SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 31-40

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 31

 

Reacties geven ons aanleiding nog eens terug te komen op enige uitdrukkingen, die in vorige artikeltjes aan de orde kwamen.

 

achterstand - bang

De "poetszak" heeft nog de uitdrukking opgeleverd: "Hij leej wijd aachter z'ne poetszak". Dit wordt gezegd voor iemand, die in kennis ver ten achter staat bij een ander - aldus een inzender. Wij hebben echter reden te twijfelen of hier het woord "poetszak" op zijn plaats is. We hoorden wel eens iets anders hiervoor zeggen, wat in klank veel overeenkomst vertoont. Die "poetszak" is in ieder geval wel het fatsoenlijkste!...

Voor iemand, die in zijn schulp kruipt, kan men ook te horen krijgen: "Hij kruipt in z'ne poetszak". (zie verder boven!)

 

poetsen - mantelkap - bed

Behalve een zak, waarin men poetsgetuig opbergt, droeg ook de wijde kap van een ouderwetse mantel of reismantel wel de naam "poetszak".

Met betrekking tot "naar bed gaan" zoals wij het woord destijds gaven, wordt er ook wel gesproken van "naar zijn kapokzak gaan". Bedden waren immers vaak met kapok gevuld. Of die poetszak een verbastering is van de "kapokzak"?...

 

haveloos - kwajongen

Schabbernak blijkt zelfs Van Dale te kennen. Het woord is ook breder verspreid dan wij meenden. Men blijkt het links en rechts te kennen. Het essentiële element in het woord is: versleten, verwaarloosd, in slechte toestand. Wanneer iemand dus spreekt van een "schabbernak van een huis", weten we waar we aan toe zijn. Dan hebben we te maken met: "een aauw keet", wat weer heel iets anders is dan "een raauw keet". Een lezer, die thuis in "het schop" een oud kabinet had staan, dat "uit z'n geheng" hing en waarin alles wanordelijk dooreengesmeten lag, noemde die kast "schabbernak". Hij meent, dat het woord alleen voor zaken en nooit voor personen gebruikt wordt. We geloven wel, dat in onze streek zaken de voorkeur hebben. Van Dale kent het woord echter ook voor "iemand, die er onooglijk uitziet" en in de betekenis van "rakker, kwajongen".

 

vastpakken - pak slaag

Het woord wordt nog in tal van andere uitdrukkingen gebruikt. O.a. kan men iemand "bij de schabbernakken grijpen", dat is: "bij de kladden (vodden) pakken" (klad is o.a. afgescheurd of bijhangend stuk). Tenslotte kan men nog "op zijn schabbernak krijgen" oftewel "een pak slaag krijgen". Nu zijn we dan wel "uitgeschabbernakt !"...

 

huilen

Ons "pallesjanken" leverde een geestige "verklaring" op van een gewaardeerde lezer, die ze zich van een vroegere leermeester herinnerde. Het zou betekenen: "op alles janken!" Is die leermeester wellicht Goropius Becanus geweest? Of diens dienstbode?...

 

sterven

Zonder te willen zeggen, dat we "op het rekstrooi" gaan liggen, gaan we toch nog eens naar deze uitdrukking terug om ze wat verder uit te diepen. Dat "rekstrooi" is in het Algemeen Beschaafd "reeuwstro", waarnaast in dialect, behalve "rekstrooi", voorkomen "reejstrooi, leekstrooi en lekstrooi". "Ree" is verouderd Nederlands en stamt van het Gothische "hraiwa", dat "lijk" betekende. "Reeuwstro" was het stro, waarop de dode de laatste adem had uitgeblazen en in later tijd het stro, waarop de dode werd "afgelegd".

Er bestaan in het AB tal van uitdrukkingen, waarin dit "reeuw" of "ree" een rol speelt. En ze hebben altijd iets met een dode te maken. Sommige van die woorden zijn specifiek Zuid-Nederlands. Zo is "reeuw" o.a. doodszweet en een "reeuwer" iemand die doden aflegt.

