CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Italiaanse reisbrieven

 

 

1. Het is een lange weg: Tilburg - Paestum v.v.

 

Dat dit jaar onze vacantiereis een doel moest hebben, waar men zo maar niet per bus van Tilburg uit naar toe rijdt, stond vast. We wisten alleen niet zo spoedig of het Paestum of Stromboli zou worden. Paestum, de door de eeuwen verloren gegane Griekse stad, een honderd kilometer ten Zuiden van Napels, waar nu nog prachtige Dorische tempels van vergane grootheid getuigen, of Stromboli, de vulkaan ergens bij Sicilië, waar Jules Verne zijn wandelaars naar het middelpunt der aarde weer aan de oppervlakte liet komen en welk eilandje touristische bekendheid gekregen heeft door de film, die zijn naam draagt. Ten slotte hebben we kruis of munt gedaan en 't orakel zei: Paestum! Gelukkig, dus niet zo héél ver van huis! Niettemin toch altijd nog 5000 km uit en thuis zoals wij het deden per trein, bus en boot...

Nu zouden we de waarheid geweld aan doen als we volhielden, dat het alleen om Paestum begonnen was. Er lag nog een en ander tussen Tilburg en Paestum. Zeker niet het geringste deel van de onderneming. Kijk maar: Verona, Florence, Fiesole, Perugia, Assisi, Rome, Napels, de Vesuvius, Pompei, Herculaneum, Salerno, Sorrento, de kust van Amalfi met Ravello en ten slotte Capri waar niet de rozen van het liedje doch de oleanders bloeiden... We stellen ons voor in een serie artikelen daarover een en ander te vertellen.

Ons eerste genoegen beleefden we aan het reisbiljet. U kunt het kinderlijk noemen of niet, maar we vonden het wát fijn, dat dit zo maar zonder blikken of blozen vermeldde: Tilburg - Paestum v.v. plus de namen van alle plaatsen, die van kindsbeen af onze dromen gevuld hebben. Daar reden we dan: door Duitsland langs vader Rijn, met de Keulse dom, langs de kantenspits van de Ulmer dom, langs de eeuwige Donau, via een gehavend München door een Oostenrijk vol zon en schone herinneringen, langs een gloeiend Innsbruck, via Bolzano, dat al vele jaren her ons hart gestolen heeft, de Lombardijse vlakte tegemoet met als eerste pleisterplaats Verona.

 

Wat een naam!...

Toen we hier des avonds half zeven uit de trein stapten, hadden wij er drieëntwintig uur aan één stuk opzitten. Voor het eerst sinds de oorlog beroerden onze voeten weer eens Italiaanse grond. Verona verwelkomt zijn gasten op een hete zomerdag niet erg hartelijk. Voor het nieuwe station strekt zich een zandige vlakte uit, die een schuchtere poging doet plantsoen te schijnen. Het vergt tien minuten lopen voor men op het grote Corso komt, maar dan ook is men meteen opgenomen in de sfeer van deze stad, die de grootste en schoonste van het Venetiaanse vasteland is en uit wier Rhaetische naam u de bezonkenheid van eeuwen tegemoet treedt als geur van belegen wijn. Ve-ro-na!... Proeft u het?...

't Is Zaterdagavond. Wat het eerst treft - en straks in alle andere Italiaanse steden steeds weer opnieuw zal opvallen - is het mensengewriemel op straat en de levendigheid van de nering. Het eerste vormt een bewijs van de bevolkingsdichtheid en het tweede van het ontbreken van een winkelsluitingswet. Mocht deze laatste er onverhoopt toch zijn, dan onderscheidt ze zich in ieder geval door haar soepelheid. Alle zaken blijken geopend en zo blijft het wel tot een uur of tien.

 

De arena

Men behoeft zich maar te laten meezeulen met de stroom om automatisch verzeild te raken op het plein met de grote, ellipsvormige arena, die tegen het einde van de derde eeuw onder keizer Diocletianus gebouwd werd. Zij ligt daar te dromen als een enorm log beest, veel te groot voor de kooi van de stad, die haar gekluisterd houdt. Het drukke stadsleven spoelt er ver omheen en nu, bij het vallen van de avond, vormt zij een symbool van rust, dat geaccentueerd wordt door een paar zwarte zwaluwen, die boven de steenmassa hun spel spelen. Om een lengte-as van 152 meter en een breedte-as van 123 meter rijen zich de dubbele bogen tot een hoogte van 32 meter. Het schoonst is de noordzijde, waar zelfs een stuk van de buitenmuur met vier arcaden boven elkaar behouden is. Jammer genoeg belet de nauwte van een stille straat voldoende afstand te nemen. Van de andere kant wordt men daardoor echter verplicht stijl omhoog te schouwen langs de verweerde, met onkruid begroeide muren, die daardoor des te grootser werken.

 

Opera's

Eeuwen zijn voorbijgegaan sinds de Romeinen hier hun gladiatoren- en dierengevechten pleegden, maar nog is de arena een levend element in de stad Verona, zij het van vreedzamer aard dan weleer. Sinds tientallen van jaren worden hier namelijk in Juli en Augustus openluchtopera's uitgevoerd, die in de loop der jaren wereldfaam verworven hebben door haar volmaaktheid van stijl en techniek. Opnieuw zit dan de trechter van 43 rijen treden van rode kalksteen des avonds vol met een jubelende volksmenigte, die onder een blauwe sterrenhemel een wonder ondergaat.

Maar Verona bezit veel méér dan zijn arena. Uit een reeks bouwwerken zoals paleizen en kerken spreekt de geschiedenis van eeuwen. In een slecht verlicht stadsdeel dwaalden wij langs de burcht van het geslacht Scaligeri en ook over de merkwaardige Scaliger brug met één meter hoge "trottoirs", grimmige uitzichttorens en ongewoon uitgebikte kapitelen. Prachtig is hier het uitzicht over de rivier de Adige en over de stad; ongeëvenaard ook de gelegenheid tot filosoferen want het is er stil op zo'n avond en de eeuwen wegen hier zwaar.

 

Romeo en Julia, maar ook Otello

Tot de onvergetelijke punten behoort ook de Piazza Erbe, de fruit- en groentenmarkt, in het midden waarvan het Capitello staat, een op vier zuilen rustend baldakijn uit de 16de eeuw, eens de plaats waar de stadsbestuurderen en de burgemeester gekozen werden. Een marmeren zuil elders op de plaats draagt de Madonna van Verona en een tweede zuil het garantiemerk van de Venetiaanse republiek, waartoe Verona eens behoorde, t.w. de gevleugelde leeuw van San Marco. Het gehele plein is omsloten door verschillende verdiepingen hoge gebouwen met fleurige balkons en met slechts weinig hellende daken, waarbij de bovenste verdiepingen vaak loggia's vormen, versierd met bogen en zuilen. De fruitmarkt doet onweerstaanbaar denken aan een operadecor...

De geschiedenis van Romeo en Julia speelt zich dan ook in Verona af en het graf van de beide geliefden kunt ge bezoeken. Otello, de Moor van Venetië, leeft heden ten dage nog. Nu ook in Verona. Hij was wel direct geen Moor meer maar een Italiaanse fruitkoopman. Tegen het sluiten van de fruitmarkt om tien uur ontdekten wij hem onder een kleurige parasol toen zijn collega van zes parasols verder zijn aandacht poogde te trekken met de meermaals herhaalde roep: "Otello!!!... Otello..." 't Verraste ons zo, dat we de adem inhielden tot luisteren. Dat had Shakespeare moeten horen!...

 

 

 

2. Een juweel, gevat in een krans van bergen

 

Het is onmogelijk Florence te naderen zonder van een schier heilige schroom vervuld te raken. Wat een licht is er immers door de eeuwen heen niet over de beschaafde wereld uitgestraald van het onvolprezen Firenze, dat nóg schoner in dichterlijke taal "la bella Florenza" geheten wordt. Als bakermat van de Renaissance kan het er zich op beroemen de eerste plaats in te nemen op het gebied van cultuur. Door Dante schonk het Italië zijn taal, de taal van "het dolce si" zoals de dichter ze zelf noemde, en Giotto luidde de vernieuwing der kunst in. Maar nog een hele reeks andere roemruchte namen zijn onafscheidelijk aan de stad verbonden zoals die van Dante, Machiavelli, Michelangelo, Donatello, Brunelleschi, Leonardo da Vinci, Savonarola, Petrarca en de Medici's om er maar enige te noemen. Reden genoeg dus tot schroom en eerbied.

Wie vanuit Verona via Bologna door het lage bergland, dat bedekt is met de wijnstok en de grijsgroene olijfgaarden, die met de slanke cypressen kenmerkend voor het landschap zijn, Toscane binnenrijdt, wordt reeds vergast op een voorproefje van wat hem te wachten staat. Rustig, licht en vriendelijk doemt de stad op in het ruime dal waar zij, als een reusachtig juweel, gevat zit in een krans van bergen in pasteltinten. Boven alles uit steekt de vermaarde domkoepel met daarnaast de toren van Giotto terwijl als derde garantiemerk voor de stad van de Lelie zich ook de toren van het Palazzo Vecchio (Oud Paleis) aankondigt. Na zo'n ouverture stelt de aankomst aan het hypermoderne station, waarvan - naar ons gevoel - de zijkant aan de voorkant en de frontzijde aan de zijkant ligt, wel enigszins teleur. Maar over die teleurstelling raakt men spoedig heen als men door vaak nog middeleeuwse straten in het hart der stad beland raakt.

 

Palazzo Vecchio

Waarheen zou men zijn eerste schreden anders richten dan naar de Piazza della Signoria, het plein met het unieke Palazzo Vecchio, de Loggia dei Lanzi en het Palazzo degli Uffici. Méér dan enig ander gebouw kenmerkt het Palazzo Vecchio, dat thans als raadhuis dienst doet, Florence. Het ziet er grimmig uit als een burcht, dat het ook eigenlijk geweest is, maar ondanks zijn strengheid van lijn heeft het de eeuwen getrotseerd met een krachtige jeugd. Hier staat de geschiedenis van Florence in de stenen geschreven. Dertig jaar lang hebben in de 13de eeuw de Buondelmonti's met 42 families en de Uberti's met 22 families aan de andere zijde elkaar bestreden. Zesendertig huizen der overwonnenen werden met de grond gelijk gemaakt en hierin schuilt de oorzaak van de onregelmatige vorm van het paleis. Wraakzucht verbood namelijk de architecten te bouwen op de vervloekte grond, waar eens de huizen van de vijanden gestaan hadden. Merkwaardig ook is de gevel door zijn volslagen gemis aan symmetrie en de onregelmatige verdeling van de grote verscheidenheid van vensters. Een onaanzienlijk ijzeren balkonnetje schijnt met wetten der bouwkunst te spotten. Boven de forse tinnen rijst ten slotte, als een stoute zegepraal, de 95 meter hoge toren, die ontstellend is van originaliteit.

Bij de ingang staat een moderne nabootsing van de David van Michelangelo waarvan Florence ook het origineel herbergt in zijn Galerij van Antieke en Moderne kunst. Op een hoek van het paleis klatert het water van de fraaie Neptunusbron, niet ver van de plaats, waar Savonarola het leven op de brandstapel liet zoals een bronzen plaat in het plaveisel getuigt. En dan is er nog het onvergetelijke voorhof van het paleis met zijn deftig bewerkte kolommen, de speelse fontein en het schemerige licht, dat fraai contrasteert met een schuin binnenvallende bundel zon, die zilverend langs het brons van de fontein strijkt en de marmeren treden ervan kleurig doet oplichten.

 

Loggia dei Lanzi

Onbeschrijfelijk mooi is het doorkijkje vanuit het voorhof op de Loggia dei Lanzi, een hal met wijde kruisgewelven, waaronder een verzameling unieke beelden staat opgesteld. Deze Loggia is open aan de kant van de straat en voor iedereen vrij toegankelijk. Ze blijkt een geliefde rustplaats voor vreemdelingen en Florentijnen. Niet op de laatste plaats voor minnende paartjes, die zich nestelen aan de voeten van Perseus, die het bloedende hoofd van Medusa triomfantelijk omhoog houdt. Aan de andere kant van de Loggia dommelt intussen - eveneens wereldvergeten - een zwerver onder de Sabijnse Maagdenroof terwijl duiven trippelen op koning Menelaüs met het lijk van Patroclus. Dit alles speelt zich af onder de ogen van de onbewogen aapjeskoetsiers, die hun voorhistorische vehikels, welke het in Florence nog steeds goed doen, geparkeerd hebben vóór de Loggia.

 

Uffici

Slechts enkele meters hier vandaan ligt het Palazzo degli Uffici, 't museum, waarvan Lorenzo de Medici, il Magnifico, de grondlegger is en dat o.a. een volledig overzicht geeft van de Florentijnse schildersscholen. Daarnaast echter zijn ook andere dan Italiaanse w.o. de Nederlandse vertegenwoordigd. Hier staat men in stille bewondering voor de originelen, waarvan men honderd maal reproducties gezien heeft. Een ereplaats neemt in "De Lente" van Botticelli en diens "Geboorte van Venus". In de afdeling beeldhouwwerken, die eveneens zeer uitgebreid is en zowel antieke als werken uit latere tijd bevat, leert bijv. de Venus de Medici hoe kuis een naaktfiguur wel zijn kan. Nu noemen we hier nog maar één museum. Florence bezit er echter vele, vaak ondergebracht in door hun strakke renaissancelijn streng uitziende paleizen, die de namen van beroemde Florentijnse geslachten dragen.

 

Bargello

Schilderachtig doet vooral het binnenhof van het Bargello aan. De bogen, de zware zuilen, de muren met mos begroeid, de Gothische vensters, de open loggia, de steile monumentale trap vormen een geheel, waarin de ornamenten verrassend uitkomen. Al de elementen van verschillende aard en herkomst, de put, de enorme bassins, het ene oud groen, het andere van profier, de stenen leeuwen en de in steen gehouwen, gekleurde wapenschilden, die in de muur zijn ingezet, worden tot een harmonisch geheel, waarvan men zeggen kan, dat hier inderdaad de stenen spreken. Ze doen het ook in het San Marco klooster, maar hier heerst toch een geheel andere sfeer. Het bergt immers de hemelse sereniteit van de werken van Fra Angelico met de "Boodschap aan Maria", waarvan de Vlaamse schrijver Felix Timmermans op zijn plastische manier zei, dat hij het gevoel had een vinger in de hemel gesopt te hebben toen hij dit meesterwerk had aangeraakt...

 

Marmer...

Zoals Michelangelo in Rome als schilder zijn triomfen viert (hij is trouwens ook met zijn "Heilige Familie" in de Uffici vertegenwoordigd), zo doet hij dit te Florence als beeldhouwer. Zijn grootste werk bevindt zich in de Nieuwe Sacristie, een vierkante grafkapel van de Medici's. Daar liggen bezield de marmeren wonderen van "Dag" en "Nacht", "Dageraad" en "Avondschemering", gesymboliseerd door vier volmaakte naakten, wellicht het schoonst, dat ooit in steen gehouwen werd. Ook het interieur der kapel is rijk met marmer bekleed.

Heel Florence gaat trouwens onder marmer bedolven. Een heerlijk kleureffect wordt hiermee bereikt in de achthoekige kapel dei Principi (Vorstenkapel). En dan niet te vergeten de exterieurs - en vaak ook de interieurs - van de vele kerken. Om er maar enige te noemen: de kathedraal van Santa Maria del Fiore, met de grote door de oorlog zwaar beschadigde en nog niet geheel gerestaureerde koepel van Brunelleschi, de Santa Croce met haar graven van beroemde Italianen en fresco's van Giotto en Cimabue, de Santa Maria Novella met de fresco's van Ghirlandaio, die als diens hoofdwerk beschouwd worden, de klokkentoren van Giotto, los naast de Dom staande, en ten slotte het Baptisterium of de doopkapel, in overeenstemming met gebruik van haar tijd ook afzonderlijk bij de kerk gebouwd. Al deze gebouwen zijn van onder tot boven met gekleurd marmer bekleed, dat bijzonder werkt door zijn vlakverdeling.

 

Poort van 't paradijs

En wat te zeggen van de drie bronzen deuren van de doopkapel met hun met goud bedekte reliëfbeeltenissen! Dante heeft er voor in bewondering gestaan en Michelangelo verklaarde de hoofddeur waardig om als poort van het paradijs te dienen.

Waar ge in Florence ook gaat of staat, overal ontmoet ge de hoogste uitingen van een beschaving in een bloeiperiode en stormen op u af de namen van de geweldenaars, die deze eenzame hoogte wisten te bereiken. Niet voor niets heeft eens iemand Florence het "juweelkistje van Europa" genoemd...

 

 

 

3. De moderne tijd doet Florence geen goed

 

In een vorig artikel hebben we een beetje verteld van het vele schoons, dat in Florence te bewonderen valt. Maar niet hebben we daarbij gesproken van de moeilijkheid het hedendaagse Florence zodanig te beleven en te ondergaan, dat het een merkteken in de ziel achterlaat. Florence in de zomer is niet alleen een benauwde maar ook een erg drukke stad. Langs de monumenten, waaruit de adem van voorbije eeuwen waait, spoelt het jakkerend verkeer van onze tijd. De auto's zijn daarbij nog maar amechtige oude heertjes in vergelijking tot de vele scooters, die - als de straatjongens uit de motorwereld - de heksenketel op volle toeren draaien laten. En daar doorheen zoeken dan nog hele kudden touristen hun weg.

Eerlijk gezegd: Florence is daardoor niet zo aangenaam meer als men zou wensen. Bovendien heeft men het er doorgaans te druk met het afwerken van de plichtmatige programmapunten dan dat er nog tijd voor "helemaal eigen genietingen" over zou blijven. Ten koste van het "program" hebben wij het er echter toch maar eens op gewaagd door wat willekeurige straten van de stad te dwalen. En dan ervaart men hoe schier overal - vaak op de meest onwaarschijnlijke punten - kunst en schoonheid zich onthullen in steeds nieuwe en wisselende vormen als variaties op een enig goddelijk motief. Hier bovenuit springt dan, op de klassiek beroemde punten, plotseling het werk van een groot genie, dat al het eerder geziene in de schaduw stelt.

 

Het leeft...

In sommige straten, die nog een geheel middeleeuws aanzien hebben, staan kleine huisjes dicht op elkaar, als mensen in een gedrang, met deurtjes, die gaten lijken. Één huis is hoog als een toren, een ander laag als een hut, het ene breed en zwaar, het andere nietig. Het één staat wat meer naar voren, het ander achteruit, schots en scheef door elkaar. Ogenschijnlijk niets bijzonder, maar dan opeens wordt de aandacht getrokken door de eigenaardige kleur van een gevel, de vorm van een deur of de lijn van een versiering. Door een lichtval komt er beweging in die lijnen en het al begint te leven. Dan eerst wordt het mogelijk zich te verplaatsen in de tijden die hun stempel op deze stad drukten en dan wordt de merkwaardige Ponte Vecchio, die - als de Rialtobrug te Venetië - geheel bebouwd is met winkeltjes van goud- en zilversmeden, welke onder laaghangende luifels schuilgaan, de echte "Oude Brug". Het zou u nu niet meer verbazen indien ge hier historische figuren in oude kledij tegenkwaamt en zoudt zien binnengaan in zo'n karakteristiek winkeltje om er voor een geliefde een kostbaar sieraad te gaan kopen... Bij zo'n zwerftocht door Florence komen er bekende verzen in u op maar ook verzen, die nog nooit geschreven zijn...

 

Avond bij het Palazzo

Een aangename ontdekking voor ons was het ook te ervaren dat de Piazza delle Signoria, het plein bij het Palazzo Vecchio, bij avond vrijwel verlaten ligt. Hoe druk het er des daags ook zijn moge, des avonds blijkt het leven zich elders af te spelen. Dan is hier het uur van de dromers. Het zijn er maar weinig. Ze zitten op de marmeren treden van de Loggia dei Lanzi, waaronder nu de duiven van het plein slapen en de beelden filosoferen over de geslachten uit alle hoeken der wereld, die zij voorbij hebben zien gaan.

Bestraald door een paar schijnwerpers kijkt het Palazzo Vecchio met zijn nu dreigende toren u nog grimmiger aan dan gewoonlijk. Het is alsof het voorbij zich ziet trekken al de drama's, waaruit de geschiedenis van de stad aaneengeregen zit en die zich in 600 jaren tijd alle op dit plein hebben afgespeeld. Het zijn vele jaren van burgertwist en haat geweest, die een Savonarola op de brandstapel zagen, waarbij de schaduw van de vlammen tegen de paleismuren lekten; ook jaren waarin de grootste aller dichters verbannen werd uit zijn vaderstad. Thans wordt er gewerkt aan de zaligverklaring van Savonarola, en Dante, die nooit erger gehaat werd dan door Florence, is nooit hoger geëerd dan door datzelfde Florence... Gods wegen zijn wonderbaar!... Dat zijn de gedachten, die bovenkomen wanneer we op een zomeravond in de Loggia dei Lanzi zitten met de rug tegen een fraai bronsreliëf...

 

Vluchtheuvel

Wie "na gedane taak" Florence ontvluchten wil om eens echt in zichzelf te keren, kan niet beter doen dan een tochtje te maken naar het hooggelegen dorpje Fiesole, een plaatsje, dat door de Etruriërs, die ook ooit honderd jaar lang in Rome geregeerd hebben, gebouwd werd. Nóg zijn er resten van de oude stadsmuur bewaard gebleven en het dorpje bezit ook Romeinse opgravingen. Het modern tourisme is ook aan Fiesole niet voorbijgegaan. We treffen het echter buitengewoon op onze middag, want er staat maar één bus op het knusse pleintje, dat fleur krijgt door enige kraampjes met fijn en kunstzinnig strovlechtwerk, de sterk verbreide huisindustrie van Fiesole, Florence en enige andere plaatsen in de omgeving. Tot zelfs hele damesrokken uit gekleurd stro blijken er te koop.

Liever dan hier onze tijd te verdoen klimmen we een schuin pad op, dat tegen de helling van een berg naar boven loopt. De rust en de stilte naderen hier het volmaakte. Spoedig houdt de aaneengesloten bebouwing op en dan opent zich een vergezicht op Florence, zó schoon dat de wens opkomt voor altijd te willen wonen in het even lager tegen de helling gelegen huisje, waar - op een pergola - de druiven rijpen en een vijgeboom met wordende vruchten zijn grote, helgroene bladeren beschermend uitbreidt over het dak van halve-bloempotpannen. In een variatie van pasteltinten ligt daar uitgestrekt la bella Florenza, "Florence, la patrie de mon âme", zoals een Fransman zei. De hemel er boven is helder en vredig, in blijde rust met een streep rose-gele wolken aan de horizon en verder zuiver blauw met daaronder weer heel ander blauw van de verre heuvels. Dit zijn de landschappen, die de primitieve Toscaanse schilders afbeeldden.

 

Schoon heimwee...

De hitte van Florence ontbreekt hierboven. Er waait een zoel windje, waarop de cypressen, die overal als orgelpijpen in het landschap verspreid staan, heel licht wiegen. We klimmen alsmaar hoger. Alleen met ons zelf en de natuur tot we plotseling uitkomen bij een zonderling aandoende jonge man, die op een muurtje zit. Hij blijkt idioot en als hij praten wil, stoot hij met moeite geluiden uit, die geen woorden zijn. Toch verstaat hij ons Italiaans als we een andere weg dan wij gekomen zijn vragen om naar het dorp terug te keren. Onze vraag naar het Franciscaner klooster, dat op de top van de 345 meter hoge berg de plaats van een voormalige Romeinse burcht moet innemen, beantwoordt hij met aanduidingen met de hand. Nog hoger moeten we dus zijn. Maar dat lijkt ons te veel voor vandaag. Dus maar weer naar beneden. Het schilderachtige weggetje komt uit in even schilderachtige straatjes met mooie vergezichten aan de andere zijde van het dal dan daar waar Florence ligt. Druiven en vijgen groeien er alom. Nóg zijn ze ver van rijp - vooral de vijgen. Maar de zon stooft er gul en de beloften van de zomer zullen straks zeker weer vervuld worden...

Als we op het pleintje weer in de bus stappen, die de dienst met Florence onderhoudt, weten we, dat we in Fiesole een stukje van ons hart achterlaten... We zullen er wel nooit terugkeren, maar het zal toch altijd schoon zijn naar die terugkeer te blijven verlangen...

 

 

 

4. Het schoonste deel van Italië heet Umbrië

 

Een treinreis van Florence naar Rome voert door de landstreek, die de welluidende naam van Umbrië draagt. De langste maar ongetwijfeld mooiste route gaat over de steden Perugia en Assisië, twee parels in dit gebied, dat voor ons het schoonste van Italië is. Historie, godsdienst, kunst en natuur vormen hier een zó harmonisch geheel, dat men deze synthese tot in het diepst van zijn ziel ondergaan moet om aan het bestaan van zulk een volmaakt geluk te kunnen geloven. Umbrië is een land vol mildheid zoals die straalt van de gelaten van de Madonna's der Umbrische schilders, die men hier pas leert verstaan. Uit Umbrië stijgt een lied van vrede omhoog en in Umbrië voelt men de warme hartslag van al wat edel is. Schrijdend door dit land kan men alleen maar zuchten van ontroering... Zuchten: "God, hoe is zulk een schoonheid mogelijk"...

Het stadje Perugia, dat evenals vele andere kleinere Italiaanse plaatsen enige kilometers van het spoorwegstation verwijderd ligt, heeft zich genesteld op een berg van ca. 500 meter hoogte. De geschiedenis der stad verliest zich in mythen en legenden van een grijs verleden. De traditie verhaalt, dat reeds dertienhonderd jaar vóór Christus enige stammen deze streken bewoonden en dat de "Umbri" de stad gebouwd zouden hebben. De eersten, die er echter hun met die van de Grieken en Egyptenaren gelijk staande beschaving brachten, waren de Etruriërs of Etrusken. Een machtig cultuurvolk, dat ook honderd jaar in Rome geregeerd heeft, doch later in de Romeinen is opgegaan. In tal van kunstwerken hebben zij echter hun sporen nagelaten. Een merkwaardigheid is daarbij, dat de geleerden er tot heden nog steeds niet in geslaagd zijn het geheel eigen schrift van de Etruriërs te ontcijferen.

 

Oudste stad

De bewoners van Perugia, de Perugini, beweren, dat hun stad de oudste van Europa is en vol trots wijzen zij op de nog bestaande gedeelten van de Etruskische stadsmuur en de Etruskische poort, die uit de vierde eeuw vóór Chr. stamt. Deze laatste is een massale stadspoort met aan haar basis breeduitstaande muren en terzijde bebouwd met een huis met een loggia, dat herinneringen oproept aan de Potala, het klooster waar de Dalai Lama te Lhasa in Tibet verblijf houdt. Vlak bij deze poort bevindt zich het prachtige paleis Galenga, waar thans de universiteit voor vreemdelingen gevestigd is. Prof. Guarnieri, die 40 jaar in Nederland aan verschillende universiteiten doceerde en dus voor velen in ons land geen onbekende is, zwaait hier de scepter. Hier worden vreemdelingen uit alle landen der wereld vertrouwd gemaakt met de Italiaanse taal, geschiedenis en kunst.

 

Italiaans in drie maanden

Wij spraken met enige studenten en constateerden met verbazing hoe zij in drie maanden tijd vlot Italiaans spraken volgens de hier gedoceerde methode van prof. Guarnieri. Studeren in Perugia moet een groot geluk zijn omdat alles in de stad van kunst en schoonheid ademt. En wat een liefde straalt er niet reeds uit de naam alleen! Perugia!... Is het niet alsof een moeder de naam van haar kind roept terwijl ze het omhelst?... Welnu, zo is de hele sfeer der stad. Zij straalt ook uit de schilderijen van haar grote zoon Pietro Vannucci, beter bekend als "Il Perugino" van wie men in de stad verschillende werken aantreft. De hoofdstraat van de stad, het Corso, is naar de grote schilder genoemd. Het is op dit geasfalteerde corso, dat in de vroege avond de jeugd van Perugia pantoffelparade houdt zoals bij ons in de Heuvelstraat.

