SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 91-100

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 91

 

onderhands - verkering - jongensgek

"Een goei paard wordt niet gemert" heeft zowel een letterlijke als een figuurlijke betekenis. Iedere boer weet, dat een goed paard niet op de markt komt. Dit heeft in zijn eigen omgeving wel een zodanige reputatie, dat zo'n dier gemakkelijk onderhands verkocht wordt. Als we dit volksgezegde zouden willen moderniseren, dan behoeven we maar het woord "paard" door "auto" te vervangen.

In overdrachtelijke zin gebruikt, wordt met het "paard" een "meisje" bedoeld. Een te goeder naam en faam bekend staand meisje komt gewoonlijk vanzelf wel aan een vrijer. Zij behoeft in ieder geval niet de jongens achter na te lopen.

 

versleten

Wordt er van iemand gezegd, dat hij "aftaands aan het worden is", dan zitten we daarmee ook weer in de wereld van het paard. De uitdrukking betekent: oud worden of ook wel versleten geraken. Bij een jong paard verwisselen de tanden. Dit is echter afgelopen bij het zevende jaar. Dan heeft het dier voortaan een volwassen gebit en dan kan men aan de tanden de leeftijd niet meer aflezen. Vóór de zeven jaar valt die echter op te maken uit de jaarkringen van de tanden.

De ABN-uitdrukking, dat men een gegeven paard niet in de bek moet kijken, houdt uiteraard nauw verband met bovenstaand. Men kan niet verwachten een jong paard ten geschenke gekregen te hebben. Het zal wel "aftands" zijn.

 

terechtwijzen

"Jongen, het zal er veur oe inhangen als ge thuiskomt". Deze waarschuwing kreeg een knaap te horen, die het heel erg verbruid had. Ze houdt in, dat hem een flink standje of erger te wachten staat.

 

weten

En lezer, kent u "de zeuven zonden"? Als ge dat kunt beweren, dan weet ge waar, in een bepaald geval, de schoen wringt of de oorzaak van een gebeurtenis ligt. De uitdrukking wordt meestal in een ongunstige betekenis gebruikt.

 

sterven

Iemand liep eens in een begrafenisstoet mee, maar hij werd daar van zijn plaats verdrongen door een familielid, dat beweerde "de veurrouw" te hebben. We hebben hier te maken met het, overigens ook niet in Van Dale vermelde woord "vóórrouw". De goeie man bedoelde, dat hij in de stoet moest lopen vóór degene wie hij zijn plaats betwistte, omdat hij nader aan de overledene verwant of ouder was dan zijn "concurrent".

Men kan dit nu allemaal pietluttigheid vinden om over zo iets te redetwisten, maar zo'n inbreuk in de hiërarchie werd vroeger - vooral op de dorpen - heel zwaar genomen. We herinneren ons een geval, dat er - na een begrafenis - heel wat "schaand" werd gesproken over iemand die de overtreding van de ongeschreven wet had begaan. Overigens wel een gezapig land, waar de "zorgen" op dit niveau lagen!...

 

mis

Wordt er over een bepaalde zaak of situatie gezegd: "'t Was me weer van Jan schrap me de wortel", dan kan men er van op aan, dat dit geen compliment inhoudt, maar dat het er van alle kanten mis was.

 

samenhang - beroepskeuze

De ABN-uitdrukking "van de hak op de tak springen", die inhoudt telkens van het ene onderwerp, zonder verband, op het andere over springen, weten wij in onze streek, op méér eigen en niet minder originele manier te versieren. Wij springen "van de os op de ezel". Dit heeft evenwel ook nog andere waarden.

De uitdrukking kan tevens aangeven: vaak van beroep veranderen. Maar dan steeds in die zin, dat de betrokkene er op achteruit gaat. Vooral in verband met het begrip "achteruitgaan" moet het niet uitgesloten geacht worden, dat er oorspronkelijk niet van een "os" maar van een "ros" (paard) gesproken is. Dit lijkt logischer, omdat men dan tenminste met twee rijdieren te maken heeft. De os werd wèl voor ploegen gebruikt rond het begin van onze eeuw en daarvoor, maar men reed er niet op.

 

zingen

Vroeger hebben we hier als kostelijke vondst al eens een zingende bas opgevoerd, die zong "tot 't wit zand toe". En dat zit diep! Een tegenhanger daarvan kwam dezer dagen op ons bureau neergefladderd over een sopraan. "Ze zong zó hoog, da ge er mee geen leer (ladder) bij kost (kon)". Bijzonder geestig, doordat hier opzettelijk gemanoeuvreerd wordt met twee verschillende begrippen van het éne woord "hoog". Een typisch foefje van sofisten of de fout van onzindelijke redenerende domoren. Voor ons gaat de eerste prijs echter altijd nog naar de wit-zand-bas!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 92

 

onbelangrijk - pijn

Een oud moedertje hoorden we zeggen: "'t Is de pent nie wert!" Het ligt voor de hand, dat men - zonder de betekenis van de uitdrukking te kennen - het woord "pent" vertaalt door "pijn", want van dat ABN-woord is het de dialectische weergave. "Ik heb veul pent" betekent: "Ik heb veel pijn!" Het aangehaalde moedertje bedoelde echter: Het is de moeite niet waard. Daarmee komt de zaak iets anders te liggen. Gezien de Franse inslag, die wij nogal eens in onze taal en vooral ook in de Brabantse grensstreek ontmoeten, zijn we geneigd te denken, dat we hier te maken hebben met de verbastering van het Franse "peine", dat immers ook "moeite" betekent. Dat het Middelnederlandse "pine" ook "pijn" aanduidt, lijkt ons hier niet ter zake dienende, hoewel ook de uitdrukking "het is de pijn niet waard", onder bepaalde omstandigheden, niet als zinloos beschouwd kan worden.

 

onophoudelijk

Voor een vreemd "ratjetoe" staan we met: "toe öt den tôôre toe", dat we ook in een gesprek opvingen. De spreker was echter wel iets duidelijker dan wij nu hier, want hij zei: "Hij bleef maar aanhouwen toe öt den tôôre toe". In een helder ogenblik meenden we hier het woord "uitentreuren" te ontdekken. Nu is dit woord uit het ABN, dat door onze gewone man nauwelijks ooit gebruikt wordt. Het is hem "te hoog" en te deftig Nederlands. Hij heeft het echter wel eens ergens gehoord en haalt er nu een "toren" bij. Dat is tenminste iets wat hij kent en hem in ieder geval aan iets geweldigs doet denken. Zo hebben we hier dus te maken met een volksetymologie, die een vreemd aandoend woord vervangt door een méér bekend.