 

afzetten

Dit is uiteraard een ander "afleggen" dan wanneer een levende wordt "afgelegd". Dat kan bij ons namelijk ook! Het betekent, dat de betrokkene geducht wordt "afgezet", dat men hem bv. zwaar laat betalen.

 

doodmoe

Zegt iemand: "Ik zè (ben) host (haast, bijna) aflegges gereed", dan geeft hij daarmee heel plastisch te kennen, dat hij doodmoe is...

 

sterven

Het "rekstrooi" verleidt ons ook tot een folkloristisch zijsprongetje. Volgens het vroegere volksgeloof moest het stro, waarop iemand gestorven was, direct worden verbrand of in ieder geval uit het huis worden verwijderd. Dat hield verband met het oude "reinigingsgebruik". Anders zou de geest van de dode zich aan het stro kunnen hechten. In Tilburg en omgeving was het oorspronkelijk gebruik, dat men het stro aan de deur van het sterfhuis legde, ten teken dat er een dode in het huis was. Er werden drie stenen op gelegd bij een ongehuwde en vier stenen bij een dode, die getrouwd geweest was. Dit stro voor de deur heette "het busseltje" (is: bundeltje). Later werd dit "busseltje" vervangen door een houten "koker", soms met ribben geel geschilderd naar de kleur van het stro en twee zwarte bandjes er omheen. Dat "surrogaatbusseltje" droeg de naam van "'n wepke". Wij herinneren ons zulke "wepkes", waarop ook een geschilderde doodskop met gekruiste beenderen voorkwam.

Alles bijeen is het zo maar een griezelig verhaaltje geworden, dat we vandaag te vertellen hadden. We kunnen het ook niet "gebeteren"...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 32

 

mondelinge overlevering

Bij het schrijven van onze "taalplastieken" leert de ervaring, dat van tal van in Tilburg gebruikte woorden en uitdrukkingen de betekenis weinig scherp omlijnd is. De een verstaat er dit onder en de ander weer dat. Men heeft allemaal wel eens de klok horen luiden, maar de klepel weet men niet precies hangen. De opvattingen raken elkaar wel op een of andere wijze, maar aan een helder en klaar begrip ontbreekt het vaak. Nu is dit helemaal niet verwonderlijk. De markante woorden en gezegden waar we op jagen, ontmoet men weinig of soms helemaal niet in de geschreven taal. Ze worden mondeling van geslacht op geslacht overgeleverd zonder dat men het woordbeeld onder ogen krijgt. Vaak is men derhalve uitsluitend op het gehoor aangewezen. Dit betekent dat ieder er maar wat van maakt zoals het oor het opvangt, en wanneer er dan woorden een rol spelen, die op zich zelf al buiten het Algemeen Beschaafde Nederlands liggen, wordt er wel eens "teen en taander" (het een en ander) verhaspeld. Voelt men zich genoodzaakt dit ook nog op schrift te stellen, dan levert de spelling een nieuwe moeilijkheid.

 

vetpot

Een voorbeeld van wat we bedoelen levert de volgende uitdrukking, die ons een lezeres deed toekomen. Haar buurvrouw had haar zoontje een nieuwe broek beloofd, doch in plaats van deze te geven had ze op de oude een lap gezet en aan haar mededeling hierover voegde ze - blijkbaar als conclusie - toe: "Jè, jè, het is ammel (allemaal) gin geschelde geijmert!"... Nu kan men wel een beetje voelen in welke richting de uitspraak vermoedelijk gaat, maar eerlijk gezegd was er voor ons toch geen touw aan vast te knopen. Toen dook een poosje later een andere briefschrijfster op met de uitdrukking: "'t Is ginne geschelde gèvel" (gevel?) en als verklaring voegde zij toe: "dik doen en nie hebben". Kennelijk hebben we hier met dezelfde uitdrukking als de eerste te maken. Ze raken elkaar. De fantasie krijgt nu ook ruimer baan, maar we houden die op stal. Dat "geschelde" en die "geijmert", respectievelijk "gèvel" zitten ons dwars. Misschien weet iemand de oplossing?

