CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Vacantie in Oostenrijk

 

 

1. St. Anton aan de Arlberg

 

Slechts weinige kilometers ten Oosten van de Arlbergpas, die de waterscheiding vormt tussen Noordzee en Zwarte Zee en waarover ook de grens loopt van de beide Oostenrijkse Bundesländer Vorarlberg en Tirol, ligt Sankt Anton, de hoofdplaats van het Stanzerdal. Met zijn 1700 inwoners is het een klein dorpje, dat echter een grote naam bezit als wintersportcentrum, in Nederland als zodanig bekend sinds onze koningin het voor de eerste maal als vacantieoord uitkoos. Met de klinkende naam in de oren verwacht ook de zomerse vacantieganger een cosmopolitisch dorp te vinden, waarvan de eigen aard onder een vreemd vernis schuil gaat. Des te groter blijkt daarom de verrassing als hij constateert, dat Sankt Anton toch nog zich zelf kon blijven. Deze ontdekking nu was ons in het voorseizoen van de voorbije zomer beschoren.

Sankt Anton is een prettig dorpje, waar men zich vanaf het eerste ogenblik thuis voelt. Door de wat te enge hoofdstraat met haar goed verzorgde huizen, waartussen hotels, pensions en leuke winkeltjes elkander afwisselen, jaagt het verkeer van Oost naar West en omgekeerd, doch men behoeft slechts een zijstraat in te slaan om het echte Sankt Anton in het hart te kijken. Zonder enige regelmaat staan hier de kleine burgerwoningen en de boerderijen schilderachtig verspreid in het ruime dal, dat in het Zuiden begrensd wordt door het Ferwallgebergte en in het Noorden door de Lechtaler Alpen met haar beroemde skihellingen.

 

Dagelijks schouwspel

Van de boerderijen trekt bijzondere aandacht het door de zon - in de loop der eeuwen - zwartgebrande, houten Thönihuis met zijn markante voorgevel. Het is het oudste gebouw van Sankt Anton en staat onder Monumentenzorg. We hebben 't geluk te wonen aan het pleintje van het Thönihuis en zijn daardoor ongezocht iedere dag getuige van het uittrekken en de terugkeer van het vee zolang dit nog niet definitief naar de alp is gebracht. Iedere morgen om zeven uur wordt ons pleintje gevuld met het geluid van de koeklokken, waarvan de draagsters uit alle pijpjes en zijstraatjes naar de verzamelplaats komen, in totaal een vijfentwintig stuks. Daarbij voegt zich dan nog het getingel van de kleinere bellen van een veertig geiten, charmante en schrandere beestjes, zwarte en bruine, wier dametjesachtige trippelgang kwajongensachtig afsteekt bij de lome, bezadigde pas van de glanzend opgepoetste koeien. Onder leiding van een paar herdersjongens gaat het dan, in gescheiden groepen, de bergen in. Weer of geen weer!

 

Het program klopt niet

Tegen zeven uur in de avond keren alle terug op de verzamelplaats, waar de respectievelijke eigenaars hun opwachting maken. Nu kan het wel eens gebeuren, dat een eigenaar zich wat verlaat heeft of dat de dieren iets te vroeg binnen zijn. In zulk een geval krijgt zo'n vergeten koe gelegenheid haar schranderheid te tonen. Hoe vaak hebben we dat vanuit ons raam gadegeslagen. Het begint met het opzetten van grote vraag-ogen: "Waar is mijn baas?" Het beest merkt direct, dat het ritueel niet in orde is. Aarzelend blijft het staan tot de verzamelplaats is leeggelopen. Het kijkt eens naar rechts, eens naar links, schudt meewarig de kop alsof het zeggen wil: "Tjonge, tjonge, hoe zit dat nou?" en dan kiest onze koe voorzichtig zelf haar weg. Bij iedere toegang tot een boerderij blijft ze even staan en kijkt het gebouw onderzoekend aan. "Nee, hier is het niet" en teleurgesteld laat ze de kop weer zakken tot de volgende plaats van onderzoek. Maar ten slotte boekt ze toch succes en belandt op eigen initiatief in haar stal indien inmiddels de eigenaar nog niet is komen opdagen. Zó is Sankt Anton buiten de touristenstroom.

