Het woud van
Fontainebleau
1. Daar valt
voor velen nog iets te ontdekken
Zouden het veel Nederlanders bestaan hebben deze
zomer eens acht dagen van hun vacantie aan het woud
van Fontainebleau te besteden? Parijs zo maar als
een "quantité négligeable" achter zich te laten en
nog 60 km verder naar het Zuiden te sporen teneinde
terecht te komen in een... bos? Wij hebben het
gedaan!
Drie gezichten heeft dit woud
U
meent zich natuurlijk wel een voorstelling van het
woud van Fontainebleau te kunnen vormen. Een bos,
niet waar? Natuurlijk wel een heel groot, 180 km in
de omtrek, oppervlakte 17.000 hectares,
asjeblief(!), maar in ieder geval toch een bos. En
als ge dan het Mastbos en het Liesbos bij Breda
kent, weet ge er alles van en blijft toch maar
liever in Parijs hangen, niet waar? Pardon! Een
kleine vergissing! Het woud van Fontainebleau is nu
eens juist niet "zo maar een bos" in heel grote
editie. Het is méér! Het is een bos met een eigen
gezicht en een eigen ziel! Van gezichten gesproken -
we hebben er eigenlijk drie ontdekt. En achter het
derde meenden we iets van de eigenlijke ziel
bespeurd te hebben.
Het eerste gezicht
Wie
per auto van Parijs naar de Rivièra toert, bewondert
de grote, prachtige verkeerswegen, die het woud aan
alle zijden doorkruisen en die op twee bekende
kruispunten, het "Carrefour de l'Obelisque" en 't
"Carrefour La Fourche", met minstens zes tegelijk,
als punten van een ster, bij elkander komen. "Het
woud van Fontainebleau gezien?" vraagt ge uw kennis.
"O ja, we kwamen er met de auto door toen we naar de
Rivièra gingen." Nu, dan hebt ge alleen asfalt
gezien! En in het gunstigste geval een tikje
verlangen gevoeld naar de ontsluiering van de
mysteries, die ge links en rechts onder het geboomte
vermoedde. We durven er echter bijna iets liefs
onder te verwedden, dat ge als haastige tourist wie
de Middellandse Zee lokte, zoveel eerbied voor het
woud niet hebt opgebracht. Ge zaagt er enkel het
eerste gezicht van, dat het iedereen vertoont.
Tweede gezicht
Misschien had ge gelukkig niet zo'n haast. Zijt ge
met uw wagen een verharde zijweg, rechts of links
van de "Routes Nationales", ingeslagen om de
wonderlijke ontdekking te doen, dat ge dit grootste
woud van Frankrijk op goede asfalt- of macadamwegen
kris-en-kras, zonder de minste moeite, doorkruisen
kunt. Dat ge plotseling staat bij een gezellige
uitspanning, op een prachtig uitzichtpunt, waar ge
over het hele woud heenkijkt alsof ge op een hoge
berg stond terwijl ge van tevoren eigenlijk niet
eens gemerkt hebt, dat uw weg omhoog voerde, al vond
ge het wel raadselachtig, dat die weg "ins Blaue
hinein" scheen te leiden. En ten slotte hebt ge
wellicht nog een glimp opgevangen van de lang niet
misse rotspartijen, die her en der verspreid liggen
en toch al wel voldoende vertelden, dat ge niet met
een gewoon, groot bos te doen had. Indien dit alles
zó is geweest, dan bent ge het woud iets nader
gekomen. Ge hebt het in zijn tweede gezicht gezien.
Het verraadt al wat van het karakter van zijn
drager.
Derde gezicht
Wilt
ge het woud echter eens in het klokhuis van zijn
ziel kijken - dat gaat alleen via het derde gelaat.
Daarvoor laat ge uw auto in de garage en uw fiets
evenzeer. Met twee doodgewone benen stapt ge er op
uit in het vroeg van de dag. Niet over de "Routes
Nationales", niet over asfalt of macadam, maar over
de allerkleinste voetpaden, die zich door eenzame
gedeelten naar verafgelegen doelen kronkelen. Dan
beleeft ge tochten vol romantiek en avontuur. Onder
de rook van Parijs als het ware!... Daarover in 'n
volgend artikel!
2. Méér dan een
groot bos...
Om
het woud van Fontainebleau in de ziel te kijken
langs de weg, die wij in ons vorig artikel
aanduidden, hebt ge een goede landkaart nodig. Wij
waren met zo een gewapend. Dat dachten we tenminste,
want ze was nog wel van de "Club Alpin". En die
geheimzinnige paadjes stonden er zo keurig op
aangegeven (dachten we ook!): een duidelijke, blauwe
lijn met pijltjes voor de heen- en terugtocht. Ha,
ha, 't leek allemaal zo doodeenvoudig, vooral omdat
het beginpunt telkens gemakkelijk te vinden bleek...
Wie echter eenmaal te voet in het woud doordringt,
ontdekt daar honderd andere paadjes (die niet op de
kaart staan) en in de rotspartijen raakt hij nog
veel méér de tel kwijt. Gelukkig verschijnt er toch
altijd een of ander oriënteringspunt, dat zich op de
kaart ontdekken laat. Daarom verdwaalt ge nou eens
nooit helemaal echt, zodat er angst bij te pas komt.
Behalve wanneer ge - zonder op weg of steg te letten
- de grote rotspartijen aanpakt, die als
oefenterrein voor candidaat-alpinisten te boek
staan. Daar hangen de wonderlijkste verrassingen als
een Damocles-zwaard boven uw hoofd.
