Zag ik er niet tegen op reeds lang
vóór etensuur een keel op te zetten, van huilen tijdens de
nachtelijke uren had ik reeds spoedig afgezien omdat bleek, dat ik
hiermede geen harten kon vermurwen en al mijn inspanningen niet
het minste resultaat opleverden. Inmiddels hadden ook de eerste
geneugten hun intrede in mijn nog kleine leven gedaan. Hiertoe
behoorde op de eerste plaats mijn vechten met de dekentjes van
mijn wieg. In het wegstampen hiervan verwierf ik mij in een
opvallend korte tijd een ongekende vaardigheid, waarvan ik te meer
plezier beleefde, omdat mams mij - door me telkens weer opnieuw
toe te dekken - ook steeds weer opnieuw in de gelegenheid stelde
mijn kunsten te herhalen.
Het baden boezemde mij de eerste
maal, dat ik dit bewust onderging, een onbeschrijflijke afkeer in.
Nog voel ik de huiveringen over mijn rug lopen, wanneer ik mij
herinner met welk een angst ik die oceaan van water beneden me zag
spiegelen alvorens mijn vlees er in werd ondergedompeld. Niet
zodra echter voelde ik mij door een milde, lauwe warmte omspoeld
of er toog een gevoel van hemelse zaligheid door mijn body, die
body welke paps aan een "gevild konijntje" deed denken,
zoals hij zich meermalen zeer oneerbiedig over mijn
verschijningsvorm uitliet. Sinds ik de smaak van baden te pakken
had, zou ik iedere morgen wel zelf naar mijn geelgelakte vijver
hebben willen snellen, indien mijn nog totale onbekendheid met de
kunst van het lopen me dit niet belet had.
De beledigende uitlatingen van paps
heb ik in de komende maanden betaald gezet door te groeien als
kool, waardoor mijn vormen immer ronder en molliger werden, zodat
er voor associatie met gevilde konijntjes geen redelijke plaats
meer bleef. Dit streven vormde ook de verklaring voor de
gulzigheid en graagte, waarmede ik telkenmale mijn fles wist leeg
te schrokken. Mama heeft deze oorzaak echter nooit gekend; zij
constateerde alleen het feit van het schrokken en verheugde zich
daarover in hoge mate. Ze zag daarin niet alleen een bewijs voor
mijn grootse toekomstplannen, maar vond het daarenboven nog erg
gemakkelijk ook...
Onnodig te zeggen, dat mams bij de
vele gelegenheden, dat zij mij onderhanden kreeg, heel wat
kritische blikken over me liet glijden. Bepaald deed het haar
leed, dat mijn rechteroortje, hetgeen stond aan de kant waarop ik
meestal sliep, vaak dubbel gevouwen zat tengevolge van de
nonchalance, waarmede ik met mijn hoofdje in het kussen
manoeuvreerde. Hierdoor vertoonde dit oortje hardnekkige neigingen
niet congruent te blijven aan zijn collegaatje aan de linkerflank.
Dit was zo een van die kleine trubbelingen, waarover thans, nu het
bewezen is dat dit oor alle martelingen glansrijk doorstaan heeft
en de natuur zich geen geweld heeft laten aandoen, iedereen
hartelijk lacht, doch waarover destijds hele bomen werden opgezet.
Een dankbaar object voor discussie
vormde ook het probleem of ik nu eigenlijk zag of niet zag. Oma
was van oordeel, dat ik "echt verstandig" keek en
verhalen, dat babies beneden de zes weken niet zien, vonden bij
haar een zeer ongunstig onthaal. Waarheid was, dat ik wél op
licht en donker reageerde, hetgeen proefondervindelijk, door het
openen en sluiten van de gordijnen, waarop ik de eerste dagen met
openen en sluiten der ogen antwoordde, was vastgesteld, doch dat
ik eigenlijk niet zag. Wanneer ik dan ook al in de aanvang van
mijn memoires verhaalde het uur van mijn geboorte op het
wekkerklokje gezien te hebben, dan moet bepaald mijn
onderbewustzijn mij dit feit hebben doen registreren. Aangezien ik
in die dagen reeds behept was met de zo echt menselijke ondeugd
van méér te willen schijnen dan eigenlijk te zijn, heb ik hen,
die zich gaarne wijsmaakten, dat mijn ogen werkelijk zagen, maar
in die zoete illusie gelaten...
PIETJE WIJSNEUS