 

Invasies

Overigens loopt het in het voorseizoen met die touristen nogal mee. De meeste pensions zitten met nagenoeg lege kamers en de hotels moeten het van de dagjesmensen hebben. Die dagjesmensen voor Sankt Anton worden aangevoerd door autobussen uit verschillende landen, waaronder Nederland goed vertegenwoordigd blijkt. Sommige van deze bussen blijven slechts enkele uren, andere overnachten om in hotel Post een Tiroleravond van Sepp Staffler, onze buurman voor deze vacantie, bij te wonen. Ge merkt het direct wanneer er weer een invasie heeft plaats gehad. Dan is de rustige hoofdstraat plotseling vol onbekende gezichten en dan worden de lunchrooms, Imbissstuben en souvenirwinkeltjes bestormd en hoort ge ineens Engels, Frans, Vlaams of Nederlands spreken. Zo kon het gebeuren, dat wij op een avond in de hoofdstraat tien mensen telden en dat we alle tien... Nederlanders bleken te zijn... Zulk een samentreffen is echter niet zo verontrustend als het lijkt, want ge kunt er van verzekerd zijn, dat de volgende ochtend de straat is schoongeveegd en dat ge er geen landgenoot meer ontmoet. De invasiebus is vertrokken. Sightseeing jakkert ze naar de Grossglockner toe. Waarmede we maar zeggen willen, dat ge in het beroemde Sankt Anton in het voorseizoen van de zomer nog volop u zelf zijt en bij een wat langer verblijf zelfs het gevoel kunt krijgen tot de ingezetenen te behoren.

 

 

 

2. De gemoedelijkheid gaat er wel heel ver

 

Een vacantie in Oostenrijk bezit vele bekoringen. Drie eigenschappen zijn er echter, welke haar bijzonder aantrekkelijk maken. En deze eigenschappen treft men ook in Sankt Anton - ondanks het grote wintertourisme - nog onbedorven aan. Het zijn de gemoedelijkheid van de bevolking, de min of meer filosofische levensinstelling en... het ontbreken der volmaaktheid... Om met het laatste te beginnen: in Sankt Anton en in het overige Oostenrijk constateert ge nog geen overorganisatie van het tourisme, waardoor alles foutloos en volgens program verloopt. Ge kunt er altijd nog voor een verrassing komen staan, er kan nog iets verkeerd gaan. En iets ontbreken hier en daar doet het er altijd. Zoudt ge dit elders niet accepteren, hier zijn het juist de "schoonheidsfouten", die een Oostenrijkse vacantie zo'n bijzondere charme verlenen. Waarom zoudt ge er ook niet goedmoedig over glimlachen! Ge voelt immers, dat het de Oostenrijker niet op de eerste plaats om uw portemonnaie te doen is. Of ge veel of weinig verteert, ge bent en blijft de geëerde gast. En als ge bij de schoenmaker voor een belachelijk laag bedrag uw schoenen hebt laten repareren, dan weet ge, dat hij er niet een paar schilling heeft opgezet omdat ge vreemdeling waart zoals elders maar te vaak gebeurt.

De Oostenrijker weet ook te leven. Daarvoor werkt hij, maar hij is er tegelijkertijd niet op uit zo spoedig mogelijk rijk te worden, waardoor de arbeid tot een zwoegen en een jacht naar geld verwordt. Daarom mist men bij hem dat gejaagde levensrhythme van altijd maar vooruit. In de plaats hiervan krijgt ge het gevoel, dat het leven nog altijd schoon en waard geleefd te worden is. En wat kunt ge nu voor een vacantie beter wensen.

 

Verregaand

De Oostenrijkse gemoedelijkheid gaat heel ver, zó ver zelfs wel, dat ze soms niet meer van nonchalance te onderscheiden valt. Maar bekoringen heeft ze. We weten het zeker, dat in Sankt Anton de deuren van tal van huizen zelfs des nachts niet gesloten worden, een gebruik in sommige families, dat van generatie op generatie is overgegaan. Wat te zeggen als ge in een winkel voor tien gulden goederen "op zicht" meekrijgt terwijl men niet eens uw naam maar alleen het door u zelf opgegeven adres kent, waar ge logeert. Ons herhaald aanbod om dan tenminste als onderpand toch een fototoestel achter te mogen laten, werd afgewezen met een hardnekkigheid alsof we iets heel geks voorstelden. En we zijn er niet zeker van of men het niet als een tikkeltje belediging ondergaan heeft.

Toen we - ondanks het hondenweer - toch tot een op 2400 meter hoogte gelegen berghut waren doorgedrongen, zagen we ons daar, bij de terugkeer, plotseling tot postambtenaar gepromoveerd. Deze promotie bestond niet alleen daarin, dat wij de post mee mochten nemen, maar ons werd, door verschillende mensen, in totaal een bedrag van vier gulden toevertrouwd voor het aanschaffen van de nog ontbrekende postzegels. Toch had men ons nooit gezien en kende men van ons niets dan de, weer door ons zelf, in het huttenboek neergeschreven naam. Onnodig te zeggen, dat wij ons met extra zorg van onze vertrouwenstaak gekweten hebben.