 

mengelmoes

Wat het "ratjetoe" betreft, waaraan wij zelf ons hierboven schuldig maken, dit is Algemeen Beschaafd "Nederlands". Misschien is het echter toch wel aardig te weten, dat we hier weer eens met verbasterd Frans te maken hebben. Het komt van "ratatouille", waarmee dooreengestampte middagkost bij soldaten wordt aangeduid, maar dat in figuurlijke zin ook minderwaardige rommel, mengelmoes of zootje betekent.

 

duivel - schijnheilig

We kregen nog een variant op een reeds vroeger behandelde uitdrukking: "De fèn zijn de mèn, zeej den duvel, de groffen komen vanzelf wel". De variant daarop luidt: "en 'nen groffe vang ik tussenbaaie ôôk". "Tussenbaaie" is tussenbeide of somtijds, en "fèn" betekent "fijn" in de zin van overdreven godsdienstig, tot op het kwezelachtige af.

 

meegaand

Wie "uit de hand pikt" wordt beschouwd als een gemakkelijk, tam mens, die men kan laten doen wat men wil. De uitdrukking houdt natuurlijk verband met de vogel- en pluimveewereld. Als vertegenwoordigers hiervan hun voedsel uit de hand pikken, zijn zij in het licht van hun schuchtere aard gezien nogal tam.

 

miskraam

Krijgt in onze contreien een vrouw een miskraam, dan heeft ze "de kèr (kar) omgegooid".

 

lauw

Een lezer zet ons een kopje koffie voor, die "lierlauw" genoemd wordt. Dat is gewesttaal voor "nog maar een beetje lauw". Er bestaat zelfs een werkwoord "lierlauwen", dat dan "even lauw maken" betekent.

 

kletsen

Dit is heel iets anders dan het Zuid-Nederlandse werkwoord "lierelauwen" in de vergelijking: "Ze zaten te lierelauwen als twee dronken schoenmakers". Hier betekent het: wauwelen of een eentonig geluid maken. Men blijkt ook te kunnen "lierelauwen" op een doedelzak...

 

platteland

Voor de zoveelste keer valt het weer eens op hoe veelvuldig onze gewesttaal haar spontane plastiek ontleent aan het leven op het platteland en hoe nauw ze daarmee van oudsher verweven zit. Daar dit platteland steeds meer door de industrialisatie verdrongen wordt, ligt het ook voor de hand, dat een dergelijke taalplastiek eveneens naar de achtergrond wordt gedrukt om tenslotte uit te sterven. Een reden te meer ze hier en ook elders, waar men zich met de studie van de streektaal op hoog niveau bezighoudt, definitief vast te leggen. De tijd daarvoor dringt bepaald, want straks zullen veel bronnen, waaruit we nu nog direct kunnen putten, opgedroogd zijn.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 93

 

rijk - sterven -  "nooi"

"Wie het mist heej, stèrft 't nooist" luidt een oude, Tilburgse volkswijsheid, die zich niet zo heel fraai in het Algemeen Beschaafd Nederlands laat vertalen. Daar zou dit zinnetje als volgt dienen te luiden: "Wie het meeste heeft, sterft het meest node." (Tilburgse tanden doen van zulk een taaltje pijn. Dat zit hem vooral in "node". We zouden niet gaarne de Tilburgers de kost geven, die - hoewel ze overigens toch heel behoorlijk ABN kunnen spreken - met het dialectische "nooi" geen raad weten als het op "vertaling" aankomt. "Node" wordt praktisch door geen Tilburger gebruikt. Dan zegt hij nog liever "niet graag" of "met tegenzin".) De betekenis van de wijsheid is wel duidelijk: wie over veel geld en goed beschikt, neemt daarvan niet gaarne afscheid. Bij het sterven moet dat echter wel, want dan krijgt men een "jas zonder zakken" aan. Men kan zijn bezit niet meenemen. Guido Gezelle kende onze uitdrukking voor Vlaanderen ook. Hij verwoordde ze als volgt: "Noodst van al sterft, die meest van al moet laten".

 

luxe

Origineel en sterk beeldend is het volgende: "Als een vrouw 't circuspèrdje (paardje) uithangt, kost ze veul strooi." Men geeft hiermee aan, dat een vrouw die van luxe en opsmuk houdt een dure vrouw is. Gezelle zegt: "Witte peerden eisen veel stro". Dat zal wel nodig zijn om te voorkomen, dat het dier onbesmeurd zijn witheid kan bewaren.

 

koppig

Het paard treedt herhaaldelijk op in volksgezegden. We hebben er hier nog een paar. "Als 't ene paard steeg is en 't ander nie trekt, dan raokte (raak je) niet van de plaots." Dat spreekt vanzelf want dan trekken beide paarden niet. In zijn figuurlijke betekenis lijkt het ons wel verwant met: "Met kwaadwillige honden is het slecht hazen vangen."

 

verkering - jongensgek

Het volk is ook van oordeel, dat "de krib niet naar het paard moet komen." Dat is zoiets als de verkeerde wereld. Met "krib" wordt hier bedoeld een voederbak voor beesten, die tegen een muur bevestigd kon zijn of op schragen stond. In de laatste vorm trof men hem vroeger aan bij landelijke cafés langs de weg, waar vooral de voerlui plachten "aan te leggen". De gegeven uitdrukking heeft echter steeds een figuurlijke betekenis. Zij wil dan uitspreken, dat het meisje de jongen niet behoort achterna te lopen. De jongen dient zelf te komen. Als het paard naar zijn krib. Een zich opdringend meisje loopt het risico van weinig waardering of respect te ondervinden. Dit zelfde wordt ook nog op een andere maar niet minder kernachtige manier onder woorden gebracht met: "Als het hooi naar de wagen komt, zijn de hooivorken goedkoop".

