Vacantie in Parijs
1. Hotel voor
(hóógstens) een nachtje
Als
men per vliegende schotel naar Mars was gegaan en
daar een tijdje de gast was geweest, zou dát pas een
reis geworden zijn, waarover je eindeloos zou kunnen
vertellen. Iets anders is het toch wel met Parijs,
de stad waarover al zo veel geschreven is. Parijs,
een groep van vijftig stadjes, die samen de
hoofdstad van Frankrijk uitmaken. Een wereldstad met
dezelfde straten, met dezelfde pleinen en
boulevards, met dezelfde monumenten en terrassen.
Maar toch is Parijs elke keer weer anders. Heel
nuchter bekeken betekent een vacantie in Parijs, dat
men eerst uren in de trein of een bus moet zitten;
dat men langs de boulevards en avenues gaat
slenteren; dat men historische gebouwen gaat
bezichtigen en dat men op de duizenden terrasjes
gaat genieten van het straatleven.
Kooltjes in je haren
De
reis door België en Frankrijk per trein is duur en
saai. Duur, omdat de prijzen voor een retourtje
derde klasse, dat twee maanden geldig is, nu al
gekomen is op f 53,- per persoon. Saai, omdat er
gedurende de hele reis, die vanuit Tilburg ongeveer
vijf en een half uur duurt, practisch niets te zien
is. De enige afwisseling, die men in de trein
beleven kan, is als de raampjes openstaan, dat men
zo om de twee minuten zijn kleren kan afstoffen en
de kooltjes uit de haren moet trekken. Want amper is
de trein Nederland uit of de enorme groene
electrische locomotief wordt vervangen door een
apparaat, dat al die vuiligheid de lucht en de
coupés in blaast. Dit alles - en nog veel meer - heb
je er voor over om Parijs te zien.
De
reiziger, die boven zijn boek in slaap is gevallen,
wordt regelmatig opgeschrikt, niet alleen door de
douane, die eerst aan alle grenzen je pas vraagt, om
meteen daarop - juist als je het bijna voor den dag
gehaald hebt - te zeggen: "Och, laat maar zitten",
maar ook door de serveerders, die geregeld komen
binnengluren met hun chocolade en sigaretten en die,
als ze iemand zien slapen, met een bel beginnen te
klingelen. Tegenover ons zat een zeeman, die in Le
Havre op de boot moest, allemaal sterke verhalen te
vertellen over Frankrijk en Parijs, maar ook over
hemzelf. En een dame begon hij bang te maken voor de
douane, die, volgens hem, direct de pop, die de
juffrouw mee wilde nemen, in de gaten zou hebben. De
stoere zeeman sprak over invoerrechten en extra
betaling. Later bleek, dat hij voor het eerst naar
Frankrijk ging...
In de wereldstad
Tegen zessen kwamen we in Parijs aan, op de Gare du
Nord, waar, boven enkele deuren, opschriften in het
Frans, Engels en Duits, maar soms ook in het
Nederlands staan. En amper buiten het station ga je
mee met de stroom van mensen, die noch langzaam noch
gehaast langs de straten lopen. Met de Métro, de
ondergrondse, waar je het niet terug te brengen
luchtje ruikt (is het knoflook en benzine?), gingen
we naar het andere eind van de stad, Jussieux, omdat
we van iemand de tip gekregen hadden, dat in de Rue
Linné een tehuis zou zijn, waar je gratis zou kunnen
logeren. Maar tijdens het speuren naar dit
paradijsje in Parijs, dat ofwel bij het
tegenovergestelde van gebrek aan belangstelling
opgedoekt is, ofwel door dat "gratis" failliet is
gegaan, hebben we wel geleerd, dat er één woord in
de Parijse vocabulaire niet bestaat, en dat is het
woord "gratis".
Het
werd later en om eindelijk onze koffer onderdak te
brengen gingen we het eerste het beste hotelletje
binnen. Van buiten vrij aardig voor Frankrijk en van
binnen typisch Frans. "450 franc per nacht
monsieur." Maar toen we de zes trappen opgeklommen
waren en de klerenkast zonder raam, waarin twee
mensen - en dan nog Nederlanders - zouden moeten
slapen, gezien hadden, hadden we al geslapen en
gedronken. Keus hadden we hier echter genoeg, al is
"keus" een groot woord bij het kiezen tussen de
talrijke hotelletjes, die alle meer voor de helft
door negers met hun vrouwen en kinderen in beslag
genomen waren.
Hoogstens één nachtje
Maar
de koffer werd zwaarder. Met onderling overleg
besloten we dan toch maar om hier in een van de
hotelletjes, hoogstens voor één nachtje, ons bivak
op te slaan. En we hadden warempel nog een kamertje
met een raam, dat weliswaar niet op de straat of op
de binnenplaats uitkwam, maar waardoor we toch
konden ruiken welk wasmiddel de negerin naast ons op
de gang gebruikte en wat voor soep ze 'n verdieping
lager gingen eten. Toen we 's avonds een heel klein
stukje van Parijs gingen zien, kregen we van madame
een keurig kaartje mee, waarop behalve de naam van
het "hotel", de straat, het telefoonnummer en de
Métro stond. Het was een kaartje, dat je alleen in
avondkleding aan de chauffeur van een taxi zou
kunnen geven, als je het hotel niet gezien had.
Hadden ze de drukkosten maar gebruikt om
bijvoorbeeld het gordijntje, dat voor ons raampje
hing, uit te koken...