 

"Tante Pos"

Bij de post is het overigens toch nogal een heel gemoedelijke zaak. Niet alleen gaat ze niet zo vlug, zodat men daarop zelfs een spotliedje zingt, maar de gemoedelijkheid strekt zich voor onze begrippen erg ver uit. In Sankt Anton bezitten de huizen vaak geen brievenbus. Zelfs het kantoortje van de VVV, waar ze toch geen overbodige luxe zou betekenen, mist er een. Als dit kantoortje gesloten is - en dat gebeurt vaak! - weet "Tante Pos" niets beters te doen dan de brieven maar op het stoepje te leggen. Of ze dan nooit wegwaaien? In ieder geval overkwam dit de brief, die wij door een windvlaag zagen meenemen om vijf meter verder terecht te komen. Zonder onze Nederlandse degelijkheid zou hij waarschijnlijk nooit meer zijn bestemming bereikt hebben. Als het toevallig gelegen kwam, bond "Tante Pos" de brieven ook wel eens met een touwtje aan de deurklink van dit kantoortje of stak ze tussen deur en kozijn. Niet van humor ontbloot leek ons het tussen de deur gestoken briefje: "Mijnheer X (hier stond de naam), op het postkantoor ligt een telegram voor u"... Nu moet ge weten, dat het kantoortje soms halve dagen gesloten was. Neen, bij de post gaat het niet zo snel...

Een leuke verrassing vonden we het in de zaak, waar we geregeld een kopje koffie gingen drinken, plotseling met onze naam te worden aangesproken al was hij dan ook Duitsachtig verbasterd. Waar men die vandaan gehaald had? Men moet hem gevraagd hebben aan de postbode, die dagelijks onze krant uit Tilburg bezorgde of aan de zoon van onze hospita. In ieder geval riep dit gebeuren een sfeer van vertrouwelijkheid en huiselijkheid op, die prettig aandeed.

 

Ongekunsteldheid

Waarom we dit alles enigszins uitvoerig verhalen? Omdat al die kleine feitjes zo raak de sfeer van het leven in Oostenrijk en Sankt Anton typeren. Dat leven is er nog eenvoudig en ongekunsteld. Daarom verwonderde het ons niet, dat een moderne muurschildering in de herdenkingskapel op het nieuwe kerkhof, die een Christusfiguur voorstelt, in Sankt Anton nogal wat stof heeft doen opwaaien. "Een Fransoos in een zwembroek" noemt de gewone bevolking deze voorstelling, waarbij we niet weten of de "Fransoos" of de "zwembroek" het ergste is maar we hebben wel geproefd, dat beide begrippen samen iets heel denigrerends betekenen. De sprong van de versieringen van de veldkapellen in de omgeving naar deze "revolutionaire" Christusfiguur is dan ook wel bijzonder groot. Wat men in veldkapellen aan beeltenissen en plaatwerk aantreft, legt nu juist niet getuigenis af van een goede smaak. Veeleer zou het er een belediging van betekenen, indien uit die kapelletjes niet zo'n naïef-kinderlijke charme straalde, dat ge er volledig door ontwapend wordt.

 

 

 

3. Geslaagd avontuur naar Darmstädter-hut

 

"U zult slecht weer treffen, want de wolken drijven het Moosdal in"... Aan de juistheid van deze voorspelling van de zoon van onze hospita twijfelen we geen ogenblik. 't Weer laat zich al verscheidene dagen van zijn slechte kant zien en niets wijst op verbetering. Maar drie dagen geleden hebben we in arren moede besloten vandaag de tocht naar de op 2380 meter hoogte in het Ferwallgebergte gelegen Darmstädter-hut te ondernemen. Weer of geen weer! En zo vindt deze dreigende dag ons reeds des morgens vóór zeven uur op stap. Vol verbeten vastberadenheid om het gestelde doel te bereiken...