 

Panorama

Het zuidelijk uiteinde van het Corso komt uit op een boven op de stadsmuren aangelegd plantsoen. Het panorama, dat men van hieruit geniet, laat zich nauwelijks beschrijven. Wel drie vijfde van de omgeving kan men overzien. Heel Umbrië ziet men aan zijn voeten uitgestrekt. Dichtbij de golvende heuvels met het grijs-groen van de olijfgaarden, dan een kring van pastelblauw en daarachter, nog dieper blauw, hogere bergen. Vierentwinig kilometer verder naar het Zuiden tegen de hellingen van de Subasio, die een slapend beest lijkt, ziet ge het gezegend Assisië liggen, een land van beloften, stralend in de zon, dat we nog bezoeken moeten doch dat van hieruit reeds vol beloften blijkt. We kunnen eenvoudig niet loskomen van dit panorama, waarin alles spreekt van liefelijkheid. Indien Perugia niets anders te bieden had, ware het een bezoek reeds waard. Maar Perugia schenkt nog veel meer. Daarvoor moet ge gaan naar de noordzijde van het Corso Vannucci en naar de Piazza IV Novembre.

 

De Middeleeuwen

Dit plein is volkomen middeleeuws. Daar treft men op de eerste plaats aan het Palazzo dei Priori, het huidige stadhuis, waarvan zich ook een gevel aan het Corso bevindt. Dit groots gebouw met zijn kantelen wordt tot de mooiste en schoonste van Italië gerekend. Het is een symbool van geschiedenis, macht en kunst, met zijn gigante muren, zijn heerlijke ornamenten en zijn vensters in een zó zuivere en eenvoudige stijl, dat men er door verrukt raakt. En hoe elegant is de waaiervormige trap aan het bordes boven de bogen. De hoofdingang aan deze zijde is ook rijk versierd met bogen en kolommen, die een bewonderenswaardig geheel vormen. Boven deze ingang houden een griffoen en een leeuw van brons (werken uit de 12de eeuw) stukken ketenen en een ijzeren staaf vast. Het zijn de trofeeën die de Perugini bij hun strijd tegen Sienna in 1358 van de poorten van deze stad hebben meegenomen. Zeshonderd jaar hangen hier thans deze ketenen te wiegen in de wind als getuigen van een harde, verre tijd... Het is wel om eerbied te krijgen...

Dit krijgt men ook als men terugkeert naar de Gothische kathedraal San Lorenzo aan de andere zijde van het plein. Ze dateert uit de 16de eeuw. Brede trappen leiden naar de ingang. Links is een loggia met bogen en kolommen. Rechts van de deur bevindt zich een preekstoel tegen de buitengevel, waarop St. Bernardus van Sienna gepreekt heeft. De kathedraal werd nooit afgemaakt volgens de plannen. Dientengevolge is slechts een deel van de voorgenomen karakteristieke marmerbekleding aanwezig. Maar dit gemis valt niet eens op. Het is slechts of dit meesterwerk van Gothiek door de onvolmaaktheid nog volmaakter wordt.

 

De fontein

En dan tussen de genoemde gebouwen in staat op datzelfde plein de grote fontein als een symbool van rust en eenvoud. Deze marmeren fontein, die uit het jaar 1277 dateert, is volmaakt rond en bestaat uit drie boven elkaar liggende bassins. Het eerste bassin draagt versieringen in bas-reliëf, die de twaalf maanden voorstellen, gepersonifieerd door de tekens van de dierenriem. Het tweede, dat gesteund wordt door elegante, kleine kolommetjes, is met 24 beeldjes versierd, die Rome, de Kerk, Perugia, enz. voorstellen. Een groep van drie nimfen, waarover het water naar beneden stroomt in het derde bassin, bekroont het meesterwerk. Het geheel bezit een verrukkelijke élégance door de harmonie der vormen en wordt dan ook niet ten onrechte voor de schoonste fontein uit de 13de eeuw gehouden.

 

 

 

5. Uit Perugia waait de geur van grijze eeuwen

 

't Is wonderlijk! Hoeveel schoons Perugia ook te bieden heeft, door het touristenverkeer overlopen wordt het niet. Zeker niet in de periode, dat wij er twee dagen vertoefden. Dat wil niet zeggen, dat er niet veel "aanloop" is maar de grote kudden, die soms geheel Florence bezetten kunnen, mist men er toch. Zo blijft Perugia nog altijd iets voor de fijnproevers alleen. Velen trekken heen en weer naar Rome langs de directe hoofdverbinding en de katholieke pelgrims, die de omweg over Assisië maken, presteren daarmede gewoonlijk wel het maximum van wat een overladen program toelaat. En hoeveel Rome-reizigers hebben zelfs de naam Perugia nooit gehoord... In vergelijking tot andere beroemde steden in Italië valt de touristische drukte in Perugia dus nogal mee. Daar komt nog bij, dat zij, die de stad wel aandoen, er meestal niet overnachten. Dit betekent, dat men er tegen het vallen van de avond het rijk betrekkelijk alleen heeft. Als vreemdeling tenminste, want Perugini flaneren er genoeg over de geasfalteerde hoofdstraat.

De rust van Perugia biedt natuurlijk een uitstekende gelegenheid tot bezichtiging van de bezienswaardigheden, die met hetgeen wij daarvan in een vorig artikel hebben opgenoemd, nog lang niet volledig zijn. Om Perugia te proeven moet men zeker dwalen door het interieur van het stadhuis, het Palazzo dei Priori met zijn "Notarissenzaal". Én door haar architectuur én door haar fresco's uit de 14de en 15de eeuw wordt zij tot de mooiste zalen van heel Italië gerekend. Moet ge hier tevens zien de pinacotheek Vannucci, veertien zalen met schilderwerken o.a. van "Il Perugino" en zijn leerlingen. Daar ziet ge de Madonna's en heiligen in het groene landschap van Umbrië met uitdrukkingen in het gelaat, zo mild en zo verheven als de natuur, die geheel Perugia omringt. Weer is het "Il Perugino" met zijn school, die de "Cambio", het gebouw van een gilde van geldwisselaars, versierde. Het inwendige van dit gebouw wekt ook zijn bewondering door het weergaloze houtsnij- en inlegwerk zoals men dit laatste ook aantreft in een zaal, die wij tegenwoordig met de Kamer van Koophandel in verband zouden brengen.

 

Alleen maar bewonderen

En nu hebben we nog niet gesproken van de vele kerken, buiten de San Lorenzo. Ook van de overige godshuizen is het ene al eerbiedwaardiger dan het andere. Uit 1302 dateert de San Domenico, die het grootste glasraam van Italië bezit. De San Constanto boogt op nog hogere ouderdom. Zij is van 1143 maar de kroon spant de San Pietro, op enige afstand buiten de huidige stad gelegen. Deze werd gebouwd omstreeks 964 door de H. Petrus Vincoli van Perugia wiens lichaam onder 't hoofdaltaar rust. De ingang is weinig indrukwekkend maar eenmaal binnengetreden slaat men de handen ineen. Wie nooit de grote kerken van Rome gezien heeft, zal deze San Pietro verklaren tot het schoonste wat hij ooit op dit gebied beleefde en ook ná Rome duurt de bewondering voort.

Men staat perplex over het volmaakt harmonische geheel van beeld-, lof- en schilderwerk. Geen steen van het interieur, die geen versiering draagt. Het plafond in verguld houtsnijwerk, de granieten kolommen, de schilderijen en bas-reliëfs, de fresco's, al de soorten marmer, het beeldhouwwerk, het hoofdaltaar van kostbare marmersoorten, de koorbanken, het orgel... 't is alles van dien aard, dat woorden tekortschieten. Maar er hoeft hier ook niet gesproken te worden. Men moet enkel maar bewonderen. En als dan een deur geopend wordt, die uitkomt op een klein balkonnetje, wordt het oog door een nieuw wonder verrukt: het is het land van Umbrië, dat zich vóór Perugia uitstrekt, "het goddelijke Umbrië, dat zich verliest in de verte als een kalme en zwijgende zee"...

 

Aan het eind der stad

Niet in schoonheid maar wél in ouderdom wordt de San Pietro overtroffen door het ver uit de stad gelegen kleine kerkje San Angelo. Het is een voormalig heidens tempeltje uit de 5de eeuw, dat in de 10de eeuw gerestaureerd werd. Geheel rond van vorm doet het aan een grote hut denken. Zestien kolommen van onschatbare waarde, in Corinthische stijl, omgeven het hoofdaltaar en het wijwatervat wordt gedragen door een kolom van Etruskische herkomst. De buitenmuren van het gebouwtje bestaan uit allerlei soorten steenbrokken met hier en daar tussendoor gemetseld stukken van marmeren beelden en monumenten, soms nog met gedeelten van inscripties er op.

Ook de omgeving van het kerkje maakt een zeer bijzondere indruk. Het staat op een dor, door muren omgeven grasveldje, waarin links en rechts antieke steenbrokken verspreid liggen. Geen sterveling laat zich tijdens ons bezoek zien. 't Is een oord van eenzaamheid aan het eind van de stad, gebouwd op de resten van de oude stadsmuur nabij een massieve poort. In een tuintje beneden groeien een paar vijgebomen, waarvan de vruchten voor deze tijd al groot en donker zijn zodat ze wel rijp lijken. De boom is gehavend en het gras er onder verraadt, dat men wel eens bij de vijgen komt. Zijn het geen mensen dan is het toch zeker de zwart-witte kat, die in het eenzame tuintje te zonnen ligt... Het enig levend wezen, dat ons bezoek opmerkt.

 

Als een legpuzzel

Tot heden hebben we nog niet gesproken over de bouw van het oude stadsdeel van Perugia buiten de hoofdgebouwen. Schoner beeld van een middeleeuwse stad is nauwelijks denkbaar en stoute fantasie alléén kan zich niet voorstellen hoe dit gezicht van Perugia er uitziet. Het is een wirwar van trappen, straatjes en gangetjes, bogen en gewelven. Kunstig als een legpuzzel zitten ze in elkander gestoken. Nu eens dalen ze, dan stijgen ze en onverwacht rechte hoeken slaan doen ze altijd. Van wind heeft men hier nooit last en van eventuele regen niet veel. Het aantal karakteristieke hoekjes is ontelbaar. Men kan zich eenvoudig niet keren of wenden, of het oog wordt verrast door iets schilderachtigs. Hier is het een deurboog, daar een terugspringend raam en ginds boeien alleen maar een paar traptreden, waartussen enige bosjes gras tieren, het begerige oog.

De huizen zelf zijn zeer hoog en somber zodat het wel lijkt of ieder in zijn eigen vesting verschanst zit. Naamplaatjes verkondigen, dat achter die sombere deuren mensen wonen en openstaande deuren laten toe te zien hoe er een of ander bedrijfje wordt uitgeoefend. De verlichting is er bij avond schaars en wie in het donker doolt door deze straatjes zoals wij deden, vraagt zich af hoe het in zo'n stadje in de Middeleeuwen met de veiligheid gesteld moet zijn geweest. Wanneer op de ene hoek van zo'n straatje iemand werd aangevallen, was er de andere hoek voor om de aanvaller direct aan het gezicht te onttrekken... Nu is echter in Perugia van onveiligheid geen sprake. De vreemdeling kan er rustig dolen bij dag en nacht. Men moet ook niet denken, dat men hier met achterbuurten te doen heeft en dat het er smerig uitziet. Hoewel de gebouwen van Perugia grauw zijn van het patina der eeuwen - dit maakt ze immers mede zo mooi - presenteert Perugia zich als een zindelijke stad. In de hoofdstraten bevinden zich zelfs met stalen deksels afgesloten putten, waarin het vuil geveegd wordt om dan later te worden opgehaald.

 

Vooral ook... romantiek

Behalve een stad van historie en kunst zouden we Perugia vooral ook een stad van romantiek willen noemen. Een avond op de Piazza onder de bogen van de San Lorenzo met vóór zich de fontein van Pisano en de fraaie gevel van het Palazzo dei Priori of een avond op de wallen met het uitzicht over het land van Umbrië zoals wij die beide mochten beleven, behoort tot het schoonste wat een mens zich fantaseren kan. Voor de romantiek worden huwelijksreizen naar Venetië gemaakt. We zullen daar geen kwaad woord van zeggen, maar degenen, die gevoelig zijn voor oud stedenschoon, zouden in Perugia op zulk een reis zeker ook niet teleurgesteld worden. Als men er maar niet vlug met de auto doorheen rijdt...

 

 

 

6. Santa Maria degli Angeli voorstadje van Assisië

 

Reizen door Italië betekent om de paar dagen een nieuw hoogtepunt beleven. Als ge Perugia gezien hebt, valt het moeilijk te geloven, dat ge nóg grotere schoonheidsontroering ondergaan zult. En toch weet ge, dat Assisië er bovenuit moet stijgen daar dit boven veel van wat Perugia bezit doordrenkt is van de geestelijke sfeer van Sint Franciscus. "Op naar Assisië", luidt nu voor vandaag het parool. Assisië, een naam vol zoetheid, een naam als op de tong smeltend fondant! Dat is Umbrië op zijn verhevenst, in Zondagse feestkledij! Omdat hier niet alleen natuur, kunst en historie samengaan, maar over dit alles, als een geurige wierook, zweven de heiligheid en de wereldhervormende invloed van de dichter van het "Zonnelied"...

We denken dat er wel veel mensen van Perugia zullen optrekken naar Assisië doch dit blijkt een vergissing. Er stappen slechts een paar reizigers in het uit twee rijtuigen bestaande motortreintje. En omdat er na de rit van 24 km door het zonovergoten land van Umbrië in Santa Maria degli Angeli (Onze Lieve Vrouw der Engelen) niemand aanstalten maakt de trein te verlaten, beginnen we zelfs een ogenblik te twijfelen of we dan toch wel werkelijk bij het stationnetje van Assisisch voorstadje staan. Onze pater-bankgenoot, die naar Rome moet, helpt ons echter spoedig uit de droom: "Si signore, è Santa Maria degli Angeli." "Ja, mijnheer, het is Santa Maria degli Angeli"... Nog juist vóórdat de trein zich opnieuw in beweging zet, kunnen we, met onze bagage, op het perron springen. Daar staan we nu als enige gast voor Assisië, waarvan het panorama zich in de verte voor ons openvouwt zodra we het stationsgebouwtje, dat het uitzicht belemmerde, verlaten hebben. We zeggen: in de verte, want de stad ligt altijd nog een kilometer of vier verwijderd tegen de helling van de Monte Subasio, de huisberg van Assisië. Hoewel het pas tien uur in de ochtend is, schijnt de zon reeds moorddadig fel. Ze verguldt het oude stadje, dat nu reeds in een siësta schijnt te sluimeren.

 

Nog geen Assisië

Liefst krijgen we nu maar vleugels om als een vogel neer te strijken op het doel van vele dromen, maar ons geduld dient nog enige tijd op de proef gesteld. Practischer dan direct naar Assisië te gaan is het eerst een bezoek te brengen aan de grote kerk van Santa Maria degli Angeli. Ze ligt maar een kwartiertje van het station verwijderd en reeds hier ademt men volop de hemelse lucht in, die alle plaatsen, waar Sint Franciscus geleefd heeft, omgeeft. Daarvoor moet ge echter weten, dat de plaats, die thans door de kerk wordt ingenomen, in het begin van de 13de eeuw een wildernis was, vol bomen, rotsen en struiken, waartussen toen een kapelletje stond, dat - volgens de legende - in de 4de eeuw door van het H. Land terugkerende pelgrims gebouwd zou zijn. De stilte en de verlatenheid van dit oord maakten op de Heilige zo'n indruk, dat hij deze plek, nadat hij het kerkje van de Benedictijnen van de Subasioberg te Assisië ten geschenke had gekregen, tot verblijfplaats inrichtte. Hij restaureerde het kapelletje en later bouwde hij hier cellen voor zijn volgelingen en ten slotte een klein ziekenhuisje.

Zo vormde deze plek de oorsprong van het klooster, waar Sinte Frans zo gaarne verwijlde. Hier was het, dat Franciscus Clara Sciffi, nadat zij het ouderlijk slot Sasso Rosso ontvlucht was, met zijn medebroeders in de nacht van 19 Maart 1212 opwachtte, en haar als kloosterzuster aannam. Zij werd de stichteres van de Clarissenorde en later de H. Clara, van wier herinneringen Assisië óók vol is. Zeven jaar na de komst van Clara Sciffi vormde hetzelfde kapelletje het middelpunt van het eerste kapittel van de Franciscaanse orde, dat toen reeds 5000 broeders te zamen bracht.

 

Porziuncola

De naam van het kapelletje luidt: Porziuncola, wat eigenlijk "klein stukje grond" betekent. Een vreemd, Latijns woord maar met een bekende klank voor katholieken want hier vond de Porziuncola-aflaat zijn oorsprong. Dit alles zijn dingen, die men weten moet om iets te kunnen begrijpen van de eerbied en ook nieuwsgierigheid, die we voelen als we staan in de schaduw van het imposante monument, waarvóór enige arbeiders werken aan de aanleg van een grootse esplanade.

Monumentaal werkt de voorgevel van de geheel uit gele steen opgetrokken kerk. Als men er van dichtbij langs naar boven kijkt, lijkt het of de torens wel de blauwe hemel raken. 't Wandelen onder de portieken terwijl men binnen kán treden maar nog niet wil, vormt alleen reeds een verfijnd genot omdat deze zelfkwelling de spanning opzweept. We aarzelen dus louter uit plezier en lezen op ons gemak de aankondigingen op het bord naast de ingang. Ze zijn nogal interessant. Aan heren blijkt het verboden de kerk te betreden indien zij geen lange broek en een jasje dragen. Dit laatste desnoods los op de schouders. En: "non sono ammette alla Santa Communione le donne con le labbra tinte"... "Vrouwen met geverfde lippen worden niet tot de H. Communie toegelaten"...

De rust in Santa Maria degli Angeli is volkomen. Gestaag stroomt het water uit de barokbronnen langs de zijwand der kerk. De eigenaars van een paar kraampjes met devotie-artikelen staan wat verveeld te wachten op klanten, die niet komen willen en traag versjouwen de arbeiders aan de esplanade in wording hun keien. Slechts van tijd tot tijd gaat een pelgrim of tourist de kerk binnen. Ver is hier de wereld van het lawaai...

 

Het grote moment

Ten slotte achten we ook ónze tijd gekomen om de kerk binnen te gaan. Eerst worden we gegrepen door de eenvoud en stille grootte van het interieur, het contrast van het kale schip van méér dan honderd meter lengte en de rijke versiering van de zijkapellen. Haast tegelijkertijd echter trekt de blik naar het simpele rechthoekige kapelletje, dat als een blokje uit een bouwdoos ligt onder de door het daglicht doorstraalde koepel. En met Carducci zou men willen roepen: "Frate Francesco, quanto d'aree abbraccia questa cupola bella!"... "Broeder Franciscus, wat een ruimte omarmt deze mooie koepel!"... Hier begon dus de wereldhervormende vernieuwing, die nog volop in onze tijden doorwerkt. Kostbaar kleinood, deze thans aan Maria toegewijde kapel, met haar door fresco's bedekte muren en de vele brandende kaarsen en votieflampen.

Slechts weinige stappen verder brengt de kerk een ander kleinood, de zg. Cappella del Transito, dé doodskapel, gehouwen in een rots. Het is de oorspronkelijke cel met de nog originele, thans door gaas beschermde houten deur, de cel, waarin de H. Franciscus, "liggend op de blote grond" en gekleed in een geleende pij, de laatste adem uitblies... Dit was op 4 October 1226. Later werd de cel veranderd in een rijk versierde kapel.

Speciaal de aandacht trekt een 14de-eeuws terracotta beeld van de Heilige op wiens gezicht hier zulk een uitdrukking van goedheid, geloof, stille droefheid en wereldonthechting ligt, dat men dit beeld, dat aan Della Robbia wordt toegeschreven, niet kan bezien zonder in het diepst van zijn ziel geroerd te raken... Als we ons met moeite van deze plaats hebben losgemaakt, dwalen we door de eveneens bezienswaardige sacristie naar een kloostergang, waar alles rust en sereniteit ademt. In een hoek staat een Franciscusbeeld in pij. Op de handen van het beeld broedt in een nest een tortelduif die de vrede hier accentueert. Even verder, in de openlucht, St. Franciscus met de wolf, die - zoals de legende verhaalt - zijn kwade streken voortaan naliet, na door Franciscus daarover onderhanden genomen te zijn. En dan ten slotte is daar de beroemde Roseto, de Rozentuin.

 

Rozen zonder doornen

In een kleine, door muur- en hekwerk afgesloten ruimte staat een verzameling spichtige rozenstruiken. Het zijn de enige rozen ter wereld, die geen doornen dragen. Jammer genoeg is het thans geen rozentijd en zo zien we ze niet bloeien. Tot aanraken blijkt onze arm te kort. De begeleidende broeder, die met een liefde alsof hij het voor de eerste en niet voor de wellicht duizendste keer deed, de vrome legende vertelt, zegt er het volgende van: "Op een koude Januari-nacht spoorde de duivel St. Franciscus aan zijn lichaam wat beter te verzorgen. Als antwoord daarop wentelde de Heilige zich naakt in de rozenstruiken, die vanaf dat moment, door een wonder Gods, geen doornen meer dragen." En de broeder wijst op de roodachtige vlekjes, hier en daar op de blaadjes, als herinneringen aan het door de Heilige vergoten bloed... Dan toont men u hier nog de kapel van de Rozentuin, die uit drie ruimten bestaat en waarvan de ene, die een meter in de grond wegzakt, wordt aangeduid als de oorspronkelijke cel, waarin de Heilige ook geleefd heeft...

Overal waar ge hier gaat of staat, voelt ge de adem van St. Franciscus. Een wondere bekoring gaat er uit van dit oord. Zó groot is ze zelfs, dat we, eenmaal buiten vóór de kerk in het felle zonlicht staand, geen weerstand kunnen bieden aan de verleiding met een paar pelgrims opnieuw naar binnen te trekken om al het geziene voor de tweede keer te doorleven. Zó is Santa Maria degli Angeli! Overigens ook een naam, die een zin uit het "Zonnelied" had kunnen zijn!''...

 

 

 

7. Aan het eind van de droom ligt: Assisië!

 

Thuis is het gemakkelijk reizen op landkaarten en plattegronden. Daarom hadden we spontaan besloten de vier kilometer, die Santa Maria degli Angeli (Onze Lieve Vrouw der Engelen) scheiden van Assisië, te voet af te leggen. Bestond er in de verbeelding immers nog iets schoners dan door het onvolprezen land van Umbrië de weg te volgen, die meer dan zeven eeuwen geleden Sint Franciscus zo vaak begaan heeft?... Maar ja... de geest is gewillig, doch het vlees is zwak... en de zon schijnt zo warm over Umbrië... En per saldo zijn we helemaal geen Sint Franciscus... Om al de hierboven opgenoemde redenen vinden we ons zelf op die echte Italiaanse zomerdag terug in een comfortabele autobus, die de dienst op Assisië onderhoudt. Tenslotte zijn we daarmede niets gemakzuchtiger dan de drie opgewekte nonnetjes en de bedelmonnik, die met nog vier touristen en een paar inwoners van Assisië ons reisgezelschap blijken uit te maken.

Langs wijngaarden en olijfbomen slingert de asfaltweg zich naar het doel van ons oude verlangen, het stadje, dat schijnt te liggen slapen aan de voet van de berg Subasio. Twee punten trekken hier direct de aandacht. Het zijn het op grote steunbogen gebouwde klooster San Francesco met daarbovenuit de gelijknamige kerk en meer naar rechts, op een heuvelrug, de langgerekte ruïne La Rocca, het kasteel, dat eens Assisië beheerste. Nu nog maakt Assisië vanuit de verte de indruk van een onneembaar fort, dat de Monte Subasio beschermen moet. Assisië is dan ook eigenlijk een fort, echter geen meer om bruut geweld te keren maar een vesting van geestelijke kracht.

 

Eindelijk!...

Door nauwe straatjes wringt onze bus zich naar het hart van het stadje om ons vrij te laten op de Piazza Santa Chiara, het H. Claraplein. Eerst moeten we ons nog ontworstelen aan hotelsnorders, die iedere aankomende bus plegen te bestormen. Als dat gelukt is, halen we eens diep adem alsof we heel de lucht van dit oord willen opzuigen om ze nooit meer los te laten en dan zuchten we voldaan: "We zijn in Assisië!"... "As-si-si-ë!..." echoot de stem van het hart. "As-si-si-ë!..." Het is om tranen in de ogen te krijgen!... We hadden nooit kunnen denken, dat het zó schoon zou zijn! Het is alsof er plots een groot geluk over ons komt. We voelen ons zo vrij en blij, dat we moeite moeten doen aan die vreugde niet luidruchtig uiting te geven.

 

Het begon in Tilburg

Jarenlang rondgedragen verlangens vinden dus toch ooit hun bevrediging! We weten nog precies hoe het verlangen naar Assisië ontstaan is. 't Werd gewekt in Tilburg in de Capucijnenkerk door de wandschildering, waarop Sint Franciscus, kort voor zijn dood, de stad Assisië zegent. We waren een kind maar weten het nog secuur. Toen leek Italië een ver land en nu?... Onze voeten zullen gaan waar Franciscus ging. We zullen dwalen door de straten, waarvan de grijze, verweerde gevels de zang gehoord hebben van de vrolijke Frans en zijn vrienden vóór de grote ommekeer. Door de straten, die de zoon van de rijke lakenkoopman Bernadone in een versleten pij hebben zien bedelen en weldoen, nadat hij zich van de wereld had losgerukt...

We zullen door Assisië gaan, niet in een kudde touristen, maar geheel alleen, als vriend van de stilte, die ook Franciscus zo lief had... En er is nog stilte in Assisië! We vragen ons zelfs verwonderd af: "Hoe komt het toch dat hier niet méér touristen zijn?" We kunnen er niet om treuren!

 

Graf van de H. Clara

Bekomen van de eerste emotie kijken we het pleintje eens rond. Op de plaats waar eens het vaderlijk huis van Sint Franciscus stond, bevindt zich thans de aan de H. Clara gewijde kerk, die direct opvalt door de grote bogen aan de zijkant. Rust en waardigheid spreken er uit de in drie vlakken verdeelde façade, waarin het fraaie roosvenster de aandacht trekt. Inwendig is vooral belangwekkend de rijkversierde crypte onder het hoofdaltaar. In een glazen sarcofaag ligt hier in een met tralies afgesloten ruimte het lichaam van de H. Clara. Een ingetogen non fluistert de antwoorden op onze vragen en steekt ons ten slotte een prentje als herinnering toe. Er hangt in deze crypte een sfeer vol wijding en toch maakt ze tegelijkertijd een feestelijke indruk, die aan juichen denken doet. Een indruk, die nog geruime tijd bijblijft, zelfs als we weer buiten staan, waar op 't pleintje een fontein haar straal de blijde dag inspuit.

 

Als een glimlach

Grenzend aan de kerk bevindt zich een stenen balustrade, die aan één kant het pleintje afsluit. Dit punt biedt een prachtig uitzicht over de streek tussen Assisië en Santa Maria degli Angeli, waar we deze morgen waren. Toch vormt dit pleintje lang niet het mooiste deel van Assisië zoals we op latere dwaaltochten ervaren zullen. Veel rustiger en sfeervoller is het bijv. op het aan vier zijden ingesloten pleintje van de kathedraal van San Rufino. Deze Romaanse kerk met haar rijk versierde gevel en haar machtige klokkentoren biedt het verrukte oog een wonder van kleuren door de verweerde stenen, die tot leven gewekt schijnen door de zon, die er zo gul op te branden staat.

Tot de schoonste belevenissen in Assisië behoort zeker het dolen door de oude straatjes. En welke straatjes zijn hier niet oud! Ook Assisië is een middeleeuwse stad en ook haar straatjes zijn smal. Maar toch weer geheel anders dan in Perugia. Assisië heeft méér licht. Het ademt ruimer, opgewekter en vrolijker dan Perugia. Het oude Perugia lijkt 'n tikje streng, Assisië is als een eeuwige glimlach. Nergens anders dan hier had een Sint Franciscus kunnen leven. Daarvan raakt ge bij een nadere kennismaking met Assisië overtuigd.

