CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Het woud van Fontainebleau

 

 

1. Daar valt voor velen nog iets te ontdekken

 

Zouden het veel Nederlanders bestaan hebben deze zomer eens acht dagen van hun vacantie aan het woud van Fontainebleau te besteden? Parijs zo maar als een "quantité négligeable" achter zich te laten en nog 60 km verder naar het Zuiden te sporen teneinde terecht te komen in een... bos? Wij hebben het gedaan!

 

Drie gezichten heeft dit woud

U meent zich natuurlijk wel een voorstelling van het woud van Fontainebleau te kunnen vormen. Een bos, niet waar? Natuurlijk wel een heel groot, 180 km in de omtrek, oppervlakte 17.000 hectares, asjeblief(!), maar in ieder geval toch een bos. En als ge dan het Mastbos en het Liesbos bij Breda kent, weet ge er alles van en blijft toch maar liever in Parijs hangen, niet waar? Pardon! Een kleine vergissing! Het woud van Fontainebleau is nu eens juist niet "zo maar een bos" in heel grote editie. Het is méér! Het is een bos met een eigen gezicht en een eigen ziel! Van gezichten gesproken - we hebben er eigenlijk drie ontdekt. En achter het derde meenden we iets van de eigenlijke ziel bespeurd te hebben.

 

Het eerste gezicht

Wie per auto van Parijs naar de Rivièra toert, bewondert de grote, prachtige verkeerswegen, die het woud aan alle zijden doorkruisen en die op twee bekende kruispunten, het "Carrefour de l'Obelisque" en 't "Carrefour La Fourche", met minstens zes tegelijk, als punten van een ster, bij elkander komen. "Het woud van Fontainebleau gezien?" vraagt ge uw kennis. "O ja, we kwamen er met de auto door toen we naar de Rivièra gingen." Nu, dan hebt ge alleen asfalt gezien! En in het gunstigste geval een tikje verlangen gevoeld naar de ontsluiering van de mysteries, die ge links en rechts onder het geboomte vermoedde. We durven er echter bijna iets liefs onder te verwedden, dat ge als haastige tourist wie de Middellandse Zee lokte, zoveel eerbied voor het woud niet hebt opgebracht. Ge zaagt er enkel het eerste gezicht van, dat het iedereen vertoont.

 

Tweede gezicht

Misschien had ge gelukkig niet zo'n haast. Zijt ge met uw wagen een verharde zijweg, rechts of links van de "Routes Nationales", ingeslagen om de wonderlijke ontdekking te doen, dat ge dit grootste woud van Frankrijk op goede asfalt- of macadamwegen kris-en-kras, zonder de minste moeite, doorkruisen kunt. Dat ge plotseling staat bij een gezellige uitspanning, op een prachtig uitzichtpunt, waar ge over het hele woud heenkijkt alsof ge op een hoge berg stond terwijl ge van tevoren eigenlijk niet eens gemerkt hebt, dat uw weg omhoog voerde, al vond ge het wel raadselachtig, dat die weg "ins Blaue hinein" scheen te leiden. En ten slotte hebt ge wellicht nog een glimp opgevangen van de lang niet misse rotspartijen, die her en der verspreid liggen en toch al wel voldoende vertelden, dat ge niet met een gewoon, groot bos te doen had. Indien dit alles zó is geweest, dan bent ge het woud iets nader gekomen. Ge hebt het in zijn tweede gezicht gezien. Het verraadt al wat van het karakter van zijn drager.

 

Derde gezicht

Wilt ge het woud echter eens in het klokhuis van zijn ziel kijken - dat gaat alleen via het derde gelaat. Daarvoor laat ge uw auto in de garage en uw fiets evenzeer. Met twee doodgewone benen stapt ge er op uit in het vroeg van de dag. Niet over de "Routes Nationales", niet over asfalt of macadam, maar over de allerkleinste voetpaden, die zich door eenzame gedeelten naar verafgelegen doelen kronkelen. Dan beleeft ge tochten vol romantiek en avontuur. Onder de rook van Parijs als het ware!... Daarover in 'n volgend artikel!

 

 

 

2. Méér dan een groot bos...

 

Om het woud van Fontainebleau in de ziel te kijken langs de weg, die wij in ons vorig artikel aanduidden, hebt ge een goede landkaart nodig. Wij waren met zo een gewapend. Dat dachten we tenminste, want ze was nog wel van de "Club Alpin". En die geheimzinnige paadjes stonden er zo keurig op aangegeven (dachten we ook!): een duidelijke, blauwe lijn met pijltjes voor de heen- en terugtocht. Ha, ha, 't leek allemaal zo doodeenvoudig, vooral omdat het beginpunt telkens gemakkelijk te vinden bleek... Wie echter eenmaal te voet in het woud doordringt, ontdekt daar honderd andere paadjes (die niet op de kaart staan) en in de rotspartijen raakt hij nog veel méér de tel kwijt. Gelukkig verschijnt er toch altijd een of ander oriënteringspunt, dat zich op de kaart ontdekken laat. Daarom verdwaalt ge nou eens nooit helemaal echt, zodat er angst bij te pas komt. Behalve wanneer ge - zonder op weg of steg te letten - de grote rotspartijen aanpakt, die als oefenterrein voor candidaat-alpinisten te boek staan. Daar hangen de wonderlijkste verrassingen als een Damocles-zwaard boven uw hoofd.