In de omgeving van Sankt Anton ligt hoog in de bergen een zestal berghutten verspreid, die men in een dagtocht bereiken kan. Zo'n hut, waar men verversingen kan krijgen, vormt steeds een prettig doel van een tocht. Men dringt er door tot het hart van de bergwereld, kan er zijn rust nemen en dan toch weer vóór de val van de avond zijn thuisbasis bereiken. Zo'n doel vormt ook de Darmstädter-hut van de Österreichische Alpenverein in het Ferwall, een machtige, met gletsjers bedekte berggroep aan de zuidzijde van Sankt Anton. Officieel bedraagt de afstand 3½ uur lopen. En dan praten we niet eens over de terugtocht, die niet zoveel minder eist. Menigeen in Nederland huivert bij de gedachte aan een zeven-uurse "wandeling" maar die weet dan niet, dat het hooggebergte een mens anders maakt en hem tot bijzondere prestaties prikkelt en ook de kracht daartoe geeft.

 

Door het Moosdal

Het Moosdal hebben we acht dagen geleden reeds twee uur ver verkend, zodat het eerste deel van onze tocht over bekend terrein gaat. Maar toch heeft hier ondertussen een ingrijpende verandering plaats gehad. De aanhoudende regen zou het pad niet veel geschaad hebben als maar niet de nacht vóór ons vertrek juist het vee naar de alp was gegaan. Honderden koeien hebben van grote gedeelten van de weg niet meer dan een modderpoel achtergelaten. Gelukkig zijn er nu echter boomstammetjes gelegd over de vele beken, die het pad telkens kruisen en die wij vorige week nog doorwaden moesten. Hier komen we thans tenminste droogvoets over.

Hoewel het bij ons vertrek nog droog is, herneemt de dreinende motregen der voorbije dagen weer spoedig zijn traag getreiter. De grauwe wolken van het Moosdal vluchten echter voor ons uit. Ze doen dat twee uur aan een stuk maar telkens niet verder dan hard nodig, zodat ons zicht voortdurend beperkt blijft. In die twee uur stijgt het pad slechts langzaam en als we ten slotte aan het kleine hoogdal komen, dat de naam van Kartelboden draagt, zijn we nog maar een goede 600 meter geklommen. De kaart geeft hier een hoogte van 1970 meter aan. Kartelboden vormt het verste ons bekende punt. Daarna is alles "terra incognita", dus hier begint het avontuur...

 

Mysterieus oord

Op deze tijd van het jaar - het voorseizoen van de zomer - vormt de Kartelboden een mysterieus oord, dat spreekt van 'n grote verlatenheid, die thans nog geaccentueerd wordt door de laagdrijvende wolkenmassa's, welke het grootste deel van de sneeuwbedekte flanken van de bergen, die dit hoogdal geheel insluiten, aan het gezicht onttrekken. Ach, hoe ver verwijderd lijkt hier de wereld van de mensen! Er is geen ander geluid dan het zachte rutselen van de Moosbeek aan onze voeten. Het water komt onder grote sneeuwvelden uit, zoals we er op onze tocht reeds verscheidene, tegen schuine hellingen, hebben moeten oversteken. Hier en daar loopt de beek echter tussen vers-grazige oevers, die een paar dagen geleden nog met sneeuw bedekt moeten zijn geweest.

Hier vecht het leven om zijn bestaan en maakt het zich gereed voor de altijd weer terugkerende overwinning op de dood. Door dunne sneeuwranden priemt reeds de soldanella haar fijne parasolletje en in het gras slapen de nog gesloten gentianen als opgerolde parapluutjes. Ze wachten slechts op de eerste zonnestralen om dan vlug-vlug hun schade in een korte zomer in te halen. Nog heerst hier eigenlijk de winter maar ge voelt het, dat de natuur op bersten staat om het straks uit te jubelen.

Met een gevoel alsof we in deze verlatenheid zelf met de natuur samensmelten daar er geen ander bestaan mogelijk lijkt, beginnen we aan de laatste etappe. Deze wordt wél een echte klimtocht. In sterke stijging gaat het nu omhoog tegen de rechterwand van het hoogdal. Aanvankelijk over steile sneeuwhellingen en over de resten van een lawine, die grote hoeveelheden aarde meegesleurd heeft, daarna - als we meer de zuidflank naderen - over een stenig pad, waarover op vele plaatsen water stroomt. Soms fluit er een murmeldier en eenmaal staan we tegenover een gems, die wij eer merkten dan zij ons. Enige tellen geeft ze daarom gelegenheid haar goed gade te slaan maar dan krijgt ze ons in de gaten en als een pijl uit een boog schiet ze weg.

 

Vrees...