 

vluggerd - haast

Een Tilburgse moeder stond tegen een kennis de lof van haar kind te zingen. Uit haar mond noteerden wij: "'t Is 'n gaawske, een rat is er mar 'n bisje (beestje) bij". Zij bedoelde dat het om een vlug kind ging, zó rap, dat men het zelfs nog niet met een rat kon vergelijken. De niet geringe mate van overdrijving in het beeld werkt hier komisch, doch degenen die de hyperbool gebruiken, blijken zich hiervan niet bewust. Dat "beestje" als instrument tot overdrijving hebben we vroeger hier al eens eerder ontmoet. Het betrof toen een vergelijking, waarin gezegd werd: "'t Bels spoor is er mar 'n bisje bij".

Een curieus woord is "gaawske". De eerste lettergreep vormt de dialectische uitspraak van het bijvoegelijke naamwoord of bijwoord "gauw" (vlug), waaraan als tweede lettergreep de in onze zuidelijke streken nog wel gebruikelijke verkleiningsuitgang "ske" wordt toegevoegd. Men krijgt nu een zelfstandig naamwoord, dat in het ABN niet bestaat. Daar zouden we bv. "vluggerdje" kunnen zeggen.

In onze streken is nóg een van "gauw" afgeleid zelfstandig naamwoord gangbaar t.w. "gauwte". Dat wordt echter alleen gebruikt in de verbinding: "in de gauwte". In ons dialect luidt dat dan tenslotte "in de gaawte". Het betekent: inderhaast of vlug.

 

eruitzien

"Hij ziet er uit alsof hij mee de knijnen (konijnen) deur de trollies (tralies) eet" kan men in onze dagen nog regelmatig te horen krijgen. Dat betekent geen compliment voor iemands uiterlijk voorkomen. De betrokkene ziet er dan vermagerd, slecht en ongezond uit alsof hij voortdurend honger heeft geleden. Een heel goed voorbeeld van Tilburgse taalplastiek.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 94

 

bemoeien

"Ieder moet er zijn neus over dreugen (drogen), tot Jan Rat mee z'nen örgel!" zei de man geprikkeld. Wat breedsprakerig bedoelde hij duidelijk te maken, dat iedereen zich met de affaire bemoeide. De opgevoerde Jan Rat moet echter Jan Rap zijn. Hiermede wordt nl. "gespuis" bedoeld en, in meer algemene zin, ook de "grote hoop" of "iedereen". Vaak ook hoort men praten van Jan Rap en zijn moer, waarmee dan het gemene volk bedoeld wordt.

 

feeks

Een van de weinig vriendelijke woorden, die de volksmond voor een vrouw over heeft is "loeder". Men verstaat daaronder een kwade, gemene vrouw. Zo'n echt canaille, waar we het ook al eens over gehad hebben. We hebben hier te maken met een Middelnederlands woord, dat "lokaas of verlokkelijke gestalte" betekende. Als zodanig is het woord afgesleten, maar de ongunstige klank in zijn oorsprong ging niet helemaal verloren.

 

landelijk

En ooit horen zeggen, dat "het er een echte boeretij" was? Dat betekent dat het er echt landelijk naar toegaat, zoals bv. op een gezellige, ouderwetse bruiloft. "Tij" was de naam voor een verzamelplaats, waar de oude Germanen recht spraken. Er wordt wel aangenomen, dat men dit woord nog terugvindt in de streeknaam "Goedetijd" te Alphen en in "Tijvoirt", welke laatste naam men onder Goirle aantreft, al praat de volksmond daar van "Tèvert".

 

feest

Het schijnt, dat er in onze streken ook gesproken wordt van "kedaai" in de betekenis van "feest", al hebben wij zelf het nooit gehoord. Men zou ook praten van een groot en een klein kedaai. Wat dan een groot of een klein feest betekent.

 

verbazen - schut, voor

"Van de pot gerukt" is iemand, die na een of andere opmerking raar staat te kijken of "voor schut staat".

 

snel - goedlopend

Een zich snel verbreidend gerucht, een goed draaiende machine, een goede functionerende onderneming en een neusverkoudheid kunnen allemaal "lopen als een ziekte".

 

bleek

Ziet een mens er erg bleek uit, dan kan dat "bleek als de ziekte" genoemd worden.

 

kaartspel

Een kaartspeler, die zat te treuzelen met het op tafel leggen van een kaart, hoorde zich door een ploegmaat toevoegen: "Allé, kaorten of takkebossen!" Daarmee werd hem te verstaan gegeven, dat 't tijd werd met iets voor de dag te komen, ook al zou het gek of helemaal verkeerd zijn.

 

verwaand - bed

"Hij ligt wijd (ver) achter mijne poet(s)zak" kan een Tilburger zeggen. Dit betekent, dat de bedoelde persoon de spreker niet kan evenaren, zich niet met hem kan meten. Hetzij wat het bezit van geld of betrekking betreft. De woorden kunnen echter ook slaan op geestelijke standing, al legt degene, die van zichzelf het beeld in deze zin zou gebruiken, niet direct een bewijs van zijn "standing" af. Waarschijnlijk wordt met poet(s)zak wel geldzak bedoeld. "Poet" is in het Bargoens of dieventaal het woord voor "geld".

Men kan ook te horen krijgen: "In zijn poet(s)zak kruipen". Dit betekent dan: naar bed gaan. Zou dit kunnen slaan op bewaren van geld in het bed of in de bedstee?

 

terechtwijzen - omslagdoek

Een baas kreeg een tip, dat een van zijn mensen zijn taak niet goed verrichtte. Hij repliceerde met: "Wacht maar eens, ik zal hem wel eens aan zijn follie trekken". Dit wil zeggen: achter zijn vodden zitten of ter verantwoording roepen. We hebben hier kennelijk met een heel ouderwetse baas te maken gehad, want zijn "follie" verbergt het verouderde gewestelijke woord "falie". Een falie was een lange, zwarte doek, soms met kap, en met franjes afgezet, die door vrouwen werd gedragen, speciaal bij begrafenissen. Men was dan meteen helemaal in de rouw. "Falie" komt misschien van het Franse "faille", dat lange sluier of hoofddoek aanduidt. Het gekke is, dat de Fransman van geen kanten weet, hoe hij aan zijn "faille" is gekomen. Er wordt zelfs wel aangenomen, dat de zaak juist omgekeerd aan de steel zit als wij hierboven zegden. Waarmee dan bedoeld wordt, dat faille is overgenomen uit het Middelnederlandse "falie". Wij zijn niet de enigen, die bij een ander iets lenen!