 

mooi

Nog zo iets. De eerstgenoemde lezeres heeft nog iets ongrijpbaars, dat aan een verbastering doet denken. Ze waren thuis met elf kinderen: negen meisjes en twee jongens. Had het voor een meisje eindelijk eens een nieuwe jurk kunnen lijden, dan moest die bewonderd worden als ze hem de eerste keer aantrok. Moeder zei dan: "Wè zède toch schôon, ge zijt net ene prinse polse". Onze lezeres weet niet wat de uitdrukking betekent. "Je bent net een prinses" zou logisch zijn, maar waar blijven we dan met dat vreemde woordje "polse?" Geen idee! En u?

 

lichaamsgebreken - scheel

Nu naar een wat beter verstaanbare taal! "Hij kijkt mee z'n rechter oog in z'ne linker vestjeszak" wordt gezegd van iemand, die erg scheel kijkt.

 

voorgaan

Wanneer men iemand vóór laat gaan, wordt wel eens de sarcastische maar niet kwaad bedoelde opmerking geplaatst: "'t Vuil gao vur den bissum" (vuil gaat voor de bezem). Ook zegt men wel: "stof gaat voor de veger", wat alweer wat méér geciviliseerd klinkt.

Gaat iemand zèlf vóór, dan kan hij te incasseren krijgen: "'t Vuil komt achter 't vèrreke (varken)".

 

handig

Aan ergernis over iemands onhandig gedrag wordt lucht gegeven met de verzuchting: "D'r zèn meensen en potlooi (ook: boomstammen)", waarop soms nog de toevoeging volgt: "Ze leren 't nooit!".

 

liegen

Geen compliment over iemands waarheidsliefde betekent het wanneer er van hen gezegd wordt: "Hij is van z'n eerste leugen nie gebarsten".

Het valt moeilijk een glimlach te bedwingen, wanneer men een doodeenvoudig mens in de loop van een simpel gesprek hoort zeggen: "hij liegt als een bidprentje". Dat wordt dan zo maar even tussen neus en lippen geleverd zonder zich bewust te zijn van de prachtige vondst!

 

karakter

Misschien zit in zulke rasleugenaars wel "'ne kaoie tuk", wat een "slechte aard" betekent. Men hoort de uitdrukking in Tilburg en omgeving nogal eens gebruiken. Overigens is het woord "tuk" Algemeen Beschaafd Nederlands.

 

aarden

"Verlut zijn" zochten we tevergeefs in Van Dale. Wanneer men de eitjes van een vogelnestje in de hand neemt en ze daarna weer in het nest teruglegt, bestaat de mogelijkheid, dat het vogeltje niet meer verder broedt. Als jongens zeiden we dan, dat het "verlut" was.

Ook een mens kan "verlut" zijn. Hij is dat wanneer hij plotseling niet meer verschijnt op een plaats, waar hij geregeld op bezoek placht te komen en wanneer dit wegblijven zijn grond vindt in een gebeurtenis, waardoor hij op de betreffende plaats geen aard meer heeft.

 

verstaanbaarheid

Tot slot voor de aardigheid nog een fikse Tilburgse alliteratie: "Zôj zo zuut zat zèn zi-j." ("Zou hij zo zoet genoeg zijn, zei hij" - de thee bijvoorbeeld!)"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 33

 