Adders en hagedissen
In
het woud van Fontainebleau verdient het aanbeveling
goed uit de kijken, dat ge tijdens uw rust niet
boven op een adder gaat zitten. Ze komen hier
veelvuldig voor en maken niet steeds veel haast om
weg te komen als ze op warm zand liggen te
zonnebaden. Heel wat talrijker zijn evenwel de
hagedissen, waarvan wij twee soorten onderscheidden.
Letterlijk iedere meter, die ge aflegt op het
bospad, ritselt het bij zonnig weer links en rechts
en steeds zijn het wegflitsende hagedissen. Spoedig
raakt uw oor getraind in het afluisteren aan het
geluid of ge met een kleine of een grote te doen
hebt. Op ieder door de zon gestoofde rotsblok
koesteren zich de vriendelijke beestjes. En steeds
opnieuw wekken zij bewondering door de watervlugge
manier, waarop zij over de rotsen glijden. Het lijkt
of er helemaal geen pootjes aan te pas komen of het
zouden er duizend moeten zijn. Tóch hebben ze er
maar vier zoals het ordentelijke hagedissen - zelfs
te Fontainebleau! - betaamt.
Spelonken
Somtijds staat ge tussen de rotsen voor een duistere
spelonk. Omdat uw ontdekkingslust is losgeslagen,
kruipt ge door de vaak kleine ingang voetje voor
voetje naar binnen. De duisternis tegemoet, waarbij
het scherpe, witte zand op de bodem geheimzinnig
knistert onder uw voeten. Gebukt vanwege de lage
zoldering kruipt ge in spanning verder en ge wordt
steeds moediger naarmate uw ogen méér aan de
duisternis gewend raken. Is het eenmaal zover, dan
blijkt de spelonk, die zich zo onheilspellend
voorstelde, bepaald helder verlicht doordat het
daglicht door de kleine opening binnenvalt als het
licht door een lens van een fototoestel.
Er
heerst hier een aangename koelte. De ijskoude drup,
die van tijd tot tijd van het vochtige plafond op uw
hoofd of in uw nek slaat met een overdreven
venijnige tik, neemt ge daarbij maar voor lief. Toch
is het telkens opnieuw een huiveringwekkende
gewaarwording en ge krijgt het gevoel of de spelonk
er plezier in heeft het gezegde van de stage drup,
die de steen uitholt, aan uw bloedeigen lijf op zijn
waarheid te toetsen...
Op zoek naar de holenmens
Zo
begint 'n mens met fantasie zich langzamerhand al
een hele grotonderzoeker te voelen en al bent ge ook
zeker niets te zullen ontdekken tóch speurt ge
ijverig tegen wanden en plafond naar praehistorische
tekeningen, die de holenmens uit de oertijd heeft
achtergelaten. Er bestaat geen twijfel aan, dat de
holenmens in zulke spelonken gehuisd heeft. Daarom
zou het ook helemaal niets wonderlijks betekenen als
dat uitstekend rotsblok daar tegen een zijwand eens
tot troon zou gediend hebben van een met 'n zware
knots gewapend stamhoofd of familievader...
Zo
is het woud van Fontainebleau onder de grond. Het
voert de gepeinzen terug naar een grijs verleden.
Echter ook bovengronds vindt ge stof tot mijmering.
Dit is het geval wanneer het geluk u voert door een
van de eenzame gedeelten, die in een soort oerstaat
verkeren omdat de natuur er haar gang gaat zonder al
te veel ingrijpen van mensenhand. Wandelaars ontmoet
ge in zulke gedeelten zelden al loopt er ook een
voetpaadje. 't Is echter zo ver van de stad
verwijderd...
Worden en vergaan
In
zo'n deel van het woud ruikt het wat duf en
ongewoon. Reuzen van beuken of eiken, die - de hemel
mag weten hoeveel - jaren getrotseerd hebben, die
geslachten zagen voorbijgaan, liggen er omgevallen
te vergaan. Geen storm heeft hen neergehaald maar ze
hebben het louter van ouderdom begeven. Niet meer in
staat hun versleten karkas overeind te houden zijn
ze ten slotte neergestort. Het blijkt dan dat ze
inwendig reeds veel verder vermolmd waren dan het
uiterlijk deed vermoeden. Nu liggen die gestorven
reuzen te verpulveren tot stof... Hier en daar staan
nog verrotte stompen van een paar meter lengte
overeind zoals afgebroken kolommen in Pompeji.
Straks zullen ook deze stompen omvallen en
verdwijnen... Maar daarnaast schieten weer jonge
boompjes op, die - misschien na honderd jaar als wij
er al lang niet meer zullen zijn - de plaats van hun
eens illustere voorgangers waardig zullen innemen...
Het mysterie van dood en leven, worden en vergaan,
vergaan en worden... dit altijd weerkerend proces zo
lang de wereld zal bestaan, speelt zich in zulke
gedeelten van het woud af voor de ogen van de
toeschouwer, die zich hier direct met de neus op het
probleem gedrukt ziet. Hier ondergaat ge het woud
als een levend wezen, dat het rhythme der eeuwen tot
hartslag heeft... Ziedaar het derde gezicht,
waarachter de ziel zich ontdekken laat. Het woud van
Fontainebleau is inderdaad méér dan een heel groot
bos!...
Bronvermelding:
"Het
woud van Fontainebleau" verscheen in 2 afleveringen
in de Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
woensdag 5 september 1951
-
vrijdag 7 september 1951