 

opschieten

Verdient iemand een aansporing om met zijn werk maar eens een beetje voort te maken, dan kan hij die aanmerking krijgen met: "Zie maar eens dat ge de schotels onder de aanrecht krijgt". Staan de schotels eenmaal op de aangeduide plaats, dan kan men immers aannemen, dat de omwas gereed is.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 95

 

armoede - geld

"Wie geen rooie cent bezit", heeft niets. Onze mensen leggen er graag nog een schepje bovenop en dan komt men tot een uitspraak als de volgende: "Als ie zijn broek meej de pijpen omhoog hangt, valt er nog ginne (gene) rooie vaderlander er uit". Dat "rood" slaat natuurlijk telkens op de kleur van het brons.

 

verkwisten

Wanneer iemand "de centen steken" wordt de betrokkene te vlot geacht in het uitgeven van geld, meestal met de oorzaak, dat hij geen geld "gewend" is en de weelde niet verdragen kan. Hij weet "ze niet vaast te hawen" (houden). Voor dit alles kan men ook te horen krijgen, dat "de centen hem in zijn zak zitten te springen".

 

geld - pastoor - knoeien

Nu we het dan toch over geld hebben: "Geld is het slijk der aarde!" preekte de pastoor in de laatste mis. De volksmond zorgde onmiddellijk voor een commentaar met: "mar hij dabt er zelf toch gère (graag) in!" Zoals hier reeds vroeger gemeld, is "dabben" gewestelijke taal voor: met slijk knoeien.

 

kwaad - "kwaad"

"Hij schupte uit kaoighei meej twee beên ineens". In het Algemeen Beschaafd Nederlands, waar men het gebruikte beeld vermoedelijk wel niet zal tegenkomen, zouden we hier zeggen: "Hij schopte van kwaadheid met twee benen tegelijk". Dat is een kostelijke overdrijving, die zelfs voor het onmogelijke niet terugschrikt. Niettemin zet ze behoorlijk kracht bij aan de aard van het schoppen en daaraan voorafgegane woede.

Voor het woord "kwaadheid" noteerden wij in onze streek - naast "kaoighei" - nog twee gelijkwaardige variaties. We hoorden ook zeggen "kwaoighei" en zelfs "kottighei". Wat het laatste betreft, is het voor een niet-ingewijde niet gemakkelijk daarin nog 't woord "kwaad" terug te vinden. In ons dialect is dat "kaod" of "kwaod". Verbogen komen we dan tot "k(w)aoie" of "k(w)aoi". Het eerste voor mannelijk en vrouwelijk, het tweede voor onzijdig.

 

meervoudsvorming

Er zit echter nog méér interessants in de gegeven uitdrukking. Er is namelijk sprake van "been" terwijl er zeer duidelijk "benen" bedoeld wordt. Dit gebruik van enkelvoud voor meervoud is hier niet een op zichzelf staand geval. Men kan deze verwisseling in ons dialect regelmatig ontmoeten. Een boer heeft bijvoorbeeld "twintig koei". En niet de "koeien" maar de "koei" lopen in de wei of worden gemolken. De ouderwetse Tilburger of Brabander vraagt niet waar zijn "schoenen" staan, maar hij heeft het over zijn "schoen". Logisch had men derhalve in Tilburg niet een "koeienmert" (markt) maar een "koeimert" en ook een "Koeistraat", waarbij dus niet aan één maar aan meerdere koeien werd gedacht. Niet al te best thuis zijnde in de diepe geheimen van onze schone taal hebben latere geslachten vermoedelijk in de "i" geen meervoudsvorm meer gevoeld. Ze hebben het wat sjieker willen maken en het - naar zij meenden - méér naar het ABN getrokken. Daarmee werd echter een taalverarming geïntroduceerd, omdat de collectiviteitsgedachte verdween. Zo zitten wij - en ook wel andere plaatsen - dan met een Koestraat, die voor ons best een Koeistraat had mogen zijn. Wat er uit één zo'n Tilburgs zinnetje toch niet allemaal te voorschijn kan komen!

 

loon - zakgeld - incasseren

"Hij heeft z'ne pree weer gebeurd" betekent dat de man geld ontvangen heeft voor gepresteerde arbeid. In meer brede zin gebruikt, kan hij echter ook wel zijn zakgeld bedoelen. Dat "pree" is afkomstig van het Franse woord "prêt", dat soldij betekent en alleen voor de betaling aan soldaten wordt gebruikt. Voor officieren is het daar weer iets anders.

Het werkwoord "beuren" in de betekenis van geld voor zijn werk ontvangen, klinkt erg Tilburgs. Vooral in arbeidskringen werd het eertijds en wordt het ook nu nog wel veel gebruikt. Men kende nauwelijks een ander woord om de handeling in kwestie aan te duiden. Men ging en gaat eenvoudig: beuren. Al geniet dit woord bij ons dan ook extra voorkeur, het behoort toch tot het ABN.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 96

 

maskerade

"Lachende mundjes (mondjes) zijn bijtende hundjes (hondjes)" is een eigen vertolking van een levenswijsheid. Het houdt de waarschuwing in, dat men nog niet immer het vertrouwen kan schenken aan mensen, die altijd met een overdreven vriendelijk gezicht rondlopen. Dit kan wel een masker zijn, dat ze gebruiken om des te gemakkelijker niet toelaatbare streken uit te halen.

 

bedelen

Er kwam nóg een "mondjesuitdrukking" binnengedwarreld: "Als ge mee dè mundje mot gaan schooien, zulde nie veul krijge." Wie zich dit hoort toevoegen, wordt niet erg geschikt geacht om te bedelen. Er wordt daarbij van uit gegaan, dat men de psychologisch juiste woorden moet weten te vinden om tot medelijden te bewegen. Het bedelen was immers voor sommigen in slechtere tijden een vak.

 

drinken

Wie "zuipt als een Tempelier" gaat zich te buiten aan een overmatig gebruik van sterke drank. Waarom de Tempelier hier in de weinig vleiende vergelijking paradeert? De Tempeliers vormden een in 1119 in Jeruzalem gestichte geestelijke ridderorde, die haar ontstaan aan de Kruistochten dankte en na het einde hiervan naar Europa kwam. O.a. hadden zij een vestiging op Hof ter Brake te Alphen. Of ze zich onderscheidden door veel drinken weten we niet. Wèl staat historisch vast, dat ze geleidelijk aan in een kwade reuk geraakten en van allerlei lelijke dingen beschuldigd werden. Het werd zó erg, dat paus Clemens V zich in 1312 genoodzaakt zag de orde op te heffen. Dit geschiedde na het voeren van een berucht geworden proces tegen de Tempeliers. Wij vermoeden, dat hierin wel de oorsprong van de uitdrukking zou kunnen liggen.