We zijn reeds boven de 2000 meter. Het uitzicht moet hier fantastisch zijn maar... de nevel verbergt alles. Ook wij raken er steeds meer door omhuld zodat ons slechts enkele meters zicht over blijven. Dan begint het te sneeuwen. In hele kleine vlokjes. Zolang het pad voor onze voeten zichtbaar blijft, dreigt er nog weinig gevaar. Toch wordt het ons dan plotseling bang te moede! Als het pad straks eens onder de sneeuw verdwijnt! Overal op de bergen is al een paar dagen "Neuschnee" (verse sneeuw) gevallen! Dit betekent: geen sporen. Maar er is ook geen zicht! In zo'n geval zullen we de hut nooit vinden! Dat wil zeggen: met drie uur klimmen zonder rust in de benen de terugweg aanvaarden!... Een weinig aanlokkelijk vooruitzicht. Helaas wordt onze vrees spoedig werkelijkheid. Het pad verdwijnt plotseling onder een wel dertig centimeter dikke laag van verse sneeuw. En tóch kan de hut niet ver meer zijn!...

Kalm realiseren we ons de situatie. Het lijdt geen twijfel dat hier het gevaar zich aanmeldt. Wie zich hiervan goed bewust is, heeft het echter bijna overwonnen, wie het niet inziet, gaat groot risico tegemoet. Zolang we de weg, die we gekomen zijn, in de gaten houden, blijft een terugtocht open. Om deze te markeren bouwen we 'n steenman. In de hoop het pad misschien verderop vrij te vinden wagen we ons op de maagdelijke sneeuw, echter niet zonder onze weg met stenen te markeren. Maar er komt geen pad meer onder de sneeuw uit. Zoeken is hopeloos want we weten niet eens of we links of rechts moeten gaan... overal die sneeuw... overal die nevel...

 

Engel uit de hemel...

Nu we eigenlijk niet meer klimmen wordt de koude (we zijn 2300 meter hoog) voelbaar. Een nieuwe gevarenfactor. Maar daar zijn we op berekend. We keren terug naar onze steenman en diepen uit onze rugzak twee wollen pullovers op. Ten slotte gaat er een zijden (dames)doek over het hoofd en... Nog staan we de doek vast te knopen of... we kunnen onze ogen niet geloven!... Daar vlak voor ons duikt uit de nevel als een engel, die uit de hemel nederdaalt, een rijzige mannenfiguur met een lange schop op de rug... Waren we op de Brocken geweest, we zouden aan het spook gedacht hebben. Nu echter denken we aan de "Huttenwirt" (hutbewaarder). We konden hem wel om de hals vliegen! Dat betekent dus geen mislukte tocht!... Hij blijkt inderdaad de Huttenwirt, die afdaalt om een verwacht ravitailleringstransport tegemoet te gaan. We staan op slechts een kwartier afstand van de hut. We behoeven nu maar zijn diepe sporen in de sneeuw te volgen om haar te bereiken. 't Blijkt een zeer kronkelig spoor, dat ons sterkt in de overtuiging, dat we zonder dit teken de hut nooit zouden gevonden hebben.

 

Tóch een man!

Onze aankomst in de hut, waar zich alleen de Wirtin en een jonge Duitser bevinden, wekt nog enige sensatie: "Ach, tóch een man!" roepen Wirtin en Duitser als uit één mond wanneer we onze hoofddoek losknopen. Door dit ongewone hoofddeksel blijken ze ons eerst voor een vrouw te hebben aangezien... In de hut, waar we de tweede gast van het nieuwe seizoen zijn, ligt de gastenkamer koud en verlaten. We mogen onze intrek nemen in de woonkamer van de waard, waar ook de Duitser blijkt te huizen en welk vertrek heerlijk verwarmd wordt door het grote fornuis van de aangrenzende keuken. Onnodig te zeggen, dat na zo'n tocht een warme maaltijd dubbel goed smaakt.

Na een lange rust kunnen we door de nu gedeeltelijk toegesneeuwde sporen toch nog de weg naar beneden vinden. In één ruk gaat het dan naar Sankt Anton, drie uur lopen zonder te rusten, want onderweg is alles nat. Boven alle miserie uit straalt echter de vreugde van het gelukte avontuur.

 

 

 

4. Bergbanen ontwijden heiligheid der bergen

 

Zeer ten ongenoegen van de bergvrienden worden er steeds meer bergen in de boeien van bergbanen en zetelliften gekluisterd. Deze brengen het moderne tourisme in de grote stilte van weleer en dan is het uit met de wijding en de vrijheid. Ook Sankt Anton en omgeving heeft deze tol betaald. Al tientallen jaren bezit het zijn Galzigbaan (2185 meter). Maar toen bouwde, op een kwade dag, het naburige Sankt Christof, dat op de Arlbergpas ligt, ook een "Seilbahn" naar de Galzig. Dat kon Sankt Anton niet op zich laten zitten en sindsdien ontbrandde er de concurrentiestrijd wie de gasten het meeste comfort zou kunnen bieden. Het resultaat daarvan kunt ge heden ten dage zien. Daar waar eerst slechts de ondernemende bergminnaar de zwaar bespijkerde schoen neerzette, verschijnen nu met de "Bahn" touristen op sandaaltjes.

