CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisverhalen

 redactie: Ben van de Pol

 

Trenta, het land waar nooit iets verandert

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 4 november 1977

 

Het geasfalteerde pleintje van Trenta Na Logu ligt verlaten in de septemberzon voor zover het aan de noordkant niet beschaduwd wordt door een paar grote lindebomen, die in hun kruinen al schuchtere penseelstreken van de eerste herfstkleuren vertonen. Die verlatenheid is vooral vandaag typerend voor dit deel van het naar het zuidoosten afdalende Trenta-dal in de Julische Alpen, omdat zo pas het enige hotel van Na Logu met zijn fiere naam "Orel", dat "Adelaar" betekent, zijn deuren gesloten heeft. Hier ligt daar niemand wakker van, want de mensen hebben het al lang zien aankomen. Eindelijk is er dan eens iets veranderd in het land, waar nooit iets verandert en waar de dagen als maanden gaan. Dit ondanks autoverkeer in het vakantieseizoen over de hogere gelegen Vrsic-pas (1600 m), de verbinding van Kransjka Gora met Triëst. Geld in het laatje brachten die haastige toeristen niet. Vanuit hun blikken beesten, die zij zelden verlieten, kregen zij nooit gelegenheid in de ban te raken van dit zo heel bijzondere gebied. Met de sluiting van het hotel is er dit niet beter op geworden. Zo omstreeks het middaguur manoeuvreert er wel eens een zijn auto hoopvol voor het hotel, maar als hij op een klein stukje papier op de dubbele glazen deur dat simpele woordje "Zporto" (gesloten) leest, keert hij onmiddellijk dit "gat" geïrriteerd de rug toe. De mensen van de streek en de chauffeur van de schaarse bus van eenmaal-per-dag op deze tijd van het jaar noemen dit deel van Trenta kortweg "Log". En dat betekent al of niet toevallig: "Gat". Na Logu zou iets van "bij of aan het gat" kunnen betekenen, denken wij in onze gebrekkige kennis van de Sloweense taal. Log is inderdaad een echt "gat" voor de doorsneetoerist. Gek, maar uitgerekend dit Log heeft onze liefde. En daarom waren wij er dit jaar voor de... twaalfde keer.

 

Veranderingen

Dat er in Log nooit iets verandert, is natuurlijk niet helemaal waar. Verandering is er altijd en overal. We bedoelen alleen maar aan te geven, dat het tempo er zo ongelooflijk laag ligt en de wijzigingen van zó geringe betekenis zijn, dat ge wel met een bijzondere band met Log moet verbonden zijn om ze op te merken. Lukt u dat, dan stijgt elke verandering ver uit boven haar normale proportie en promoveert tot "gebeurtenis". Dit geheel in overeenstemming met dit kleine wereldje van eenvoudige mensen. In de loop der jaren zijn wij zelf daarin meegesleurd. Zo werd voor ons de sluiting van "Orel" een schokkend feit, maar er bestaan veel kleinere zaken die meetellen, bv. dat de leuning van onze bank, die vorig jaar gebroken was, door een nieuwe vervangen bleek..., dat de kalkoven aan die prachtigwoeste Zadnjica-beek nu een betere stookruimte had gekregen en tot de rand toe met kalkblokken gevuld was alsof het stoken aanstonds zou beginnen..., dat het met gaas afgedekte bassin voor het hotel, waarin voorheen, in permanent stromend water, de "panklare" forellen zwommen, er uitgedroogd bij ligt... Schande te zeggen, dat in Log nooit iets verandert!

 

Verboden te werken

De oude Joze Komac zit op de middag van onze aankomst in Log niet op een van zijn twee banken, hoog boven de weg. Zouden hij en zijn 75 jaar er niet meer zijn? En we moesten hem dringend spreken. Vanwege - u raadt het misschien al - een kleinigheid. Gewoon over... een lepel. Gelukkig vinden we hem nu op een krukje gezeten voor de schuur achter zijn wat hogerop gelegen huis, dat een opkalefaterbeurt blijkt te hebben ondergaan. Vorig jaar betrapten wij hem bij het maken van een houten lepel. Een stuk originele huisvlijt als tijdverdrijf in een vergaande staat van voltooiing. Op zijn zeven gemakken bewerkte hij zijn produkt met een fijne vijl. Hij behoefde nog slechts het eigenlijke lepeldeel uit te schulpen en bij te werken om een prima lepel te krijgen. "O, dat duurt nog zo lang!" verzekerde hij ons toen onze bedoeling de lepel te kopen duidelijk werd. Sindsdien is er een jaar over Log en de lepel heengegaan. Geen boude veronderstelling, dat hij nu toch wel klaar zal zijn.