 

Straatjes

De straatjes met hun ruwe keienplaveisel stijgen en dalen, duiken onder een boog door, zijn soms geheel overwelfd, bestaan vaak uit slechts enkele trappen en maken plotseling rechte hoeken. Één zijde van 'n straatje ligt bijna steeds in de zon en het andere in de schaduw. De muren der huizen zijn grauw verweerd, het onkruid groeit tussen spleten en groeven. De boogvormige deuren der huizen liggen soms hoog en zijn dan eerst langs enkele stenen treden te bereiken en de weinig-hellende daken bestaan uit rode bloempotpannen, die Felix Timmermans zag als "uitgeholde mosselschelpen". Ieder straatje is het penseel van een schilder waardig. Zo zagen wij toevallig hoe onder een boog, die een straat overkluisde, een oude man aan een bron, die een harde korst brood weer eetbaar trachtte te maken. 't Was een compleet schilderij, volmaakt van kleur en compositie, waaruit daarenboven straalde de armoede van Sint Franciscus, de geest van soberheid en de eerbied voor het brood... Ja, in Assisië liggen schilderijen met wijze lessen op straat...

 

Nog een schilderij

Van schilderijen gesproken! Dan moet ge gaan naar het kleine kerkhofje, dat ge zonder een goede handleiding alleen nooit vindt, omdat het verscholen ligt bij de grote kerk van San Francesco. Na lang zoeken ontdekten we het in de late namiddag toen het daglicht er niet meer zo helder binnen viel. Het is een oude Romaans-Gothische kloosterhof met eerbiedwaardige kruisbogen, die min of meer zigzag een hofje met een Franciscusbeeld omgeven, dat beschaduwd wordt door zwijgende cypressen. Onder de kruisbogen loopt ge over grafstenen met inscripties, waaronder kloosterlingen uit de 14de eeuw rusten. Terwijl in de naastgelegen kerken nog wat late bezoekers ronddwaalden, waren wij alleen in deze kloosterhof, waar geen geluid weerklonk dan dat van onze eigen voetstappen over de grafstenen en soms een vleugelslag van de twee postduiven, die vóór het beeld van Sint Franciscus speelden. Hier wogen zwaar de eeuwen en de stilte was er tastbaar... We zijn gaan zitten op het muurtje, dat de hof omgeeft en hebben wat voor ons zelf alleen gefilosofeerd over de dingen, die de geest hier op een blaadje gepresenteerd werden. Had op een gegeven moment niet de zwaar met ijzer beslagen deur geknarst (de enige toegang tot de hof) en was niet een vriendelijke pater ons komen zeggen, dat de kerk gesloten werd... dan zouden we die nacht opgesloten gezeten hebben in 'n 14de-eeuws kloosterhof bij dode monniken... Wat in Assisië overigens helemaal niet erg is!...

 

 

 

8. Het graf van St. Frans trekt als 'n magneet

 

Een bijzondere plaats van devotie en tegelijk touristische bezienswaardigheid in Assisië vormt de op de noordwestelijke punt van het stadje gelegen kerk van San Francesco. Kerk zeggen we! Het zijn er drie boven elkaar, ieder met een eigen sfeer, sterk met elkaar contrasterend maar één van wijding en sereniteit door de herinneringen aan "Il Poverello".

Komende over de hoofdstraat wandelt de bezoeker automatisch de bovenste kerk binnen. Omdat het oog nog is ingesteld op het felle zonlicht, dat over het plein klatert, maakt de kerk een schemerige indruk doch reeds spoedig past het oog zich aan en dan groeit het interieur tot een machtige, heldere ruimte vol frisheid en plechtigheid. Giotto, de vernieuwer van de kunst, viert hier zijn triomfen op de wanden, waar achtentwintig grote fresco's het leven van de Heilige verhalen. Dit grootse werk wordt algemeen beschouwd als het mooiste gedicht van waarheid en legende, dat ooit door een schilder werd uitgevoerd. De zachte tinten, die de tijd weerstaan hebben, geven aan deze fresco's iets onwerkelijks, waardoor ze een droom benaderen. Nog tal van andere meesterwerken bevat de kerk, waarvan wel de fresco's van Cimabue na die van Giotto de voornaamste zijn.

De beneden-kerk, die onder de eerstgenoemde ligt, is juist het tegenovergestelde van de bovenste. Deze rank, licht en ten hemel strevend, gene laag en gedrukt door de forse gewelven, die echter toch een gevoel van feestelijke vreugde geven door de drukke decoratie, met vele gouden sterren en figuren op een blauwe grond. Dit en de rijke schilderingen van de zijkapellen wekken een heel mystieke sfeer, die als een weldaad neerdaalt over de bezoeker en onweerstaanbaar tot zelfinkeer dwingt. Verschillende reliquieën van de Heilige vallen in deze kerk te bewonderen, o.a. kleding, die Sint Franciscus gedragen heeft.

 

De crypte

Vanuit deze kerk daalt men ten slotte af naar de hieronder gelegen crypte, die een derde kerk vormt. Niet zonder ontroering nadert ge hier de sarcofaag van ruwe steen, waarin zich de relieken van de Heilige bevinden. Deze heilige resten werden eerst in 1818 gevonden, na 52 nachten onverdroten zoeken. Men trof ze aan onder drie zware stenen, waar broeder Elio ze verborgen had. De massa kalksteen, waarin de resten eeuwen gerust hadden, is ook in deze crypte bewaard.

We mogen dan gedacht hebben, dat het in Assisië niet zo druk was, hier bij het graf van de Heilige krijgen we een ander beeld. Het is alsof het als een magneet trekt, ieder die een voet in Assisië zet. Deze crypte blijkt een machtige geloofsbron, waar vurige gebeden en hartstochtelijke smekingen ten hemel stijgen. Het kan nauwelijks anders of de Heilige moet er naar luisteren en ze verhoren...

 

Naar San Damiano

Wanneer we weer buiten staan, hebben we het gevoel of we in onze kleren en in ons hart iets meedragen van de mystiek van deze gewijde plaatsen, waaraan we de herinnering nooit meer zullen kwijtraken... Zó onder de indruk zwerven we naar de andere kant van het stadje. "Zeker man daalde af van Jeruzalem naar Jericho"... We moeten bij ons zelf lachen als deze gedachte zich plotseling naar voren springt. Er is niets wat ze rechtvaardigt dan de immer dalende weg van ruwe keislag, die voert naar het een kilometer of vier buiten het stadje gelegen klooster van San Damiano. "Zeker man daalde af van Assisië naar San Damiano"... We raken die gedachte niet kwijt. Hoewel de weg wat eenzaam is, worden we toch niet door rovers overvallen. Alleen een oud vrouwtje, dat zwaar gebukt gaat onder een bundel takkebossen, komt ons op deze weg tegemoet. Het vraagt een aalmoes, die ge in Assisië nooit weigeren kunt, want ge zoudt het aan Sint Franciscus zelf weigeren. Dat weten ook oude vrouwtjes maar de onze ziet er niet naar uit, dat ze er rijk van wordt...

De weg naar San Damiano ligt wat hol. Op de hoge kanten en op de hellingen van de bergen groeien olijfbomen, even grijs maar veel ouder dan ons vrouwtje. Hier kunt ge leren waarom een olijfboom zo oud wordt. Het zijn verwrongen knoesten, die korte stammen. Vaak geheel uitgehold en nagenoeg verdord en verdroogd naar het schijnt. Maar toch zit er nog ergens een plekje leven en hieruit spruiten de takken, die vruchten dragen. Zo lijkt het of de dood nog leven brengt...

 

Klooster van de H. Clara

In de eerste jaren van de 13de eeuw was San Damiano slechts een eenvoudige en kleine veldkapel. Franciscus bezocht ze gaarne. Het was op deze plaats, dat de Heilige, toen hij in gebed verzonken was voor een kruisbeeld, dat zich thans in de kerk van Santa Chiara bevindt, een hemelse stem hoorde, die zei: "Vade Francisce, et repara domum meam!" ("Ga, Franciscus, en herstel mijn huis!")... Franciscus nam dit letterlijk op en zo kwam hij er toe aan kerkjes te gaan bouwen. Aan de kapel van Porziuncola te Santa Maria degli Angeli en ook aan die van San Damiano. Hij haalde daarvoor zelfs gekke dingen uit. Hij verkocht namelijk stiekem stof van zijn vader en bracht het geld naar de priester van San Damiano voor de restauratie van het kerkje. En toen de priester weigerde het geld te accepteren, wierp Sinte Frans het door het venster naar binnen. Later is het kerkje met aalmoezen gerestaureerd en Franciscus heeft hierbij ijverig meegewerkt. Nóg later is het duidelijk geworden, dat de hemelse woorden een diepere zin hadden dan Franciscus eerst meende... Bij het kerkje is een klooster verrezen, waar de H. Clara en haar metgezellen verbleven en waar de H. Vrouw ook stierf.

Een pater Franciscaan leidt ons en nog een paar bezoekers rond door de gewijde plaatsen. Eerst het kerkje met een prachtig houten kruisbeeld, dat de bijzondere eigenschap bezit drie gelaatsuitdrukkingen te vertonen al naargelang de plaats vanwaar men er tegen aankijkt. 't Is beslist geen suggestie maar zonder de minste verbeelding duidelijk waarneembaar.

 

De Saracenen

Vervolgens worden we rondgevoerd door rotsholen en sombere kamers, waaronder een met fresco's beschilderde kapel, die vroeger een kloostercel was, en verder de gewelfde refter van de H. Clara. Een kruis in de tafel duidt de plaats van de H. Clara aan, zoals op een ruime zolderkamer, die uitziet op een schilderachtige kloosterhof, een kruis tegen de wand de plaats, waar de H. Clara gestorven is, in herinnering houdt. Al deze oorden getuigen van een soberheid en eenvoud, die een werelds mens zich nauwelijks kan voorstellen.

Als we staan in de sterfkamer van de H. Clara opent de pater plotseling een houten deur. Horizontaal schiet de zon, die reeds dalende is, door de kamer alsof ze een hemelse lichtstraal was. Daar onder onze voeten ligt het gezegende Assisië. Het was voor deze deur, dat de H. Clara de Saracenen, die het klooster wilden binnendringen, moedig tegemoet trad met als resultaat, dat de krijgers terugtrokken...

 

Tuintje van de H. Clara

Op zeker moment, als we zijn afgedwaald van ons gezelschap, duiken we uit pure nieuwsgierigheid door een klein poortje met een eeuwenoud deurtje en... daar staan we tot onze eigen verbazing in het "tuintje" van de H. Clara. 't Blijkt een klein, aan drie zijden hoog ingebouwd plaatsje van misschien twee vierkante meter. Aan de kant, die open is en uitzicht geeft naar Assisië en het Westen, bevindt zich op manshoogte het "tuintje", dat eigenlijk niet meer dan een bloembak is. Er groeien enige kleine bloempjes, die nijvere handen blijken te verzorgen. Tegen een der wanden is een grote marmeren plaat bevestigd, waarin het "Zonnelied" van Franciscus gebeiteld staat met de aankondiging, dat het nabij deze plaats gedicht werd... Van welk een verstorvenheid getuigt dit nauwe hoekje en wat een onaardse vreugde stijgt er tegelijkertijd op uit de schone woorden van het "Zonnelied"!... We kunnen eenvoudig niet wegkomen van dit intieme plekje... Er is de aankomst van andere bezoekers voor nodig om ons te verdrijven. Wanneer we even later weer opklimmen naar Assisië, weten we een nieuwe, glanzende kraal te hebben geregen aan het snoer van onze herinneringen...

 

 

 

9. Hoog in de bergen liggen de "Carceri"

 

Wat voor ons Assisië zo aantrekkelijk maakt, is de gelukkige combinatie van wijding, historie en natuur. Kan men er geen stap zetten zonder herinnerd te worden aan St. Franciscus van wiens geest het stadje doortrokken is, men kan evenmin een blik op de omgeving werpen zonder in hoge mate geroerd te worden door de schoonheid van het landschap. Een niet moeilijk te bereiken uitzichtpunt vormt de ruïne van het oude kasteel, die boven op een rots ligt en daarom de naam van Rocca Maggiore draagt. Het toeval heeft gewild, dat ons hotel slechts op tien minuten afstand van de ruïne ligt. Geen schoner avonden zijn er denkbaar dan een Assisische avond, beleefd op de ruïnes van deze rots.

Er komen hier niet zo veel mensen zodat de bewaker er gretig zijn zoontje op afstuurt om te gidsen. Maar er valt hier niets te gidsen. We zullen het zelf wel vinden. Als de knaap slechts zorgt, dat hij de poort openlaat opdat we er zelf weer uit kunnen - daarvoor dient de fooi... Zo zwerven we alleen rond tussen en op de zware muren en torenresten, die nog een uitstekend beeld geven van de kracht welke eens van de burcht is uitgegaan. Het mogen dan maar muurresten zijn, stof tot filosoferen bieden ze te over.

En dan het uitzicht vanaf deze hoogte! Het oog weidt over de lieflijke vlakte van Umbrië van Perugia tot Spoleto, van Montefalco naar Spello, van Santa Maria degli Angeli naar de Madonna della Stella. De hele vlakte beplant met olijfbomen. Dit gezicht roept gedachten op aan een versregel van Carducci, die hij voor deze streek schijnt geschreven te hebben: "il divino del pian silenzio verde"... "het goddelijke zwijgen van de groen vlakte"... Alleen het uitzicht naar de noordkant is wat anders. Daar ontdekt men de sombere kloof van de Tescio. Aan deze kant valt de kasteelberg steil naar beneden. De vlakte heeft hier plaats gemaakt voor wat ruw uitziende bergen, waarvan enkele punten flauw herinneringen aan het hooggebergte oproepen al heeft de streek hier daar nog niets mee te maken. Waar men echter ook kijkt, overal ontmoet het oog een apotheose van harmonische tinten, die verbazen en ontroeren. Ook dit is Assisië!

 

Te voet naar de "Carceri"

Ontroering maakt zich bovendien meester van de bezoeker, die te voet de tocht maakt naar de "Carceri" (gevangenissen), thans een klooster doch weleer een stille plaats waar St. Franciscus en zijn broeders zich gaarne terugtrokken. De Carceri liggen in een kloof op 800 meter hoogte en wel een uur van Assisië verwijderd. Om de hitte van de volle dag te ontlopen zijn we reeds voor zes uur in de ochtend op pad gegaan. Geen groter genot dan deze tocht over het langzaam stijgend pad, dat aan de ene zijde begrensd wordt door de hellingen van de berg en aan de andere kant een vrij uitzicht geeft op een fleurige vlakte, die baadt in de zon. Tegen de bergen weer de ons reeds zó vertrouwd geworden olijfbomen. Ze roepen visioenen op uit de "Divina Commedia", waar Dante in de 13de zang van "De Hel" de zelfmoordenaars uitbeeldt als tronken, gedraaid en knoestig maar toch nog levend, die kermen en bloeden als men een takje breekt. Dit vormt hier dan echter ook wel de enige sombere gedachte. Verder spreekt alles in de omgeving van paradijselijke schoonheid en vrede.

Er is niet veel vertier op de weg. We ontmoeten slechts een boer met een met ossen bespannen wagen (ossen zijn hier de favoriete trekdieren) en een matineuze Italiaanse familie met een auto. Onze informatie naar de juistheid van de weg bij een kruispunt wordt o.a. ook beantwoord met een uitnodiging met hen mee te rijden naar de Carceri. Het aanbod is verleidelijk maar... we moeten het vriendelijk afwijzen. Op zo'n heerlijke ochtend, in zo'n heerlijke streek zou het doodzonde jegens onszelf zijn ons lijf in een auto te hijsen... "We geven de voorkeur aan lopen", zeggen we. Wanneer we op dat moment echter een half uur ouder geweest waren, zouden we zeker niet meer zo'n zelfde resoluutheid bij eenzelfde uitnodiging aan de dag gelegd hebben, want naarmate we verder stijgen begint de zon hinderlijk te worden.

Een eenzaam huis verkondigt met grote letters op zijn voorgevel de roem van Franciscus maar ook van Italië: "L'Italia con S. Francesco ha dato il plu Santo dei Santi al Christianesimo e all'umanità"...heet het daar. "Italië heeft met St. Franciscus de heiligste der heiligen aan het Christendom en aan de mensheid gegeven"... We zijn dus wel op de goede weg naar de Carceri.

 

Openbaring!...

Een soort holle weg, die geheel met bomen overhuifd is, geeft een voorproefje van de stemmige omgeving, die ons wacht. Plotseling staan we dan voor een gemetselde boog, waaronder het schemerig is doch waarachter het zonlicht plast op een binnenplaatsje, zo schoon, zo vol kleur, zo oud, zo eerbiedwaardig, zo vol wijding - en dit alles door zijn eenvoud! - dat ons de tranen in de ogen springen. Dit is een plaats, die wij ons ooit gefantaseerd hebben!... De grote stenen, waarmee ze geplaveid is, het afdak met de bloempotpannen, het kleine klokkentorentje, de verweerde muren, de put met ijzeren ophaalwiel er boven en de putketel terzijde hangend... 't Is alles zo ontroerend schoon, dat ge niet begrijpt waarom hier niet heel de dag door schilders zitten... Het verzoek bij het betreden van dit oord de stilte in acht te nemen, zou er niet door in het gedrang komen want hier kan niemand de lust bekruipen leven te maken... Onze Italiaanse familie van onderweg is reeds gearriveerd. Te zamen bewonderen we. Echter toch niet zo geluidloos of een pater heeft onze komst gemerkt. Zacht draait de zware deur onder het afdak open en we worden genodigd tot binnentreden.

 

Vrome legenden

Dan worden we rondgeleid door vrome plaatsen en in 't klooster dat gedeeltelijk in de rotsen blijkt te zijn uitgehouwen. De pater toont ons een dubbele grot. In het ene gedeelte placht St. Franciscus te bidden, in het andere was zijn slaapplaats op de naakte stenen. Iedereen verwondert zich over de korte ruimte, die Franciscus zich tot legerstede gekozen had. Dit verwekt meer verbazing, dan het welbekende feit van op de stenen te slapen.

Nabij de grot wordt onze aandacht gevestigd op een rode steen. Volgens de legende sluit hij de doorgang af, waardoor de duivel ontvlucht is na een vergeefse poging Franciscus te verleiden. En daaronder is de kloof, waarin de duivel neerstortte. Men toont ons een beek, die Franciscus deed uitdrogen omdat het gemurmel het gebed van zijn medebroeders verstoorde, men wijst de tussen struikgewas verborgen spelonken van medebroeders van Franciscus en ten slotte staat er ook de eeuwenoude eik op de takken waarvan zich de vogels neerzetten om door de Heilige gezegend te worden.

 

Nog steeds: Franciscus

Hier onder de bomen is het schemerig en vochtig want in dit deel der kloof schijnt nooit zon door te dringen. Nog is het hier stil en eenzaam zodat men een beeld krijgt van de verlatenheid, die hier zeven eeuwen geleden geheerst moet hebben. Dit oord vormt wel een tegenstelling met het zonnige voorpleintje van het klooster. Maar toch is het ook hier aangenaam toeven vanwege de vele herinneringen aan Franciscus en ook al om de kinderlijke vreugde, waarmede de pater ons in de kleine holte van de rots een vogelnest toont. 't Is of er ons plotseling een tweede Franciscus tot leidsman geworden is en als de pater zo direct in navolging van zijn illustere voorganger ook tot de vogels begint te preken, zullen we ons daarover op dit moment niet verbazen. Maar de pater preekt niet. Hij neemt ons mede van de koele tuin naar het nog koelere klooster door smalle, in de rotsen uitgehouwen tunnels om ons via een kleinere deur dan die door welke wij zijn binnengekomen, weer terug te geven aan het heldere zonlicht van het onvergetelijke binnenpleintje.

 

De tocht naar de Carceri is lang en warm wanneer men hem te voet maakt. Wie hem echter verzuimt, kan niet met recht zeggen Assisië gezien te hebben want dit oord is van wezenlijke betekenis voor het leven van Sint Franciscus. Afgezien daarvan vormt het ook thans nog een plekje van gewijde stilte en hemelse vrede, die zelfs een mens uit de atoomeeuw nog goed kunnen doen.

 

 

 

10. In Rome betekent een steen 'n tijdperk

 

Misschien verdient het op een Italië-reis aanbeveling maar het eerst naar Rome en pas daarna naar Assisië te gaan. Wie eenmaal geproefd heeft van het zoete nagerecht, dat dan Assisië zou moeten heten, kan maar moeilijk aan de hoofdschotel Rome wennen. Er zit dan een fout in het menu. Tenminste zó hebben wij het gevoeld. Daar ligt misschien de oorzaak, dat we ons zelf in Rome zo'n beetje verloren voelden lopen. Het feit, dat we slechts zo weinig tijd konden besteden aan een stad waar men maanden voor nodig zou hebben, heeft daartoe wellicht ook nog het zijne bijgedragen.

Hoog zijn de verwachtingen gespannen als men voor het eerst van zijn leven vanuit de trein de koepel van de St. Pieter waarneemt, die echter spoedig daarop weer verdwijnt achter de moderne gele en witte huizenblokken van de nieuwe buitenwijken, waarlangs de trein een bocht van ongeveer vijf kilometer beschrijft alvorens de reiziger op het station Termini uit te laten. Dit station behoort tot een der wonderen van de moderne tijd. Het is een kopstation en bezit niet minder dan 32 perrons op elk waarvan twee treinen tegelijk kunnen vertrekken als het nodig is. Men vindt er mooie restaurants en zelfs gelegenheid tot het nemen van een bad voor de civiele prijs van 30 lires. Tussen de restaurants met tal van andere afdelingen bevindt zich een vrije passage zodat het lijkt of er een straat door het station loopt. Ondanks zijn uitgebreidheid is, dank zij de practische inrichting, het vinden der treinen zo gemakkelijk, dat men het zelfs aan een kind kan overlaten.

 

"Eeuwige stad"

Bij het verlaten van het station maakt Rome op het eerste gezicht de indruk van een gewone grote stad, waar het alleen maar extra druk is. Eerst later, wanneer men enige beroemde punten der stad bezocht heeft, begint men onder de indruk te komen en voelt men Rome langzaam in zich groeien als "la Città Eterna", de "Alma Mater", waaruit de westerse beschaving ontsproten is en sinds haar bestaan gevoed werd. Dan ervaart men hoe te Rome iedere straat, ieder plein, ieder monument en iedere steen een tijdperk vertegenwoordigen. Dan echter raakt men ook overtuigd van zijn machteloosheid om Rome in de greep van een paar krantenartikels te omvatten...

Gelukkig echter stonden we niet voor de moeilijkheid van de vraag: "Waar te beginnen?" Vanzelfsprekend zijn onze eerste schreden naar Vaticaanstad en de St. Pieter geweest. Sinds de aanleg van de Via della Conciliazione, waarvoor hele huizenblokken moesten worden weggebroken, heeft het St. Pietersplein een grandioos entree. Reeds van verre wordt men "met open armen" ontvangen door de beroemde colonnade van Bernini, waartussen de St. Pieter gevat zit als een edelsteen.

 

Alleen bewonderen

Op het plein spuiten twee grote fonteinen, die mooi zijn door de eenvoud van uitvoering, en tussen de kolommen aan de voet waarvan velen verpozing en schaduw zoeken, speelt de zon een spel van licht en donker. Het hele complex van de St. Pieter is door de colonnade vol symboliek, die suggereert de wereldomvattende betekenis van het Christendom. Met meer dan gewone plechtigheid beklimmen we de trappen van de St. Pieter. Rechts, bij de hoofdingang van het Vaticaan, staat een soldaat van de Zwitserse garde in zijn fleurige operettedracht op wacht en in de gang beent een reus van een officier op en neer. De St. Pieter zelf wordt bewaakt door mannen in een soberder kledij met zilveren uitmonstering en een Napoleonssteek op het hoofd. Zij waken er zorgvuldig voor, dat niemand met onbehoorlijke kleding binnenkomt (wat niet alleen voor dames geldt) en dat er niet gefotografeerd wordt.

Zoals het velen eerder verging, overkomt ook ons. Op het eerste gezicht maakt de St. Pieter niet de indruk, welke men zich heeft voorgesteld. Naarmate men er echter langer rondwandelt, groeit hij steeds meer boven u uit totdat men eindelijk tot de ontdekking komt, dat het middenschip eigenlijk een enorm marmeren plein vormt en de bezoekers, in vergelijking tot de afmetingen, slechts vliegen zijn. Ja, hier onder die enorme koepel van Bramante zou de dom van Utrecht zijn hoofd niet eens stoten. De ruimte alleen reeds getuigt van oneindige majesteit.

Al ronddolend raakt men in extase over de rijkdom van het marmer en het grote aantal monumenten en kunstwerken. Een stad, die maar één van de vele werken, zoals daar bijv. is de beroemde "Piëta" van Michelangelo, haar eigendom zou kunnen noemen, zou daar voor heel de wereld trots op gaan. De emotie, die een katholiek (en ook niet-katholiek) hier ondergaat, laat zich niet onder woorden brengen en daarom is het zo juist wat eens iemand schreef: "De St. Pieter wordt niet beschreven! Men bewondert en bemint hem!"...

 

Daar is de Paus!

Hoewel tijdens ons bezoek aan Rome de Paus reeds enige tijd hersteld is, geeft hij nog geen openbare audiënties. Maar ook de H. Vader weet, dat Rome bezoeken zonder de Paus te zien voor pelgrims een teleurstelling betekent. Daarom verschijnt Z.H. twee maal per dag nl. om 12 uur en des avonds om 8 uur voor een raam van het Vaticaan. Hoe de vreemdelingen het te weten komen, is een raadsel. Het schijnt als een lopend vuurtje onder hen rond te gaan en zo komt het ook ons ter ore. Dus zorgen we tegen 12 uur present te zijn op het St. Pietersplein. Een grote mensenmenigte heeft zich hier reeds verzameld en naarmate de klok naar twaalven gaat, stroomt ook de St. Pieter verder leeg. Kort te voren waren wij er nog zelf in doch eerst nu alles haast tegelijkertijd naar buiten komt, zien we tot onze verbazing hoeveel mensen de St. Pieter geborgen heeft zonder dat het ons daarbinnen was opgevallen.

Voor welk raam zal de Paus verschijnen? Niemand weet het. Foto- en filmtoestellen worden in stelling gebracht en alle blikken zijn strak gericht naar de hoge gevel van het Vaticaan. Dan dreunen twaalf slagen van de klok door de luidsprekers op de St. Pieter en als deze even verstorven zijn, gaat het tweede raam rechts op de bovenste verdieping open en boven de drempel verschijnt een witte vlek. Het is het hoofd van Z.H., die blijkbaar een trapje beklimt want langzaam verschijnt het hele bovenlichaam. Daar is de Paus!... "Viva il Papa!"... dondert het over het plein, waar nu duizenden verzameld zijn doch dat toch nog vele duizenden meer zou kunnen bevatten.

 

De zegen

De Heilige Vader breidt twee witte armen uit en wuift met beide tegelijk. Minuten lang duurt dit wuiven terwijl de menigte maar "Viva il Papa!" (Leve de Paus) roept. Velen kunnen hun ontroering niet bedwingen en moeten zich tranen uit de ogen wrijven. Dan laat de H. Vader de linkerarm zakken en heft de rechter voor zich uit. Een deel van de menigte knielt neer en met langzaam en plechtig gebaar geeft de Paus zijn apostolische zegen. Dan gaat de H. Vader weer langzaam het trapje af. Nu echter schijnt de menigte haar emotie te boven en komt ze eerst voorgoed los. Als de H. Vader reeds weer verdwenen is, begint ze in rhythmische dreun te roepen: "Vogliamo il Papa!... Vogliamo il Papa!"... "Wij willen de Paus!"... en een grote groep Spaanse vrouwen met mooie, zwarte kanten doeken op het hoofd zingt met hoge stem een Spaans Marialied. Het ene couplet volgt op het andere. Ze weten van geen ophouden maar de H. Vader keert niet terug. Als ten slotte het Vaticaanse raam gesloten wordt, verspreidt zich de mensenmassa, waarin ongetwijfeld de gehele wereld vertegenwoordigd is geweest (we zagen zelfs kleurig geklede vrouwen uit India), weer over Rome. De gehele plechtigheid heeft misschien goed vijf minuten geduurd, maar de indruk, die ze nalaat, is onvergetelijk.

