CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Vacantie in Parijs

 

 

1. Hotel voor (hóógstens) een nachtje

 

Als men per vliegende schotel naar Mars was gegaan en daar een tijdje de gast was geweest, zou dát pas een reis geworden zijn, waarover je eindeloos zou kunnen vertellen. Iets anders is het toch wel met Parijs, de stad waarover al zo veel geschreven is. Parijs, een groep van vijftig stadjes, die samen de hoofdstad van Frankrijk uitmaken. Een wereldstad met dezelfde straten, met dezelfde pleinen en boulevards, met dezelfde monumenten en terrassen. Maar toch is Parijs elke keer weer anders. Heel nuchter bekeken betekent een vacantie in Parijs, dat men eerst uren in de trein of een bus moet zitten; dat men langs de boulevards en avenues gaat slenteren; dat men historische gebouwen gaat bezichtigen en dat men op de duizenden terrasjes gaat genieten van het straatleven.

 

Kooltjes in je haren

De reis door België en Frankrijk per trein is duur en saai. Duur, omdat de prijzen voor een retourtje derde klasse, dat twee maanden geldig is, nu al gekomen is op f 53,- per persoon. Saai, omdat er gedurende de hele reis, die vanuit Tilburg ongeveer vijf en een half uur duurt, practisch niets te zien is. De enige afwisseling, die men in de trein beleven kan, is als de raampjes openstaan, dat men zo om de twee minuten zijn kleren kan afstoffen en de kooltjes uit de haren moet trekken. Want amper is de trein Nederland uit of de enorme groene electrische locomotief wordt vervangen door een apparaat, dat al die vuiligheid de lucht en de coupés in blaast. Dit alles - en nog veel meer - heb je er voor over om Parijs te zien.

De reiziger, die boven zijn boek in slaap is gevallen, wordt regelmatig opgeschrikt, niet alleen door de douane, die eerst aan alle grenzen je pas vraagt, om meteen daarop - juist als je het bijna voor den dag gehaald hebt - te zeggen: "Och, laat maar zitten", maar ook door de serveerders, die geregeld komen binnengluren met hun chocolade en sigaretten en die, als ze iemand zien slapen, met een bel beginnen te klingelen. Tegenover ons zat een zeeman, die in Le Havre op de boot moest, allemaal sterke verhalen te vertellen over Frankrijk en Parijs, maar ook over hemzelf. En een dame begon hij bang te maken voor de douane, die, volgens hem, direct de pop, die de juffrouw mee wilde nemen, in de gaten zou hebben. De stoere zeeman sprak over invoerrechten en extra betaling. Later bleek, dat hij voor het eerst naar Frankrijk ging...

 

In de wereldstad

Tegen zessen kwamen we in Parijs aan, op de Gare du Nord, waar, boven enkele deuren, opschriften in het Frans, Engels en Duits, maar soms ook in het Nederlands staan. En amper buiten het station ga je mee met de stroom van mensen, die noch langzaam noch gehaast langs de straten lopen. Met de Métro, de ondergrondse, waar je het niet terug te brengen luchtje ruikt (is het knoflook en benzine?), gingen we naar het andere eind van de stad, Jussieux, omdat we van iemand de tip gekregen hadden, dat in de Rue Linné een tehuis zou zijn, waar je gratis zou kunnen logeren. Maar tijdens het speuren naar dit paradijsje in Parijs, dat ofwel bij het tegenovergestelde van gebrek aan belangstelling opgedoekt is, ofwel door dat "gratis" failliet is gegaan, hebben we wel geleerd, dat er één woord in de Parijse vocabulaire niet bestaat, en dat is het woord "gratis".

Het werd later en om eindelijk onze koffer onderdak te brengen gingen we het eerste het beste hotelletje binnen. Van buiten vrij aardig voor Frankrijk en van binnen typisch Frans. "450 franc per nacht monsieur." Maar toen we de zes trappen opgeklommen waren en de klerenkast zonder raam, waarin twee mensen - en dan nog Nederlanders - zouden moeten slapen, gezien hadden, hadden we al geslapen en gedronken. Keus hadden we hier echter genoeg, al is "keus" een groot woord bij het kiezen tussen de talrijke hotelletjes, die alle meer voor de helft door negers met hun vrouwen en kinderen in beslag genomen waren.

 

Hoogstens één nachtje

Maar de koffer werd zwaarder. Met onderling overleg besloten we dan toch maar om hier in een van de hotelletjes, hoogstens voor één nachtje, ons bivak op te slaan. En we hadden warempel nog een kamertje met een raam, dat weliswaar niet op de straat of op de binnenplaats uitkwam, maar waardoor we toch konden ruiken welk wasmiddel de negerin naast ons op de gang gebruikte en wat voor soep ze 'n verdieping lager gingen eten. Toen we 's avonds een heel klein stukje van Parijs gingen zien, kregen we van madame een keurig kaartje mee, waarop behalve de naam van het "hotel", de straat, het telefoonnummer en de Métro stond. Het was een kaartje, dat je alleen in avondkleding aan de chauffeur van een taxi zou kunnen geven, als je het hotel niet gezien had. Hadden ze de drukkosten maar gebruikt om bijvoorbeeld het gordijntje, dat voor ons raampje hing, uit te koken...