Op de zuidhellingen van de Lechtaler Alpen bevechten skiliften en bergbanen elkaar in een felle strijd. Sankt Christof bezit zijn Galzigbaan en zijn Maienskilift. Sankt Anton heeft zijn Galzigbaan, Vallugabaan (2811 meter), zijn Kapall dubbele zetellift plus zijn slalomskilift en de skilift van het gehucht Nasserein. En nog betekent dit niet het einde van de aanslag op de bergvrede, want reeds werd er een "Seilbahn" geprojecteerd, die de genoemde Kapall straks ook nog met de befaamde Schindlerspitze (2640 meter) verbinden zal. De baan naar de Valluga betekent een stout stuk werk en van de Schindlerbaan zal straks wel het zelfde getuigd kunnen worden, maar toch stemt het tot weemoed hier de cabines te zien zweven naar de verlokkelijkste toppen, die zich weleer slechts met enige moeite veroveren lieten.

 

Eeuwigheidswaarde

Zo denken we terug aan onze tocht van drie jaar geleden naar de top van de Valluga, die berg waarvan de schone Reto-Romaanse naam alleen reeds een verlokking betekent. Vanaf de Ulmer-hut gaat het een uur vrij steil omhoog naar het Valfagherjoch, waar ge eerst recht de bergen in het hart kijkt, dan over de onschuldige Schindlerferner met een klein stukje klauteren naar de Vallugagraat en over deze graat in rechte lijn naar de top, waar als beloning voor de moeite de grote bergvrede wacht.

Ieder uur van bergeenzaamheid betekent eeuwigheidswaarde, heeft eens een alpinist gezegd. Hoe ondergaat ge dat als ge zo zit te peinzen op een top met een wereld aan uw voeten en niets dan toppen rondom u zover het oog maar reikt. Dan kan het soms zijn alsof met de dagelijkse zorgen, die ge al veel eerder zijt kwijtgeraakt, nu ook nog de aardse zwaartekracht van u is afgevallen. Ge voelt u licht als uw gedachten zelf, die nu vleugels gekregen hebben en ge laat u door hen meevoeren naar de verre einders waar alle verlangens van de mensen hun vervulling vinden. Dan weet ge het plotseling: zo'n moment van bergeenzaamheid vormt de afstraling van een oneindig geluk...

Maar daar komt het zachte suizen van de naderende cabine der bergbaan alle gefilosofeer verstoren. 't Is weliswaar nog maar een proefvaart (op de Vallugatop ontbreekt het nog aan ruimte om de grote touristenmassa te ontvangen!) maar in ieder geval zullen we de Valluga definitief uit ons boekje moeten schrappen... En met de Schindlerspitze, over welks graat het zo heerlijk klauteren was, zal spoedig hetzelfde het geval zijn. Zo verdwijnen de vreugden van enige mensenkinderen om plaats te maken voor de geneugten van velen... Wie verliefd is op de bergen, retireert dan maar en gaat op zoek naar andere oorden, die nog niet door de bergbanen veroverd zijn. Gelukkig bestaan er die nog genoeg.

 

Bij de Ulmer-hut

Toch zal hij het altijd jammer blijven vinden van dit gedeelte van de Lechtaler Alpen want de Ulmer-hut (2285 meter), die het uitgangspunt voor de genoemde beklimmingen vormt, heeft zo'n heerlijke ligging. Voor ons behoort ze tot de mooiste en gezelligste hutten, die we ooit bezochten. Die gezelligheid dankt zij vooral ook aan haar grote waranda met veel glas aan de zuidkant. Het uitzicht, dat men van hier geniet, laat zich nauwelijks beschrijven. Op de achtergrond de machtige bergen van het Ferwall, waarin de mooi gevormde top van de meer dan 3000 meter hoge Patteriol domineert, links de goedige Galziglobbes en beneden onder de hut de dalende en rijzende skivelden, die des zomers met bloesem bestikte grastapijten vormen, waarin ge de adem van de aarde ruikt als ge er op uw rug ligt te zonnen.

