Door 't Brabantsche
land
1
De liefde tot zijn land
is ieder aangeboren.
Vondel
De
zomer is in 't land! De zon werpt haar gouden
stralen over onze welhaast paarsende heiden en
vlakke groene velden. Uit wiegelende korenhalmen
stijgt de leeuwerik juichend omhoog. In onze
bosschen davert de jubel der gevederde bevolking.
Onze vennen, diep verscholen tusschen spar en berk,
achter heide-heuvelruggen, tooien zich met de leliën
en op haar spiegelgladde wateren speelt het
schrijverke. Het waterbeestje, waarvan Gezelle zoo
jolig zingt:
O krinkelende, winkelende waterding
met 't zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopken flink
al schrijvend op 't waterke gaan!
Ja,
't is er mooi in Brabant! In de barre natuur, maar
ook langs de goedgeplaveide wegen. Wilt ge geloven,
lezer, dat Brabant op 't stuk van onderhoud zijner
wegen voor geen plekje in Nederland behoeft onder te
doen. En gerust, ga naar België, ga naar
Duitschland, nergens zult ge beter verzorging
vinden. En dat wil toch heel wat zeggen voor hem,
die weet, dat alleen de provinciale wegen in Brabant
een uitgestrektheid hebben van ongeveer 800 km.
Brabant is dan ook van lieverlede geworden een
ideaal oord voor den auto-, den motor- en den
fietsgelukkige.
O,
ge ondergaat er niet de natuurgeneugten van de
Rijnschoonheden of het machtige Alpengebied. En 't
is ook anders dan de Rivièra. En toch, toen
schrijver dezes enkele jaren her terugkeerde van een
reis naar de "parel van Europa" en daar gekomen was
onder de bekoring van grootsche natuurschouwspelen
te midden van angstig-hooge majestueuze bergketenen
- toen hij wederkeerde in dit effen landje beneden
den Moerdijk drong 't toch sterk aan hem op, dat
"Natuur" ook hier haar eigendommelijke schoonheden
heeft neergestrooid... Kwistig zelfs hier en daar!
Niet zoo beklemmend!... Om met Gezelle ervan te
zingen:
Hoe schoon is, ongeschonden, in de zonnekracht,
't wijduitgespreide bouwsel van de boomenpracht,
ten toppen uit gedreven en, van dracht, alzoo 't
de Schepper eerst, beminnende, uit Zijn' handen
goot!
Laten we nu deze bespiegelingen staken en 'n paar
reisbeschrijvingen geven voor hen, die aanstonds hun
vacantie op eenigerlei wijze in het Brabantsche
willen komen doorbrengen. Als uitgangspunt kan
daarbij gevoeglijk genomen worden de hoofdstad van
Brabant's centrum: Tilburg, waar bovendien dezer
dagen de poorten van een alleszins bezienswaardige
Internationale Tentoonstelling zijn opengeslagen en
deze stad dus ook veilig als vaste "pleisterplaats"
zou kunnen worden verkoren.
In
Zuidelijke richting allereerst 'n mooie lommerrijke
tocht door glooiende heidestreken over 'n keurig
geplaveiden weg naar 't oude Hilvarenbeek, de stad
van Becanus, den beroemden 17de-eeuwsen scripturist
en theoloog, met z'n bezienswaardig kerkgebouw uit
de 15de eeuw, in gothische stijl en hoogen trotschen
toren. En dan nog even verder naar Esbeek, waar de
Nederlandsche Heide Maatschappij een woestenij heeft
omgeschapen in een weelde van bosschen en landouwen.
Vader Cats had wel gelijk met te zeggen:
De mest en is geen heerleykheit,
Maar doet mirakel waar ze leyt!...
Voor
wandelaars in 't bizonder 'n genot van meer dan 'n
vollen dag. Want de Heide Mij. is 'n gastvrije
eigenaresse, die gaarne landgenoot en vreemdeling
ongemoeid laat ronddolen in haar paradijs. Maar nu
terug naar 't uitgangspunt, want verderop, in de
richting van de Belgische grens, is het meest "öde
und leer" en nog erger, van 'n voorhistorische
be-kei-ing!
