooien worden in de restaurants in de prijzen ingerekend. Alleen voor extra diensten verwacht men van de buitenlander tien procent. Geeft men, los van dergelijke diensten, toch fooi, dan wekt dit enige verbazing, die zich uit in een soms tweemaal herhaald: "Hvala lepa"... Dank u zeer!.. Waarmee wij ons reisverhaal dan ook maar eindigen!

 

 

Bronvermelding:

"Mensen en bergen in Joegoslavië" verscheen in 17 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- woensdag 7 juni 1961

- maandag 19 juni 1961

- woensdag 21 juni 1961

- zaterdag 1 juli 1961

- zaterdag 8 juli 1961

- dinsdag 18 juli 1961

- donderdag 20 juli 1961

- donderdag 27 juli 1961

- vrijdag 4 augustus 1961

- zaterdag 12 augustus 1961

- dinsdag 22 augustus 1961

- zaterdag 26 augustus 1961

- donderdag 7 september 1961

- woensdag 25 oktober 1961

- vrijdag 27 oktober 1961

- zaterdag 4 november 1961

- zaterdag 11 november 1961