 

vrij - ziek

"Hij kan gaan en staan waar hij wil" duidt op iemands volkomen vrijheid van beweging. Hij is "z'n eigen baas". De betekenis is hier derhalve breder dan die welke zegt dat iemand "niet kan gaan of staan". Deze is méér letterlijk en geeft aan dat de betrokkene bedlegerig is.

 

genoeg

"Ik heb het zat op", zei de Tilburger toen er een niet meer gangbaar gerecht ter sprake kwam. Het woord "zat" ligt ons nogal gemakkelijk in de mond in de betekenis "genoeg". In het Latijn kennen we "sat" van "satur", dat verzadigd betekent. We vinden daarvan nog iets terug in ons "zaterdag", dat verband houdt met de Romeinse Saturnalia, aan de god Saturnus gewijde feesten.

 

piekfijn - broek - bombazijn - pilo

Wie vroeger "zijn bombezije broek" aan had, was op zijn zondags uitgedost. In meer beperkte zin kon hij echter ook wel werkelijk een "bombezije" broek dragen. Zo'n broek werd gedragen op zondag of op feestelijke gelegenheden. Zij was vervaardigd van bombazijn, een stof waar we al lang niet meer over horen praten. Van Dale vertelt dat we hier te maken hadden met een sterk weefsel van katoen of van stof met een katoenen inslag in een linnen ketting. De stof was aan de achterkant geruwd en werd veel gebruikt voor voering, werkmans ondergoed enz. Men moet ze echter niet verwarren met "pilo" van het Engelse "pillow". Dit was een soort gekeperd half linnen, half katoenen weefsel, dat vooral gebruikt werd voor werkkleding. Wij herinneren ons nog het woord "pilobroek".

Wij hebben in onze jeugd horen spreken van een "bombezije vest" en daaronder werd in de kring, waarin wij verkeerden, verstaan een fluweelachtig vest met kleine bloemetjes erin. Dat klopte wel beter met op zijn 's zondags uitgedost zijn.

 

terechtwijzen

"Ik zal hem eens flink op zijn lazerij komen" klinkt niet bijster beschaafd, maar de volksmond pleegt dan doorgaans ook niet uit te munten door fijnheid, zoals we al herhaaldelijk gezien hebben. Hier is dat "lazerij" een plat woord voor "lichaam". Vroeger werd er de ziekte melaatsheid mee aangeduid, terwijl het tevens de plaats aangaf, waar melaatsen verpleegd plachten te worden. De ziekte wekt door haar afgrijselijkheid nogal afschuw op. Dit negatieve heeft men vermoedelijk spontaan bewaard in het huidige gebruik van "lazerij" voor lichaam.

 

ruzie - stoffen

Wanneer we zeggen, dat het ergens "stobbert", dan spant het er. We hebben hier te maken met een typisch werkwoord uit onze streken, dat we in Van Dale niet aantreffen. Het heeft een figuurlijke betekenis zoals hierboven, maar kan ook in letterlijke zin gebruikt worden. We kennen het zelfstandige naamwoord "stobber" en daarmee wordt dan "stof" in de zin van heel fijn zand bedoeld. Wordt dit zand, hetzij door de wind of op andere wijze, opgeworpen, dan "stobbert" het. Zowel in letterlijke als figuurlijke zin wordt er stof opgeworpen. Menig Tilburgs kind van weleer, dat op zandwegen opzettelijk met de voeten door het stof slofte, heeft van zijn moeder de waarschuwing te horen gekregen: "stobber nie zô!"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 97

 

vergankelijkheid

Er heeft vroeger een populair liedje de ronde gedaan, dat begon met de woorden: "En over honderd jaar is alles weer voorbij"... Misschien werkte dit nog wel na bij de Tilburger, die we deze dagen uit de hoek hoorden komen met: "Over honderd jaar hebben we toch een geitekop!" Hij bedoelde daarmee in ieder geval hetzelfde als het aangehaalde liedje uitspreekt.

 

wonen - rijk

"Die het wijdst van huis zit, maakt het 't best", is een variant van het meer kernachtige, reeds vroeger hier gebrachte gezegde: "Wijd is rijk". De betekenis daarvan steunt op de ervaring, dat mensen die ver van het ouderlijk huis verblijven, gemakkelijk verhalen kunnen opdissen over de welstand, welke ze daar genieten of over 't fortuin, dat ze aan het maken zijn. Dat kon immers toch niemand controleren! En waarom zou men het aan de grote klok hangen, als men op het verkeerde paard had gewed en in de ellende terecht gekomen was. Tegenwoordig - nu alle afstanden overbrugd worden - heeft het gezegde een stuk van zijn waarde ingeboet. We reizen naar alle windstreken en er valt heel wat méér dan voorheen te controleren.

"Alle vrijers zijn rijk en hoe verder ze zitten hoe rijker" ligt op een soortgelijk niveau.

 

halen, van ver

Wanneer Guido Gezelle daarentegen dicht: "Het meeste wat men romt, is dat van verre komt", dan bedoelt hij daar iets anders mee. Dit betekent, dat menig mens de neiging bezit méér waarde te hechten aan iets wat van ver komt, dan aan wat hij uit de buurt betrekt, ook al is het laatste zelfs beter dan het eerste. Is een japon uit Parijs - desnoods uit een derderangszaak! - voor tal van dames per definitie niet veel attractiever dan een van een Tilburgse coupeuse? Alleen door het feit, dat de naam "Parijs" genoemd kan worden!...

 

eigenbelang - familie - pastoor

Dat het hemd nader is dan de rok, wil zeggen dat eenieder het eerst voor zichzelf zorgt, weet het Nederlandse woordenboek wel. Bij ons zeggen ze datzelfde op hun manier met: "De pastoor zegent z'n eigen het eerst." Wèl korter maar minder plastisch kan men ook te horen krijgen: "Eigen gaot veur!" Hier speelt echter méér de gedachte aan familiebetrekking mee. "Eigen" heeft soms de betekenis van: tot de familie behorend.