Op onze desbetreffende vraag om informatie luidt Joze's verbazingwekkende antwoord: "Nog niet klaar. Komt nooit meer klaar!" "Hoe zo?" "Ik mag niet meer werken." "Van wie niet?" "Van de grote bazen." "Wie zijn dat?" "Begrijp je dat dan niet" en hij knikt met zijn hoofd in de richting van zijn huis, waar zijn dochter en schoonzoon met hun drie kinderen met hem onder één dak wonen. Joze mag niet meer werken... Hij de felle, die deze aard nog verraadt door zijn ogen, zijn soms driftig spreken als hij plotseling in vuur geraakt... Er veranderde dus tóch iets in Log! Het hele verhaal komt ons weinig geloofwaardig voor. Joze valt al direct door de mand als hij onze vraag of hij het gras niet meer maait zoals ieder jaar met een volmondig: "Dat wél!" beantwoordt. Maar een lepel, onze reeds in stilte geannexeerde lepel met op de steel Joze's naam gesneden, komt niet voor de dag. Alleen een klein mysterie zullen we mee naar Tilburg dragen uit het verre Trenta.

Tóch is onze relatie met Joze een heel goede. Toen hij ons vorig jaar aan een toevallig op bezoek zijnde vriend voorstelde, deed hij dit met de woorden: "En hier heb je nu een Hollander! Die komt ieder jaar hier. Nu al voor de elfde keer. Die is al een Trentaner geworden!"... Deze laatste zin hebben we als een groot compliment en bewijs van aanvaarding opgevat, daarbij maar vergetend, dat de Trentaners eens bekend stonden als de stoutmoedigste stropers van de wijde omgeving uit dit Sloweens-Italiaanse grensgebied.

 

Conservator

Hoe nietig Log ook mag zijn... de vlek - want meer is het niet - bezit tóch een museum, een Trenta-museum. Waarschijnlijk heeft het dit te danken aan de aanwezigheid van een na de oorlog door de Italianen ontruimd kazernecomplex, waarvoor men geen emplooi wist en dat geleidelijk aan in verval geraakte. Een van de hoofdgebouwen werd later ingericht tot dependance van het hotel, een ander, dat momenteel dient als vakantieoord voor personeel van een onderneming, bergt in het achtergedeelte het museum. Wie nader vertrouwd wil raken met de Trenta kan hier zijn licht op een aangename manier opsteken.

Het museum is bijna steeds gesloten, maar een houten bord op het plein vertelt de kandidaat-bezoeker, waar hij aan de overkant van de straat de conservator kan vinden. Die is altijd thuis als hij niet op zijn land in de nabijheid werkt. En anders neemt zijn studerende dochter de zaak wel waar. Mirko Zorc is zijn naam. Één van de vele Zorcen uit deze streek. Ga maar eens op het kerkhof kijken bij het enige kilometers dalopwaarts gelegen kerkje, dat op de kaart als "pri cerkv" (bij de kerk) staat aangeduid. Wie die tocht te voet en met opengesteld gemoed onderneemt, wordt geconfronteerd met het meest fascinerende, het - we zouden haast zeggen - huiveringwekkendste deel van het magische gebied van de Trenta met de onvergetelijk en onvergelijkbaar mooie rivier de Soca, bovenloop van wat in Italië nogal tijd de historische Isonzo is. Maar voorlopig beperken we ons tot Log.

Conservator Mirko zou groot van stuk zijn als hij rechtop kon gaan. Maar dat kan hij juist niet. Zijn rug is zodanig gekromd, dat hij altijd met zijn neus naar de grond wijst als hij zijn hoofd niet opzij draait. Wie Mirko ooit gezien heeft, vergeet hem nooit. Kijk, daar sloft hij juist onder de lindebomen door het plein over op weg naar zijn museum, waarvoor hij een groot propagandist is. Hij zwaait ons toe en vermoedelijk denken we alle twee aan het gezellige gesprek van heden morgen in zijn woning achter een slivovic en in de kring van zijn familie. Mirko is pas voor het tweede jaar conservator. Hij nam de plaats in van zijn overleden broer. Een in zijn tijd nóg opvallender figuur dan Mirko. Zelfs een dieptragische figuur want hij was lijdende aan een weinig voorkomende ziekte, die zijn hele lichaam als het ware verstard had. Tot en met de verdraaide ogen toe en waardoor de ongelukkige man zich voortbewoog als een aangeklede etalagepop. Al jaren missen we in Log nóg een figuur. Ooit hebben we er lange gesprekken mee gevoerd, waarbij hij van meer ontwikkeling getuigde dan wij aanvankelijk vermoedden. Zijn naam hebben we nooit gekend en over zijn verdwijnen krijgt ge geen duidelijk uitsluitsel.

 

"Zlatorog"

Maar hoog boven de weg zit als vanouds al die voorbije jaren "Zlatorog", een "hut" van de Sloweense Alpenclub, nu voortaan de enige aanlegplaats voor een etentje met een dronk in Log. Wéér zijn het Zorcen, die hier resideren in bescheidenheid. Franc, het hoofd van een jong gezin, drijft er de zaak. Altijd correct, beheerst en gereserveerd, een beetje moeilijk toegankelijk misschien, maar steeds keurig in het pak en altijd mijnheer. In de grote keuken zwaait vooral zijn knappe schoonmoeder de scepter en de pollepel. En dat doet ze met ere.