'n
Ander tochtje Zuidwaarts loopt over 'n schitterend
betonnen vloer, geflankeerd door woudreuzen en
vriendelijke "kasteeltjes" naar Goirle en Nieuwkerk,
het landgoed "De Golf", waar Gezelle van zou kunnen
zingen:
Hoe schoon zijn de ongekunstenaarde boomen, die
'k, erkenbaar uit elkander, in den hemel zie
geschoten staan, en dragende elk een beeltenis,
daar 't werken van Gods hand nog aan te vinden is!
Er
moet mij hier een opmerking van 't bedroefde hart.
'n Kreet van verontwaardiging, liever gezegd, over
zooveel natuurwreedheid, als hier door "Waterstaat"
is aan den dag gelegd. De weelderige boomenpracht
van de Goirlesche dorpsstraat zóó te vernielen! Om
verkeersmotieven zoogenaamd. Maar in werkelijkheid
zonder eenigen grond. 't Is inderdaad diep
beschamend op deze wijze roekeloos den bijl te zien
gelegd aan 'n rijkdom dien geslachten hebben
gekoesterd en vertroeteld! Reiziger, als ge
wederkeert in uw land, spreek, met mij, dan ook
schande over dit vandalisme! De Amerikaansche
dichter George Morris wist het zoo aangrijpend te
zeggen:
Woodman, spare that tree!
.............................
That old familiar tree,
Whose glory and renown
Are spread o'er land and sea.
In
Noordelijke richting is den wielrijder en den
wandelaar aan te bevelen 'n bezoek aan Loon op Zand
- Kaatsheuvel - Sprang - Waalwijk. En ook de
automobilist vindt er sedert kort een baan, die niet
meer zooals voorheen behoefde af te schrikken. Even
den Heikant voorbij - Tilburgsch Noordelijkste
"hertganck" - strekken zich rechts van den weg de
interessante Tilburgsche vloeivelden uit, waar de
Nederlandsche Heide Mij. naar het dichterwoord
"akkers uit moeras" heeft geschapen. Aan den ingang
van het nijvere dorpje Loon op Zand - de schoenen en
't leer rieken u al tegen - 'n 13de-eeuwsche
struische burcht, die ridder Willem van Hornes in
leen had ontvangen van den Hertog van Brabant. Geen
architectonische bizonderheid overigens, maar toch
een bouwwerk herinnerend aan oude grootheid en
welvaart. Bizonderheden erover kan men vinden bij
Mr. R. van der Aa in zijn werk "Oud Nederland". Wie
in deze contreien vertoeft, mag zeker niet verzuimen
de zg. Drunensche duinen te gaan bezoeken. De
"Poppen"-afdeeling der Tentoonstelling geeft daarvan
'n interessant beeld!
En
nu, naar 't Westen. Tilburg, Gilze Rijen, Breda, 'n
25 km lange prachtig gebaande weg, geschikt ook om
er z'n lust naar snelheid vroolijk bot te vieren.
Napoleon heeft wel eer van zijn werk. Vooral omdat
hij blijkbaar 't natuurschoon niet heeft willen
versmaden. Langs den spiegelgladden kruisweg naar
Gilze, juist halfweg Breda - heide- en dennenlucht
prikkelen heerlijk het reukorgaan - ligt vredig en
breed langs den gezichtseinder de Molenschotsche
heide, waar de schoonheid der stilte slechts wordt
verontrust door plotseling opschietende menschvogels
en waar de luchtvaart al menigen triomf vierde. Het
zal er nu nog levendiger gaan worden, wanneer straks
aan den overkant een uitgestrektheid van 65 ha zal
worden ingericht tot internationale militaire en
burgervlieghaven.