volbracht - vrij - ontslag - schik, in zijn

Als kind kenden we een timmerman bij wiens werk we graag plachten toe te kijken, omdat het nog een echte timmerman was met de geur van houtkrullen in zijn werkkleren. Het was er zo ene, die Jan van der Aa na had kunnen zeggen: "Ik kan alles maoke, nog wel een koei, as ik 't malleke van de uier mar heb!" Als we zo stonden toe te kijken, zei die timmerman wel eens: "Hedde oewen olf". We hebben nooit geweten wat dit betekende, totdat we de uitdrukking vele jaren later nog eens tegen kwamen en ontdekten, dat ze toch wel in breder kring gangbaar was. Voor zover toen onze kennis strekte, scheen men er mee te willen aanduiden: een taak volbracht hebben, of vrijaf zijn. Dat vreemde woord "olf" wekte toch wel nieuwsgierigheid en al vissende zijn we het volgende, via bevriende zijde, te weten gekomen. Op de eerste plaats schijnt men niet van "olf" maar "olft" te spreken. Dit houdt verband met het Middelnederlandse "holften" of "hulften" en behoort bij het werkwoord "helen". "Holften" betekent: tot een afgerond geheel maken. Zo komt men met "oewen olf(t) hebben" onder andere tot "volbrachte taak".

Het wordt ook gezegd van iemand, die van zijn werk ontslagen is. Die heeft "z'nen olf(t) gekregen".

Tenslotte kan men nog de uitdrukking horen: hij is er mee in z'ne olf(t). Wat dan betekent ergens mee in z'n sas zijn, er vreugde aan beleven.

 

actie

En welke echte Tilburger heeft niet ooit gehoord: "hij nam 'ne romscheut" (en had bv. de vlegel te pakken). De betekenis van "romscheut nemen" is: ergens plotseling agressief op af vliegen, al kan het ook wel: "met vaart weglopen" inhouden. In 't Middelnederlands kennen we het woord "raemscheute" in de betekenis van" wakkere uitval". Verder: een "raemschot", dat een op goed geluk gemikt schot inhoudt. Dit "raem" komt nog voor in ons "beramen" in de betekenis van: schatten, gissen, wèl overwegen of taxeren. Een "scheut nemen" betekent vooruit springen, waarbij enige agressiviteit niet vreemd is.

 

bijdehand - gierig - gevorderd

"Een scheutig iemand" is een bijdehand iemand.

Zegt men daarentegen: "Hij is niet erg scheutig", dan betekent dit weer merkwaardig genoeg dat hij niet gemakkelijk over de brug komt. Bv. als het op betalen ofwel "afschieten" aankomt.

Men kan ook nog een heel eind "op scheut zijn", hetgeen wil zeggen vergevorderd. Bv. bij het afleggen van een weg, het uitvoeren van een werk, maar ook in "gezegende omstandigheden".

 

spelbreker - omkering

Iemand die er altijd "het brekspel" inbrengt, treedt steeds als spelbreker op. Merkwaardig is hier de omkering van spelbreker naar "bre(e)kspel". De meest curieuze omkering van dit genre, die men in Tilburg kan horen, is echter wel die van "kussenspelleke" voor "speldenkussentje". Verder praten we nog van "appelsien" in plaats van sinaasappel, waarbij opgemerkt zij, dat de Duitser ook zijn "Apfelsien" kent. (Tussen twee haakjes: die sinaasappel is een vertaling van het Franse "pomme de Sine". Deze naam wijst op de herkomst uit China. Omstreeks 1500 werd de sappige vrucht door de Portugezen naar Europa gebracht).

 

prikkelbaar

Wanneer iemand veel noten op zijn zang heeft en de toehoorder dit eindelijk de keel begint uit te hangen, kan hij aan zijn geprikkeldheid hierover lucht geven met de woorden: "Zeg mar hoe ge 't hebben wilt, dun of deur 'n duukske ( doekje)". We denken dat dit doekje te maken heeft met "zeven". Wanneer de boeren de koeien gemolken hadden, plachten zij de melk vanuit de melkemmer in de grote kannen te gieten, die van te voren echter waren afgedekt met een dun doekje, dat als zeef fungeerde. Wellicht gebeurt dat thans nog zo.

 

kletsen

Op een ongewone manier hebben we ooit kregeligheid horen uiten tegenover iemand, die veel en nogal onzinnig praatte. Hem werd voor de voeten geworpen: "Wel jao, sàwel de sàwel (sauwel) moeder mag ik mee-sawelen. Jao kiendje sawel mar wè"... Vermoedelijk hadden we hier met een familietaal te maken, d.w.z. een taaltje dat alleen in een beperkte familiekring traditie heeft.