 

 

 

11. Rome, de stad waar alles belangrijk is

 

Wat moet een mens, die slechts een paar dagen tot zijn beschikking heeft, in Rome aanvangen nadat hij de St. Pieter bewonderd heeft? Ge zoudt alles willen zien, waarvan de roem over heel de wereld klinkt, maar dit blijkt alleen reeds zó veel, dat ook hieraan niet te denken valt. Dat schiet er dus niets anders over dan u maar te beperken tot de zaken, die zich in uw tijdschema laten samenpersen. Al te veel risico levert dit niet op want alles, waar ge in Rome tegenaan kunt lopen, is belangwekkend.

Vierhonderd kerken telt Rome. Buiten de St. Pieter hebben we er van de vijf basilieken maar twee gezien t.w. de St. Jan van Lateranen en de Santa Maria Maggiore, maar deze zijn reeds zo imponerend door hun ruimte en rijkdom aan kunstwerken, dat men zich afvraagt hoe zij door nog andere kerken geëvenaard of zelfs overtroffen kunnen worden. Hier pas ervaart ge wat kerken kunnen zijn wanneer artiesten hun kunst geheel in dienst van hun levensbeschouwing stellen.

Van de kleinere kerken is belangwekkend de Santa Maria Rotonda, zoals het volk ze noemt, doch die bij ons beter bekend is als het Pantheon. Op de eerste plaats heeft men hier te maken met het enige antieke gebouw uit Rome, dat nog volkomen ongeschonden in zijn oude staat bewaard werd. Het bestaat uit een voorhal met zuilen en een volkomen ronde tempel - de vorm van een oude Romeinse hut - en een machtige, in vakken verdeelde koepel, die de indruk maakt of hij uit beton bestaat. Van buiten ziet het gebouw, waarvan de tijd de muren een bijna zwarte kleur gegeven heeft, er somber en afstotend uit doch binnentredend wordt men aangenaam verrast door het zacht getemperd licht, dat de hele ruimte vult en een stemming van stilte wekt. De kerk bevat geen enkel raam. Zij ontvangt haar licht door "het grote oog", een rond gat van negen meter doorsnee, dat zich midden in de koepel bevindt. In een dikke bundel valt het licht - al naargelang de stand van de zon - schuin in de kerk, waar het op de marmeren vloer een ellipsvormige vlek tekent, die - met het gaan van de zon - over de vloer langzaam verder schuift. Deze merkwaardigheid spreekt te sterker, omdat de kerk één holle ruimte vormt daar altaren en graven van beroemde personen o.a. van Rafaël zich langs de wanden bevinden.

 

Profane gebouwen

Tot de imponerende profane bouwwerken behoort de Engelenburcht, het voormalige mausoleum van Hadrianus, thans als museum ingericht. Het is een cilinder op een kubus, die als een grimmige vesting uitziet over de Engelenbrug, welke toegang tot de andere zijde van de Tiber geeft. De gele, traagstromende Tiber zelf vormt maar een desillusie. Zijn naam moge dan even bekend zijn als die van zijn zuster de Seine te Parijs, voor een vergelijking er mee is hij geen partij.

Een eveneens indrukwekkend bouwwerk maar een uit veel jongere tijd is het gedenkteken van Victor Emanuel. Een enorm monument van crème marmer, dat eigenlijk lelijk afsteekt bij het rustige Palazzo Venezia in de buurt en door het felle licht, dat er op weerkaatst, pijn aan de ogen doet, doch desniettemin een bewonderenswaardig spel van lijnen biedt door de majestueuze verzameling van trappen en de grote colonnade op de "top". Vanaf deze colonnade, waar een overvloed van schaduw en koelte te vinden zijn, geniet men een heerlijk panorama over een groot deel van de stad. Bij de voet van het monument bevindt zich het graf van de "Onbekende soldaat", waar twee soldaten met gespreide benen roerloos de wacht houden.

 

Fonteinen en bogen

Behalve van kerken is Rome ook vol van fonteinen. Natuurlijk spuiten ze ook weer bij het monument van Victor Emanuel, waar ze grote bassins met glashelder water permanent gevuld houden. Ze spreiden waaiers op het St. Pietersplein en er is nauwelijks een plein in Rome of het heeft zijn eigen fontein. Tot de bekendste behoort wel de Trevi-fontein, waar de tourist - traditiegetrouw - zijn tien lires in het water gooit. Natuurlijk brengen ook wij ons offer want dan zijn we - naar het volksgeloof zegt - verzekerd nog een keer in Rome terug te zullen keren. Straks als alle touristen verdwenen zijn, zullen er wel handige Romeinse knaapjes komen om al de geofferde penningen uit het water te vissen.

Verschillende triomfbogen verkondigen in Rome de glorie van vroegere Romeinse overwinningen zoals dit ook gedenkzuilen en -naalden doen. Een zuil, die niemand voorbij loopt, is die van Trajanus in het gelijknamige forum. Deze draait in een reliëfband, die zich schroefvormig om de cilinder slingert, allerlei taferelen uit de oorlog van Trajanus met de Daciërs. Een weergaloos werkstuk, waarvoor de bewondering stijgt naarmate men het nauwkeuriger bestudeert.

 

Vaticaans Museum

Rome heeft een hele serie musea. Wanneer men daaruit maar één kan kiezen, is dit natuurlijk het Vaticaanse. Men komt er - wanneer men tenminste niet de lift gebruikt - binnen over een merkwaardige trap, waarop de stijgende en dalende personen elkaar niet ontmoeten en die verder de hebbelijkheid heeft van erg glad te zijn zodat men zijn uiterste best moet doen niet uit te glijden over de brede, schuinliggende "treden". Eenmaal aan het dolen geraakt door de uitgebreide zalen kennen de bewondering en verwondering spoedig geen grenzen meer om de onschatbare kunstschatten die hier werden bijeengebracht. Onafzienbare rijen beeldhouwwerken, schilderijen en voorwerpen uit de kerkgeschiedenis en vele andere zaken vullen zaal na zaal. Daar is de prachtige bibliotheek, daar zijn de "Kamers" van Rafaël met haar prachtige schilderingen en ten slotte is er de Sixtijnse kapel. Alles waarvan men in boeken over kunstgeschiedenis vele malen de reproducties gezien heeft, kan men nu, bij wijze van spreken, met de vingers aanraken in de werkelijkheid.

 

Sixtijnse kapel

In de rondgang door het museum zit werkelijk climax want het is zó ingericht, dat men van het mindere opstijgt naar het meer verhevene. Tot de Sixtijnse kapel geeft een lange, hoekige en smalle marmeren gang toegang. Hij is sober en kaal als een kloostergang, maar daardoor juist wordt de verrassing te groter als men ten slotte de voet zet in de smalle hooggewelfde kapel, wier versiering in de wereld haar weerga niet heeft. De eerste reactie was voor ons er een van ontnuchtering omdat men overvallen wordt door de holle ruimte. Dan trekt het oog echter naar het plafond en heel de ruimte vult zich ineens met het stormend geweld van Michelangelo. Daarboven leven de figuren van de imposante uitbeeldingen van Schepping, Zonde en Verlossing, van profeten en Sibillen, nu eens in natuurlijke kleuren, dan weer in bronskleur. De figuren komen zó los van hun achtergrond, dat men een ogenblik twijfelt of men niet voor beeldhouwwerk staat. Met de entourage van pijlers, banden en balustrades leren zij hoe de architectonische fantasie het middelpunt vormt van de kunst van Michelangelo.

Een dertig jaar later dan de plafondschilderingen maakte Michelangelo de kolossale compositie, die de achterwand der kapel siert. In een ruimte van 20 bij 10 meter componeerde hij daar, in donkere kleuren, zijn "Laatste Oordeel", een eveneens imposant ontwerp, waar men niet op komt uitgekeken. Van de schilderingen op de zijwanden der kapel trekken die van Botticelli vooral de aandacht.

In de kapel wemelt het in de uren van openstelling van bezoekers, die wel eens vergeten op welke plaats zij zijn. Zo heeft de ordedienst zich onlangs genoodzaakt gezien een aankondiging op te hangen, dat het verboden is... "languit op de grond te gaan liggen"... Er waren namelijk bezoekers, die dit presteerden om uit een dergelijke positie des te beter, met behulp van een verrekijker, de plafondschilderingen te kunnen bekijken. Er zijn per saldo grenzen in een kerk, al krijgt men in Italië soms de indruk, dat die daar toch heel wat ruimer dan bij ons liggen...

 

 

 

12. Waar eens de wieg van het oude Rome stond

 

Wie in Rome de monumenten der Christenheid aanschouwd heeft, zal goed doen ook enige tijd te besteden aan het antieke Rome om een indruk te krijgen van de hoge cultuur, die uit deze stad over de wereld uitstraalde in een tijd, dat in onze streken van beschaving nog geen sprake was. De herinneringen aan de oude cultuur vindt men over de hele stad verspreid, doch toch méér geconcentreerd op het Forum Romanum en op de Palatijn, een van de beroemde zeven heuvelen, waarop Rome werd gebouwd.

De kleinste maar in historisch opzicht beroemdste heuvel is die van het Capitool. Hij werd eertijds bezet door de burcht en de tempel van Juno Moneta, aan wier naam wij ons woord "munt" te danken hebben, en door de tempel van Jupiter. In later eeuwen nam het stadsbestuur er bezit van. Thans vindt men op het Capitool een aan drie kanten door gebouwen, waaronder het Senatorenpaleis, ingesloten plein naar ontwerp van Michelangelo. Het merkwaardige bij dit plein is de ruimtewerking door de plaatsing van de afsluitende gebouwen, waardoor het groter lijkt dan het in werkelijkheid is en aan een toneel doet denken. Midden op dit plein, waarvan de weidse toegang versierd is met antieke beelden, prijkt een origineel ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius in brons, dat door de beroering der tijden heen het vege lijf heeft weten te redden omdat men het in de Middeleeuwen voor een beeltenis van de eerste Christenkeizer Constantijn had aangezien.

 

Tien eeuwen

Het is van deze hoogte van het Capitool, die getuige was van al de glorie en al de beproevingen der stad, dat men in één blik de diepte van het Forum Romanum overschouwt, waar tien eeuwen geschiedenis geconcentreerd liggen. Iedere ruïne hier roept herinneringen op aan een monument - dikwijls een zeer majestueus - en ieder monument verwijst weer naar een of ander groot feit uit de geschiedenis van Rome en van de wereld... In de 9de eeuw vóór Christus vormde dit Forum een moerassige laagte, waar boeren en herders hun doden begroeven en deze oude necropool is het oudste spoor van de aanwezigheid van de mens op de plaats, die was voorbestemd uit te groeien tot hoofdstad van de wereld. Heden ten dage ligt het Forum nog een eind beneden het peil van de omringende straten, zodat het eigenlijk een grote kuil in de stad vormt, waar de brokstukken van Romeinse bouwwerken nog herinneringen oproepen aan het knekelveld van weleer. Voor de oppervlakkige beschouwer tenminste zal het Forum ook nu niet meer dan een stenen knekelveld betekenen. Eerst wanneer in de geest de geschiedenis wordt opgeroepen, kunnen ook de dode stenen tot leven gewekt worden.

 

Palatijn en Forum

Het eigenlijke Rome van Romulus werd echter gesticht op de tegen het Forum gelegen 50 meter hoge Palatijn. Hier lag het "Roma quadrata", het eerste ommuurde Rome. Bij de Scala di Caco, een van de toegangen tot de heuvel, zijn nu nog rode blokken tufsteen te zien, die deel van deze muur hebben uitgemaakt. Vanaf het Forum Romanum loopt een met Romeinse keistenen geplaveid pad naar boven naar de Palatijn. In de late namiddag hebben we hier gedwaald tussen de resten van keizerlijke paleizen zoals dat van Tiberius, Augustus, Caligula en Severus en door het diep uitgegraven stadion, gebouwen opgetrokken uit platte bakstenen, thans doods en verlaten maar nog volop getuigend van vroegere grootheid. Vooral het stadion maakt nog een enorme indruk door zijn kloeke afmetingen.

Meer tot de verbeelding dan de Palatijn spreekt echter het Forum Romanum, dat zo lange tijd het religieuze, zakelijke en ook politieke middelpunt van 't oude Rome geweest is. Onder een zinken afdak toont men u hier het graf van de legendarische stichter van Rome, Romulus, de afstammeling van Aeneas. Men zegt de dag van de stichting nog precies te weten, namelijk 21 April, doch als jaartal heeft men eerst gedurende de keizertijd 753 aangenomen. Dit graf van Romulus wordt beschouwd als het meest eerbiedwaardige monument der oudheid te Rome, al valt er niet veel aan te zien en al is de lelijke bescherming niet in overeenstemming met de waardigheid. Het graf is gedekt met een grote zwarte steen van lapis niger. Hieronder bevindt zich een steenblok met het oudste Latijnse inschrift dat men kent.

Het enige nog intact zijnde gebouw op het Forum vormt de Curia Julia, een kaal en somber senaatsgebouw terwijl ook de boog van Septimius Severus in nog betrekkelijk goede staat verkeert. Hij getuigt echter reeds van een neergang der Romeinse cultuur. De rest van het Forum ligt bezaaid met zuilenstompen en brokstukken van fundamenten. Het meest trekken de aandacht de zuilen van de Saturnustempel en de drie zuilen van de tempel van Castor en Pollux, van welke laatste de Tilburgse gymnasiast een afbeelding op zijn Latijnse leerboeken aantreft. Van het ronde tempeltje van Vesta, waar de Vestaalse maagden het heilig vuur van de staatshaard brandend hielden, is slechts een weinig indrukwekkend deel over. Het woonhuis der maagden in de nabijheid van het tempeltje ziet men in zijn fundamenten, waarop nog een reeks beelden van maagden prijken. In de beide vijvertjes in het midden zwemmen thans visjes. De Via Sacra, een met grote keien geplaveide weg, doorkruist het Forum. Aan deze straat woonde de "pontifex maximus" en het was van hier, dat Julius Caesar zich naar de Curia begaf, waar hij vermoord zou worden.

 

Eens het hart

Het kost de leek heel wat moeite wijs te worden uit de verzameling van ruïnes, die niet beantwoordt aan de indrukwekkendheid van haar namen. Daarom kan hij niet beter doen dan in een stil hoekje op een eeuwenoud zuilbrok te gaan zitten en zich in herinnering roepen hoe in dit doodse oord eens het Romeinse leven gebruist heeft. Hoe hier de strijd gestreden werd tussen plebejers en patriciërs, eens de angstige kreet van het verzamelde volk: "Hannibal ad portas" weerklonk, moordpartijen plaats vonden en vurige redevoeringen werden afgestoken. Maar ook hoe in rustiger tijden processies en gladiatorenspelen plaats vonden en er een levendig handelsverkeer heerste. Dat is alles lang geleden. Nu behoort het Forum aan de hagedissen, die wegflitsen tussen de steenbrokken, en aan ijverig in hun Baedeker lezende touristen. Als ergens de vergankelijkheid van wereldse grootheid tastbaar wordt, is het wel op het Forum Romanum. Maar we weten ook, dat uit de dood van het oude Rome het nieuwe leven van het Christendom ontbloeid is, waardoor Rome de eeuwige stad gebleven is.

 

Colosseum

Via de boog van Titus, een herinnering aan de overwinning op de Joden in 70 n. Chr., daalt de oude Via Sacra van het Forum af naar het Colosseum, een van de weinige bezienswaardigheden van Rome, die men zonder betaling kan binnentreden. Bij de eerste indruk wordt men overrompeld door de enorme steenmassa. Alles weer de platte bakstenen van de Romeinen, millioenen en millioenen op elkaar gestapeld, vaak verweerd maar soms ook nog in goede staat, wat echter wel op naam van de restauratiewerkzaamheden zal komen. Deze enorme ellipsvormige arena getuigt op een wel bijzondere wijze van de monumentaliteit van het Romeinse keizerrijk. Op deze plaats, die 50.000 toeschouwers kon bergen, kreeg het Romeinse volk dus zijn spelen. Hier vonden de gladiatorenspelen plaats, besliste het opsteken van een duim over leven of dood en hier vloeide het bloed van de eerste Christenen, die voor de wilde dieren geworpen werden... Het is alsof er iets van al die drama's is blijven kleven aan de verweerde steenmassa's en dat het zich nog mededeelt aan de touristendrommen, welke zich opvallend rustig gedragen als de gidsen hun verhalen doen. Hier in deze arena voelt men zich werkelijk een ogenblik teruggeplaatst in de tijd van de opkomst van het Christendom, al spoelt buiten het drukke verkeer van onze eeuw dan ook aan alle kanten om het amfitheater.

 

 

 

13. Napels, een stad vol kleurrijk volksleven

 

"Vedi Napoli e poi muori!" "Zie Napels en sterf dan!" Een oud en over heel de wereld bekend gevleugeld woord, dat ook de Napolitaan gaarne in de mond neemt, daarmede het bewijs leverend welk een hoge dunk hij van zijn stad heeft. Misschien wekt het bij de vreemdeling wel te hoge verwachtingen en als iemand meent, dat het méér van toepassing is op de omgeving van Napels dan op de stad zelf, zullen we dat niet betwisten. Napels is niet mooi in de gebruikelijke zin van het woord. Wél is het daarentegen uitermate karakteristiek door het zich op straat afspelende volksleven.

Zeker, ook Napels heeft zijn geschiedenis, die teruggaat tot de 8ste eeuw vóór Christus, toen de Grieken er hun nederzetting Parthenope stichtten. Evenals te Rome werden er over heidense tempels Christenkerken gebouwd en hebben de Middeleeuwen, de renaissance en de barok er hun sporen achtergelaten. Napels heeft zijn graf van Vergilius, zijn catacomben, zijn indrukwekkend kasteel, het Castel Nuovo, dat uitdagend bij de haven letterlijk uit de grond oprijst, en de vele kerken, waaronder de dom met de kapel van de H. Januarius, in welke kapel 't bloed van de heilige bewaard wordt, dat in Mei en September op wonderbaarlijke wijze vloeibaar wordt.

Dit is het echter niet, waardoor de vreemdeling in Napels geboeid wordt. Vóór alles gaat de belangstelling uit naar het leven in de volkswijken. En waar zijn in Napels geen volkswijken! Ge kunt geen zijstraat inslaan of ge zit er meteen middenin. In deze buurten moet ge even denken aan de Marollenwijk in Brussel of aan een volkswijk van Antwerpen voor de oorlog, maar in Napels is het alles véél bonter, véél kleuriger en véél levendiger. Enfin, op en top zuidelijk.

 

Spaans karakter

We dachten eerst over de stad iets van de schaduw van het Oosten te bespeuren maar zij, die er méér van weten dan wij, zeggen, dat de sfeer van Napels Spaans is. Wat niet behoeft te verwonderen daar de Spanjaarden er zeer lang geheerst hebben. In ieder geval is Napels geheel anders dan welke Italiaanse stad ook, die wij ooit bezocht hebben. De Napolitaan heeft in zijn uiterlijk iets van een zigeuner, waaraan de Spaanse overheersing wel niet vreemd zal zijn. Het lijkt ons trouwens, dat er nog wel enige andere eigenschappen te ontdekken vallen, die men ook in de Spanjaard vindt.

Heel Napels maakt door het leven op straat de indruk van een wriemelende mierenhoop. Vooral in de volkswijken krioelt het van mensen, waaronder zóveel kinderen als we ons in Nederland niet kunnen voorstellen. En drie van de tien vrouwen leveren het zichtbare bewijs, dat de Napolitaan voorlopig niet aan uitsterven denkt.

 

Bonte taferelen

De bontste taferelen beleeft men in de volkswijken, waar - volgens de bekende traditie - het wasgoed dwars over de straat te drogen hangt. Het gekke daarbij is, dat geen mens zal durven beweren, dat het misstaat. Integendeel, het staat maar wát goed tegen de verweerde en gevlekte gevels. Vooral wanneer de zon een felle streep licht door het goed in het steegje werpt, lijkt dit feestelijk gepavoiseerd. Op de trottoirs langs de huizen en soms ook wel midden op straat wordt de handel gedreven. Manden en kisten vol heerlijk fruit staan er uitgestald tegen redelijke prijzen, waarvoor ge het ook krijgt als ge u tenminste niet al te opvallend beduvelen laat.

"Prego, mezzo chilo da cento lire", "Asjeblief, 'n halve kilo van 100 lire" zeggen we terwijl we - ten overvloede - nog met de hand naar een mand pruimen wijzen, waarop een zwart kartonnetje ligt, dat het met krijt geschreven opschrift "100 L chilo" draagt. Een knaap van een jaar of dertien zit gehurkt achter de mand terwijl zijn oudere broer ons staande bedienen zal. Het pond wordt afgewogen met een... soort unster, een staaf met één schaal en een schuifgewicht, waarvan we onmiddellijk accepteren dat ze juist registreert, omdat men in het veen niet op een turfje ziet. We nemen het geld uit onze portemonnaie doch wie beschrijft onze verrassing als we daarna constateren, dat nu plotseling het prijskaartje in L 200 veranderd is. Roerloos zit het kleine knaapje achter zijn mand en staart zijn grote broer aan. Maar zijn ogen verraden hem, want ze vragen: "Zou de vreemdeling het gezien hebben?"... Er is geen twijfel mogelijk: van het moment, dat wij in onze portemonnaie keken, heeft het jongetje gebruik gemaakt het kaartje te verwisselen voor een ander, dat achter zijn korf gereed lag... Eerst willen we heel boos worden maar de humor van het geval wint het. Om zóveel naïeve slimmigheid moeten we toch lachen al verraden we dat niet. Maar de zonde moet gestraft worden en zo laten we de lui met hun pruimen zitten om bij een volgend stalletje te kopen...

Arme drommels zijn het, die Napolitanen uit de volksklasse. Slachtoffers van de omstandigheden in deze merkwaardige stad waar ze zelf ook niets aan kunnen doen... Veel weten is veel vergeven!...

 

Alsmaar ijswater...

Niet alleen fruit wordt er op straat verkocht. Ook vele producten van de zee liggen er uitgestald in de gloeiend hete Julizon. Vis van allerlei maat en grootte en niet te vergeten oesters, mosselen en nog verschillende andere schelpdieren. Vaak heeft men er een fleurige stand van gemaakt door over een rek een grote lap zeewier uit te hangen. Tussen dit frisse groen zitten lege oesterschelpen gestoken, waarvan de paarlemoeren binnenkant feestelijk schittert in de zon.

"Maar hoe moet dat toch met die vis in de subtropische hitte?" horen wij u al vragen. Of die niet direct bederft? Neen, dat doet hij niet. Bij alle visstalletjes staan nl. grote kuipen water vol blokken ijs. Méér nog haast dan in het verkopen bestaat de taak van de koopman in het begieten van zijn waren met het ijswater. Twee handen steekt hij in de kuip en plenst dan het water op het wiertapijt en zijn producten. Was er niet de zon, die het water weer spoedig doet opdrogen, dan zou dra de hele straat drijven van het nat. Waarmee niet gezegd wordt, dat ze nu wél droog is.

 

Griezelig geval

Een ietwat griezelige ontdekking is, dat hier ook een product verkocht wordt, dat we niet anders dan als pens kunnen kwalificeren, een product, dat wij wel ooit aan Nederlandse honden zagen voeren. De bleke kleur verraadt dat het grillige geval eerst is uitgekookt. Nu pronkt het tussen zeewier en onder ijswater. Met een groot mes snijdt de koopman er repen af, maar we hebben helaas niet gezien of die ook rauw geconsumeerd worden. Mosselen en andere schaaldieren worden in ieder geval wél rauw gegeten, voorzien van een druppeltje citroen, dat men uit een schijfje knijpt van deze vruchten, die hier in grote hoeveelheid aanwezig zijn en meestal wel de grootte van een mannenvuist hebben.

Nauwelijks zij ge van uw verbazing bekomen of weer een ander tafereel trekt de aandacht. Op een soort kacheltje poft een man maïskolven, die moeders en kinderen uit het vuistje opknabbelen. Het vuurtje bestaat uit houtskool. Telkens wanneer de gloed van de houtskool wegzakt, begint de man te blazen of met een stuk karton wind te maken. Van tijd tot tijd graait zijn vieze hand in een zak en deponeert hij nieuwe brandstof op het vuur.

 

Maïsprobleem

De maïs wordt echter niet alleen gepoft doch ook aan de kolf gekookt gegeten. In Nederland zou dit de rompslomp van een nieuwe vestigingsvergunning betekenen want voor gekookte maïs moet ge weer naar een ander adres. O, het is in Napels niet ver! Maar een paar stappen van de gepofte maïs exploiteert een koopman een grote teil met kokend water, waarin de kolven drijven. Moeders offeren enige lires en de man reikt de begerig over de rand van de teil kijkende kinderen een dampende kolf uit met een gracieus gebaar en een air alsof hij zegt: "En hier zusje, heb jij nou eens een lekkere lolly van mij." Maar zusje kijkt met een scheel oog naar broertje en protesteert heftig want de kolf van broertje is toch wel een tikkeltje groter dan de hare. Moeder vindt dat zelf ook en ze vraagt de man af hij "helemaal gek" is om haar Mariuccia voor duur geld zo'n klein kolfje in de hand te stoppen. Nu kan de man wel met veel gebaren en buigingen betogen, dat hij niet Onze Lieve Heer is, dat hij de kolven zelf ook niet maakt en dat hij de kleine toch zeker ook kwijt moet... er onderuit komen doet hij niet... Moeder vecht voor haar Mariuccia tot die óók een grote kolf heeft... Ja, in Napels kan een gekookte maïskolf een probleem opleveren...

 

 

 

14. Het leven in Napels is vol afwisseling

 

Wie voor de eerste keer naar Italië reist, vermoedt - indachtig zijn ervaringen met Frankrijk - dat het ook hier wel een vuile boel zal zijn. Des te meer verrast wordt hij als hij moet constateren, dat dit helemaal niet het geval is. Men behoeft echter geen Nederlander te zijn om Napels een vuile stad te noemen. Vooral wanneer men, doordat zijn hotelkamer uitziet op een binnenplaats tegen een volkswijk, een gedwongen blik achter de schermen werpt, weet men wat er te koop is... Achter wat de tourist te Napels als karakteristiek beschouwt, gaat in de volkswijken een hoop armoede schuil. De plaatsen, waar de ambachtslieden hun bedrijfjes uitoefenen, staan geheel in het teken hiervan. Het zijn rommelige, donkere spelonken, waar vaak het enige daglicht alleen door de altijd openstaande deur binnenvalt en het kunstlicht geleverd wordt door iets wat méér op de naam "gloeiende spijker" dan "licht" aanspraak maakt.

De echte Napolitaanse "lazzaroni", de bedelaars, schijnen echter wel uitgestorven. We hebben te Napels tenminste niet méér last van bedelarij gehad dan elders in Italië. Wel wordt men daarentegen vaak aangeklampt door jongelui, die u een chronometer, vulpen met het merk "Parker" er op of een gouden ring met een "echte diamant" trachten te verkopen. Ze "proberen" u in alle talen tot ze uw ware nationaliteit gevonden hebben. De enige manier om van hen af te komen is geen enkele taal te verstaan en steeds maar schouderophalend: "non capisco", "ik begrijp het niet", te antwoorden of... vloeiend Nederlands te praten. In dit laatste geval zijn zij het die uiteindelijk wanhopig worden, op hun beurt de schouders ophalen en óók hun "non capisco" stamelen.

 

Schoenpoetsen

Op de Napolitaanse straten neemt de schoenpoetser, de "lustrascarpe", een voorname plaats in. Zij houden er met liefde verzorgde kistjes op na met alle mogelijke smeerseltjes. Nabij het station zagen we er zelfs een bij wie de trots op het gezicht lag over zijn met blinkend koperwerk versierde zetel, waarin de "patiënt" verzocht wordt plaats te nemen. Ge zit daar, op een verhevenheid tronend als een vorst, met een nederige dienaar aan uw voeten. Eerst wordt het stof afgeveegd en dan begint de operatie. Iets uit een potje-zus, iets uit een potje-zó, allemaal smeerseltjes, waarvan alleen de "lustrascarpe" de geheimen kent. Hij werkt met de toewijding van een chirurg aan de operatietafel en met een ritueel, dat ge er niet langer aan kunt twijfelen of hier wordt een heilige handeling verricht. In ieder geval is in Napels het schoenpoetsen tot een edele kunst verheven, die door de poetsartiest beleden wordt met algehele overgave van zijn groot en warmkloppend Napolitaans hart. Onnodig te zeggen, dat ge, na zulk een toewijding, nooit mooier blinkende schoenen aan uw voeten hebt gehad...