In
de verte rijst statig en fier de kathedraal van
Breda met zijn 94 m hoogen torenspits. Even
terugkeeren naar het kruispunt en dan linea recta
over Dorst en den Driesprong naar de Academiestad.
De weg blijft overal mooi van constructie en vol
afwisseling in 't uitzicht. Voor den toerist is
Breda 'n stadje vol merkwaardigheden: de
Onze-Lieve-Vrouwekerk, die we reeds vanaf het
vliegveld waargenomen hebben, met haar albasten
graftombes en kleurrijke fresco's; 't 18de-eeuwsche
stadhuis, dat vele historische schatten herbergt;
het Kasteel dateerend uit de 12de eeuw, thans
militaire academie; 't Begijnhof, gesticht in 1240
door Godfried van Breda; 't Valkenburg, 'n publieke
lusthof van wondere bekoring enz.
Op
enkele kilometers ten zuiden van Breda treft men
vermaarde bosschen aan: Prinsebosch, Annebosch,
Ulvenhoutsche bosch maar vooral het Mastbosch, dat
'n oppervlakte heeft van 514 ha en in hoofdzaak
bezet is met grove den. Het is in 't begin van de
15de eeuw aangelegd op last van graaf Hendrik van
Nassau. Uren kun je er ronddolen, te voet, per
fiets, per motor of auto, al naar verkiezing.
Heerlijke paden langs hobbelige zandwegen en den
fascineerenden reuk van spar en den en ander
boschgewas alomme! De zg. boschwachterswoning vormt
'n oase in deze hei-woestijn.
Daar
is verder in deze omgeving het majestueuze kasteel
Bouvigne, aan de Meerselschedreef te Ginniken. 'n
Riant vierkant gebouw met achtkantig
trappentorentje, dateerend uit het begin der 17de
eeuw. Tijdens het beleg van Breda had Prins Frederik
Hendrik in de zestiger jaren dier eeuw er zijn
hoofdkwartier. Thans is het E.K.* huis en
zwaait prof. Frencken er den scepter. Ik denk hier
aan het gedicht van Prosper van Langendonck:
De zon speelt door het loof der vorstelijke dreven,
die kruisen, heinde en verre, om 't vorstelijk
kasteel,
dezen valt blinkend neer op toren en kanteel,
de zon doet levend goud op de oude kruinen beven.
'n
Uitstekende weg voor elk vervoermiddel is die van
Breda via Princenhage over Rijsbergen naar Zundert.
En dan verder door de "moeren" en de Buissche en
Langendijksche heide, via Pindorp naar de Wouwsche
Plantage, om dan eindelijk langs Borgvliet de
hoofdplaats van het Markiezaat te bereiken. Het
Liesbosch vraagt de afzonderlijke aandacht van den
toerist, omdat het is een van Brabant's
uitgestrektste en sierlijkst beplante heerlijkheden
voor een ieder kosteloos toegankelijk. Etten Leur,
Het Heike, Roosendaal is een lang lommerrijk
koepelgewelf. De dichtbij gelegen Wouwsche Plantage,
waarover ik sprak, vormt met Mast- en Liesbosch 'n
trits natuurbeelden van kostbare en kostelijke
schoonheid.
Lijk elders riekt de roos hier goed,
Hier klinkt der vogelen tale,
En Philomele zingt er zoet
Al heet zij nachtegale.
Iets
noordelijker Oudenbosch met zijn bezienswaardigheid
"kleine St. Pieter", samen met 't koepelkerkje van
Instituut St. Louis den wijden omtrek beheerschend.
Het monument is een levendig bewijs voor de
offervaardigheid van de geloovigen in dit prachtige
boomkweekersmilieu. De inwendige beschildering heeft
thans na vele jaren vrijwel haar voltooiing bereikt.
