CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Pietje Wijsneus - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Pietje Wijsneus - Memoires van een vroeg-rijpen baby (3)

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 20 november 1946

 

Mijn komst ter wereld scheen niet nagelaten te hebben enige consternatie in het anders zo rustige provinciestadje te veroorzaken. Ik heb dit tenminste afgeleid uit het geloop en gedraaf in het huis, waarbij men zelfs het compartiment, waarin ik mij in afzondering had teruggetrokken, niet spaarde. Beneden rinkelde voortdurend de bel door de hand van brutale bloemistenjongetjes, die ruikers en bloemstukken kwamen aandragen. Daarnaast constateerde ik een komen en gaan van velen, die allen beweerden op een of andere manier familie van mij te zijn en die kennelijk - en dit niet zonder enige jaloezie - op mijn eerste glimlach speculeerden. Een tol tot het betalen waarvan ik mij voorlopig nog in geen enkel opzicht verplicht voelde.

Op fluwelen tenen kwamen al die vreemde gezichten mijn heiligdom binnengeslopen, waarbij ze bij 't piepen van de deur schrokken als een inbreker, die zich op heterdaad betrapt weet. Voorzichtig gluurden ze eerst over de rand van mijn wiegje om dan, met een satijnen vinger, een heel klein beetje het dekentje opzij te trekken, dat voor een deel mijn bekoorlijkheden verborg. Er sloeg een warme gloed van de van zaligheid zwijmelende gezichten, die dan weer retireerden, zó voldaan alsof zij hun neus in de hemel gesopt hadden. Menigeen kon een van verbazing getuigend "maar!...-maar!...-maar!..."-gemompel niet onderdrukken. En dan begon het geroddel over al wat er maar aan mij te zien viel reeds nog voordat men de kamerdeur weer gesloten had. Blijkbaar werd ik met doofheid geslagen geacht en hieraan heb ik het te danken, dat ik kennis kon nemen van onbewimpelde oordeelvellingen, die in het dagelijkse leven doorgaans slechts zó rechtuit, achter de rug van het slachtoffer ten beste plegen gegeven te worden.

Het viel niet moeilijk vast te stellen, dat objectiviteit aan de oordelen vreemd was en het leek wel of dit gemis zich sterker manifesteerde naarmate de graad van bloedverwantschap inniger was. Zulks dan met uitzondering van de "peet". Nu moet overigens ook erkend, dat haar positie van dien aard is, dat een moeder- of vaderschap daarbij volkomen in het niet verzinken, zodat voor de extra graad van chauvinisme in dit onmisbare element bij de komst van een nieuwe wereldling wellicht toch ook nog enige rechtvaardiging te vinden valt.

Ik zelf was me bewust van mijn tekortkomingen. Zo wist ik bv. maar al te goed dat mijn gezicht nog menige valse plooi vertoonde en mijn schedel in blijde afwachting van een fatsoenlijker modellering verkeerde. Dit alles vermocht evenwel niet een domper op het licht van de bewondering te zetten. Rotsvast ben ik er dan ook van overtuigd, dat ik mij rustig zeer abnormale afwijkingen had kunnen veroorloven zonder dat daardoor de qualificatie van "schoon kind" ook maar het geringste in gevaar gebracht zou zijn. Doch laat ik u gerust stellen. Deze afwijkingen waren er niet!

 

PIETJE WIJSNEUS