Mijn
komst ter wereld scheen niet nagelaten te hebben enige
consternatie in het anders zo rustige provinciestadje te
veroorzaken. Ik heb dit tenminste afgeleid uit het geloop en
gedraaf in het huis, waarbij men zelfs het compartiment,
waarin ik mij in afzondering had teruggetrokken, niet spaarde.
Beneden rinkelde voortdurend de bel door de hand van brutale
bloemistenjongetjes, die ruikers en bloemstukken kwamen
aandragen. Daarnaast constateerde ik een komen en gaan van
velen, die allen beweerden op een of andere manier familie van
mij te zijn en die kennelijk - en dit niet zonder enige
jaloezie - op mijn eerste glimlach speculeerden. Een tol tot
het betalen waarvan ik mij voorlopig nog in geen enkel opzicht
verplicht voelde.
Op
fluwelen tenen kwamen al die vreemde gezichten mijn heiligdom
binnengeslopen, waarbij ze bij 't piepen van de deur schrokken
als een inbreker, die zich op heterdaad betrapt weet.
Voorzichtig gluurden ze eerst over de rand van mijn wiegje om
dan, met een satijnen vinger, een heel klein beetje het
dekentje opzij te trekken, dat voor een deel mijn
bekoorlijkheden verborg. Er sloeg een warme gloed van de van
zaligheid zwijmelende gezichten, die dan weer retireerden, zó
voldaan alsof zij hun neus in de hemel gesopt hadden. Menigeen
kon een van verbazing getuigend
"maar!...-maar!...-maar!..."-gemompel niet
onderdrukken. En dan begon het geroddel over al wat er maar
aan mij te zien viel reeds nog voordat men de kamerdeur weer
gesloten had. Blijkbaar werd ik met doofheid geslagen geacht
en hieraan heb ik het te danken, dat ik kennis kon nemen van
onbewimpelde oordeelvellingen, die in het dagelijkse leven
doorgaans slechts zó rechtuit, achter de rug van het
slachtoffer ten beste plegen gegeven te worden.
Het
viel niet moeilijk vast te stellen, dat objectiviteit aan de
oordelen vreemd was en het leek wel of dit gemis zich sterker
manifesteerde naarmate de graad van bloedverwantschap inniger
was. Zulks dan met uitzondering van de "peet". Nu
moet overigens ook erkend, dat haar positie van dien aard is,
dat een moeder- of vaderschap daarbij volkomen in het niet
verzinken, zodat voor de extra graad van chauvinisme in dit
onmisbare element bij de komst van een nieuwe wereldling
wellicht toch ook nog enige rechtvaardiging te vinden valt.
Ik
zelf was me bewust van mijn tekortkomingen. Zo wist ik bv.
maar al te goed dat mijn gezicht nog menige valse plooi
vertoonde en mijn schedel in blijde afwachting van een
fatsoenlijker modellering verkeerde. Dit alles vermocht
evenwel niet een domper op het licht van de bewondering te
zetten. Rotsvast ben ik er dan ook van overtuigd, dat ik mij
rustig zeer abnormale afwijkingen had kunnen veroorloven
zonder dat daardoor de qualificatie van "schoon
kind" ook maar het geringste in gevaar gebracht zou zijn.
Doch laat ik u gerust stellen. Deze afwijkingen waren er niet!
PIETJE
WIJSNEUS