Bergen op Zoom, gelegen aan den breeden, vroegeren
Scheldemond, dat in den strijd tegen Spanje 'n zoo
beteekenisvolle rol heeft gespeeld, bezit tal van
bezienswaardigheden: 'n stadhuis uit het jaar 1611,
'n 15de-eeuwsche gevangenpoort, 'n oude kazerne, die
voorheen de Markiezen herbergde, 'n fraai aangelegd
stadspark, 'n strand en wat al meer...
De
reiziger, die van dezen kruistocht terugkeert, zal
ongetwijfeld willen instemmen met de lyrische
ontboezeming van Gezelle over zijn gevierd
Vlaanderen:
In Brabant slaat de beek heur lied
Al zwemt er geen Naiaden,
En zuutjes zingt de wind in 't riet,
Ofschoon we Eool versmaden.
* Voetnoot redactie:
Dankzij een stukje In de NTC van donderdag 10 juli
1947 kwamen we er toevallig achter wat een E.K. huis
is: een huis van de Eucharistische Kruistocht
beweging.
2
Daar lag de wijde, blijde heide,
Ros in den ochtend harer rust,
Een vlinder danst er onbewust.
F. Bastiaanse
Deze
"Zomerdroom" van Frans Bastiaanse schoot me opnieuw
te binnen, toen ik op m'n vacantie-omzwervingen door
het Brabantsche land van Oisterwijk via Moergestel
de Oisterwijksche vlakten doortrok... Nu niet meer
langs "ongebaande klingen", zooals 'n paar tiental
jaren geleden, maar over wegbedekkingen, die den
meest vertroetelden "wagenmenner" nog in 'n vroolijk
humeur brengt.
De wilde heigeur sloeg ons tegen
Uit dauw-bedroppeld heidekruid;
Een leeuw'rik met zijn fluitgeluid
Vulde, uit de velden opgestegen,
De ruimte, die geen ruimte omsluit.
Even
vóór Best, 't nijvere schoen- en
klompenmakersdorpje, schreden wij 't
Wilhelminakanaal over. 'n Onmetelijk zilveren lint
ligt hier uitgespreid over 'n dorre zandvlakte.
Kilometers lang. Totdat eenmaal de oeverlanden
zullen zijn doordrenkt en malsche weiden de goudgele
korenvelden gaan afwisselen, die van lieverlede
gewonnen zijn uit deze vruchtbrengende rivier... Dan
zullen we met Gezelle kunnen zingen:
Dan zal ik liefst, o Leysche boorden,
als 't zomer is, en zwijgt in 't Noorden
de felle reus, u volgend gaan;
dan zal ik weêr mijn hert vermeiden
langs uw' gegroende en stille weiden,
en in uw grond hun beeld zien staan.
We
landen nu dra in de Philipsveste aan. Er is welhaast
geen stad in Brabant, die in den loop der eeuwen zoo
onmenschelijk is geteisterd als Eindhoven. De 17de
eeuw vooral staat in het geschiedboek van deze stad
met vlammende letters geteekend. De armste van allen
in de toch reeds totaal verkommerde
Generaliteitslanden! Thans gaat er, mede dank zij
"Philips", 'n faam van uit die den aardbol omspant.
Alvorens via Helmond de Peel in te trekken moge ik
eerst even de aandacht vestigen op 'n paar routes,
die den reiziger doet kennis maken met 'n paar
eigendommelijke Brabantsche landstreken. Daar is
allereerst deze: Eindhoven, Stratum, Aalst,
Valkenswaard, Borkel en Schaft en dan even de grens
over naar de zoogenaamde "Achelse Kluis", 't bekende
gastvrije Trappistenconvent.
Valkenswaard is 'n kruispunt van vier wegen.
Zuid-Westelijk gaat men de "Acht Zaligheden" in.