 

Adders en hagedissen

In het woud van Fontainebleau verdient het aanbeveling goed uit de kijken, dat ge tijdens uw rust niet boven op een adder gaat zitten. Ze komen hier veelvuldig voor en maken niet steeds veel haast om weg te komen als ze op warm zand liggen te zonnebaden. Heel wat talrijker zijn evenwel de hagedissen, waarvan wij twee soorten onderscheidden. Letterlijk iedere meter, die ge aflegt op het bospad, ritselt het bij zonnig weer links en rechts en steeds zijn het wegflitsende hagedissen. Spoedig raakt uw oor getraind in het afluisteren aan het geluid of ge met een kleine of een grote te doen hebt. Op ieder door de zon gestoofde rotsblok koesteren zich de vriendelijke beestjes. En steeds opnieuw wekken zij bewondering door de watervlugge manier, waarop zij over de rotsen glijden. Het lijkt of er helemaal geen pootjes aan te pas komen of het zouden er duizend moeten zijn. Tóch hebben ze er maar vier zoals het ordentelijke hagedissen - zelfs te Fontainebleau! - betaamt.

 

Spelonken

Somtijds staat ge tussen de rotsen voor een duistere spelonk. Omdat uw ontdekkingslust is losgeslagen, kruipt ge door de vaak kleine ingang voetje voor voetje naar binnen. De duisternis tegemoet, waarbij het scherpe, witte zand op de bodem geheimzinnig knistert onder uw voeten. Gebukt vanwege de lage zoldering kruipt ge in spanning verder en ge wordt steeds moediger naarmate uw ogen méér aan de duisternis gewend raken. Is het eenmaal zover, dan blijkt de spelonk, die zich zo onheilspellend voorstelde, bepaald helder verlicht doordat het daglicht door de kleine opening binnenvalt als het licht door een lens van een fototoestel.

Er heerst hier een aangename koelte. De ijskoude drup, die van tijd tot tijd van het vochtige plafond op uw hoofd of in uw nek slaat met een overdreven venijnige tik, neemt ge daarbij maar voor lief. Toch is het telkens opnieuw een huiveringwekkende gewaarwording en ge krijgt het gevoel of de spelonk er plezier in heeft het gezegde van de stage drup, die de steen uitholt, aan uw bloedeigen lijf op zijn waarheid te toetsen...

 

Op zoek naar de holenmens

Zo begint 'n mens met fantasie zich langzamerhand al een hele grotonderzoeker te voelen en al bent ge ook zeker niets te zullen ontdekken tóch speurt ge ijverig tegen wanden en plafond naar praehistorische tekeningen, die de holenmens uit de oertijd heeft achtergelaten. Er bestaat geen twijfel aan, dat de holenmens in zulke spelonken gehuisd heeft. Daarom zou het ook helemaal niets wonderlijks betekenen als dat uitstekend rotsblok daar tegen een zijwand eens tot troon zou gediend hebben van een met 'n zware knots gewapend stamhoofd of familievader...

Zo is het woud van Fontainebleau onder de grond. Het voert de gepeinzen terug naar een grijs verleden. Echter ook bovengronds vindt ge stof tot mijmering. Dit is het geval wanneer het geluk u voert door een van de eenzame gedeelten, die in een soort oerstaat verkeren omdat de natuur er haar gang gaat zonder al te veel ingrijpen van mensenhand. Wandelaars ontmoet ge in zulke gedeelten zelden al loopt er ook een voetpaadje. 't Is echter zo ver van de stad verwijderd...

 

Worden en vergaan

In zo'n deel van het woud ruikt het wat duf en ongewoon. Reuzen van beuken of eiken, die - de hemel mag weten hoeveel - jaren getrotseerd hebben, die geslachten zagen voorbijgaan, liggen er omgevallen te vergaan. Geen storm heeft hen neergehaald maar ze hebben het louter van ouderdom begeven. Niet meer in staat hun versleten karkas overeind te houden zijn ze ten slotte neergestort. Het blijkt dan dat ze inwendig reeds veel verder vermolmd waren dan het uiterlijk deed vermoeden. Nu liggen die gestorven reuzen te verpulveren tot stof... Hier en daar staan nog verrotte stompen van een paar meter lengte overeind zoals afgebroken kolommen in Pompeji. Straks zullen ook deze stompen omvallen en verdwijnen... Maar daarnaast schieten weer jonge boompjes op, die - misschien na honderd jaar als wij er al lang niet meer zullen zijn - de plaats van hun eens illustere voorgangers waardig zullen innemen... Het mysterie van dood en leven, worden en vergaan, vergaan en worden... dit altijd weerkerend proces zo lang de wereld zal bestaan, speelt zich in zulke gedeelten van het woud af voor de ogen van de toeschouwer, die zich hier direct met de neus op het probleem gedrukt ziet. Hier ondergaat ge het woud als een levend wezen, dat het rhythme der eeuwen tot hartslag heeft... Ziedaar het derde gezicht, waarachter de ziel zich ontdekken laat. Het woud van Fontainebleau is inderdaad méér dan een heel groot bos!...

 

 

Bronvermelding:

"Het woud van Fontainebleau" verscheen in 2 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- woensdag 5 september 1951

- vrijdag 7 september 1951