 

Het Oosten...

Van tijd tot tijd loert in Napels even het Oosten om de hoek. Dat is bijv. het geval als ge door de drukke straten een vrouw ziet gaan met een mand of andere last op het hoofd, zonder dat zij deze met de handen aanraakt. Vaak ontmoet ge het niet maar wij zijn het toch een paar keer tegengekomen. Onze Nederlandse dames leren gracieus lopen met een boek op het hoofd, deze vrouwen uit het Zuiden krijgen de gratie van haar gang in de dagelijkse arbeid. En wat te zeggen van de oude invalide met een met groene bladeren versierde mand met een of ander product er in, dat wij niet konden waarnemen, op 't hoofd! Het was in de vroege ochtenduren. Van het ene blok gore kazernewoningen hinkte hij naar het andere. Telkens bleef hij staan voor de boogpoort, die toegang geeft tot de binnenplaatsen van de huizenblokken en dan zong hij een melodieuze ventkreet, die geheel en al oosters was. Vele malen versterkt door de akoestiek van het gebouwencomplex klaterde die zang op tegen de hoge gevels, waar hij even bleef natrillen om dan langzaam weg te sterven. Kopers daagden er niet op en zo ging de grijsaard goedsmoeds verder naar de volgende poort. 't Was telkens een stuk poëzie, dat oog en hart raakte, ondanks de goorheid van het milieu, waarin het werd opgevoerd...

 

Voor... zes cent

Napels is - evenals Venetië - niet denkbaar zonder zijn frisse drinkstalletjes langs de straten, die daar zowat de plaats innemen van onze patates-friteswagens. Men kan hier verschillende koele dranken krijgen, welke bewaard worden in grote glazen potten, waarop blokken ijs gestapeld liggen. Aan alle kanten drijft het smeltwater langs de potten en de marmeren toonbank drijft eveneens van het water. Ge gooit hierin maar uw tien lire (zes Nederlandse centen) en ge ontvangt een groot glas koele drank naar keuze. Hetzij 'n soort ranja, een citroenaftreksel met een bitter bijsmaakje omdat in de pot schijven citroen met de schil er nog aan drijven, hetzij een glas "café gelato", oftewel ijskoffie. 't Is een drank, die méér de kleur dan de smaak van koffie bezit en die soms nog extra versierd wordt met wat men "rum" gelieft te noemen. Hierdoor krijgt men een bruine schuimrand op zijn glas, zodat het geheel - op het gezicht - de indruk maakt van een glas donker gerstebier. De drank smaakt verrukkelijk. De propere stalletjes zijn altijd versierd met takken van de citroenboom, waartussen grote trossen goudgele citroenen prijken, zodat het geheel een zeer fleurige aanblik biedt.

 

Des avonds

Wanneer de bonte straattaferelen gehuld worden in het mysterie van de avond, die in deze streken reeds opmerkelijk vroeg invalt, krijgen de volkswijken 'n sprookjesachtige sfeer. En als dan op de hoek van de straat of op het plein een straatmuzikant op een klagende viool of met een trekharmonica "Una canzone da due soldi"... of een oud Napolitaans lied inzet, is de romantiek volledig. Dan vergeet de penskoopman zijn klanten te bedienen, de dikke "matrone" (Napolitaanse vrouwen bekommeren zich niet om hun figuur zodra ze eenmaal getrouwd zijn!) komt uit het donkere hol van 't huis en de voorbijgangers blijven stil staan. Gegrepen door de muziek luisteren zij. De muzikanten - op hun beurt gegrepen door de aandacht - sloven zich uit. Het ene lied na het andere, zodat ze bijna vergeten geld op te halen. Ze geven in ieder geval wáár voor hun geld en méér dan eens hebben wij gedacht, dat ze voor hun plezier speelden...

 

Ook moderne stad

We hebben zo nu een en ander verteld van het volksleven in Napels. Dat wil echter niet zeggen, dat Napels niet óók een moderne stad is. Het bezit grote winkelstraten, zoals de Via Roma, aardige pleinen en parken. Van deze laatste niet te vergeten de met verschillende soorten palmbomen beplante plantsoenen aan de zeekust bij de prachtige Via Caracciolo in de nabijheid waarvan zich de Villa Comunale en het Aquarium bevinden. De Via Caracciolo, waar pantoffelparade gehouden wordt, kan wedijveren met de beroemde "Promenade des Anglais" te Nice. Zó levendig is het hier en zó fraai is het uitzicht over de baai van Napels, waaraan de stad voor een groot deel haar glorie dankt. In de bekende wijk van "Santa Lucia" bevinden zich de grote hotels en typische gelegenheden, waar de echte Napolitaanse gerechten geserveerd worden en waar des avonds steeds ook een opgewekt leven heerst. Niet ver uit de buurt heeft men het Castel dell'Ovo, een kasteel, dat zijn naam dankt aan zijn ovale vorm maar ook aan een legende, waarbij Vergilius, die in de Middeleeuwen als een tovenaar beschouwd werd, betrokken is. Vergilius zou een vers ei van een zeeslang hier in een ijzeren kooi gelegd en dit ei in een kasteel veranderd hebben. (In het hedendaags Italiaans betekent "uovo": ei.) Op het schiereilandje bevindt zich een sfeervol pleintje, waar kleine "trattorie" zijn en waar de mensen op straat manden en fuiken zitten te vlechten.

 

Uniek museum

Ten slotte dient van Napels nog genoemd het Nationaal Museum, dat uniek op de wereld is door de voorwerpen uit de opgravingen van Pompei, Herculaneum en Stabiae. Beter dan te Pompei zelf krijgt men hier een beeld van de cultuur, het leven, de godsdienstige en ook zedelijke opvattingen van de Romeinen in de eerste eeuw na Christus toen deze steden ten onder zijn gegaan.

Alles bijeen is Napels dus wel een stad vol afwisseling en behoeft het niet te verwonderen, dat we er vier dagen hebben rondgedoold...

 

 

 

15. Madonna del Carmine, volksfeest te Napels

 

Iedere buitenlandse reis levert gewoonlijk wel enige verrassingen op, die niet in het vooraf klaargemaakte program staan. Wij beleefden er tijdens ons verblijf te Napels zo een, toen we toevallig verzeild raakten op een traditioneel volksfeest in de oudste wijk van Napels, namelijk het Masaniello-district, waar het feest van de Madonna del Carmine gevierd werd. Het feest van de Madonna del Carmine (Onze Lieve Vrouw van de Carmel) heeft zijn brandpunt op het gelijknamige plein in een volkrijke buurt, waar de kerk van de Madonna del Carmine staat, die o.a. bekend is door het grafmonument van de op het plein terechtgestelde Konrad von Hohenstaufen en door een afbeelding van de "Bruine Madonna". We hadden geen tijd de eigenlijke zin van het vier dagen durende feest te achterhalen, zodat we moesten afgaan op wat onze ogen zagen. Deze dan hebben gezien, dat zich hier een feest afspeelde, waarin profaan en kerkelijk leven harmonisch verbonden zaten. Tot in de late avonduren vervulde de feestelijk geïllumineerde kerk hier een even belangrijke rol als bijv. het grote orkest of de kermis op het plein. Van illumineren hebben de Napolitanen verstand. Ze gebruiken daarvoor niet de lampen, die wij bij soortgelijke gelegenheden requireren, maar hele kleine. En deze in een ontstellende overvloed. Het grootste deel van de brede Garibaldistraat was met fraaie zuilen, waarvan de lichtjes uit en aan gingen, versierd.

 

"Spuitende" lichtfonteinen

Het meesterwerk van alles vormde evenwel een ontzaglijk tableau van misschien wel 200 vierkante meter, dat de hele straat overspande. Het stelde voor het Victor Emanuel-monument met de Trajanuszuil te Rome plus twee grote fonteinen. Dit alles uitgevoerd in duizenden en nog eens duizenden kleine electrische lampjes, die zodanig uit- en aanknipperden, dat het "water" uit de fonteinen de indruk maakte, dat het ook inderdaad stroomde. Een Napolitaans feest zonder muziek laat zich niet denken. Hiervoor zorgde het reeds genoemde orkest op het kerkplein, dat speelde tegen een ook weer enorm grote achtergrond, die een fantastisch sprookjeskasteel voorstelde. De muziek en de Napolitaanse volksliederen, welke laatste een populaire tenor zong, werden via luidsprekers door de gehele wijk gedragen.

Op het kerkplein zelve werd bovendien nog een kermis gehouden, die niet zoveel van de onze verschilde. Daarnaast echter bleek al wat normaal in Napels in de volkswijken wat te koop te bieden heeft, naar de wijk van de Madonna del Carmine gestroomd te zijn. Nooit hebben we zoveel verschillende etenswaren en lekkernijen bijeen gezien. Ze varieerden hier van bloedrode meloenen en de befaamde pens tot kristalachtige nougat en een ijssoort, die op gestampte sneeuw leek en naar citroen smaakte. Daarnaast echter werden nog allerlei snuisterijen te koop aangeboden, waarbij de talismannen een belangrijke plaats innamen evenals de... vuursteentjes voor sigarenaanstekers. Het meest opvallende van alles was echter wellicht nog wel de enorme drukte. Tienduizenden mensen en kinderen bleken op de been. Als één compacte massa schuifelden zij over het plein en wij, die er tussen zaten, konden niet anders doen dan ons te laten voortduwen tot eindelijk de Garibaldistraat enige verademing bracht.

 

De kerk speelt mee

Hoewel het reeds half elf in de avond was, stonden de deuren van de Carmelkerk nog wagenwijd open en binnen in de kerk was het evenveel feest als daarbuiten. In een dikke rij zijn we nieuwsgierig mee naar binnen gegolfd met al de Napolitanen om eens te kijken wat daar op dit late uur wel gaande kon zijn. Het interieur bood een bont en fleurig schouwspel. In tegenstelling tot vele Italiaanse kerken, die meestal geen zitplaatsen hebben, bleken hier kleine stoeltjes te staan. Ze stonden kris en kras door elkaar. Zo klaarblijkelijk neergezet door het publiek, dat er gemoedelijk te keuvelen zat, met spelende kinderen rondom zich en kleinere kinderen op de schoot. Het was er gezellig en gemoedelijk als in... een café... Toch scheen het hier niet om begonnen. De massa der bezoekers schuifelde dóór naar de sacristie en vandaar naar een doorgang bij het hoofdaltaar. Op deze tocht werden er met de handen beelden aangeraakt, terwijl niet binnen het bereik staande beeltenissen of schilderijen van verre kushandjes kregen toegeworpen.

 

Rinkelende reliquie

Vanuit de sacristie, waar men aardige devotie-artikelen verkocht, had reeds enige tijd een onregelmatig belgerinkel onze aandacht getrokken. Toen we dan eindelijk ook zover op onze schuifeltocht gevorderd waren, dat we de oorsprong van het bellen konden vaststellen, bleek het afkomstig van een met belletjes uitgerust wiel, dat hoog tegen de muur, nabij het hoofdaltaar, aan een as kon bewegen. Er hing een leren riem naar beneden met onderaan een leren kokertje. Dit kokertje was het, dat ieder passerende gelovige in de hand nam en dan eerbiedig kuste. Men vereerde er dus een reliquie. Door de aanraking van de riem schommelde het wiel boven de hoofden telkens heen en weer en veroorzaakte zó het gerinkel. Door een zijdeur verlieten we weer de kerk om onmiddellijk opnieuw te worden opgenomen in de mensenzee op straat.

Twee ontdekkingen meenden we hier tijdens onze rondgang te doen. Op de eerste plaats was dat de rustige houding van het publiek. Deze was te opvallender, omdat de Napolitaan nogal van lawaai houdt. Misschien had hij genoeg aan de door de wijk schallende muziek of had hij zich de avond tevoren reeds voldoende bij het vuurwerk uitgeleefd, we weten het niet. In ieder geval gedroeg men zich op deze laatste avond van het vierdaagse feest uiterst kalm. Een ieder scheen te genieten.

De tweede ontdekking was dan, dat zich op het late uur nog zoveel kinderen op straat bevonden, vooral kleine kinderen in gezelschap van de ouders. Een vader met een baby van zes weken op de arm behoorde om half twaalf niet tot de zeldzaamheden evenmin als moeders met een kind op de arm, een paar kinderen naast zich en nog een stuk of drie aan de rokken. We hebben ons afgevraagd of de Napolitaanse kindertjes niet behoeven te slapen. Het schijnt echter, dat het feest van de Madonna del Carmine geen rasechte Napolitaan wil missen en dat hij daarvoor tot grote opofferingen bereid is. Geen wonder ook, dat bij al deze drukte de trams des avonds nog voller dan anders waren en dat men met drie, vier man op de balkontreden hing terwijl de jeugd daarenboven nog op de buffers medereed.

 

De achtergrond

Ten slotte zouden we nog iets over de Napolitaan willen zeggen. Sommige van zijn eigenschappen liggen de vreemdeling niet zo goed en niet-Napolitaanse Italianen evenmin. De Italiaan van het Noorden steekt dat ook niet onder stoelen of banken. Maar... "quod licet Iovi"... van u, vreemdeling, duldt geen Italiaan kritiek op zijn Napels. Alvorens de Napolitaan hard te vallen dient ge minstens te weten, dat hij eeuwenlang onder vreemde heerschappij geleefd heeft, dat hij straatarm is, Napels weinig industrie bezit, die hem uit de vicieuze cirkel der armoe zou kunnen ophalen, dat de Napolitaan veel kinderen heeft en dat de stad per saldo een havenstad is. Veel begrijpen is veel vergeven. Overal ter wereld waar deze oorzaken samenvallen, zal men trouwens dezelfde misstanden aantreffen. Napels zit met een enorm probleem, dat niet in een handomdraai valt op te lossen. Dit alles verklaart veel van wat anders bij de vreemdeling verzet ontmoet.

We hebben met verschillende Napolitanen gesproken en bewaren daaraan de aangenaamste herinneringen. Uiteindelijk is de Napolitaan iemand met een groot spontaan en warm kloppend hart. En al hebben we op het feest van de Madonna en ook in de trams nóg zo in het gedrang gezeten... onze portefeuille zijn we niet kwijtgeraakt...

 

 

 

16. Oude herinneringen in Napels' omgeving

 

Er komt nauwelijks een tourist in Napels, die niet ook een bezoek brengt aan de omstreken van de stad, welke mede tot de grote aantrekkelijkheden van dit deel van Italië behoren. De dromer en de minnaar van de oudheid vindt hier gelegenheid te over zijn ambities te bevredigen, zowel ten Westen als ten Oosten van de stad. Ten Westen van de stad, op slechts weinige kilometers afstand, strekken zich de befaamde "Phlegraeische Velden" d.w.z. "de Verbrande Velden" uit. Dit gebied is van oudsher het schouwtoneel geweest van vulkanische werkingen, waardoor het aan voortdurende veranderingen onderhevig was en eigenlijk nog is. Nog dringen door de vulkanische tufsteenbodem hete bronnen naar boven en treft men er gloeiende lava aan in de Solfatara nabij Pozzuoli.

Daarbij komen nog de historische herinneringen. Van hier immers - men name vanuit Cumae - dat dateert uit de 8ste of 9de eeuw vóór Christus en waar men u de grot van de Sibille toont, heeft zich de Helleense cultuur over Italië verspreid. Deze streek, die herinneringen aan de oertijd opriep, heeft door haar aspect antieke dichters en schrijvers geïnspireerd. Zij kozen haar als achtergrond voor hun strijdende goden en reuzen. Tevens neemt men aan, dat zich hier de ingang bevond van de Hades (Onderwereld), die zowel door Ulysses als Aeneas, de helden uit de beroemde werken van Homerus en Vergilius, bezocht werden.

 

Baiae

Aangetrokken door de heerlijke baaien bouwden, in de Romeinse keizertijd, de keizers hier hun villa's, waarvan nog de ruïnes over zijn, voor zover ze tenminste niet door de vulkanische werkingen, die land deden wegzakken en nieuwe bergen en eilanden omhoog stuwden, verdwenen zijn. Nog in de voorbije zomer zijn in deze streken en wel te Baiae, waar eens keizer Nero zijn moeder trachtte te verdrinken, en van welke stad de Latijnse dramaturg Terentius schreef: "Te Baiae weet niemand wat de nacht brengen zal", zeer belangrijke vondsten gedaan. Fascinerende zaken werden er onder de oude wijngaarden aangetroffen. In Pompei, waarover wij nog hopen te schrijven, leert men het dagelijkse leven van de doorsnee Romein kennen. Baiae daarentegen leert hoe de Romeinse aristocratie leefde en... zich in weelde baadde met het gevolg, dat de dichter Propertius een vriendin meende te moeten waarschuwen, dat "de wateren (baden) van Baiae naar onzedelijke liefde leidden"...

Wie dit alles, bij het bezoek van deze streek, weet en overpeinst, wandelt niet meer in het Italië van heden doch wordt, op de vleugelen der verbeelding, teruggebracht naar vér vóór de tijd van Christus en uiteindelijk naar het oude Hellas, dat nog zijn sporen in onze beschaving van heden drukt...

 

Naar de Vesuvius

Tot de dagtochten naar de omgeving ten Oosten van Napels behoort een uitstapje naar de Vesuvius, de enige nog werkzame vulkaan van het Europese vasteland. Het Engelse reisbureau Cook & Son heeft er al vele jaren geleden een spoorwegverbinding voor laten aanleggen, de zg. Circumvesuviana, die een charmant nieuw station bezit in de Corso Garibaldi, op slechts een kwartier afstand van Napels' hoofdstation gelegen. Voor de Vesuvius stapt men uit in het dorpje Pugliano. Bussen brengen de tourist een eind in de richting van de Vesuvius. Halverwege moet ge overstappen op een trammetje, waarna de reis naar de top tot aan de kraterwand met een spiksplinternieuwe tweepersoons zetellift wordt afgelegd. Zo men ziet, een hele onderneming dus. Het is een brede asfaltweg, die van Pugliano naar de Vesuvius voert, rechts en links begrensd door wijngaarden, waarvan de beroemde "Lacrimae Christi", een beroemde en daarom veel vervalste wijnsoort, vandaan komt, en verder wordt hij nog begrensd met boomgaarden, waartussen veel abricozenbomen. Ten slotte worden op de Vesuviushellingen, in de grauwe lava-as, vele hele kleine tomaatjes geteeld, die men overal op de markten te Napels kopen kan.

 

Lavastromen

Het meest imponeren echter de dikke lavastromen, waardoor de weg naar boven trekt. Thans zijn het steenharde massa's van een donkergrauwe kleur, die - wat hun uiterlijke samenstelling betreft - veel overeenkomst vertonen met het materiaal van de straatkeien, die tot voor kort het plaveisel van de Tilburgse Heuvelstraat vormden. Duidelijk valt waar te nemen hoe eertijds deze lavastromen, toen ze nog een breiachtige, gloeiende massa vormden, als een allesverslindende draak tergend traag, maar daarom niet minder dreigend, over de hellingen naar beneden zijn gegleden, langzaam afkoelend tot ze eindelijk zijn blijven stilstaan. Overal nog hebben zij hun golvende vormen behouden, zodat ze de indruk van een - zij het dan ook gestolde - brei maken. Aan zo'n lavastroom is in het rampzalige jaar 79 n. Chr. Herculaneum ten offer gevallen.

 

Troosteloosheid

De tocht met de zetellift voert eveneens over lavastromen en tevens over asvelden naar de dorre askegel van welks rand men in de enorme krater schouwt. Gidsen voeren u rond. Ze geven cijfers van de doorsnee en de diepte van het "gat in de aarde", welke getallen wij al lang weer vergeten zijn, en vertellen van de gewoonten van een vulkaan. Dit alles om de teleurstelling, dat er zo weinig te zien valt, wat te verzachten... We treffen het namelijk niet al te goed. Sinds 1944 verkeert de Vesuvius in tijdelijke rust. Al vertonen alle ansichtkaarten en ook de foto bij dit artikel hem nog met een fraaie rookpluim, in werkelijkheid heeft hij zijn "pijp" voorlopig in zijn zak gestoken.

Een vulkaan heeft zijn perioden, vertelt de gids. Bij de Vesuvius duren die zeven of elf jaar. Het volgend jaar, in 1955, zal de voorstelling weer beginnen. In de nu lege krater op welks bodem de deskundigen wel eens op verkenning gaan, al is dit niet zonder gevaar, zal zich een lavakegel vormen, die steeds hoger wordt totdat hij zelfs boven de kraterwand uitkomt. Dan zal hij, als de inwendige spanningen in de aarde te groot zijn, openbarsten en het hele aanzien van de top veranderen. Men wijst ons op het hoogste deel van de huidige kraterwand, die een overgebleven deel van een vroegere kegel vormt.

 

In de krater

Wanneer men uiteindelijk voor de laatste maal een paar honderd lire betaald heeft, daalt een gids met u een klein stukje in de krater af. Hij toont u enige spleten, waaruit wat flauwe rookwolkjes opstijgen. In de spleten is het gloeiend heet. Temperatuur van 600 graden! Een eitje kunt ge hier in de openlucht in een ommezien koken. Plotseling doet zich in de krater een geraas horen. "Steenslag!" zeggen we ondeskundig. Neen, het blijkt het geluid van stoom welke ontsnapt uit een zojuist in de kraterwand ontstaan gat. We waren dus toevallig getuige van een miniatuuruitbarstinkje, zoals er herhaaldelijk voorkomen. Van vloeiende lava was geen sprake zoals we die trouwens in heel de krater niet gezien hebben.

 

Oerkrachten...

De top van de ongeveer 1200 meter hoge Vesuvius vormt een beeld van uitgesproken troosteloosheid, dat wel fel contrasteert met het prachtige uitzicht over de Golf van Napels. Hierboven is het lava en as, as en lava. Nergens ook maar een sprietje gras, nergens ook 'n plekje om te zitten. Bij iedere stap die ge zet, schieten uw schoenen vol askorrels en nergens kunt ge uw sokkenvoet behoorlijk neerzetten om de schoen leeg te schudden. Ondanks dit alles betekent een bezoek aan de Vesuvius toch een gebeurtenis. Hier immers wordt ge oog in oog geconfronteerd met de oerkrachten der aarde en met de barensweeën van onze planeet, die altijd in beweging is en waarvan de vorming en vervorming nog steeds voortgaat. Moeder Aarde haalt hier adem!... Zo gezien maakt de Vesuvius een grootse, onuitwisbare indruk. Niettemin is het zonder heimwee, dat wij afscheid nemen van dit barre oord. En we zijn dankbaar jegens de raadgevers, die ons hebben afgebracht van ons oorspronkelijke voornemen de Vesuvius te voet te beklimmen. Het is geen plezierige berg...

 

 

 

17. Pompei, stad die 1600 jaar begraven lag...

 

Als kind van een jaar of tien kregen we een oervervelend boek cadeau. De schenker had zich klaarblijkelijk laten leiden door de titel "Kinderen, die ik gekend heb", welke helaas niet voldoende bleek onze kinderlijke belangstelling voor de inhoud, die hij dekte, gaande te maken. Evenmin deed dit de naam van de schrijfster, die toch F.H. Burnett luidde en welke wij later door haar "Kleine Lord" opnieuw zouden ontmoeten. Maar in haar eerstgenoemde boek met korte schetsen stond één verhaal, dat ons pakte. Onder de titel "Lang, lang geleden" verhaalde het over de ondergang van Pompei, een naam, die we toen voor 't eerst ontmoetten. Sindsdien is Pompei blijven vasthaken in onze gedachten. En nu... na tientallen jaren wandelden we door dat Pompei van onze wensdromen...

Er zijn tegenwoordig in Italië op 24 km van Napels twee Pompei's, t.w. het oude, dat als de "Scavi" (opgravingen) wordt aangeduid en het nieuwe, dat een paar kilometer zuidelijker ligt en in Italië grote bekendheid geniet als bedevaartplaats, waar de Madonna van Pompei jaarlijks tienduizenden pelgrims trekt. Hoewel we beide bezochten, vormde het oude Pompei ons hoofddoel. Deze stad, die ten tijde van haar ondergang een twintigduizend inwoners telde, werd door een uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79 n. Chr. onder een plm. vijf meter dikke laag as en puimsteen begraven, waarbij 2000 inwoners het leven verloren. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken, in de daarop volgende eeuwen is het vroegere bestaan van deze stad geheel in de vergeetboeken geraakt, evenals dat van Herculaneum, de plaats die een soortgelijk lot onderging. Zestien eeuwen lang wist men niet, waar deze twee steden onder as en lava bedolven lagen, niettegenstaande het feit, dat landkaarten de namen ervan toch nog vermeldden. Eerst in het jaar 1748 vond men bij graafwerken voor utiliteitsdoeleinden enige sporen, doch het zou nog tot 1868 duren alvorens men tot een systematische opgraving kwam. Met tal van onderbrekingen zijn deze opgravingen tot de huidige dag voortgezet met als resultaat, dat thans op vier vijfde van 't oude Pompei weer de zuidelijke zon schijnt.

 

Niemand vreesde

In de eerste eeuw vóór Christus leidden de Romeinse bewoners van Pompei een genoeglijk leventje van wijntje en trijntje aan de voet van de Vesuvius. Niemand had er enige vermoeden van welk onheil de stad boven het hoofd hing. De "Campagna Felice", zoals het gebied ten Zuiden van Napels genoemd wordt, vertoonde wel tekenen van vulkanische oorsprong, het rommelde wel eens onderaards en de grond beefde soms doch dat schreef men aan de strijdende goden en reuzen toe. Zeker wist men niet, dat men bijna in letterlijke zin op een vulkaan leefde. De Vesuvius was bedekt met rijke plantengroei, alleen vertoonde hij ergens een plaats, die er uitzag "of het er ooit gebrand had". Door de uitgestrektheid van het terrein had er echter niemand erg in, dat dit de krater van een niet-uitgedoofde vulkaan was. De eerste grote waarschuwing kwam in het jaar 63 n. Chr. met een sterke aardbeving, die Pompei nagenoeg geheel verwoestte. Na rijp beraad werd toch tot de wederopbouw besloten hoewel sommige wijze lieden daar toch een zwaar hoofd in hadden. Nagenoeg was Pompei weer uit zijn puin herrezen - alleen de Jupitertempel wachtte nog op zijn herstel - toen in 79 n. Chr. de grote catastrofe plaats vond.

 

Te laat...

Dagen achtereen braakte de Vesuvius vuur en vlammen, stenen, as en lava. De lavastroom daalde af in de richting Herculaneum, welk stadje onder een lavalaag van verscheidene meters bedolven werd. De bewoners vluchtten hier tijdig voor de langzaam aanschuivende lavastroom, zodat er te Herculaneum dan ook weinig slachtoffers vielen. Met Pompei daarentegen stonden de zaken anders. Door de richting van de wind daalde over deze stad een dichte regen van as en kleine puimsteentjes (lapilli) neer, die dagen lang de lucht verduisterde. Ook de Pompeianen hadden vermoedelijk nagenoeg allen kunnen vluchten maar ze deden het niet. Velen onderschatten het gevaar. Zij zochten beschutting tegen de hete asregen op de plaatsen, waar zij zich toevallig bevonden, bijv. onder de zuilenrijen van het forum of in de kelders van hun huizen, in de hoop dat de plaag wel spoedig zou ophouden. Maar ze hield niet op. Puimsteen en as vulden de straten één, twee, drie meter hoog. Vergiftigde lucht drong binnen in de woningen en de kelders, waar de vluchtelingen het te benauwd kregen. Nu eerst poogden zij door de vlucht het vege lijf te redden, enige inderhaast vergaarde kostbaarheden met zich nemend. Maar nu bleek het te laat. Ze zakten weg in de hoogliggende aslagen en vonden daar een verschrikkelijke dood. Anderen kwamen op een even vreselijke wijze om, doordat ze stikten in de kelders waar ze redding dachten te vinden.