Dommelen, Westerhoven, Bergeijk, Het Loo,
Luiksgestel. Oostelijk bereikt men via Leende de
Heezer heerlijkheden. Ik wilde gaarne hier in deze
arkadie, waar de Natuur haar zetel heeft opgeslagen,
langer toeven. Evenwel zonder te verzuimen ook de
aandacht te vestigen op deze route, die een keur van
rustige, welvarende dorpjes omspant, waar landbouw
en industrie de bestaansbronnen zijn. Eindhoven,
Gestel, Meerveldhoven, Oerl - in de volkstaal
geheeten Oers - Wintelre (spreek uit Wèntersel!),
Vessem, Middelbeers, Oirschot, Diessen,
Hilvarenbeek, Esbeek, Lage Mierde, Reusel, Bladel,
Hapert, Eersel, Duizel, Steensel, Veldhoven, Gestel,
Eindhoven. Deze landstreek zou ook genoemd kunnen
worden de Dommelvallei. De Dommel ja, is er haast de
eenige onruststoker. Wat die den landbouwenden stand
de eeuwen door al 'n schade en zorg gebaard heeft!
Gelukkig heeft het nieuwe regiem in dit waterschap,
juist de laatste jaren, reeds heel wat beterschap
gebracht.
Daar
staan we dan nu voor de poorten van 'n middeleeuwsch
slot, te midden van 'n omgeving, waarop Gezelle's
woord zoo heerlijk van toepassing is:
Het was alzoo geschapen en, van God gemaakt:
waaromme en laat ge 't mensch, door u niet
aangeraakt,
geworden, 't onverbeterbare en 't schoonste van
de schoonheid, daar geen menschenhand ooit aan en
kan?
Het
Kasteel, een van de mooiste en best geconserveerde
sloten uit Oost-Brabant, dateert uit de tweede helft
der 17de eeuw. Het heeft twee vleugels, die het
binnenplein omsluiten. De poort is met 'n eenvoudig
frontispice. 'n Wijde gracht omspoelt dit mooie
bouwwerk, waarvan als stichter genoemd wordt Albert
baron Snouckaert van Schaumburg. Thans eigendom van
den heer S.J. baron van Tuyll van Serooskerken, tot
voor 'n paar jaar lid van de Provinciale Staten van
dit gewest. Wat 't interieur belangt, moge de
bizondere aandacht gevestigd worden op de fraaie
gobelins, in de groote zaal, voorstellende
Alexanders overwinning op Darius. De blauwe zaal en
de Empirekamer zijn om haar inrichting vermaard. Een
kostbare verzameling portretten van den Prins van
Oranje, Maurits, Frederik Hendrik en Prins Willem
II, antieke meubelen, porselein en wapens, maken 't
slot ter bezichtiging overwaard. Het Heezerbosch is
nog weer 'n vermaardheid apart. Hoe er de
zonneflikkering door de sparren kaatst en het gele
zand de gouden gonsters loswoelt... men moet er heen
gaan om er de vreugde van te doorvoelen.
O Heemelijke
diepten van
't vol
schaduw hangend boschgebied:
vol schaduwe
en vol duisterheid,
vol nacht en
dauw, dooreengespreid!
En
nu de Peel in! Helmond, Lierop, Asten, Deurne,
Gemert, Oploo, St. Antonis, Boxmeer. De Peel, dat
beteekende voor 'n paar tientallen van jaren terug
'n barre woestenij, 'n zandvlakte of om met Tollens
te spreken "'n rampzalig oord, misdeeld van elken
zegen!" Dat is nu niet meer! Men heeft de
dichterlijke leuze van Bilderdijk in 'n daad
omgezet.
Het land heeft ook zijn strijd; het land zijn
zegepalmen,
Schep zand en distels om tot veld en korenhalmen,
Schep akkers uit moeras.
Zoo
is het geschied. De afzichtelijke, bonkige heivlakte
van weleer is 'n welhaast wonder van agrarische
techniek. De enkele stukjes, welke nog den
oertoestand vertoonen hier en daar, demonstreeren
fel hoe groote zegen door menschenhanden is
verkregen...
3
De mest en is geen heerlijckheit,
Maar doet mirakel waar ze leijt.