 

pastoor - ambtsgeheim

Als we er dan toch de pastoor bij gehaald hebben ook nog maar het volgende: "Pas op, as de pastoor gao praote, lekt alles uit". Dit vormt de waarschuwing, dat men geen dingen mag vertellen, die men ambtshalve weet en waarbij de verplichting tot geheimhouding bestaat.

 

drinken

Maar wat dienen we te verstaan onder iemand waarvan wordt gezegd, dat hij "te veel naar de zolder heeft gekeken"? Het is een verzachtende manier van aan te geven, dat de betrokkene een borreltje te veel op heeft. Men moet zich de situatie zó voorstellen, dat iemand bij het naar binnenwippen van een borrel het hoofd een weinig in de nek buigt en derhalve naar de zolder kijkt...

 

genezen - positieverbetering

"Hij is aardig aan het behipperen" zei onze man. Daarmee bedoelde hij, dat de betrokkene zich langzaam herstelde van een ziekte. Vooral het langzaam voortschrijden van het proces heeft hier de nadruk. Heel goed van toepassing is "behipperen" bij een vogeltje, dat men op het nippertje van de dood gered heeft en dat door goede behandeling weer langzaam "bijtrekt". Men ontmoet het woord ook als "bebibberen". Het kan ook nog gebruikt worden in figuurlijke betekenis. Dan slaat het op een persoon wie het aanvankelijk niet zo voor de wind ging, maar die langzaamaan "in betere doen" geraakt is.

 

ziek - simuleren

Wij ontvingen een oud rijmpje, dat een jeugdherinnering opriep nu we het, na zo lange tijd, weer onder ogen kregen. Het luidt:

 

"Toon m'nen zoon is horen-ziek

Midden in de week maar 's zondags niet

's Zondags gaat-ie borreltjes drinken

En 's maandags ligt ie in z'n bed te st....."

 

Men vraagt nu: "Wat betekent "horen-ziek"? Wij menen te weten, dat een koe "horen-dol" kan heten. Zij boort dan met haar horens in de grond. Daar schijnt niet veel aan te doen te zijn. Zo'n beest moet afgemaakt worden. De boer zegt, dat ze de "kop-ziekte" heeft. Dit is een ernstige catarrhale ziekte, waarbij de slijmvliezen van de kop het eerst worden aangetast. Gevaar voor ontstaan van de ziekte dreigt bijzonder in bedompte, slechte stallen. In de ons bekende versie van het rijmpje kwam het woord "horen-ziek" niet voor. Daar luidde het: "altijd ziek". En dat riep natuurlijk geen problemen op. "Horen-ziek" zou wellicht kunnen aangeven, dat de simulerende Toon als niet goed bij zijn hoofd werd beschouwd.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 98

 

donker - drop - "sjep"

"Wè zitte gè daar toch in een sjephuukske. Kom toch hier bij het raom zitten", zei een Tilburgse grootmoeder tegen haar kleinkind. Die grootmoeder bleek van oordeel, dat het kind in een wat donker hoekje van de kamer zat. Ra, ra wat is een sjephuukske?

Om te beginnen dient ge dan te weten, dat "sjep" het Tilburgse woord is voor "drop". Van Dale kent dat natuurlijk niet en dat hoeft dan ook niet. Hoewel oud, is het woord in onze stad en omgeving nog lang niet uitgestorven. Vooral onder de brede volksmassa wordt het best verstaan. Het komt ook voor in samenstellingen als bv. sjepsteel, sjepfleske en sjepwaoter.

Toen de kinderen nog niet zo met speelgoed verwend waren als tegenwoordig, moesten zij zich op primitiever manier behelpen, wat overigens de verbeelding vaak niet ten kwade kwam. Één spelbezigheid nu was het "fleske rutselen" of het "schuimke trekken". Daartoe werd een stukje longodrop in water, in een behoorlijk flinke medicijnfles, opgelost. Dit oplossen werd bevorderd door het schudden van het flesje. Naarmate het oplossingsproces voortging, werd het water donkerder bruin gekleurd. Dat vormde eigenlijk nog slechts het voorbereidend stadium voor het spel. Bij het schudden ontstond in het bovenste gedeelte van de driekwart gevulde fles een bruine "broes" als op gerstebier. Dit zoete schuim nu werd er, als zoete lekkernij, door de hals van de fles afgezogen. Speelmakkertjes, die zich bereid toonden een knikker of een boon te betalen, mochten ook wel eens een keertje zuigen aan de fles van de rijke bezitter. Met de hygiëne werd het door de volwassenen al niet zo nauw genomen, laat staan door hun kinderen!

Een goede donkere dropoplossing gold onder de kinderen als ideaal. Die kleur was natuurlijk afhankelijk van de opgeloste hoeveelheid drop. Nu heerste er onder de jeugd de opvatting, dat sjepwater donkerder werd als de fles in het donker werd weggezet. Dit klopte wel indien het oplossingsproces zich vóór het wegzetten nog niet geheel voltrokken had. Of nadien de kleurverandering verder ging, dank zij het gebrek aan daglicht, betwijfelen wij. Eerder vermoeden we, dat de moeders hun kinderen iets op de mouw speldden, om het kind er met zachte hand toe te brengen het flesje in een donkere kast te zetten, als die moeder het geknoei en soms ook het geruzie begon te vervelen. Het kind ging op die uitnodiging gemakkelijk in, omdat het nu eenmaal graag heel donkere "sjep" kreeg. Het "sjephuukske" van de hierboven opgevoerde grootmoeder was derhalve: een donker hoekje. Het klopt precies!

Éénmaal in ons leven hebben wij het meegemaakt, dat het "schuimke zuigen" tot consternatie leidde. Mede vermoedelijk doordat er bij het zuigen in de fles een luchtledig was ontstaan, raakte de tong van 't kind in de hals van het flesje bekneld. Met de fles aan de tong werd er naar de dokter gerend, die eenvoudig de fles stuk sloeg. Tong en kind waren gered...

 

kwispedoor - spuwen

Ons oor ving een vreemd woord toen er iemand zei: "Gooi het maar in de kwispeldoor". We zouden wel eens willen weten, of dat in Tilburg ooit iemand heeft horen gebruiken. Hij bedoelde een "spuwbakje", zoals men die nog wel in Belgische en Franse cafés aantreft. Zij zijn dan met wit zand gevuld en worden ook wel gebruikt om sigaretteneindjes in te deponeren. Het eigenlijke woord blijkt te zijn "kwispedoor", dus zonder "l" er in. Het is afkomstig van het Portugese "cuspidor", dat in het Latijn "consputorium" zou kunnen luiden al komt de vorm als zodanig niet voor. "Cuspidor" betekent ook: spuwbak.