 

Bedolven en vergeten

Toen na dagen de elementen waren uitgewoed, zat de hele stad meters dik onder de as bedolven. Waar eens vrolijk leven geheerst had, lag nu een dode vlakte, waar hier en daar nog slechts delen van ingestorte bovenverdiepingen uitstaken. Overlevenden keerden terug naar de puinhopen en trachtten er nog uit te halen, wat er te halen viel. Dit gebeurde echter op primitieve wijze en de gemaakte gangen werden weer dichtgegooid. Veel bleef er begraven liggen. Latere uitbarstingen van de Vesuvius dolven de stad nog dieper onder, hier en daar wel tot acht meter, waarmede voor eeuwen het drama dat zich hier had afgespeeld, bedekt werd. Immers eerst zestien eeuwen later zou het licht schijnen over de geheimen, welke hier verborgen lagen en zou men zich een beeld kunnen vormen van de tragedie, die oorzaak zou worden, dat wij thans méér van het leven der Romeinen kennen dan anders ooit mogelijk zou zijn geweest. Men heeft te Pompei het leven van de Romeinen op heterdaad betrapt... Daarom is Pompei dan ook uniek in de hele wereld.

 

Romeins huis

Op de dag van vandaag wandelt de tourist uit de twintigste eeuw weer door de straten van Pompei, die daags voor de catastrofe nog door de Pompeianen begaan werden. Het plaveisel van grote lavastenen draagt op tal van plaatsen nog de diep uitgesleten sporen van de Romeinse wagenwielen. De meeste muren van de benedenverdiepingen der huizen staan nog overeind, zodat men een uitstekend beeld krijgt van de indeling der Romeinse huizen. In sommige woningen dwaalt ge vrij rond, in andere, die normaal gesloten zijn, wijzen bewakers u de weg. Ge gaat binnen door een gangetje, waarbij zich soms nog een kleine vestibule met het hokje van de deurwachter bevindt. Dan komt ge in het atrium, waarvan het schuin naar het midden aflopend dak een vierkante opening vertoonde, waardoor het regenwater binnenstroomt om in een zich midden in de vloer bevindend bassin verzameld te worden. Rondom dit atrium treft men verschillende kamers zonder ramen aan en aan het eind van het atrium het zg. tablinum, de ruimte, waar de heer des huizes zijn zaken deed en zijn bezoekers ontving. Daarachter weer ligt het peristylium, een door een afgedekte zuilenrij omgeven open ruimte, waar fonteinen spuiten, subtropische planten groeien en fraaie marmeren of bronzen beelden voor de versiering dienen. Het is in deze ruimte, dat zich het huiselijk leven van de Pompeiaan pleegde af te spelen. Niet alle huizen waren zo uitgebreid, andere daarentegen nog groter. Sommige konden zich zelfs in het bezit van twee peristylia verheugen.

Zo men merkt, hadden de huizen der Pompeianen het gezicht - evenals in het Oosten - geheel naar binnen gekeerd. Ze droegen geen ramen aan de buitenkant. Tegen deze buitenkanten zaten afzonderlijke ruimten gebouwd, die geen gemeenschap met het huis hadden en als winkels verhuurd werden.

 

Versieringen

De vloeren van de woningen der rijken waren met mooie mozaïeken versierd en de met stuc bestreken wanden der kamers met frescoschilderingen, waarin de kleuren rood en geel de boventoon voeren. Hoewel in de opgegraven stad enige verfbedrijven werden aangetroffen evenals de gebruikte verfstoffen, heeft men het procedé van de frescoschilderingen, die zo goed de tand des tijds weerstaan hebben, nog niet kunnen achterhalen.

Aanvankelijk heeft men de fresco's en mozaïeken uitgebroken en naar het museum te Napels overgebracht, terwijl er ook enkele elders (o.a. Louvre te Parijs) terecht gekomen zijn. Op beide plaatsen hebben we ze gezien en ervan genoten. Door de horizontale opstelling komen de mozaïeken in Napels het best tot hun recht. Vooral de "Alexanderslag", dat een gevecht tussen Alexander en koning Darius uitbeeldt en een hele wand beslaat, trekt de aandacht al is het niet geheel compleet. In de latere jaren laat men de kunstwerken echter op hun plaatsen in Pompei, waar ze zorgvuldig zijn afgedekt tegen weer en wind.

 

 

 

18. Pompei getuigt van bloei en ondergang

 

Dwalen door het opgegraven Pompei betekent een bijzondere belevenis. Niet alleen omdat het ontzettende drama, dat zich hier zestien eeuwen geleden heeft afgespeeld, dan voor het oog oprijst, maar ook omdat de mens van vandaag hier in zijn gedachten weer kan aanknopen aan het leven van de Romeinen zoals dit in de eerste eeuw van Christus werd afgesneden. Er is niet veel fantasie voor nodig weer Romeinse wagens door de straten te zien rijden of zich enig beeld te vormen van de bedrijvigheid op het forum, waar nu nog slechts zuilenstompen naar de hemel wijzen.

Pompei is tijdens de opgravingen keurig in sectoren en in straten verdeeld. Al de straten hebben een naam zoals bijv. de "Strada dell'Abbondanza" wat "Straat van de Overvloed" betekent. Ook de huizenresten zijn van een naam voorzien. Vaak werd deze ontleend aan de oorspronkelijke bewoner, want van vele huizen heeft men uit gevonden inscripties de namen der eigenaars weten te achterhalen. Waar dat niet lukte, noemde men het huis naar een bijzondere vondst, welke er in gedaan werd, of naar iets waardoor het de speciale aandacht trok. Zo heeft men er het "Huis van de Faun" vanwege het fraaie bronzen beeldje dat er werd aangetroffen, het "Huis van de Tragische Dichter", het "Huis van de Chirurg" (men vond hier chirurgische instrumenten) en het "Huis met het Hangende Balkon" om er maar een paar te noemen. Onder de mozaïekvloeren in verschillende panden treft men ook het bekende "Cave canem" (Pas op voor de hond) aan, een inschrift, behorende bij de voorstelling van een kettinghond, welke vaak bij de ingang van de woning in de vestibule werd afgebeeld.

 

Huis der Vettii

Een van de bekendste en meest bezochte huizen in Pompei is dat der Vettii, hetwelk zijn naam dankt aan twee vrijgelaten slaven, die er de eigenaars van geweest moeten zijn. Deze woning is geheel in zijn oorspronkelijke staat gebracht. Hier bloeien weer de planten in een door het peristylium omgeven tuin met marmeren tafels. Men kan hier wandelen onder de door hout afgedekte zuilenrij, binnentreden in de donkere met fresco's versierde kamers en - indien men daar lust toe mocht hebben - een offer brengen bij het altaartje van de "Lares", dat zijn de huisgoden die de Romein in bijzondere verering hield.

De een eind buiten het centrum gelegen "Villa der Mysteries" vraagt de aandacht door de méér dan levensgrote, in fraaie kleuren geschilderde fresco's. In niet minder dan 29 gedeelten brengen zij het dramatisch verloop van de inwijding in de Dionysische mysteries in beeld.

 

De bakker verrast

Gemakkelijk vallen in de verschillende woningen de beroepen, die er werden uitgeoefend, te achterhalen. Men heeft daar op de eerste plaats de wijnkroegen en gaarkeukens. Zij verraden zich door de marmeren toonbank met ingemetselde buikige potten, waarin soms etensresten werden aangetroffen. De huizen der bakkers kenmerken zich door de ovens maar vooral door de stenen molens voor het malen van het graan. Tijdens de rampzalige uitbarsting had een Pompeiaanse bakker juist het brood in de oven. Hij heeft het er niet meer uit kunnen halen omdat hij moest vluchten of de dood hem ter plaatse verraste. Zestien eeuwen later zijn de broden, geheel verbrand, teruggevonden. Ge kunt ze bewonderen in het kleine maar interessante museum van Pompei en ook in het Nationaal museum te Napels. Dit brood, dat voorheen goudgeel en croquant was, is nu geheel zwart verkoold, maar het heeft zijn oorspronkelijke vorm behouden.

 

Vruchten

Tal van andere oude etenswaren of vruchten bergen de musea nog. Hoewel ook verkoold kan men toch nog duidelijk de noten, dadels, druiven en tarwe onderscheiden. En wat zou u zeggen van een kippeneitje van zestien eeuwen oud?... Ge kunt het vandaag de dag nog zien. En het ruikt niet eens! Uitwendig ziet het er geheel gaaf uit. Het wordt de toeschouwer wel zonderling te moede als hij zich realiseert hoe al deze producten, zoveel eeuwen geleden, op het punt stonden geconsumeerd te worden.

De in Pompei gevonden gebruiksvoorwerpen zijn ook legio. Het betekent vaak een verrassing te constateren hoeveel deze soms op de onze lijken. De Romeinse lepel bijv. wijkt alleen af door zijn dunnere steel met een "knik" er in. De gouden sieraden voor de dames zijn eveneens van dien aard, dat ze vrouwen uit de 20ste eeuw niet misstaan zouden. Dit alles ziend moet men erkennen, dat wij op verschillende gebieden thans de Romeinen niet vooruit zijn al denken we dit misschien graag.

 

Krabbelaars

Een beeld van een Romeins badhuis geven de Thermen van Stabiae waar gelegenheid bestond tot het nemen van warme, lauwe en koude baden. Dat de Pompeiaanse straatjongens ook graag muren bekrasten, verraden de inschriften op huizen. Zelfs de volwassenen blijken deze liefhebberij beoefend te hebben. De inschriften variëren van spot en scherts tot groeten, verliefde zuchten en verwensingen.

De straten van Pompei zijn erg smal, evenals de trottoirs aan weerszijden, welke laatste zich kenmerken door hun abnormale hoogte. Op sommige plaatsen liggen - dwars over de straten - grote stenen, die tot taak hadden de voetganger bij regenweer droogvoets aan de overkant te brengen. Voor het rijverkeer betekenen deze steenblokken geen belemmering omdat de wagenwielen er juist aan weerskanten langs konden.

 

Gruwelijke getuigenis

Een gruwelijke curiositeit vormen de "versteende lijken" van slachtoffers. Men treft ze, behalve in de musea, ook aan in enige gebouwen te Pompei. Vele bezoekers denken hier met werkelijk versteende lijken te doen te hebben. Dit is echter niet het geval. Tijdens de opgravingen ontdekte men in de as en puimsteen, die door de regen aaneengekoekt waren, holten waarin geraamten lagen. Op een gegeven ogenblik kreeg men de lumineuze inval deze holten vol gips te gieten en daarna de as te verwijderen. Het bleek nu, dat men zuivere gipsvormen van mensen en ook dieren kreeg. De lava-as was namelijk om de lichamen vastgekoekt. Door de eeuwen vergingen de lijken tot stof en storten ineen doch de eenmaal gevormde ruimte bleef bestaan. Reeds veel van dergelijke holten werden achteloos vernield, maar van een aantal heeft men toch nog vormen kunnen maken. O.a. die van een op de rug liggende reus van een slaaf, een in doodsangst gekromde hond met de halsketting aan, de trouwe deurwachter van de Villa dei Misteri, liggend op het aangezicht, twee vrouwen in doodsstrijd, waarvan de jongste zich krampachtig aan de oudere, waarschijnlijk de moeder, vastklampt e.a. Bij al deze beelden bevinden zich de geraamten in de gipsmassa's. Soms zijn de afdrukken zó natuurgetrouw, dat de doodsangst op de wanhopig vertrokken gezichten te lezen valt. Nooit heeft enig drama na zo lange tijd zulke aangrijpende sporen achtergelaten.

Pompei is in de ware zin van het woord een dode stad. En iedereen, die er ronddwaalt, ondergaat haar als zodanig. De zon moge nog zo vrolijk schijnen, men kan niet straat-in-straat-uit gaan langs de uitgestorven huizenresten zonder enige beklemming te voelen. Alleen de hagedissen, die bij iedere stap als het ware voor uw voet wegschieten, zijn hier heer en meester. Maar deze aardige beestjes, die zich zo thuis voelen in ruïnes, accentueren de verlatenheid nog.

 

Herculaneum

Een soortgelijk lot als Pompei onderging Herculaneum, dat dichter bij Napels ligt. Deze stad werd echter bedolven door een lavastroom, later gevolgd door nieuwe lavastromen totdat ze eindelijk 15 tot 20 meter diep begraven lag. Hier gaan de opgravingswerkzaamheden met veel groter moeilijkheden dan te Pompei gepaard omdat de lava keihard is. Bovendien staat het stadje Resina boven op het oude Herculaneum gebouwd. Om deze beide redenen kon nog slechts een gering deel worden uitgegraven. Deze opgravingen geven 'n zelfde beeld als die van Pompei. Gebleken is dat Herculaneum cultureel echter op hoger peil stond. Tot belangrijke vondsten behoorden papyrusrollen, die men in Pompei niet heeft aangetroffen. Wat hier nog onder de lava bedolven zit, ligt in de schoot der Goden. Geslachten en geslachten zullen er aan moeten arbeiden om ook deze stad haar geheimen te ontfutselen. Wat in ieder geval een fascinerende arbeid is...

 

 

 

19. Klassieke schoonheid in het dode Paestum

 

Daar men, na Napels en omgeving gezien te hebben, rustig sterven kan, vinden het veel touristen niet nodig nog verder naar het Zuiden van Italië af te zakken. Dit was wel te merken in de trein, die ons naar het 100 km ten Zuiden van Napels gelegen Paestum bracht. In onze wagon waren wij beslist de enige niet-Italiaan en toen we op het stationnetje van onze eindbestemming, die het verste zuidelijke punt van onze reis betekende, uitstapten, werd ons voorbeeld nog slechts gevolgd door een uit een andere wagon opduikend Deens echtpaar. Paestum is weer een van die Italiaanse plaatsen, welke op de landkaart met drie puntjes staan aangegeven, hetgeen betekent, dat het ooit een plaats geweest is. Thans een dode stad, zoals Italië er méérdere kent. Deze ging echter niet onder door vulkanische uitbarstingen, gelijk een Pompei en een Herculaneum, maar door andere oorzaken.

Fel brandt de zon op het witte perronnetje van het popperige stationnetje, waar ge gerust in de kamer van de chef kunt binnenlopen. Groot is dan ook uw verbazing als een knaap u een voddig strooibiljet in de hand drukt, waarin de stationsrestaurateur zich beleefd aanbeveelt om u voor 500 lire (3 gld.) een etentje te mogen serveren uit zijn "Ottima cucina casalinga" (voortreffelijke keuken), die zich - zoals hij ook nodig oordeelt te vermelden - onderscheidt door een "massima pulizia" (grootste properheid).

 

"Zingende bomen"

Maar wie komt nou naar Paestum om te eten! We kijken liever naar de grote cactussen aan de overzijde van de spoorbaan, de vreemde bomen voor het stationnetje, die vruchten dragen, welke op onze tamme kastanje lijken, naar de Porta Sirena, de resten van een oude toegangspoort tot het oude Paestum, en we luisteren naar de zingende bomen, waarmede een tien minuten lange weg aan één kant beplant is, terwijl de andere kant versierd wordt met verwilderde oleanders in de kleuren wit, rose en rood. De "zingende bomen" zijn zeedennen met hun bekende parasolkruinen. Uit deze kruinen komt een lawaai alsof er duizend kleine vogeltjes in te zingen zitten. Maar ze vliegen niet op bij een steenworp, die "vogeltjes"... Ten slotte blijken het een bijzonder soort krekels te zijn, die zo ongelooflijk veel geluid produceren!...

Hoewel we ons eigenlijk reeds in Paestum bevinden, valt daar - buiten de genoemde poort - nog niet zoveel van te merken. De beroemde tempels, waar het om begonnen is, laten zich nog een tien minuten wachten en er dient eerst een loket gepasseerd.

 

Hoe een stad stierf

Maar laten we intussen iets van de geschiedenis vertellen van de dode stad aan wier opgraving sinds de 18de eeuw gewerkt wordt. Paestum is het voormalige Poseidonia (stad van Neptunus), dat 600 jaar voor Christus door de Grieken gesticht werd, even voorbij het riviertje de Sele, daar waar de huidige Golf van Salerno een boog naar het Zuiden maakt. Eens vormde zij een belangrijke handelsplaats. Reeds in de 1ste eeuw na Christus echter werd de gezondheidssituatie van de stad en haar bewoners slecht door onvoldoende afwateringen. Na de val van het Romeinse rijk (waarvan Paestum een kolonie geworden was) dreven overstromingen en de verzouting van een rivier alsmede de heviger optredende malaria immer méér bewoners weg. Daarbij kwamen nog vijandelijke invallen met plunderingen met als uiteindelijk gevolg, dat de stad verlaten werd en ten slotte totaal verviel. Dikke modderlagen bedekten de resten, die door struikgewas overwoekerd werden terwijl de wateren vrij spel hadden om het hele gebied te maken tot een moeras, waarvan men nu nog sporen aantreft. De streek van Paestum had zo een kwade naam gekregen.

Tot aan de 18de eeuw bekommerde zich niemand om dit gebied, waar dan wel veel begraven mocht liggen, maar toch nog altijd een drietal imponerende Griekse tempels melancholisch afstaken tegen het blauwe fond van de Tyrrheense Zee in het Westen of van de bergen in het Noorden. Dit deel van Paestum, dat dwars doorsneden wordt door de hoofdweg naar Calabrië, welke weg ook midden door het opgegraven amfitheater snijdt, vormt het grote aantrekkingspunt voor de reiziger, die zich zover naar het Zuiden waagt.

 

De tempels

In de grote vlakte, waar onkruid en scherp gras op sommige plaatsen tot kniehoogte reiken, staan de drie tempels, weids in hun eenvoud en verheven stilte. Drie voorbeelden van de hoge Griekse cultuur. Het schoonst van al is wel de zg. Neptunustempel, zoals hij jarenlang genoemd werd, doch die - volgens de jongste onderzoekingen - aan Hera Argiva, de godin van de vruchtbaarheid, gewijd moet zijn geweest. Deze tempel dateert uit het midden van de 5de eeuw vóór Christus en vormt zulk 'n prachtig voorbeeld van zuivere Dorische stijl, dat men dit - buiten Athene - nergens in Europa aantreft. Op een drie treden hoog voetstuk staan de slanke, elastische gecanneleerde zuilen, waarop het architraaf met de friezen. En binnen in de tempel treft men een dubbele zuilenrij van de cella aan, die het godenbeeld placht te omsluiten. Eens waren de cannelures en de gaten der zuilen met pleister dichtgestreken doch we kunnen ons niet voorstellen, dat het toen schoner was dan thans.

 

Licht en kleuren

De uit een poreuze steensoort bestaande zuilen, met hier en daar grote gaten, hebben een prachtige kleur van verschillende tonen okergeel, zo schoon dat men er niet op uitgekeken komt. In nog hogere mate geldt dit wanneer de zon door de zuilen speelt - wat ze hier altijd doet! - en felle contrasten van licht en schaduw tovert. De bouw zit vol kleine kunstknepen, zoals de verjonging der zuilen naar boven, de uitbuiging van de dwarsbalken, de wisseling van horizontaal en verticaal en de onregelmatige variatie der architraafblokken. Alles resultaat van vernuftige berekeningen, die niet opvallen maar uiteindelijk het ongeëvenaarde effect te voorschijn roepen. Deze Neptunustempel, die slechts 60 bij 25 meter is, haalt het niet bij de afmetingen van het Colosseum te Rome. Door zijn plaatsing in de ruimte werkt hij echter oneindig veel grootser en laat hij een veel diepere indruk na. We rekenen hem dan ook tot het mooiste, wat we op onze Italië-reis aanschouwd hebben.

 

De Basilica

Op korte afstand van de Neptunustempel verheft zich een tweede tempel, die de naam Basilica draagt al is hij nooit een profaan gebouw geweest. Deze tempel is de oudste van de drie en dateert uit het midden van de 6de eeuw voor Christus. Hij bezit 50 zuilen aan de buitenkant en nog een rij door het midden en vertegenwoordigt weer een andere fase van de Dorische architectuur. De zuilen lopen naar boven dunner toe dan die van de Neptunustempel en vertonen naar het midden een meer opmerkelijke verdikking. Delen van het architraaf zijn verdwenen en ook de friezen ontbreken. Daar de zuilen daarenboven slechts ruim zes meter hoog zijn, maakt het geheel een nog gedruktere indruk dan in het algemeen bij de Griekse bouwkunst reeds het geval pleegt te zijn.

Geheel in het Noorden van Paestum verrijst ten slotte de Cerestempel, die echter waarschijnlijk aan Vesta is toegewijd geweest. Hij moet in het einde van de 6de eeuw voor Christus gebouwd zijn en vormt niet zo'n indrukwekkende en harmonische geslotenheid als de andere tempels doch is niettemin een brok architectuur, dat - na zoveel eeuwen - nog bewondering afdwingt.

Van al deze klassieke schoonheid kunt ge thans in Paestum nog in volle rust genieten. Of dat lang het geval zal blijven, weten we echter niet. Vóór de oorlog kon men er geheel vrij rondlopen, thans moet men al entree betalen, doch door de massa is Paestum toch nog niet ontdekt. Anders zouden wij op die mooie zomermiddag er niet slechts vier medetouristen hebben aangetroffen...

 

 

 

20. Na eeuwen bloeien in Paestum weer de rozen

 

Indien het dode Paestum zich niet in het bezit mocht verheugen van zijn drie Dorische tempels, waarvan wij in een vorig artikel verhaalden, zou niemand zijn schreden richten naar dit verlaten oord. Dwalend tussen de ruïnes valt het dan ook moeilijk zich te realiseren, dat daar waar nu het scherpe gras en onkruid woekert - dat zelfs de tempels niet ontziet - eens de heerlijkste rozen bloeiden. Vele eeuwen geleden genoot Paestum namelijk 'n grote faam door zijn rozentuinen. De roem van de rozentuinen van Paestum was eeuwen geleden zó groot, dat Latijnse dichters met geestdrift de kleurenpracht en de geur er van bezongen hebben.

Ovidius roemt in zijn "Metamorfosen" de rozen van Paestum en in de eenzaamheid van zijn verbanning zegt hij - met betrekking tot een trouwe vriend - dat "de bloesem van de sinaasappelbomen de rozen van Paestum eerder in geur zal overtreffen dan dat het mogelijk zou zijn, dat hij (Ovidius) een oude vriend vergeet". Vergilius spreekt van de "biferique rosaria Paesti", de twee maal per jaar bloeiende rozenstokken van Paestum, en Columella zingt: "Nascantur flores Paestique rosaria gemment". "Mogen de bloemen openbreken en de rozenstokken van Paestum uitbotten!" De dichter zal wel niet gedacht hebben, dat na eeuwen deze wens nog in vervulling zou gaan. Toch is dit het geval want men heeft te Paestum opnieuw rozen geplant, weliswaar op bescheidener mate dan weleer, maar in ieder geval kan toch gezegd, dat in Paestum wederom de rozen bloeien...

 

Geen geheimzinnigheid

De opgravingen te Paestum gaan regelmatig voort. Tijdens ons bezoek was men aan de oostkant van het terrein, bij de fraaie Neptunustempel, bezig met het graven van een sleuf. Het gaat er daarbij gemoedelijk toe. Ge kunt er rustig met uw neus bovenop gaan staan en een praatje met de arbeiders maken. Wie geluk heeft, kan zo onverwacht getuige zijn van een belangrijke vondst. Ons geluk bestond echter alleen maar in het zien opdelven van enige gekleurde en bewerkte scherven. Zorgvuldig wordt de omgezette aarde onderzocht, hetgeen geschiedt met veel ambitie en toewijding omdat verrassingen nooit uitgesloten zijn. Op veel grootser schaal bleken de opgravingen in het westelijk deel van de voormalige stad ter hand genomen. Hier leek het een hele ontginning, waarbij vele kubieke meters aarde en puin met behulp van kipkarren op rails verplaatst werden. Talrijke fundamenten en muurresten zijn er te voorschijn gekomen, waartussen wij naar hartelust konden rondsnuffelen.

 

Unieke vondst

De belevenis van een unieke vondst - zoals ons naderhand uit berichten gebleken is - bleef echter tot een week na ons verblijf gereserveerd. Er zijn toen namelijk een gaaf bewaard tempeltje en een bronzen vaas aan het licht gebracht, welke laatste een dikke vloeistof bevatte, die - naar verondersteld werd - honing van méér dan 1000 jaar oud zou moeten zijn. Het tempeltje, dat een oppervlakte van slechts dertien vierkante meter besloeg, bevatte in totaal acht bronzen vazen, versierd met gevleugelde leeuwen, ganzen en rammen. Ze stonden netjes langs de muur opgesteld, zoals ze daar een duizend jaar geleden waren neergezet. De "honing" is waarschijnlijk een offergave geweest voor Hera Argiva, die de godin der vruchtbaarheid was en - zoals reeds eerder gemeld - te Paestum bijzonder vereerd werd.

Buiten de altijd imponerende tempels hebben de opgravingen de leek niet zo heel veel te zeggen. Waar de archeoloog de meest interessante wetenschappelijke ontdekkingen doet, kan de leek slechts filosoferen over de vergankelijkheid van de dingen dezer aarde. En dat doet hij dan ook als zijn voet schopt tegen een dikwandige loden afvoerpijp, waaruit oude Romeinen hun water betrokken hebben, of als hij loopt over een stuk "uitgerafelde" mozaïekvloer, waar de grote en kleine blokjes marmer van zoveel eeuwen oud maar voor het oprapen liggen... In het veen ziet men niet op een turfje en zo maakt de souvenirjager hier nog wel een kans...

 

Muur van 5 km

Een van de hoofdstraten van het voormalige Paestum, die de Porta Giustizia (Poort der Gerechtigheid) met het forum in het centrum verbond, is geheel opgegraven. Hier loopt de bezoeker over dezelfde met gras en onkruid omzoomde ovaalvormige keiblokken - "kinderhooofdjes van een meter lang" - zoals we ook reeds in Pompei hebben aangetroffen. Ook hier weer de duidelijk zichtbare karresporen, door vele jaren verkeer, diep in de harde keien gegroefd.

Paestum was en is nog omgeven door een geweldige muur, die een omtrek van 5 km heeft. Hij vormt een indrukwekkende opeenstapeling van steenblokken, die echter zwaar door het onkruid overwoekerd worden zoals dit ook het geval is met de trotse weg op onze plattegrond naar de Porta di Mare, de poort aan de zeekant. De weg bleek volkomen onbegaanbaar, waarvoor we gelukkig tijdig gewaarschuwd werden. Evenals op de tempels koesteren zich op de muren vele hagedissen, die ritselend wegflitsen zodra een vreemde hun domein betreedt...

 

Museum

Werden vroeger de in Paestum gevonden kostbaarheden weggesleept, tegenwoordig bezit Paestum een eigen museum, dat reeds een schat van vondsten bevat en daardoor zeer leerzaam is voor wie nader in contact wil komen met het geestesleven van "Magna Grecia". Belangwekkend vooral is de verzameling van Dorische metopen. Dit zijn reliëffiguren in zandsteen, die eens de grote en kleinere tempels gesierd hebben. Deze reliëfs, waarvan vele nog vastzitten aan de trigliefen (stenen met drie gleuven) vormen het belangrijkste voorbeeld van archaïsche, Griekse beeldhouwkunst, dat het Westen rijk is.

 

Herinnering...

Al is Paestum voor velen een onbekend begrip, eens is de naam toch ook in Nederland "in het nieuws" geweest. Het was in de nazomer van 1943 toen de 36ste Amerikaanse divisie - op 9 September om precies te zijn - aan het strand van Paestum landde ter bevrijding van Zuid-Europa. Langs de verweerde muren van het oude Paestum loopt een lange weg naar de zee, die een kleine twintig minuten verwijderd ligt. De uit keislag bestaande weg zit vol gaten zodat het lijkt of hij er nog bijligt zoals de laatste tanks er overheen gereden zijn. Links ervan zijn uitgestrekte landerijen, die tot een proefboerderij schijnen te behoren en rechts lijkt het hier en daar nog een moerassige wildernis. Maar het strand van Paestum betekent kortweg een openbaring. De verrassing is te groter omdat men hier te maken heeft met een van de weinige zandstranden langs de Italiaanse kust. Het is wel vijftig meter breed, zover het oog reikt, rechts en links.