Jacob Cats
'n
Stukje geschiedenis van de Peelontginningen, waarop
ik al zinspeelde, vond ik in m'n archieven van 'n
excursie welke ik enkele jaren geleden onder de
hoede van de Heide Maatschappij er heen gemaakt heb.
Het moge hier wel even ingelascht worden als bewijs
voor het prachtige staal agrarische cultuur, dat
hier geleverd is.
De
landstreek de Peel is gelegen in het Oosten van deze
provincie en voor een klein gedeelte in het
Noord-Westen van Limburg. Zij strekt zich uit over
14 gemeenten en beslaat een oppervlakte van rond
75.000 ha. Van deze oppervlakte wordt ongeveer 7400
ha, dus nog geen tiende deel, ingenomen door
veengrond (hoogveen). Deze veengronden zijn
voornamelijk gelegen in de gemeenten Deurne, Asten,
Horst, Sevenum en Meijel in den Zuid- en
Zuid-Oosthoek van de landstreek. De rest, dus het
overgroote deel van dit gebied, is geen veengrond
doch oorspronkelijk gewone heidegrond met hoogere
koppen en ruggen, zelfs zandverstuivingen. En
daartusschen uitgestrekte vennen en waterplassen.
De
Peel is te allen tijde berucht, maar ook beroemd
geweest om haar woestheid en onherbergzaamheid. Dit
zal geen verwondering wekken, wanneer men weet, dat
in 1900 van die 75.000 ha nog ongeveer 39.000 ha,
dus veruit de grootste helft, woest lag. Het is dan
ook begrijpelijk, dat in een dergelijke streek, waar
nog zooveel viel te ontginnen, de Nederlandsche
Heide Maatschappij van haar oprichting af een
dankbaar arbeidsveld heeft gevonden. Duizenden
hectaren woeste gronden zijn hier onder haar leiding
ontgonnen en in bosschen, bouw- en weilanden
omgezet. Nu kan er in waarheid van getuigd worden
het woord van den dichter waarmede de Heide
Maatschappij haar "stand" op de Tentoonstelling had
opgesierd:
Die in een liefelijcke streeck
By 't ruysschen van een' silverbeeck
Sijn lanthuys sticht, en boersche wooning:
Wat is dat een gesegent Koning!
Helaas, nu zijn we aangeland in de droevigste streek
van het Brabantsche land: het stroomgebied van de
Maas. Ik ben er doorheen gereden over de hooge
dijkbruggen vanaf Boxmeer via Beugen, Oeffelt, St.
Agatha, Cuijk, Beers, Gassel en Grave. Wat 'n
afzichtelijke ellende zoover het oog reikt. Hier
rookt geen schouw. Hier graast geen koe. Hier trekt
geen landman den ploeg door den akker. Hier zingt
geen vogel zijn vroolijk lied!... Hier zijn distels.
Hier zijn doornen. Hier zijn stinkende moerassen!
Duizenden hectaren onkruid! Dat doet de Maas! Reeds
eeuwen lang! En telkens opnieuw treedt zij weer
buiten haar oevers. Met donderend geweld. Om er nog
de armelijke dorpen te teisteren. Aan het land zelf
is niets meer te bederven! Ik heb er enkele jaren
geleden oud-Minister Bongaerts van hooren getuigen,
dat deze toestand 'n lands schandaal is. Millioenen
hebben de opvolgende geslachten "ingelanden" er al
aan geofferd! In de Statenzittingen heb ik grijze
burgemeesters hooren kermen om hulp en steun... met
'n brok in d'r keel! Ik heb op dien gedenkwaardigen
tocht de kelk des lijdens tot den bodem toe
geledigd! Van Grave zijn we verder den kronkelenden
waterwolf langs getrokken: Herpen, Huisseling,
Ravenstein, Megen, Macharen... De rest vervaagt in
m'n herinnering...