 

duivel - glad

Wie "uit de hel gekropen is toen duvel sliep" wordt als een gladde rekel beschouwd. Hij is er immers in geslaagd de duivel beet te nemen. "Hij was de duvel te glad af", zoals er ook wel gezegd wordt.

 

vriendschap

Mistroostig vertolkte een gedesillusioneerd man zijn levenservaring met: "Mee vrienden is het net as mee zwolluws (zwaluwen): ge ziet ze allêên mee schôôn weer!... Wanneer het iemand slecht gaat, laten bepaalde "vrienden" soms verstek gaan. Dat zijn dus de ware niet geweest. Vandaar: In de nood leert men zijn vrienden kennen, zoals in het ABN pleegt te worden uitgedrukt.

 

verstandhouding

"Twee vrouwen in één huis zijn as twee katten mee één muis". Dat "akkedeert" niet. Die maken ruzie. "Akkederen" komt van het Franse "accorder", dat is: overeenstemmen.

 

fouten maken

Iedereen kent de zuiver Nederlandse uitdrukking van het beste paard, dat wel eens struikelt. In onze contreien zegt men dat natuurlijk weer eens op zijn eigen manier. Dat luidt daar dan: "Zelfs 'n pèèrd valt nog wel, al hee-g't (heeft het) vier bêên"... Dus: Iedereen maakt wel eens een fout. Grappenmakers hebben op de aangehaald ABN-uitdrukking bij ons de variant: "Het beste paard laat wel eens iets vallen"...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 99

 

rijk - Bogaers, Sanne - Kolen, rijke Jan

We hebben hier een paar uitdrukkingen, waarvan de origineel Tilburgse herkomst niet dubieus behoeft te zijn, omdat er de naam in genoemd wordt van figuren die ooit in Tilburg bekend zijn geweest. Menig kind, dat vroeger zijn eisen te hoog stelde en meer van de ouders vroeg, dan bruin eigenlijk trekken kon, heeft van zijn moeder te horen gekregen: "Denk er om, ge zijt er ginnen van Sanne Bogers". Deze welbekende Tilburger, wiens naam Bogaers werd geschreven, stond als zeer rijk bekend en als iemand, die zich derhalve heel wat luxe kon permitteren. De uitdrukking ligt dicht bij de reeds vroeger hier aangehaalde: "Ge lijkt wel de rijke Jan Kolen", wat van toepassing was op iemand, die nogal royaal voor de dag kwam.

 

versleten - Ollie, Stien

Een oude, plaatselijke petroleumventer leeft voort in de vergelijking: "Zo frut als de ezel van Stien Ollie". Dit lijkt er ons op te wijzen, dat het ezeltje een nogal kaduuk geval moet zijn geweest.

 

kunnen, vooruit

In onze grenskant gold eens de uitspraak: "Mee een Belze vrouw en een Hollandse koei daor kunde (kun je) mee boeren". In de meest brede zin betekent het: "Op die manier kun je uit de voeten of vooruitkomen". Letterlijk werd het als een op ervaring steunende waarheid beschouwd: een Nederlandse koe is een goede koe en Belgische vrouwen hadden bewezen nogal bereid te zijn het zware boerenwerk mee te doen.

 

weer

Toen het flink donderde, gaf een Tilburger daarop zijn commentaar met de opmerking: "Ze trekken ginder de plee beheurlijk deur!" Die vondst kan uiteraard slechts van vrij recente datum zijn, omdat wc's met waterspoeling tot de verworvenheden van de moderne tijd behoren.

 

ophouden - opgeven

Als een variant op "Het bijltje er bij neerleggen", noteerden wij: "De piek er bij neersteken". Dat betekent derhalve: het werk staken en in meer brede zin ook: de moed opgeven.

 

ternauwernood

Wanneer het maar "haand of keer schouwt" scheelde iets slechts een haartje of gebeurde iets op het nippertje. Bijvoorbeeld: Het schouwde maar haand of keer of hij had de trein gemist.

 

lukken

Wanneer het "er om zal hauwen (ook houwen)" zal, wordt daarmee twijfel tot uitdrukking gebracht of iets wel zal slagen. Men staat voor een dubieus geval.

 

spanning

"Naawt (ook nauwt) het" ergens, dan heerst daar spanning. We hebben hier eenvoudig te maken met het in dialect omgezette werkwoord "nauwen", dat alleen in de onpersoonlijke vorm gebruikt kan worden.

 

lastpost

Eens hoorden we iemand uitmaken voor "ver...... daas" en men bleek een grote deugniet te bedoelen. Vermoedelijk slaat dat "daas" op de als zodanig aangeduide steekvlieg, die - net als een deugniet - veel last kan verkopen.

 

kat

Iemands kat was de hele nacht "op sjouw" geweest, zoals dat vooral in de maand maart nogal eens het geval pleegt te zijn. De mededeling van deze nachtelijke excursie werd als volgt verpakt aangeboden: "De kat was vannacht weer op de Finkelenberg". Waar we die berg lokaliseren moeten, weten we niet. U misschien wel?

 

bazig

"Zoals de nek draait, draait de kop". In het verband waarin dit werd gezegd, kwam het erop neer, dat de vrouw "de broek aan had" en de man zich gewillig naar haar schikte. De vrouw wordt hier dus vergeleken met de nek en de man met de kop. Voorwaarde tot het doen draaien van de kop is de nek en zo dienen we hier de vrouw te zien als het deel, dat dirigeert.

 

naaien

Een hulpvaardige huisvrouw zei: "Dat zal ik wel eens gauw vastnaaien mee 'nen ik en 'nen gij" en ze bedoelde daarbij met een grote steek.

 

eigenbelang

Dat "ieder zijn eigen stuupke (stoepje) het schoonst schuurt" is een oude wijsheid, die aan duidelijkheid weinig te wensen overlaat. Iedereen heeft bijzondere interesse voor het dienen van zijn eigen belang.