Mission Hollandaise
In
de vroegte van de volgende dag zijn we vertrokken om
daar nooit meer terug te komen. Weer roken en
gebruikten we de Métro (30 franc per man), nu om ons
met spoed naar het adres, dat we van een pater
gekregen hadden, te begeven. Rue docteur Heulin 39
bij La Fourche, waar de Mission Hollandaise
gevestigd is. Op een alleraardigste manier werden we
daar ontvangen door een Nederlands meisje, dat
direct verschillende hotels begon af te bellen en
met succes.
2. Parijs van
achter een kop koffie
Hotel Splendid was de glorievolle naam van dit
Parijse hotel aan de Avenue de Clichy, precies (en
gelukkig) aan de andere kant van de stad dan waarin
ons vorig "hotel" gelegen is. 550 franc per nacht,
met belasting en service. Of we er misschien een
ontbijt bij konden krijgen? De hotelier deed alsof
hij de beste mop van zijn leven hoorde. Toen hij
zag, dat wij niet meelachten, hield hij er ook mee
op en vertelde, dat er in het huidige Parijs van na
de oorlog geen sprake meer was van een ontbijt in
(kleinere) hotels. De kamer, waarvoor ze eerst 600
franc vroegen om er later 50 af te doen, toen ze
hoorden, dat wij door de Mission Hollandaise
gestuurd waren, was werkelijk alleraardigst. Met
koud en warm water. Hier hoefde je 's nachts
tenminste alleen maar jacht te maken op bromvliegen,
waar ze in Frankrijk zot op schijnen te zijn.
Vanaf de terrasjes
Heeft het eigenlijk wel zin om de stad te
beschrijven met al de prachtige gebouwen, waarover
kranten en boeken vol zijn geschreven? Heeft het zin
om te vertellen van de talrijke musea in alle delen
van de stad? Geregeld vindt men daar wat over in elk
tijdschrift, waarvan eens een redacteur in Parijs
geweest is. Neen, het Parijs, dat ik u wilde laten
zien, is de wereldstad van achter een
(allerbelabberdst gezet) kopje koffie. Het Parijs,
dat ge leert zien vanaf de terrasjes, waarop een
ober, met een wit voorschoot aan, op en neer draaft,
niet zozeer om de klanten te bedienen, dan wel om de
centen van de vertering op te strijken. Maar zelfs
in Parijs kan het goedkoper. Ge kunt er namelijk
voor vijf centen op een stoeltje zitten in een der
vele parkjes.
Haren om te vlechten
En
vandaar ziet ge dan, dat bepaalde stadsdelen van
Parijs door de jeugd "geregeerd" worden.
Jongemannen, die net meisjes lijken, lelijke meisjes
dan - voor Parijs iets ongewoons - slenteren langs
de drukke straten in een roodgeel geblokt hemd, met
een blauw sjaaltje om de nek, een broek met korte
pijpen aan, haren om er vlechten in te leggen en met
een baard, die niet groeien wil. Ge ziet er
honderdduizend vreemdelingen, die hun ogen
uitkijken, en van wie er enkelen zich kostelijk
vermaken door op een knopje van een verkeerslicht te
drukken, waardoor alle auto's plotseling stilstaan,
als in een speelgoedwinkel. Ge ziet de Fransen, die
nooit moe schijnen te worden, aan de bars, waarin
geen krukjes zijn, hangen. Ge ziet mannen de krant
lezend als verstrooide professoren over de drukke
straten lopen. Kortom, ge komt niet uitgekeken van
wat Parijs - en alleen Parijs - u bieden kan.
In
een andere wijk kunt ge de blanken tellen. Hier
leven de negers. En die zijn er ontelbaren in deze
stad. Er zijn ook quartiers, waar je je zonder baard
niet op je gemak voelt. Zo val je daar op tussen al
die mannen, die blijkbaar wachten op de volgende
Passiespelen.
De plezierwijk
Het
is het Parijs, dat je gezien moet hebben. Naast de
Notre Dame, naast de Madeleine, het Louvre, de Arc
de Triomphe. Het is de stad waar alles kan. Waar je
's avonds struikelt over de bedelaars, die op de
banken van de boulevards liggen te slapen. Waar je
schilders en niet-schilders met doeken ziet lopen.
Urenlang kunt ge lopen op de Place Pigalle en in
Mont Martre, waar men practisch nooit uitgekeken kan
komen. Maar waar men - als nergens anders -
uitgebuit wordt omdat ze hier van tevoren weten, dat
ge buitenlander bent. Een kans van één op de
honderd. Maar het is toch altijd weer Pigalle, waar
men buitenlanders aantreft in de nachtkroeg en in de
pikante show. Waar men echter geen romantiek
aantreft, maar banale realiteit. Nu versta ik
honderd keer beter Nederlands dan Frans, eerlijk
gezegd, maar volgens mij hoef je in Pigalle helemaal
niets te verstaan om toch te begrijpen wat er in
deze "plezierwijk" geboden wordt. Dat is dan het
Parijs van de "nachtvlinders".
Eigen land
Misschien is dit alles geen loflied geworden op
Parijs, dat al zo vele lofliederen gekregen heeft.
Maar het is wel het Parijs, dat ge - nogmaals: naast
de prachtige gebouwen, parken en boulevards - gezien
moet hebben. Parijs, dat tegenwoordig heus geen
rijke stad meer is, maar dat ondanks alles toch wel
Parijs blijft. Waar altijd iets te beleven is. En
één ding leert ge er zeker, de treffende uitspraak
van de ANWB: "Het is nog altijd zo, dat men het
eigen land eerst waardeert, wanneer met het
buitenland gezien heeft."
Bronvermelding:
"Vakantie in Parijs" verscheen in 2 afleveringen in
de Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
zaterdag 11 oktober 1952
-
dinsdag 14 oktober 1952