 

Mission Hollandaise

In de vroegte van de volgende dag zijn we vertrokken om daar nooit meer terug te komen. Weer roken en gebruikten we de Métro (30 franc per man), nu om ons met spoed naar het adres, dat we van een pater gekregen hadden, te begeven. Rue docteur Heulin 39 bij La Fourche, waar de Mission Hollandaise gevestigd is. Op een alleraardigste manier werden we daar ontvangen door een Nederlands meisje, dat direct verschillende hotels begon af te bellen en met succes.

 

 

 

2. Parijs van achter een kop koffie

 

Hotel Splendid was de glorievolle naam van dit Parijse hotel aan de Avenue de Clichy, precies (en gelukkig) aan de andere kant van de stad dan waarin ons vorig "hotel" gelegen is. 550 franc per nacht, met belasting en service. Of we er misschien een ontbijt bij konden krijgen? De hotelier deed alsof hij de beste mop van zijn leven hoorde. Toen hij zag, dat wij niet meelachten, hield hij er ook mee op en vertelde, dat er in het huidige Parijs van na de oorlog geen sprake meer was van een ontbijt in (kleinere) hotels. De kamer, waarvoor ze eerst 600 franc vroegen om er later 50 af te doen, toen ze hoorden, dat wij door de Mission Hollandaise gestuurd waren, was werkelijk alleraardigst. Met koud en warm water. Hier hoefde je 's nachts tenminste alleen maar jacht te maken op bromvliegen, waar ze in Frankrijk zot op schijnen te zijn.

 

Vanaf de terrasjes

Heeft het eigenlijk wel zin om de stad te beschrijven met al de prachtige gebouwen, waarover kranten en boeken vol zijn geschreven? Heeft het zin om te vertellen van de talrijke musea in alle delen van de stad? Geregeld vindt men daar wat over in elk tijdschrift, waarvan eens een redacteur in Parijs geweest is. Neen, het Parijs, dat ik u wilde laten zien, is de wereldstad van achter een (allerbelabberdst gezet) kopje koffie. Het Parijs, dat ge leert zien vanaf de terrasjes, waarop een ober, met een wit voorschoot aan, op en neer draaft, niet zozeer om de klanten te bedienen, dan wel om de centen van de vertering op te strijken. Maar zelfs in Parijs kan het goedkoper. Ge kunt er namelijk voor vijf centen op een stoeltje zitten in een der vele parkjes.

 

Haren om te vlechten

En vandaar ziet ge dan, dat bepaalde stadsdelen van Parijs door de jeugd "geregeerd" worden. Jongemannen, die net meisjes lijken, lelijke meisjes dan - voor Parijs iets ongewoons - slenteren langs de drukke straten in een roodgeel geblokt hemd, met een blauw sjaaltje om de nek, een broek met korte pijpen aan, haren om er vlechten in te leggen en met een baard, die niet groeien wil. Ge ziet er honderdduizend vreemdelingen, die hun ogen uitkijken, en van wie er enkelen zich kostelijk vermaken door op een knopje van een verkeerslicht te drukken, waardoor alle auto's plotseling stilstaan, als in een speelgoedwinkel. Ge ziet de Fransen, die nooit moe schijnen te worden, aan de bars, waarin geen krukjes zijn, hangen. Ge ziet mannen de krant lezend als verstrooide professoren over de drukke straten lopen. Kortom, ge komt niet uitgekeken van wat Parijs - en alleen Parijs - u bieden kan.

In een andere wijk kunt ge de blanken tellen. Hier leven de negers. En die zijn er ontelbaren in deze stad. Er zijn ook quartiers, waar je je zonder baard niet op je gemak voelt. Zo val je daar op tussen al die mannen, die blijkbaar wachten op de volgende Passiespelen.

 

De plezierwijk

Het is het Parijs, dat je gezien moet hebben. Naast de Notre Dame, naast de Madeleine, het Louvre, de Arc de Triomphe. Het is de stad waar alles kan. Waar je 's avonds struikelt over de bedelaars, die op de banken van de boulevards liggen te slapen. Waar je schilders en niet-schilders met doeken ziet lopen. Urenlang kunt ge lopen op de Place Pigalle en in Mont Martre, waar men practisch nooit uitgekeken kan komen. Maar waar men - als nergens anders - uitgebuit wordt omdat ze hier van tevoren weten, dat ge buitenlander bent. Een kans van één op de honderd. Maar het is toch altijd weer Pigalle, waar men buitenlanders aantreft in de nachtkroeg en in de pikante show. Waar men echter geen romantiek aantreft, maar banale realiteit. Nu versta ik honderd keer beter Nederlands dan Frans, eerlijk gezegd, maar volgens mij hoef je in Pigalle helemaal niets te verstaan om toch te begrijpen wat er in deze "plezierwijk" geboden wordt. Dat is dan het Parijs van de "nachtvlinders".

 

Eigen land

Misschien is dit alles geen loflied geworden op Parijs, dat al zo vele lofliederen gekregen heeft. Maar het is wel het Parijs, dat ge - nogmaals: naast de prachtige gebouwen, parken en boulevards - gezien moet hebben. Parijs, dat tegenwoordig heus geen rijke stad meer is, maar dat ondanks alles toch wel Parijs blijft. Waar altijd iets te beleven is. En één ding leert ge er zeker, de treffende uitspraak van de ANWB: "Het is nog altijd zo, dat men het eigen land eerst waardeert, wanneer met het buitenland gezien heeft."

 

 

Bronvermelding:

"Vakantie in Parijs" verscheen in 2 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- zaterdag 11 oktober 1952

- dinsdag 14 oktober 1952