 

Een echt stil strand

Het strandleven zelf heeft hier niets te betekenen maar er is toch een kleine badinrichting met kleedkabines en een afgepaalde ruimte in zee. Op het overgrote deel van het strand geniet men echter de volledige vrijheid. In eindeloze deining rollen de witgekuifde golven van de diepblauwe Tyrrheense Zee op het fijne zand, dat alle overeenkomst met het zand van onze stranden vertoont. Uren lang kunt ge lopen langs dit strand, dat zich voor het oog in het Zuiden verliest tegen de wazig blauwe bergen daar, waar de kust een bocht naar het Zuiden maakt. Ook kan men rustig ver in zee zwemmen daar deze hier niet trekt zoals aan onze Noordzeestranden. Met uitzondering van de inrichting, waar het op deze prachtige zomerdag echter evenmin druk is, ligt dit bij uitstek schone strand nagenoeg verlaten. Slechts om de 100 meter misschien ontdekken we een bader hetzij in het zachte lauwe water, hetzij op het brandende zand in de zon. Het valt nauwelijks te geloven, dat op die historische Septemberdag hier de militaire landingsboten zijn komen aanstormen en dit stille strand van krijgsrumoer vervuld hebben. Zoals de glorie van Paestum voorbijgegaan is, zo ging echter ook hier het krijgsgeweld voorbij. Het strand van Paestum viel terug in vergetelheid en paradijselijke rust van een Zuidzee-eiland. Zo sluimert het voort, in afwachting van de dag van zijn herontdekking...

 

 

 

21. Riant Salerno en een paradijselijk Amalfi

 

"Hoe verder men ten Zuiden van Rome komt, hoe erger het wordt", hadden we wel eens horen zeggen. En met dit "erger" scheen dan bedoeld, dat er in dit deel van Italië niet zoveel meer zou deugen. Des te groter was dan ook bij onze aankomst te Salerno de verrassing, toen bleek, dat deze stad helemaal geen neergang maar een aanzienlijke winst in vergelijking tot Napels betekende. Salerno, dat met breeduitgespreide schoot aan de gelijknamige baai de hele dag door zit te zonnen, blijkt een zeer riante stad met een moderne, zeer brede, geasfalteerde hoofdstraat en gemoedelijke straten in het oudere stadsdeel, waar des avonds overal volop kleurige lichtreclames branden. Echt een stad om zich thuis te voelen.

Die indruk wordt nog versterkt bij een wandeling langs de zeekust. Paleizen van woningen en hotels staan hier en daarvóór strekken zich fleurige plantsoenen en 'n brede wandelkade uit, die bespoeld wordt door de zee met haar hermelijnen zoom. Op deze kade en op de heerlijke rustbanken van de plantsoenen speelt zich, bij de ook des zomers hier zo vroeg invallende avond, een deel van het leven van Salerno af. Hier verpozen zich de moeders met hun kinderen, hier worden de olienootjes en de mosselen verkocht en staat de "snoepfabrikant" in de openlucht aan een fris stalletje, dat blinkt van het koperwerk, zijn producten te vervaardigen. Wat een attractie op zich betekent. De zeeboulevard vormt een wandelplaats vol sfeer, zodat het moeite kost hier des avonds te scheiden om naar bed te gaan. Zeker, ook de jongetjes van Salerno vragen u wel eens om een sigaret. Maar ze doen het charmant en zonder opdringerigheid, waardoor ze "het pleit" reeds bij voorbaat gewonnen hebben. En als het niet "lukt", blijven ze niet als een klit aan u hangen, doch gaan weer opgewekt heen.

Jammer, dat we zo kort in deze prettige stad verblijven konden. We moesten namelijk verder, de kust van Amalfi langs, die de schoonste kust van Europa genoemd wordt. Daar hier geen trein rijdt, ging de tocht per bus.

 

Hoog boven de zee

Een fantastische weg, die van Salerno uit naar het Westen naar boven klimt, slingert zich langs de kust. Hij is overal uitgehouwen in de rotsen en loopt meestal op een hoogte van 200 tot soms 250 meter boven de oppervlakte van de zee. Hij kruipt van bocht naar bocht om nu eens af te dalen naar een beneden aan de kust liggend plaatsje en daarna weer omhoog te klimmen. Vietri, Cetara, Maiori, Minori en Atrani zijn witte schilderachtige stadjes, die er tot voor kort hun geluk lagen te verdromen doch wier namen een paar maanden geleden een tragische klank gekregen hebben. Vietri, Maiori en Minori immers waren het, die door aardverschuivingen en overstromingen geteisterd werden in de dagen, dat ook in Salerno de modder een halve meter dik in de straten lag. Driehonderd doden was de tol, zo men zich herinnert. Op de dag, dat wij hier voorbij reden en nog niemand enig vermoeden had van de dreigende ramp, lagen de stadjes met hun kleine, eenvoudige haventjes en donkere strandjes zich te koesteren in de stralen van de late avondzon. Naarmate we verder naar het Westen reden, kropen de laatste plaatsjes voor onze eindbestemming dieper weg in de schemering, maar toen reeds de volle maan de Tyrrheense Zee tot paarlemoer maakte, lichtten toch nog telkens de blanke huizen van de kleine dorpjes wit en vrolijk op tegen de donkere bergwanden, waar ze genesteld zaten.

 

Amalfi

En toen - nadat de duisternis reeds enige tijd was ingevallen - stonden we plotseling in... Amalfi. Het Amalfi van onze dromen, dat ons - door een onvoorziene wijziging in het program - bij avond in plaats van bij dag ontving. En hoe hebben we dit toeval gezegend! Wie Amalfi bij avond binnenkomt, geniet er twee keer van, omdat het dan nog allerlei mysteries verbergt, welke eerst door het daglicht onthuld worden. Aanvankelijk dachten we, dat het hele stadje was uitgedost in feestverlichting. Nu werd er toevallig ook een kermisje gevierd, bestaande uit een paar kraampjes en een schiettent, doch wat wij voor feestverlichting aanzagen, bleek permanent. Dat was het aloude Amalfi, dat met zijn duizend ogen van verlichte vensters uittuurde over de zee, waar in de tijd van de republiek de roem en de rijkdom van Amalfi lagen. Veel plaatsen op de wereld zitten terrasvormig tegen berghellingen gebouwd - Amalfi daarentegen hangt voor een deel tegen een steile wand zoals de klipzwaluw zijn nest bouwt. En overal tegen die wand de gele lichten van de vensters in de witte huizen, welke bij avond echter iets van hun felle witheid verloren hebben, doch die desniettemin toch nog voldoende contrasteren tegen de bergen. Men waant zich in een sprookje van "Duizend en één nacht" verplaatst.

 

Zelfs een autoweg!

Hoog boven u ziet ge juist boven stenen borstweringen hoofden van mensen voorbijschuiven, waaruit ge niet anders dan concluderen kunt, dat er een pad moet zijn tegen die steile wand. Overdag zouden we echter ervaren, dat het hier niet slechts een pad betreft, maar een brede asfaltweg, waarlangs ook de auto's rijden. Ergens wat verder weg gloriëren de lichten van de "Albergo Cappuccini", een voormalig klooster, dat thans tot hotel en restaurant is ingericht en waar de oude kloostercellen tot hotelkamers werden omgetoverd. Onnodig te zeggen welk 'n heerlijk uitzicht dit klooster - vanuit zijn wondermooie kruisgang en de mystieke pergola, die hun oorspronkelijke vorm behouden hebben - biedt op heel Amalfi, de zee en de kust tot gene zijde van Salerno.

Beneden in Amalfi heerst zowel van avond als bij dag een opgewekt leven. Jammer, dat de zeekant ontsierd wordt door een storend getimmerte van een bar op palen op het strandje. De gemoedelijkheid van het kade-tje met de bomen maakt dit echter wel weer goed. Lekker beschaduwd kunt ge hier een "quarto nero" (vierde litertje rode wijn) drinken of ge luistert wat naar het overigens onverstaanbaar gekout van de oude vissers, die op het kademuurtje hun rendez-vous houden, genietend van de zon, de zee en het leven...

 

De kathedraal

Schilderachtig ook is het petieterige pleintje bij de kathedraal, waar het heerlijkste fruit verkocht wordt. Die kathedraal vormt de roem van Amalfi. Eigenlijk was er geen ruimte voor, doch ze hebben ze er toch maar in een hoekje neergeplakt. Ze duikt hier op uit een wirwar van huizen als wil ze de om haar gegroepeerde menigte in bescherming nemen. Via een brede en zeer hoge open trap, waarop de hele dag de bruine kindertjes van Amalfi spelen en ravotten, moet ge naar boven klimmen. Maar eerst heeft uw oog zich zat gedronken aan de fantastische voorhal met spitsbogen, die een Moorse indruk maakt en aan de met maiolicawerk bont versierde koepel van de klokkentoren, welke naast de kerk staat. Levendigheid der kleur, de speelsheid der bogen en het mozaïek van een tronende Christusfiguur in de top maken de gevel van deze bogenvoorhal tot een onvergetelijke belevenis van schoonheid. Dit geldt ook voor het interieur der kerk en de bij de kerk aansluitende kruisgang, die "Il Paradiso", dat is "Het Paradijs", genoemd wordt. Deze gang met zijn sterk Moorse inslag wordt gevormd door ranke, dubbelzuilen, die elegante spitsbogen dragen, welke boven met veel fantasie door elkander gevlochten zitten. Terecht vormt deze kruisgang mede de trots van Amalfi.

 

Paradijs

Gezegend door een heerlijke ligging in een weelderige natuur, waar naast de druif volop de citroenen en de sinaasappelen groeien, en in het bezit van kostbare kunstwerken vormt Amalfi een paradijselijk stukje aarde, waarvan zelfs nu - na zoveel eeuwen - nog iets afstraalt van de grootheid uit de tijd der republiek op het glanspunt van haar roem toen zij de zeeën bevoer en kerken bouwde tot zelfs in Jeruzalem...

 

 

 

22. Op een berg mediteert een verstild Ravello

 

Zuidelijke kleur en fleur kenmerken het leven te Amalfi zoals het zich daar afspeelt tussen de met een witte schuimrand omzoomde blauwe zee en het felklaterende wit van de op elkaar gestapelde huizenmassa. Hetzelfde geldt van het een weinig méér naar het Oosten gelegen Atrani, dat via een tunnel en een viaduct zodanig met zijn zusterstadje verbonden is, dat men niet weet waar het ene begint en het andere eindigt. En hoog boven beide uit, op de bergen, leeft in beschouwende eenzaamheid het dromende Ravello als een oord dat niet meer van deze wereld is...

Het is naar dit Ravello, dat wij vandaag onze schreden richten. Ge hebt de keus tussen een zich door sinaasappelboomgaarden naar boven slingerende autoweg en een nog veel fantastischer bergpad, aan welke laatste we natuurlijk de voorkeur geven. De hemel helpe het u echter vinden! Ge zijt net tot de conclusie gekomen, dat er op de wereld geen witter wit bestaat dan het wit van de huizen om het diepliggend pleintje van Atrani en dat hier in geen geval het begin van het voetpad kan liggen als een inwoner u verzekert, dat dit toch beslist wél het geval is. Dus daalt ge maar af van het hoge viaduct, steekt dwars het petieterige pleintje over en duikt in een boogpoortje van nog geen meter breedte, in de vaste veronderstelling pardoes op een dikke matrone te zullen botsen omdat ge onaangediend in haar huiskamer terecht komt. Niets van dat alles geschiedt in werkelijkheid. Ge zijt inderdaad in een straatje beland. In een wit straatje met gewelven, met treden hier en treden daar, deurtjes rechts en deurtjes links, soms een opening boven uw hoofd, waardoor een stukje fel zonlicht de muren warm doet oplichten en vlijmscherp afsnijdt van de nu blauw geworden schaduwpartijen. Dit straatje heeft zijn zijstraatjes, waarin ge soms doodloopt als in een echte doolhof. Op uw eindpunt vindt ge echter altijd wel een spelend kind op een drempel of een openstaande deur om te vernemen, dat ge zó nooit in Ravello komt maar terug moet om het eerste straatje links te nemen.

 

Al was 't niet meer!...

Intussen is de klimtocht al ingezet want het straatje stijgt voortdurend en dit vormt het veiligste teken, dat ge op de goede weg zijt, want Ravello kunt ge immers nergens anders dan in de hoogte zoeken. Hoe smal de straatjes dan ook zijn, de bewoners vinden tóch nog gelegenheid hier hun negotie te bedrijven. Op de stoepjes staan ze uitgestald, de korven met heerlijk fruit: sinaasappelen, tomaten, perziken, pruimen en citroenen. Wie hier nog passeren wil, moet zich wel erg smal maken, doch het lukt toch altijd nog precies. Als een tocht naar Ravello niets anders te bieden had dan een zwerftocht door deze heldere straatjes, waar een heerlijke koelte heerst, zou de moeite reeds ruimschoots beloond zijn.

 

Druiven en sinaasappelen

Eindelijk hebben we de laatste huisjes achter ons gelaten en staan we in een enge vallei, die overweldigt door de weelderigheid van haar plantengroei en de onwezenlijke stilte. Als uitdagingen aan uw eerlijkheid hangen zware trossen witte druiven, die reeds nagenoeg rijp zijn, op de steunrekken, en op onbereikbare hoogte boven uw hoofd spelen de oranje sinaasappelen verstoppertje tussen het frisse groen van de bomen, die hun dragers zijn. En onder u, in een kloof, dartelt een beek in ongeremde uitgelatenheid over glad-glimmende rotspartijen naar beneden. Er is dus toch nog iets van het aardse paradijs op deze wereld overgebleven!

We danken de hemel, die ons de vroege ochtenduren voor de wandeling heeft doen kiezen, want - geheel overeenkomstig de verwachting - ligt ons pad permanent aan de schaduwkant van de berg. Het is geen gewoon ruw bergpad, maar een welverzorgde weg van bijna twee meter breedte, overal glad geplaveid en voorzien van vele trappen. Nu en dan komt het uit op de grote asfaltweg, echter alleen om deze even over te steken en dan aan de andere kant, op eigen houtje, weer verder te klimmen, voortdurend overhuifd door een weelderige plantengroei.

 

Kalkdragers

De enige ontmoetingen, welke wij op onze tocht naar boven hebben, zijn die met kalk dragende jongens en meisjes. Ze komen allen van Ravello naar beneden op onregelmatige afstanden van elkaar. Jongens en meisjes tussen de veertien en achttien jaar dragen elk een zak met brokken kalk op de nek. Ze lopen op blote voeten over de ruwe stenen en daar, waar 't pad een enigszins vlak stuk vertoont, gaat het zelfs op een drafje... Omdat we zekerheid wensen over de juistheid van onze schattingen vragen we het hun maar op de man af: ze dragen inderdaad ieder 50 kilo op de nek!... Later op de dag mochten we de jongelui opnieuw ontmoeten, maar nu in een groep vereend. Met de lege zak over de schouder, zingend, spelend en stoeiend ging het terug naar Ravello. Nu werd er echter niet meer gedraafd, doch men scheen te genieten van de voldoening van de volbrachte taak...

 

Poëzie

Ravello zelf is één brok poëzie. Ook hier weer een verzameling van snoeperige straatjes, zo rustig en verstild, dat het wel een begijnhof kon zijn. De natuurlijke gemoedelijkheid van de bewoners waait u tegemoet uit de vriendelijkheid, waarmede ze u de weg wijzen als ge weer eens verdwaald zijt en uit de vreugde waarmede uw "buongiorno" beantwoord wordt. En van de kinderen krijgt ge een bedeesd "ciao!" (daag!) terug als ge ze eens vriendelijk toelacht...

Ravello verrast u van tijd tot tijd door een niet vermoed uitzicht op een Saracenentoren of door het plotseling opduiken van de diepliggende Tyrrheense Zee. Wanneer ge ten slotte begint te denken, dat ge de kathedraal nooit vinden zult, staat ge plotseling op een pleintje vol zon voor de kerk. De kantoorhouder van het postkantoortje hangt verveeld in zijn deur en ook het VVV-kantoortje wacht op klanten. We zijn wat matineus geweest vandaag en de touristen van Amalfi zitten vermoedelijk nog aan een laat ontbijt alvorens de bus hen naar boven zal brengen. Nóg hebben we het rijk alleen om het stadje, dat in de 11de eeuw door de Noormannen gesticht werd, te beleven. We dolen door de prachtige kathedraal met de fantastische preekstoel met zijn gedraaide zuilen vol mozaïekwerk, die op hun beurt weer gedragen worden door kleine brullende leeuwtjes. In iedere hoek bergt de kerk een kunstwerk, dat begeestert en verbaast.

 

Betovering

Het best ondergaat men de betovering van Ravello in het Palazzo Rufolo, een kasteel uit de 11de eeuw met een idyllische tuin, waar de stilte hoorbaar geworden is. Het kasteel zelf bezit, naast andere vele schoonheden, een wonderlijke kruisgang, die reeds op zich schoon is maar door de verbinding met de heerlijke plantengroei der omgeving een bijzonder schilderachtig effect oproept. Uur en tijd vergetend kan men dwalen door de verstorven straatjes, die soms uit niets dan twee ruwe muren bestaan, waar overheen de druiven in de zuidelijke zon te rijpen hangen. Of men laat zich zelf stoven in de zon, hangend over de balustrade van een terras en uitkijkend over de zee van paarlemoer. Of men laat zich opnemen in de betovering van de gebouwen in hun Moors-Siciliaanse stijl, die zó tot filosoferen dwingen, dat ge niet alleen haar schoonheid ondergaat maar ook haar eindeloze melancholie...

 

Alleen zich zelf...

Om zó Ravello te zien, moet ge echter alleen en in de vroege ochtend op pad gaan. Zo aanstonds zal de bus met touristen het pleintje komen opstuiven. Dan schieten hotelportiers en pakjesdragers uit hun dommel, de VVV deelt prospectussen uit en het postkantoortje wordt bestormd om postzegels voor de ansichtkaarten. Met één slag is dan de betovering verbroken. Het vormt evenwel een troost te weten, dat de schare spoedig verdwijnen zal en dat Ravello uiteindelijk niet anders dan zich zelf kan zijn: weerglans van het paradijs en het eeuwig heimwee daarnaar...

 

 

 

23. Capri, het eiland met de magische naam

 

Capri!... Er bestaat wel geen eiland, waarvan de naam een magischer klank bezit! Immers: het roept herinneringen op aan de lokkende Sirenen, die een Odysseus trachtten te verleiden, aan geurige rozen en fleurige oleanders, aan een overvloed van vruchten der aarde en van de zee, aan betoverende grotten en aan de groten der wereld van filmsterren tot een ex-koning Faroek, die hier hun verpozing komen zoeken... Dit onwezenlijke droomoord van veler verbeelding wordt tastbare werkelijkheid voor wie, gewapend met een kaartje voor de boot, aan de kade van het eveneens veelbezongen Sorrento staat. Dit nu was zekere ochtend met ons het geval. En haast hadden wij er spijt van omdat er nu spoedig niets meer te verlangen zou overblijven...

Aan de haven van Sorrento ("Surriento" zegt het volk hier!) spreekt niet veel van het mondaine leven, dat zich daarachter heeft af te spelen. 't Kon de haven van elke willekeurige andere plaats zijn met een kade, waar de boten zacht liggen te wiegen en met een paar bescheiden koffiehuisjes, welke laatste in ieder geval hun nut bewijzen aan de reiziger, die reeds in de prille ochtend met de bus van Amalfi komt. De "caffelatte" oftewel de koffie-verkeerd smaakt er voortreffelijk! Iets Sorrento en ook iets Capri is het er echter toch wel, want aan de boot, die ons naar het droomeiland zal brengen, vraagt men ijskoud twee kwartjes voor een - zij het dan ook grote - citroen en op die boot kost een flesje coca-cola zestig cent, als we ons goed herinneren, maar 't kunnen er ook wel negentig geweest zijn... In onze memorie is alleen "heel duur" blijven hangen...

 

Met volle muziek

Italianen treft men op de boot nauwelijks aan. Al onze medereizigers zijn buitenlandse touristen uit alle oorden der wereld, thans echter allen één in afwachting van de dingen, die komen gaan... We treffen de prachtigste zomerdag, die men zich denken kan met een uiterst kalme zee zodat niemand voor zeeziekte bang behoeft te zijn. 't Wordt een onvergetelijke tocht. Eerst langs de kust van Sorrento en dan komt de oversteek naar het eiland, dat reeds lang van verre zichtbaar was. Zodra we het eiland naderen, duiken op de boot plotseling twee muzikanten op, die de ene populaire melodie na de andere ten beste geven op een gitaar en een accordeon. Melancholisch klinkt het "Canzone da due soldi" (Liedje van twee stuiver), dat overal in Italië nog een succesnummer is, over het water, gevolgd door het oudere "Terugkeer naar Sorrento" hoewel we daar eigenlijk pas vandaan komen... De regie is in ieder geval in orde en we krijgen het gevoel, dat we "met slaande trom en vliegende vaandels" Capri gaan veroveren...

 

'n Vleugje "San Michele"

Om tijd te sparen hebben we echter een boot gekozen, die eerst naar de beroemde "Grotta Azzurra", de Blauwe Grot, vaart. Ze laat daarom het eiland links liggen nadat we een blik geworpen hebben op de steil uit zee oprijzende "Salto di Tiberio", een rotspunt waarvan - in de volksfantasie - keizer Tiberius zijn slachtoffers naar beneden liet werpen. Elders wijst men u, heel hoog op de bergen, de witte pergola's van "San Michele", de over de hele wereld bekende villa van de in 1949 overleden Zweedse arts Axel Munthe. Stralend in de zon ligt daar het witte bouwwerk als een gestolde droom en ieder wie de naam "San Michele" iets te zeggen heeft, loopt naar de reling om zich deze kennismaking niet te laten ontgaan...

Bij de "Blauwe Grot" bevindt zich geen aanlegplaats. Ons vrij groot schip moet maar zien zo goed mogelijk op enige afstand van de grot stil te blijven liggen. Hierbij dreigt het echter - al lijkt de zee dan ook nog zo kalm - ieder ogenblik tegen de rotsen geslagen te worden, waardoor twee leden der bemanning de opdracht krijgen de boot voortdurend "af te houden". Dit schijnt echter niet anders te kunnen dan dat het schip permanent in hevige schommelbeweging verkeert. En daar we drie kwartier moeten wachten, krijgt hier Neptunus toch nog zijn offer van hen, die - overmoedig geworden door de kalme zee - de dag vóór de avond geprezen hebben...

 

Hachelijk avontuur

Bij de grot is het bepaald druk door de vele kleine roeibootjes, die de touristen - telkens drie tegelijk - van de grotere schepen halen voor de duik in de grot, waarvoor nog eens extra betaald moet worden. De ingang van de grot is nog geen 1.50 meter breed en de hoogte ervan bedraagt nauwelijks 2 meter. Dit wil zeggen, dat wanneer er slechts een beetje golven staan, het invaren van de grot volkomen is uitgesloten doordat het gat steeds onder spoelt. Dit binnenvaren der grot betekent telkens voor de roeier een kunststuk en voor de tourist een min of meer hachelijk avontuur, waarbij hij zich benauwd afvraagt: "Zal het deze keer lukken of niet?" Maar het lukt altijd, dank zij de vaardigheid der lieden, die de ranke bootjes besturen!

De tourist krijgt order op de bodem van het bootje te gaan zitten en zich diep te bukken. Waardoor hij zich op "'t ergste" voorbereid houdt. Dan wacht de roeier een binnenstromende golf af en zet zijn bootje daar op. Met een ruk aan een in de wand bevestigde ketting geeft hij de natuur een stootje mee en... dan zijt ge binnen... Op dezelfde manier heeft ook de terugkeer naar het zonlicht plaats maar dan op een uitgaande golf, welke tweede operatie ge met méér gemoedsrust dan de eerste ondergaat... Netjes liggen de bootjes voor de ingang der grot op een rij. Om beurten joept er eentje binnen en eentje naar buiten. Alles met zulk een regelmaat, dat ge er niet aan twijfelt of daaronder staat Neptunus zelf met zijn drietand het verkeer te regelen...

 

Een andere wereld

De overgang van het felle zonlicht naar het getemperde licht in de grot betekent een stap in een andere wereld. Kreten van verbazing en bewondering kunnen maar moeilijk onderdrukt worden al ondergaat ge die hier in deze onwezenlijke wereld ook als een heiligschennis. Het water in de grot is heel doorzichtig en zó topaasblauw als alleen zij zich herinneren kunnen, die ooit in een diepe gletsjerspleet gekeken hebben. Langzaam vaart het bootje rond in een meer van vloeibaar kristal, dat zoveel licht uitstraalt, dat ook het gewelf en de wanden van de grot, die een oppervlakte van 1500 vierkante meter heeft, er nog flauwtjes door gekleurd worden. Het lijkt of een blauw vuur de hele grot verlicht en iedere binnenstromende golf is als een nieuwe vlam, die wordt aangedragen. Als ge uw arm in het lauwe water steekt om hem daarna nat op te halen, druipt er klinkklaar zilver af... De grot betekent inderdaad een wonder! Alleen jammer, dat men er u slechts een minuut of vijf van genieten laat. 't Is dus maar "even proeven"...

 

Verklaring

En waar komt dit vreemde verschijnsel in deze grot nu vandaan, horen we al vragen. Welnu, de blauwe kleur ontstaat door het van de bodem der grot reflecterende licht, dat van buiten door het water naar binnen dringt door een spelonk, die zich juist onder de invaart van de grot bevindt. Een merkwaardige speling der natuur dus... Reeds bij de Romeinen was de grot bekend en er doen hierover lugubere verhalen de ronde met betrekking tot keizer Tiberius, welke verhalen Axel Munthe echter naar het rijk der fabelen verwijst. Later raakte de grot in vergetenheid totdat zij in het jaar 1826 door een stoutmoedige visser van Capri en de Duitse schilder-dichter A. Kopisch werd herontdekt. Sindsdien vormt zij het doel van iedere tourist, die Capri bezoekt.

 

 

 

24. Capri bedolven onder bloeiende oleanders

 

Bont en bizar kondigt het leven zich op Capri bij de tourist aan in de Marina Grande, de haven van het eiland, zodra die tourist de prozaïsche pier, waar de boten meren, verlaten heeft. De zon maakt felle slagschaduwen tegen de witte, kubusachtige huizen, die zich beneden aan de Marina genesteld hebben. Zwart gapen er de boogvormige ingangen van de boothuizen en op het met grote tegels geplaveide trottoir hangen breeduit de netten van de blootsvoetse vissers, die hier altijd wel iets te doen vinden. Al ware het niets anders dan zich te zonnen...

De haven vormt een karakteristiek deel van Capri doch het eigenlijke dorp van dezelfde naam moet ge in de hoogte zoeken. Op drie manieren kunt ge er komen, t.w. per funicolare, via een voetpad en via een goed geasfalteerde straat op welke laatste ge u telkens tegen de muren moet drukken om niet door een achteropkomende auto of door een ouderwetse landauer met zonneluifel erboven, overreden te worden. Welke weg ge ook verkiest, uiteindelijk raakt ge vroeg of laat verzeild op Capri's kleine pleintje, dat het brandpunt van het leven van het dorpje vormt en waar het doorgaans zó komisch druk is, dat ge u in gemoede afvraagt, waar ge eindelijk eens een plaatsje zult vinden om uw twee getrouwe voeten neer te zetten zonder dat ge daarvoor de tenen van een medetourist behoeft uit te kiezen. Aan een plaatsje op een caféterras behoeft ge helemaal niet te denken! Zeker niet wanneer uw verblijf - zoals het onze - op een Zaterdag en een Zondag valt. Wat al die mensen op het pleintje zoeken? Och, vermoedelijk alleen de gezelligheid. Men staat er wat te hangen over de balustrade met de witte zuilen vanwaar men een grandioos uitzicht geniet, koopt een verversing aan een fris drankstalletje of kijkt naar wat er zoal voorbij komt. Geen betere plaats op Capri dan dit pleintje om al wat er beweegt in dit mierennest gade te slaan.