 

lengte

Voor een klein mannetje, vrouwtje of voor een kind bezitten we het woord "drijverke". Dit woord had vooral beeldende kracht, toen de vrouwen en kleine kinderen nog lange rokken plachten te dragen. De toch al korte beentjes waren dan niet meer zichtbaar en de voeten nauwelijks, zodat de hele verschijning in beweging niet de indruk van lopen maar van drijven maakte.

 

krabben - jeuk

Ten slotte nog een Tilburgse jeugddeugnieterij: Vroeger ventten er mensen langs de straat met een mand met krabben en kneukels (kreukels of alikruiken). Als die man dan zijn waar uitventte met de roep: "Krabbe, krabbe!" antwoordden de straatjongens gevat met de woordspeling: "'t Jukt (jeukt) nie!"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 100

 

terugblik Taalplastiek

Vandaag zijn we dan aan onze honderdste taalplastiek. Een goede gelegenheid om eens achterom te kijken. Bij zo'n terugblik springen een paar punten naar voren.

De ervaring heeft geleerd, dat het doorgaans uiterst moeilijk is de titel van deze rubriek volledig recht te doen wedervaren. Meestal is het niet doenlijk uit te maken, dat men met specifiek Tilburgse uitdrukkingen te doen heeft. Dit lukt alleen daar, waar men met name genoemde Tilburgse toponiemen of voor de stad karakteristieke zaken te maken heeft. Tal van hier aan de orde gekomen uitdrukkingen zijn ook in de omliggende dorpen gangbaar. Eigenlijk zouden we daarom liever van Gewestelijke Taalplastiek gaan spreken, maar omdat de oude titel nu eenmaal burgerrecht verkregen heeft, zullen wij hem toch voor de toekomst handhaven.

Een andere ervaring is, dat er vrij veel vaagheid om tal van uitdrukkingen hangt, zoals ze van links en rechts op ons bureau uit de lezerskring neerdwarrelen. Om het duidelijker te zeggen: Men heeft de klok wel horen luiden, maar weet de klepel niet te hangen. We krijgen vaak "vertalingen", die de essentie niet meer raken, maar er meer of minder vaag omheendraaien, dikwijls zó, dat er echter toch nog steeds sporen van een raakpunt zichtbaar blijven. Verwonderlijk is dit niet, want we hebben te maken met een taal, die alleen in de volksmond leeft en welke men - buiten deze rubriek - praktisch nooit gedrukt onder ogen krijgt. Vandaar ook, dat we dikwijls op verbasteringen stuiten. Deze gang van zaken wijst op een langzaam afslijten van onze gewestelijke, plastische uitdrukkingen, met aan het einde van dit proces de totale vergetelheid in de toekomst. Zij deelt daarin overigens het lot van het Algemeen Beschaafd Nederlands en dat van iedere taal, die niet dood is. Het leven van een taal beduidt een voortdurende verandering, een nooit stilstaand komen en gaan.

Dit betekent echter niet, dat het geen zin zou hebben het oude voor de toekomst vast te leggen. Vijf minuten voor twaalf is het voor dit doel wel. We vinden het een gelukkige omstandigheid door deze rubriek in de gelegenheid te zijn een groot gebied van Tilburg en omgeving op zijn eigen streektaal "uit te kammen". Dit is minder gemakkelijk dan het lijkt. Hoe vaak ontmoeten wij niet mensen, die zeggen "een hoop" uitdrukkingen te kennen, maar als ze dan worden uitgenodigd eens voor de vuist weg voor de dag te komen, brengt men het gewoonlijk niet ver. Men blijkt er "niet op te kunnen komen". Systeem is daarom iedere "inval" onmiddellijk te noteren en niet te veel op zijn goede geheugen te vertrouwen.

Reeds veel stof werd hier behandeld. We hebben er begrip voor, dat het steeds moeilijker wordt iets "nieuws" te brengen. Van de andere kant vragen wij er begrip voor als we inzendingen ongebruikt laten. Dat betekent dan meestal: reeds behandeld. Daarom echter de moed niet verliezen. U werkt mee aan een goede zaak. De "Taalplastiek" betekent verzameling van vóór-wetenschappelijk materiaal. Iedere aflevering komt terecht bij prof. dr. A.A. Weynen, die zich reeds jaren bezighoudt met de samenstelling van het Brabantse Woordenboek, waarvan inmiddels twee afleveringen verschenen zijn. In Nijmegen beschikt men over de deskundigheid en over vergelijkingsmateriaal, waardoor de betekenis van reeds duister geworden uitdrukkingen achterhaald kan worden en definitief vastgelegd.

Deze honderdste aflevering willen we te baat nemen om dank te brengen aan allen, die in het verleden stof voor deze rubriek hebben aangedragen. Meer speciaal gaat daarbij die dank uit naar de heren P.J. Klomp, Edisonlaan 114, Tilburg en A. Hoogendoorn, Dorpstraat 7 te Goirle.

 

lichaamsgebreken - scheel

Tot slot nog wat uitdrukkingen: Wie "naar de Klundert kijkt of de Willemstad in brand staat" kijkt verschrikkelijk scheel. Willemstad ligt namelijk een heel stuk ten noordwesten van Klundert.

 

smaak - drinken

Iets wat goed in de smaak valt, zowel letterlijk als figuurlijk, "gaat er in als snevel (jenever) in een kaailegger". Het schijnt dat de keileggers vroeger de reputatie hebben genoten van een stevige borrel te drinken.

 

rillingen

Krijgt iemand koude rillingen, dan kan hij zich toegevoegd horen: "Ze lopen over oew graf". Voor bijgelovigen misschien een voorspelling van een komende dood, maar ze wordt nooit zo tragisch genomen.

 

opvoeding

Een origineel staaltje van overdrijving noteerden we met de opgevoerde familie, die de naam had "zo goed te zijn opgevoed, dat daar zelfs de hond geen inbreker zou gebeten hebben als hij niet was voorgesteld".

 

burenhulp

Een oude spreuk is: "Water en vuur weigert men genen buur". Ze benadrukt de noodzaak buren een dienst te bewijzen als daaraan behoefte bestaat. De spreuk zal wel dateren uit de tijd, dat er nog geen lucifers bestonden en het vuur des nachts onder de as in de haard smeulend werd gehouden. Met een blaasbalg kon het dan des morgens weer op gang gebracht worden.

 

En hiermee moeten we dan voor vandaag volstaan.

 

TILBURGER