Vandaag dient het volgens de kalender ook zomer te zijn. Hoog staat de zon aan de hemel. Dat is dus wel in orde maar wat wij ons van drie jaar geleden - omtrent dezelfde tijd van het jaar - als groene grashellingen herinneren, presenteert zich nu als uitgestrekte sneeuwvelden, waarop een gebroken ski nog aan de nu voorbije wintersport herinnert... Een grauw en bruinachtig spoor trekt in grote bogen, soms even dalend maar meestal stijgend, over de witte, zonovergoten vlakten, waarop onze gezellin en wij met langzame maar zekere tred voortstappen naast onze blauwe schaduwen. Overal is de sneeuw nog hard en zij draagt uitstekend zodat de tocht, die overigens wel zweet vergt, toch een waar genoegen betekent. Allang wenkt in de verte de gastvrije hut vanwaar we onze komst met belangstelling weten gadegeslagen.

Zoals steeds wegen de laatste loodjes het zwaarst. Vooral bij de steile toegang tot de Ulmer-hut is dit het geval. Maar boven wacht tenslotte de beloning. Voor een der ramen van de waranda zullen wij weer onze vaste plaats van drie jaar geleden opzoeken. Vandaar zullen we rustend toezien hoe anderen, geoefenden en ongeoefenden, na ons naar boven komen geploeterd langs de goede doch evenzeer langs de verkeerde en dus meer inspanning vergende kant. De sneeuw heeft namelijk het pad overal onzichtbaar gemaakt. Reeds van ver zullen we de zwoegers als zwarte stippen in de sneeuw zien voortbewegen of rusten. De een zal straks monter de hut binnenstappen, de andere, half-uitgeput, méér binnenvallen, maar op alle gezichten zal, bij het opengaan van de deur, die zo vertrouwde glimlach verschijnen van: "Hè, we zijn er dan tóch!" en hun "Grüsz Gott" of hun "Bergheil!" zal die warme klank hebben, welke het alleen bezit onder geestverwanten, die weten wat zij in de bergen zoeken en vinden...

 

 

 

5. Iedere dag betekent een nieuw avontuur

 

Iedere dag in het hooggebergte betekent een nieuw avontuur. Vooral wanneer ge uw tochten in een voorheen nog niet bezocht gebied onderneemt. Overal wacht de bergwandelaar de verrassing. Op de eerste plaats denken we dan natuurlijk aan de vergezichten. Daarnaast echter zijn er de wijzen waarop de route zich langs een "Markierung" naar boven kronkelt en de vorm van de berg zelf. Het kleurige gesteente, de grillige formaties met de meestal fantastische verweringen vormen alle factoren van innige schoonheid. En dan spreken we nog niet van de vreugden van een "Gipfelrast" of de gezelligheid van een rust in een eenzame berghut als beloning van een moeilijke tocht...

Hoewel voor veel bergwandelaars - en ook voor ons - de berg eigenlijk eerst boven de hut - en dat is meestal boven de 2000 meter - begint, geeft ook een berghut zich toch niet zo maar aan iedereen. De berg wil veroverd worden, maar ook de hutten vragen enige offers. Een klimtocht van drie tot vier uur is er meestal wel mee gemoeid om ze te bereiken. Onnodig te zeggen, dat iemand wiens hart en longen niet in orde zijn, er niet aan behoeft te beginnen. De Leutkircher-hut, die op 2251 meter op het Almejurjoch boven Sankt Anton ligt, staat officieel op drie uur genoteerd. Bij zo'n tijd dient ge nog een derde voor rust bij te tellen, zodat ge op vier uur in totaal moet rekenen.

 

Geurende alpenwei

Als we - door het ontbreken van een wegwijzer - aanvankelijk niet op een verkeerd spoor geraakt waren, wat ons op twee uur tijdverlies te staan kwam, zou het op die heerlijke, zomerse dag een bergwandeling uit duizenden zijn geworden. Nu sprak uiteindelijk de vermoeienis wel een woordje mee maar onvergetelijk bleef het tóch. Eerst over stijgende grashellingen, dan door de schaduw van een dennenbos, dat gevolgd werd door wat verspreid staande kruipdennen als de laatste sporen van de bomengroei en daarna door de groene weiden van de alp, die onder de zon straalde in al haar zomerse rust omdat de koeien pas de volgende dag hun intrede zouden maken.