 

De burgerman

Uw eerste ontdekking is dan, dat het Capri van de groten der aarde aardig gedemocratiseerd werd. Ex-koning Faroek is enige weken geleden vertrokken en gij moet u tevreden stellen met een blik op het hotel, waar hij verblijf hield. De illusie, dat ge naast een beroemde filmster aan het cafétafeltje zult zitten, moet illusie blijven. Op zo'n zomerse Zaterdag en Zondag loopt het uiterlijk nogal los met de deftigheid op Capri, dat dan in hoofdzaak door de gegoede burger geannexeerd blijkt. En Capri schijnt zich daarop reeds geruime tijd te hebben ingesteld. Het moge er wat duurder dan elders zijn - gek zijn er de prijzen toch bepaald niet. Voor twintig cent koopt ge er ook de mooiste ansichtkaarten: "vera fotografia", en voor twee kwartjes drinkt ge in een bescheiden lunchroompje toch een lekker kopje koffie-verkeerd... Natuurlijk kunt ge wel duurder terecht!

Wat in Capri op het pleintje flaneert, bestaat nagenoeg uitsluitend uit vreemdelingen en vele vreemde talen hoort ge er spreken. De meest burgerlijken onder de gasten hebben zich getooid met een van de veelsoortige strohoeden zoals die alleen op Capri verkocht worden en waarvan de modellen voor de heren variëren van tropenhelm tot Franse officiers-kepie. Vaak draagt zo'n hoofddeksel nog in rode letters de naam "Capri". De meesten zien er tamelijk belachelijk mede uit. Dit mag echter niet gezegd worden van soortgelijke tooisels, maar weer in ander model, voor de dames. Haar flatteren de Capriaanse strohoeden meestal bijzonder.

 

Alles mode...

Hier op het pleintje en trouwens ook in de straatjes van Capri kunt ge gerust in uw badkledij rondlopen. Velen doen dit ook, maar de verschijning is altijd decent. Op een bepaalde mode schijnt het niet aan te komen op dit gebied. De enige mode blijkt, dat er alles mode is. Wie van het pleintje afdwaalt, komt terecht in keurig verzorgde smalle straatjes, waar zich soms de bonte maar vaak ook gedistingeerde souvenirwinkeltjes verdringen. Vooral in zijden hoofddoeken, shawls, wild en Amerikaansachtig bedrukte shirts en prachtige zijden damesrokken is de keuze enorm. Menige vrouw komt hier in de verleiding haar laatste oortje te versnoepen.

 

Straatjes vol oleanders...

Hoe méér men dwaalt door de straatjes van Capri, die vaak aan twee kanten door muren begrensd worden, waarachter de prachtigste tuinen van luxueuze villa's verborgen zitten, hoe meer men van deze straatjes gaat houden. Ze vallen op door hun properheid, maar vooral door hun rijke bloemenweelde. Het liedje moge dan luiden "Als op Capri de rozentuinen bloeien"... voor ons is Capri niet het eiland van de rozen maar vooral van de oleanders geworden. We hebben er honderd maal méér bloeiende oleanders dan rozen gevonden. Schier overal staan ze aan weerskanten van de kleine straatjes, deze betrekkelijk kleine bomen met hun weelde van bloemen in drie verschillende kleuren, nl. wit, rood en rose. We prefereren de eerste, daar ze zijn als grote bruidsboeketten, die soms de straatjes van het speelgoeddorpje, dat Capri is, geheel overhuiven. Om kort te gaan: op deze tijd van het jaar ligt Capri begraven onder de oleanders.

 

Overal villa's

En al deze straatjes, waarvoor we maar één kwalificatie, namelijk die van "snoeperig-lief" hebben kunnen vinden, leiden naar een doel, dat ge echter nooit bewust kunt vinden doch waar ge bij toeval moet uitlopen. Nu eens is het de eeuwenoude Karthuizer abdij "La Certosa", het bunkerachtige gebouwencomplex van een nagenoeg verlaten klooster, waarvan de daken, evenals bij vele huizen in Capri, een lichte welving vertonen, die erg oosters aandoet; dan weer is het een fraai aangelegde tuin, een verrassend uitzichtpunt of de fantastisch slingerende Kruppweg, welke afdaalt naar de Marina Piccola, de noodhaven aan de zuidzijde van het eiland, tevens een heerlijke badgelegenheid.

Overal over het eiland verspreid staan de in zichzelf gekeerde villa's met platte daken, meestal in helderwitte kleur, soms ook wel eens crème en een enkele maal... zo blauw als de zee rondom het eiland... Sinds Capri gedemocratiseerd is, lijkt het echter of deze villa's waarmede het toch eigenlijk begonnen is, er niet meer bijbehoren. Achter hun muren hebben ze zich teruggetrokken in de weelderige tuinen, die misschien wel de rijkste plantentooi van heel Capri dragen maar waar de vreemdeling geen voet kan zetten.

 

De Faraglioni

In al die poezelige straatjes van Capri gaan des avonds de lichten aan. En dan kunt ge er helemaal geen wijs meer uit worden. Dan kunt ge niets beters doen dan u geheel te laten inkapselen door de eigenaardige sfeer van deze sprookjesstraatjes en geleid door uw gesternte voort te dolen. Wanneer ge dan geluk hebt, raakt ge plotseling verzeild op een romantisch uitzichtpunt hoog boven het water met aan uw voeten de door de maan beschenen Faraglioni. De Faraglioni zijn drie rotsen in het water aan de zuidkant van het eiland. Zij vormen het garantiemerk van Capri, dat zonder deze puntige rotsen niet meer zich zelf zou zijn. Door de dag blaken ze in de zon en bij avond zijn het mysterieuze figuren uit een oerwereld, gekleed in grote monnikskappen. Door de eeuwen heen staan ze daar zo en hun leven krijgt een bijzondere mystiek door de blauwe hagedissen, welke ook reeds eeuwen op een van deze drie rotspunten leven en die men elders niet aantreft.

 

"Timberio"

Op Capri wegen de eeuwen trouwens zwaar, want zijn aantrekkelijkheid dateert niet van de laatste decennia. Reeds keizer Tiberius kende de schoonheden van het eiland. Hij was het die er talrijke villa's liet bouwen op verschillende punten van het eiland verspreid, waarvan men nu nog hier en daar de resten zien kan. De naam Tiberius is op het eiland een bekende klank al spreken de bewoners dan ook van "Timberio". Ge kunt er de Monte Tiberio (340 meter) beklimmen en baden in de "Bagni di Tiberio", waar ge zwemt tussen oude muurresten, die eens deel van de villa van de Romeinse keizer zouden hebben uitgemaakt. En dan spreken we nog niet van de herinneringen aan Tiberius die Axel Munthe eens vond op de plaats, waar nu in Anacapri de villa "San Michele" staat. Doch daarover een volgende keer!...

 

 

 

25. De geschiedenis van "San Michele"

 

Het tweede plaatsje van 't eiland draagt de vriendelijke naam van Anacapri. Het ligt op een hoog plateau, op het Westen van het eiland, een veertig minuten gaans van zijn zusterstadje verwijderd. Aan deze ligging heeft het 't te danken, dat het niet zó als het hoofdstadje door de touristen overstroomd wordt. Ware het niet, dat Axel Munthe in zijn "Geschiedenis van San Michele" de roem van Anacapri wijd over de wereld had uitgedragen, dan zou het wellicht nu nog voortvegeteren in dezelfde onberoerde verlatenheid als waarin Munthe het als 18-jarige student voor het eerst aantrof... Zovele jaren na Munthe maken ook wij de tocht naar Anacapri. Voor ons is er echter geen zwartogige Giola met 't ezeltje Rosina om ons te vergezellen. Het ezeltje zou zich ook niet al te best thuisvoelen op de mooie asfaltweg, die zich naar boven slingert en waarop we ons herhaaldelijk tegen de bergwand moeten drukken om niet te worden aangereden door achteropkomende rijtuigjes en auto's.

Intussen komen we ogen tekort om te genieten van het panorama, dat zich vanaf deze weg voor de wandelaar openvouwt. Ver weg de flauwe kustlijn van de Golf van Napels en naar het Oosten de duidelijker contouren van de kust van Sorrento. En onder aan de voeten de weelderige tuinen van Capri met de platdakige huizen en bloemomrankte pergola's, die thans nog oostelijker aandoen dan ooit. Niettemin zijn we toch verheugd als we na verloop van enige tijd aan de bergkant het begin van een rotstrap ontdekken, die klaarblijkelijk naar de villa "San Michele" leidt, waarvan een deel der witte muren hoog boven ons hoofd uit de rotsen schijnt te groeien. "De Phoenicische trap met de 777 treden?" flitst het door onze gedachten. We beginnen te klimmen en denken daarbij aan Maria Portalettere, de oude brievenbestelster, die weliswaar niet lezen of schrijven kon, doch toch in Anacapri de post placht rond te brengen en voor die tocht iedere dag de vele treden op en af klom.

Misschien gaan wij niet de echte trap, want 777 treden hebben we toch niet achter ons gelaten voordat we bij een klein poortje komen, waar een bank, vlak onder de muren van "San Michele" tot rust en beschouwing noodt. Hier moet dus Anacapri beginnen en de witte bogen daarboven kondigen "San Michele" aan. Het betekent een heerlijke zelfkwelling moedwillig te blijven zitten op de bank, vanwaar ge hetzelfde uitzicht geniet als de u nog onbekende sfinx, waarvan ge weet, dat ze ergens boven uw hoofd vanuit "San Michele" over de zee moet staren.

 

Daar is het!...

Ten slotte vindt ge lang genoeg voor sfinx gespeeld te hebben en besluit ge het hoekje van de rots maar om te gaan... En daar hebt ge dan de lange gevel van het fantastische "San Michele" in een verblindend wit, waarin het donkere, barokachtige gebogen traliewerk voor de ramen fel contrasteert. Een sprookjesgebouw zoals ze bij ons alleen in de etalages van suikerbakkers verrijzen, staat hier in werkelijkheid voor u. Wij bedoelen hiermede niets denigrerends te zeggen maar de vergelijking is te frappant om ze niet te gebruiken... We hadden gedacht ons met de bezichtiging van de buitenkant te moeten tevredenstellen doch "San Michele" blijkt tot museum te zijn geworden en men kan er tegen entree vrijelijk ronddolen. Een buitenkansje dat niet onbenut mag blijven, vooral niet omdat we de enige liefhebber blijken...

 

Hoe het ontstond

Laten we voor de vreemdeling in Jeruzalem echter eerst iets vertellen van "San Michele" en zijn bouwer. "San Michele" dan, is de wereldberoemde villa van de op 11 Februari 1949 te Stockholm overleden Zweedse arts, dr. Axel Munthe. Als jongeman van 18 jaar ontdekte hij, tijdens een vacantietocht, op Anacapri in een wijngaard talrijke historische overblijfselen van een villa van keizer Tiberius. Vaak waardevolle restanten, die door de eigenaar van de wijngaard met grote nonchalance behandeld werden. Al wat men aan brokstukken van beelden, schilderingen en marmeren zuilen vond, werd - als het niet bruikbaar was (en dat was 't meestal niet!) - weggesmeten onder de minachtende benaming van "roba di Timberio" (rommel van Tiberius). De naam Tiberius had toch al geen al te beste klank op het eiland, waar de Romeinse keizer uit Christus' tijd zijn laatste levensjaren sleet.

 

Droom en werkelijkheid

De wijngaard bleek boven op de ruïnes van een villa van Tiberius te liggen. Munthe werd bezeten door de droom deze ruïnes op te graven en op de plaats en uit de resten van de "roba di Timberio" een villa te bouwen zoals die oprees in zijn verbeelding: een witte villa met veel pergola's en kruisgangen met een wijd uitzicht over zee... Door hard werken als "modedokter" te Parijs en Rome wist hij zich de middelen te verschaffen om zijn droom te verwezenlijken.

Het merkwaardige bij de bouw van "San Michele" is geweest, dat er geen architect aan te pas is gekomen. Met eigen handen hebben Munthe en zijn vriend van Anacapri, maestro Niccolo, in vijf seizoenen de villa gebouwd. Een ruwe houtskooltekening op de muur was het begin en langzaam verrezen de bogen en gewelven zoals Munthe ze in de geest zag. "Het oog is de beste architect", oordeelde Munthe en wanneer dit oog zei, dat een boog niet goed was, werd hij geheel afgebroken, soms tot driemaal toe, zodat het maestro Niccolo wel eens te gortig werd. Maar "San Michele" kwam gereed...

 

Dood of levend?

Munthe is dood!... En "San Michele"?... "Con la storia di San Michele lasció all'umanità il suo messaggio di arte e di poesia" ("Met de geschiedenis van San Michele liet hij aan de mensheid zijn boodschap van kunst en poëzie na"), zo luidt het in een gedenkplaat naast de deur, die de jaartallen 1875-1949 draagt en die Munthe noemt "Amico degli umili, protettore degli animali" ("Vriend van de nederigen en beschermer van de dieren")... Ja, de geschiedenis van "San Michele" leeft voort onder de volken, maar de villa zelf???...

We hebben gedwaald door de kloosterachtige vertrekken, door de pergola's en de gangen. We zijn binnengetreden in de kapel, waaraan de villa haar naam ontleent en we hebben gewandeld door het cypressenlaantje, dat Munthe plantte en welke bomen afkomstig zijn van de villa D'Este. Alles verkeert nog in de toestand zoals Munthe het heeft achtergelaten. Een museum van antiquiteiten, soms prachtige en kostbare stukken, soms dingen van weinig waarde maar die Munthe schoon vond. Ging hij er niet trots op een kamer te bezitten, waarin zich niets bevond wat niet schoon was?...

 

De sfinx

Zóveel marmersoorten als hier verwerkt, hebben we zelden bijeen gezien. Er zijn kostbare antieke zuilen onder, die uit zee werden opgevist of opgedolven uit de grond. Er ligt een vloer, waarover Tiberius moet hebben heen en weer gelopen op de Goede Vrijdag, dat Christus stierf op Golgotha!... Wat een lust voor het oog vormen de veelsoortige, gedraaide zuiltjes, die men alom in de bogen aantreft, o.a. in de kruisgang van de kapel. Maar aan de kapel ontbreekt het wezenlijke. Ze was een bibliotheek, waar de koorbanken niets aan afdoen... Bij de genoemde kruisgang strelen we de granieten sfinx, die Munthe in een droom zag en die hij uit een villa van Nero in Calabrië haalde. Filosofisch staart zij over de wijde zee, mediterend over de vergankelijkheid der aarde en wellicht treurend over de dood van "San Michele", dat misschien nooit echt geleefd heeft. Hoewel mooi gevormd, vielen ons de afmetingen der sfinx tegen. Afgaande op foto's hadden we ze ons groter voorgesteld.

 

De dood

We weten niet of het de schuld van de late namiddag is geweest, waarop de zon nog slechts enkele lichtbundels door de boogvensters wierp - het kan ook wel de koudheid van al het marmer zijn geweest! - maar door "San Michele" hebben we steeds gedoold met een lichte huivering, want de dood leek er dichterbij dan het leven. Nooit zullen we vergeten de sombere verlatenheid van de hoog-ingebouwde binnenplaats. Er zijn bogen en een loggia, alles schoon van lijn maar ook alles... o zo koud!... In "San Michele" woont dan ook de Godin des Doods, een bronzen beeld, dat bijzonder contrasteert tegen de achtergrond van een dubbele rij sneeuwwitte zuilen van een kloostergang. En de beroemde cypressen in de tuin maken het laantje zo donker. Ze doen ons voortdurend denken aan het schilderij van Böcklin, dat tot titel "Dodeneiland" draagt... Misschien hebben we een slecht uur getroffen... een bezoek aan "San Michele" is ongetwijfeld machtig interessant maar aangenaam?... Neen! Munthes boek moge leven - in zijn villa waart de dood, wat er nog geaccentueerd wordt door de stage tik-tak van een Oud-Hollandse klok, die nog voortgaat met het wegtikken van de uren nadat hij, die haar daar plaatste, reeds jaren is heengegaan...

 

"Verstomd instrument"

Lang hebben we getwijfeld aan de juistheid van onze indruk van "San Michele". Waren we niet slachtoffer van de stemming van een ogenblik? "San Michele" had toch anders moeten zijn!... Totdat een nieuw boek "De geschiedenis van Axel Munthe" onze visie kwam bevestigen. Lezen we daar niet: "Hij (Axel Munthe) heeft jaren lang aan het paleis van zijn droom gewerkt. Toen het eindelijk klaar was, verlangde hij er nauwelijks naar er te wonen, het was méér het werken er aan, dat hem geboeid had. Het voltooide 'San Michele' maakte op hem de indruk van een verstomd instrument"... "Verstomd instrument"!!!... het hoge woord is er uit! Zó hebben ook wij "San Michele" ondergaan. Toen het ideaal bereikt was, bleek het geen ideaal meer, maar een mislukte greep naar het Geluk, dat ook op Capri hangt als een druiventros, dat wil zeggen: aan een dun draadje...

 

Wij zouden niet op "San Michele" willen wonen! Ook Munthe heeft zich, half blind geworden, teruggetrokken in een donkere toren op een ander punt van Capri. Oud en moe is hij later teruggekeerd naar het hoge Noorden om daar te sterven in Zweden, het land waar hij een zoon van was. Schoner dan de droom van "San Michele" is misschien die laatste reis naar Zweden geweest, want als de voeten door vreemde landen moegezworven zijn, bestaat er geen groter geluk meer dan een oord te hebben om terug te keren en thuis te zijn...

 

 

 

26. Enige losse indrukken van een Italië-reis

 

Gekomen aan het einde van ons reisverhaal kan het wellicht dienstig zijn hier nog enkele algemene indrukken over reizen in Italië weer te geven, die mogen dienen ter oriëntering van hen, die met plannen rondlopen in de toekomst 'n soortgelijke reis te maken.

Wat de toekomstige reiziger wel het meest interesseren zal, is ongetwijfeld de vraag hoe een Nederlandse beurs het doet tegenover de kosten van levensonderhoud in Italië. Laten we dan mededelen, dat - naar onze indrukken - het prijsniveau voor een Nederlander ongeveer hetzelfde is als dat van Zwitserland. Soms hebben wij zelfs de indruk gekregen, dat het hier en daar in Italië wat goedkoper is. Met name geldt dit dan voor Napels.

De Italiaanse hotels zijn in vier klassen verdeeld en zij maken een uitstekende indruk. Italië is beslist niet vuil wat men van een zuidelijk land al gauw denkt - vooral wanneer men Frankrijk kent. In tegenstelling tot dit laatste land valt het in Italië bijv. op hoe goed verzorgd het sanitair in alle hotels is. We hebben er vele bezocht en nergens behoefden wij ons hierover te beklagen. Voor vier gulden per nacht kan men uitstekende kamers vinden (zonder ontbijt natuurlijk). De hoogste prijs, die wij betaalden, was vijf gulden en wel te Amalfi. Maar daarvoor zaten we dan ook in het moderne nieuwe 2de klas hotel "Rivamare", dat slechts door de straatweg van de zee gescheiden ligt en waar wij gratis beschikken konden over een fraaie, wit betegelde douchecel. Uiteraard kan men ook te Amalfi goedkoper terecht.

Voor een goede maaltijd in een restaurant betaalt men gemiddeld f 3,50 à f 4,50, waarbij een kwart liter wijn is inbegrepen. Los kost een kwart liter wijn 30 à 40 cent. Het Italiaanse menu betekent voor een Nederlander vaak een avontuur doch wie zich weet aan te passen kan het best verwerken. Het is in ieder geval uitstekend.

 

Goedkoop eten

In de grote steden vindt men overal vele kleine "trattorie" (restaurantjes) en soms ook snelbuffets. In die "trattorie" kan men voor aanmerkelijk minder dan vier gulden terecht, wanneer men weinig eisen aan de bediening stelt. Wie eenmaal de Nederlandse afkeer van spaghetti overwonnen heeft, behoeft voor weinig geld toch geen honger te lijden want de porties zijn onwezenlijk groot. Zo'n portie, voorafgegaan door een bord soep en opgesierd met wat groente, een broodje en een "quarto vino rosso" betekent soms al méér dan menige maag verwerken kan. En daar behoeft men toch maar om de twee gulden voor op tafel te leggen...

 

De treinen

De treinen in Italië rijden prima op tijd. Wij hebben in hoofdzaak slechts van D-treinen gebruik gemaakt, waarvan het materiaal, zonder uitzondering, in voortreffelijke staat verkeerde. Ook de derdeklascoupé's hadden geheel met pluche beklede banken, tijgerachtig gevlamd in de kleuren zwart en terra. Tegenover het modernste Nederlandse materiaal deed die bekleding wat ouderwets aan doch ze maakte tegelijkertijd een deftige indruk. Dit getuigde o.a. de uitroep van een Nederlandse medereizigster, die op de heenreis ergens in Zuid-Tirol in onze moderne, Nederlandse trein de eerste Italiaanse wagen ontdekte met een: "Nu heb ik toch een mooie coupé gevonden! En derde klas! Laten we daar gaan zitten!"... Wat we maar gedaan hebben, hoewel ons Nederlands rijtuig toch beter was...

 

Bedelarij

Er wordt in Italië veel gebedeld. Men raakt daaraan echter spoedig gewend zodat het niet zo hindert. Men weet niet beter meer of het hoort er bij. Toch kost het wel enige moeite vertrouwd te raken met het beeld van een in de bus collecterende monnik of met dat van een nonnetje, dat met een zak aan de arm... bedelend tussen de tafeltjes van een caféterras rondscharrelt... St. Franciscus maakt hier nog altijd school!... Dit soort bedelarij vormt een bestanddeel van het Italiaanse straatleven. Niemand wordt er lastig om, doch men blijft geven zoals men dat hier van oudsher geleerd heeft.

Waar men ook gewend aan raakt is: betalen. Met de Zwitser weet de Italiaan geld te slaan uit wat zijn land biedt. Daarom gelooft ge in Rome uw ogen niet als ge merkt vrij het Colosseum te kunnen binnenlopen. Hier moet bepaald een vergissing in het spel zijn... Gelukkig maken de kerken een uitzondering. Men kan ze vrij bezoeken mits ze tenminste niet gesloten zijn... Wat ons hier en daar nog wel eens overkomen is in de namiddaguren...

 

Gratis attractie

Tot de kostelijke, gratis attracties behoort een Italiaans meningsverschil. Men kan deze overal ontmoeten zowel in de trein als in de "trattorie" en aan de loketten van het postkantoor. De twistenden debatteren met al de hartstocht en de onstuimigheid van hun zuidelijk bloed. Een vreemdeling denkt, dat ze elkaar ieder ogenblik in de haren zullen vliegen, maar uiteindelijk gebeurt er niets... Behalve dit vielen ons nog twee zaken op. Het lijkt wel of men debatteert volgens de regels der kunst. Men schreeuwt namelijk helemaal niet door elkaar doch laat ongestoord zijn opponent uitpraten om hem daarna - als het de beurt is - geducht van repliek te dienen. Hoe vreemd het in zo'n heet mondgevecht ook lijkt: de Italiaan weet te luisteren naar zijn tegenstander.

 

Ze genieten er van

Een ander opmerkelijk feit vonden wij het, dat het omstaand publiek zich niet in een twistgesprek mengt, hoewel dit toch in de zuidelijke aard zou moeten liggen. Integendeel, het luistert belangstellend toe alsof het de wederzijds aangevoerde argumenten op hun waarde toetst en een intellectueel genot beleeft aan een goed gevoerd mondgevecht. Aan gebaren, ironische complimenten en buigingen ontbreekt het bij zo'n debat tussen de strijdende partijen niet. We hebben het in een trein bij Napels beleefd hoe een conducteur, die in onze coupé meningsverschil met een dame over haar spoorkaartje had, tot drie maal terugkwam, nadat hij in een volgende coupé een paar kaartjes had geknipt, om het onderbroken debat telkens opnieuw voort te zetten. Dit ging geïllustreerd met buigingen, handzwaaien links en rechts om te eindigen in een dramatisch handenwringen en de wanhopige uitroep: "En nu begrijpt ze er nog niets van!"... Onze ook goed van de tongreep gesneden juffrouw verloor ten slotte de strijd en betaalde bij...

Over het algemeen is de Italiaan - zoals wij hem ontmoeten - nogal een heer, die graag goed gekleed gaat. Hij is prettig in de omgang met vreemdelingen, waardeert het bijzonder als men zijn taal spreekt, vraagt steeds of je van zijn land houdt en toont zich erg geïnteresseerd voor de sympathie in Nederland ten opzichte van zijn land.

 

Smerig geld

Één ding is in Italië echter bepaald vies: het geld. Wat men u daar voor smerige papiertjes in de hand durft stoppen, grenst schier aan het ongelooflijke. Ze zijn zó in en in smerig, dat ge de kleur nauwelijks nog onderscheiden kunt en daarenboven vaak voddig, gescheurd en met stukjes postzegelstrookjes aan elkaar geplakt. Ge durft ze nauwelijks met duim en wijsvinger aan te pakken doch wordt toch verplicht ze in uw portefeuille te steken.

De biljetjes van 1 en 2 lire, die ge wel eens ooit in een winkel terugontvangt, kunt ge echter gerust wegsmijten. Voor betaling zijn ze niet te gebruiken want geen enkele prijs is op 2 lire uitgekiend. Waarde hebben ze niet (een lire is 0.6 Nederlandse cent) en een bedelaar haalt er zijn neus voor op. De biljetjes, die men gelukkig niet veel meer ontmoet, hebben de grootte van een tramkaartje.

Het geld wordt pas wat als men in de briefjes van 500 en 1000 lire komt. Van de 5000 en de 10.000 kunt ge beter afblijven. Het vormen enorme lappen gekleurd papier, geschikt om een kamer mee te behangen. Ge moet ze vierdubbel gevouwen in uw portefeuille bergen. Bovendien zijn de mensen er niet erg op gesteld. Hoewel 10.000 lires toch maar goed zestig gulden vertegenwoordigen, krijgt ge ze al moeilijk gewisseld, redenen waarom ge deze manipulaties het best op een bank of op een postkantoor kunt verrichten.

 

Pootjes...

Gelukkig is er ook nog enig hard geld in omloop, zij het weinig. Het zijn muntstukken van 1, 2, 5 en 10 lire, gemaakt van een zeer licht metaal, waarvan men zegt, dat het op het water drijft, en dat het bijna lichter dan lucht is. Maar men zegt zoveel. Zo beweren boze tongen ook wel, dat de Italiaanse lire lopen kan, omdat hij pootjes heeft... vanwege de microben, ziet u!... Zodra dit geld uit 't land verdwenen is, zal er in Italië voor de verwende tourist niet veel meer te wensen overblijven...

 

 

 

PS Een ontmoeting in Rome

In de trein Assisië-Rome raakten wij in gesprek met 'n Italiaans, Frans en Engels sprekende dame op leeftijd. Op het station te Rome gingen onze wegen uiteen. Een uur later stapten we in Rome een willekeurig hotel binnen. Een opvallend vriendelijke ontvangst en een "Voor u (met nadruk op u!) hebben we wel een kamer!" verraste ons. Laten we nu, eerst een half uur later, ontdekken, dat wij bij onze dame uit de trein logeerden, die eigenaresse van het hotel was... Zij had ONS echter reeds direct herkend maar niets gezegd om de verrassing des te groter te maken...

 

 

Bronvermelding:

"Italiaanse reisbrieven" verscheen in 26 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- donderdag 23 september 1954

- zaterdag 25 september 1954

- dinsdag 28 september 1954

- donderdag 30 september 1954

- dinsdag 5 oktober 1954

- zaterdag 9 oktober 1954

- woensdag 13 oktober 1954

- zaterdag 16 oktober 1954

- donderdag 21 oktober 1954

- vrijdag 29 oktober 1954

- vrijdag 5 november 1954

- zaterdag 6 november 1954

- woensdag 10 november 1954

- zaterdag 13 november 1954

- zaterdag 20 november 1954

- woensdag 24 november 1954

- dinsdag 30 november 1954

- zaterdag 4 december 1954

- vrijdag 10 december 1954

- donderdag 16 december 1954

- zaterdag 18 december 1954

- donderdag 23 december 1954

- dinsdag 28 december 1954

- donderdag 30 december 1954

- donderdag 6 januari 1955

- woensdag 12 januari 1955