Lezer, ik zou u 'n paar prettige vacantietochtjes
beschrijven. Maar ik kon toch niet nalaten u ook
deze streken binnen te leiden. In deze wildernis. En
ik zou willen, dat alles wat macht en invloed heeft
in Nederland zich de moeite nam om dezen zelfden
tocht ook eens te ondernemen. Om eigener oogen te
zien wat hier geleden en gestreden wordt... 't Is
onzer Natie onwaardig!... Weliswaar kwam er de
laatste jaren al eenige verbetering tengevolge van
de maatregelen van het Provinciaal bestuur, dat goed
z'n best doet, maar er is nog zoo machtig veel wat
'n woestijnachtig aanzien vertoont.
Ik
had nog gaarne uitgeweid over de binnenlanden in de
omgeving van Heeswijk met zijn "Abdij" en "grafelijk
slot", over 't kasteel Henkenshagen onder den rook
van St. Oedenrode, dat reeds in de 15de eeuw beroemd
was als een sterkte, voorzien van kasteelen en
torens, over 't landschap van Lijshout, waarvan de
bewoners niet altijd 'n beste naam hebben genoten
blijkens het oude liedje:
Lijshout zonder dieven,
Beek zonder mordenaers,
En Aarle zonder boeren,
Dan zal de werelt neijt
lang meer doeren...
Wonder, dat in zoo'n omgeving 'n burcht als 't
kasteel van Croy met zijn "vier torens aan het
bovenste huijs en twee aan den bassecourt met
schoone grachten daerom" 't nog ongeschonden heeft
kunnen uithouden. Het kasteel, dat dateert uit de
16de eeuw en omstreeks de helft der vorige eeuw werd
bewoond door de familie Van der Bruggen, is sedert
enkele jaren eigendom van de gemeente Stiphout en
dient nu tot verblijf van behoeftigen en ouden van
dagen. In het Kasteelenboek van Mr. Robidé van der
Aa vindt men een mooie afbeelding van het slot en
bovendien vele bizonderheden over zijn
"lotgevallen".
Wie
in deze streek rondreist, moge zich aangetrokken
gevoelen tot het kasteel van Helmond, dat enkele
jaren geleden door Burgemeester Van Hout van een
vermoedelijken ondergang is gered, toen hij er
gemeentehuis van maakte en het zoodoende bracht in
een staat van voortdurend onderhoud, na er eerst een
behoorlijke restauratie op te hebben toegepast. Het
zou niet moeilijk vallen aan de hand van te mijner
beschikking staande gegevens 'n heele geschiedenis
van dezen prachtigen burcht uit de 11de eeuw te
ontwerpen. Genoeg zij om den lezer iets van de
schoonheid te suggereeren, deze aanhaling uit het
welverzorgde Kasteelenboek, verlucht met tal van
foto's van H. Jongsma: "Gelegen aan de
Zuid-Willemsvaart, verlevendigt het kasteel de
landschappelijke schoonheid met zijn fijn silhouet,
dat ons tevens herinnert aan den riddertijd.
Ofschoon geen specimen van eenig afzonderlijk
bouwtijdperk, is het karakteristiek genoeg om als
monument van vroegere schoonheid te dienen."
'n
Waardig besluit is de route terug van hier naar Den
Bosch - wel een van de mooiste in Brabant - en dan
over Vught, IJzeren Man, Helvoirt, Berkel, Tilburg.
De "badplaats" biedt 'n zeldzame gelegenheid, juist
door haar schitterende accommodatie, om voor het
einde nog even op verhaal te komen.
Moge
deze vluchtige beschrijvingen van het Brabantsche
landschap velen de overtuiging schenken van de
waarheid welke gelegen is in 't woord van den
dichter der Endyumion, Keats:
A thing of beauty is a joy for ever,
Its loveliness increases; it will never
Pass into nothingness.
Wat
schoon is geeft vreugde voor altijd!...
Bronvermelding:
"Door 't Brabantsche land" verscheen in 3
afleveringen in de Nieuwe Tilburgsche Courant op:
-
maandag 16 juli 1934
-
donderdag 26 juli 1934
-
zaterdag 18 augustus 1934