Er is niets heerlijkers dan een bloeiende alpenwei. Wie eenmaal daarvan de geur geroken heeft, raakt deze nooit meer uit zijn herinnering kwijt. Telkenjare opnieuw, wanneer ze het reukorgaan prikkelt, is het of ge plotseling herschapen wordt. Nu in zó innige verbondenheid met de natuur, dat ge u er als het ware een stuk van voelt, waardoor sagen en legenden, die om vele bergen geweven zijn, u zo nabijkomen, dat ge meent er zelf een rol in te spelen...

 

Van geslacht op geslacht

De Leutkircher-hut blijkt pas daags voor onze komst geopend. Dit betekent, dat er nog veel te beredderen valt. De gastenkamer is echter toch reeds in orde. Het betekent ook, dat onze metgezellin en wij als nummer twee en drie van het nieuwe seizoen in het hutboek inschrijven. Een Duits meisje, dat geheel alleen uit de richting van Pettneu naar boven kwam, heeft ons nummer 1 juist voor de neus weggekaapt. Met de hutwaardin mee zijn we dus met z'n vieren in de grote bergeenzaamheid.

Onze waardin blijkt van kindsbeen af gedurende de zomers in de hut te zijn opgegroeid daar haar ouders hiervan niet minder dan dertig jaar achtereen de pachters waren. Daarna is zij getrouwd en heeft de taak van haar ouders overgenomen en keert ook nu weer iedere zomer terug op de plaats, die zij als kind heeft leren liefhebben en waarvan zij nooit voor immer zou kunnen scheiden. Men ziet het vaak in de bergen, dat een hut tientallen van jaren bij dezelfde familie in pacht is. Onze "Wirtin" is dus wel een kind der bergen zou men zo menen, maar dan vertelt ze - langs haar neus weg - dat ze anderhalf jaar... in Haarlem gewoond heeft. Ze spreekt zo waar nog enige woorden Nederlands en verstaan doet ze het zelfs vrij goed. Eens, lang geleden, heeft zij - na lang aandringen van bezoekers van de hut - van haar ouders toestemming gekregen voor drie maanden naar Holland te gaan... De drie maanden groeiden uit tot een jaar met onderbreking van eenmaal vacantie in het vaderland. Maar dat alles is nu voorbij. Het Oostenrijkse meisje in Holland bestuurt nu als vrouw en moeder de Leutkircher-hut, hoog in de Lechtaler Alpen, die zij van Juni tot October niet verlaat. En zij is er gelukkig mee...

 

Melk de dag...

Buiten rondom de hut speuren we volop de intrede van de zomer. Onder de wegsmeltende sneeuw komt het gras vochtig te voorschijn gekropen. De zon probeert het dor te stoven maar de groeikracht is haar te vlug af en wat vandaag nog dor en dood lijkt, zal morgen fris zijn en volop leven. Zó vlug gaat dat hier boven in de bergen. Aan de verleiding u languit op de rug uit te strekken op de warme rotsbodem, omwolkt met de geur van bloemen en een onmetelijke hemel boven het hoofd, kan geen mens weerstaan. Uren kunt ge daar liggen: rusten omdat ge moe waart, genieten omdat hier de dag gemolken wordt...

 

Geborgenheid

Maar zoals bij de Leutkircher-hut was het niet altijd. Op een der volgende dagen presenteerde de Ansbacher-hut (2376 meter) zich op andere wijze. Tot de 2000 meter ging het goed, wanneer een tocht door de regen over een steil en glibberig pad die kwalificatie verdient. Daarna dreigde de natuur ons op dezelfde wijze parten te spelen als bij de Darmstädter-hut in het Ferwall enige dagen geleden. Ook nu volop nevel, sneeuw uit de lucht en sneeuw aan de voet, totdat onder die nieuwe sneeuwlaag het pad verdween. Gelukkig kwam het silhouet van de hut nog juist door de nevel heen en... we waren "gered"... Hier heerste barre winter maar in de hut snorde de grote kolomkachel. Toen we - de kring van drie jeugdige Duitsers verbredend - ons ook om deze kachel schaarden, leek het of alle vijandigheid van de natuur daarbuiten plotseling verdwenen was. Hier voelden we ons geborgen en ervoeren weer eens welk een belangrijke rol de berghut vervult. Niet zonder jaloersheid op de achterblijvende Duitsers hebben we een paar uur later, uitgerust en versterkt, de terugtocht aanvaard door hetzelfde weer! Gekomen zijn we er!

 

 

Bronvermelding:

"Vacantie in Oostenrijk" verscheen in 5 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- zaterdag 5 november 1955

- woensdag 9 november 1955

- vrijdag 11 november 1955

- dinsdag 15 november 1955

- zaterdag 19 november 1955