"Zlatorog", een vreemd aandoende naam, waarvan de verklaring een heel boeiend verhaal vergt, zonder kennis waarvan ge de geest van Log en de hele Trenta eigenlijk nooit benaderen kunt, ligt op een uitgelezen punt. Het beste van heel Log, omdat ge van zijn gezellig terras en het beschutte hoekje boven aan de steile buitentrap op een landschap kijkt, dat door en door Trentaans is: ongekunsteld, wild en hard. Gewoon oernatuur met de snel tussen rotsblokken doorstromende Zaidnja-beek en haar oevergewas van wilgenstruiken als hoofdmotief. Ge hoeft deze beek vanaf de grote brug maar een klein eindje stroomopwaarts tot een andere, primitievere brug te volgen langs de enig begaanbare oever om voor altijd tot de gegrepenen van Log en de Trenta te behoren. Als dat hier niet lukt, ontbreekt u een zintuig en zal het nooit lukken.

Misschien lijkt het, dat we veel verteld hebben over een klein beetje. Moedwillig beperken wij ons tot een detail, het facet van Log. Maar het dal van de Trenta bezit zoveel facetten. Stroomopwaarts tot aan de bron van de Soca, stroomafwaarts tot en met het dorpje Soca, elf kilometer ten zuiden van Log, zodat wij er wel nooit over uitgeschreven en zeker nooit over uitgedroomd raken. Maar een wezenlijk element kan hier niet onvermeld blijven. Het betoverende Trenta-dal bestaat alleen bij de gratie van de bergen, die heerlijke witte kalkbergen van de Julische Alpen. Wie niet met de rugzak op de schouder van hut tot hut door deze bergen getrokken is, de voornaamste toppen ervan ten koste van een tol in de vorm van veel zweet en vermoeidheid bestegen heeft, zal nooit het Trenta-dal tot zijn eigen geestelijk bezit maken.

Het dal wordt bepaald door die imposante omgeving, waar de hoogste berg van heel Joegoslavië, de Triglav (2515 meter), zijn top naar de hemel heft, jaloers bekeken door zijn lagere trawanten. "Niet om achterover van te vallen", zult ge misschien meesmuilen. Maar weet wel, dat het de hoogste is. En onze bergervaring heeft geleerd, dat niet de hoogte van een berg bepalend is voor echt berggenot maar zijn omgeving. Het verschaft méér vreugde te staan op de top van een berg van bv. 2500 meter hoogte, die dan de hoogste van alle is, dan een top van 3500 meter met alle risico's van dien veroverd te hebben terwijl rondom nog overal de vierduizenders staan uitgestald. Dit laatste laat vaak een gevoel van onvrede na.

Om het Trenta-dal ten volle te waarderen moet ge eigenlijk de hele Joegoslavische Juliër bij wijze van spreken in uw zak hebben. Ge dient vertrouwd te zijn met de diep in de bergen voortdringende zijdalen van de Trenta en andere streken. Ge moet weten waar de traag stijgende, gemarkeerde bergpaden in hun vele zigzaggen steeds hoger kruipen naar overgangen van een bergketen of over soms grimmig uitziende "Scharten", vaak gemoedelijk aan de ene kant, verrassend en uitdagend stijl aan de andere kant. "Scharten" hebben hun eigen streken. Ten slotte - en dit niet op de laatste plaats - behoort ge te weten, waar u een gastvrije berghut wacht met plotseling weer een vleugje van de wereld van de beschaving of wat daar voor door pleegt te gaan, teneinde de moede leden op een bed te kunnen uitstrekken.

 

Rang noch stand

Ge zijt er praktisch altijd zeker van in zo'n hut, die de laatste tijd ieder jaar al moderner en uitgebreider wordt, geestverwanten aan te treffen. Vogels van diverse pluimage uit verschillende landen en sprekend in diverse talen maar zonder onderscheid van rang of stand. De ingenieur en de doctor zus-en-zo zit er met de handarbeider of zakenman aan eenzelfde tafel. En dat is daar de gewoonste zaak van de wereld, want ge hebt slechts te voldoen aan één eis, die heenreikt over alle landsgrenzen: houden van de bergen. Dat behoeft ge niet eens nadrukkelijk te belijden. Het wordt door iedereen stilzwijgend aangenomen want ander waart ge immers nooit hier geraakt.

De gestelde voorwaarde om het dal van de Trenta naar waarde te kunnen schatten is niet gering. Voor wie jaarlijks maar over een paar weken kan beschikken, betekent het niet méér of minder dan een opgave voor jaren. We hebben dan ook het uiterste gesteld tot het bereiken van de maximale voldoening. Dat betekent, dat het mindere niet vreugdeloos en weinig waardevol is. Wél, dat gij zonder het meerdere nooit een "Trentaner" zult worden. Maar dat hoeft toch immers niet, want dan zouden er te veel komen terwijl vele bewoners van eertijds het dal vaarwel gezegd hebben. Want drie maanden zomer en negen maanden sneeuw is ook niet alles!...

 

PIERRE VAN BEEK