 

losbandig - knoeien

Ja, sommige mensen kunnen 't "begaoien", dat wil zeggen: "bont maken". Het ziet er wel verschrikkelijk Tilburgs uit, maar Van Dale kent toch ook "begaaien". Daar betekent het dan: vuil maken. Bv. de kleren met modder bevuilen. Wat gebeurt als kinderen met slijk of in het slijk zitten te "dabben" (knoeien).

 

verkwisten - graven

Men kan eigenlijk met alles "dabben", met eten en zelfs met geld. Met dit laatste gebeurt het nog al eens bij parvenu's als ze het "onverdoens opmaken", dat is: nutteloos opmaken of over de balk gooien.

Tenslotte kan ook een kat haar kuiltje "dabben" en een paard staat "te dabben" als het met de poten een kuiltje in de grond stampt. Maar dit weet Van Dale ook.

 

NOOT: In de vorige taalplastiek is een storende drukfout geslopen, waardoor het fijne verloren ging. Er stond gedrukt: "Hij ligt als een bidprentje". Dit moest zijn "Hij liegt als een bidprentje".

 

TILBURGER

 

 

  Nummer 34

 

mooi - principaal

De uitdrukking: "Ge zijt net ene prinse polse" in ons artikel nr. 32 heeft nogal wat reacties gegeven. Ze kwamen niet alleen uit Tilburg, maar er waren er ook bij uit Riel "waar men het hoog-Tilburgs ook wel kan volgen", van een geboren en getogen Tilburger die nu in Vught woont maar nog volop met zijn vaderstad meeleeft, en uit Udenhout. Het prettige was, dat alle verklaringen op één na met elkaar overeenstemden, zodat we wel mogen aannemen, dat nu - om 'ns met 'n variant op onze Oisterwijkse Adrianus Poirters te spreken - "het masker van prinse polse is afgetrokken."

Op de eerste plaats is gebleken, dat de twee mysterieuze woorden aan elkaar dienen geschreven te worden. We krijgen dan "prinsepolse". Dan komen we bij de klank terecht. In het Brabantse en ook Tilburgse dialect worden bepaalde "a's" vaak als "ô" uitgesproken. Bv. "Bolse" voor "Baalse" en "Chomse" voor "Chaamse". Als we dit nu eens omgekeerd toepassen op het nieuw verkregen woord dan komen we tot "prinsepaalse", waarvan het een klein stapje is naar "principaalse". Welnu, principaal betekent "voornaam", maar werd en wordt ook wel gebruikt voor baas, patroon, werkgever.

We zitten nu nog maar alleen met het achtervoegsel "se" te kijken. Hiermee wordt in het Nederlands aangeduid de vrouw van de figuur, die het hoofdwoord aangeeft. Weliswaar is de vorm weinig gebruikelijk en zal hij vooral jonge generaties mogelijk vreemd in de oren klinken, maar hij bestaat de dag van vandaag nog. Men kan spreken van "de burgemeesterse", wat geen vrouwelijke burgemeester maar de vrouw van een burgemeester is. Men spreekt ook in dezelfde zin van "de dominese" en wij herinneren ons een boek, dat tot titel voert "De Majoorse". Onze "prinse polse" werd dus tot "principaalse" oftewel: de vrouw van de baas, patroon, werkgever. Wie het compliment te horen krijgt, dat als uitgangspunt diende, ziet er dus voornaam uit. Is een "grande dame"!

 

mooi

De uitdrukking: "Naa bende net 'n polse vos", die een lezeres opgaf, heeft met bovenstaande niets te maken, al werd ze door haar moeder ook gebruikt bij het bewonderen van een dochter, die een nieuwe jurk aan had. Het gaat hier om een "Poolse vos", waarvan we vermoeden, dat dit wel een fraai en kostbaar stuk bont zal zijn geweest.

 

uitrazen - grazen

Ooit gehoord de uitdrukking: "Lottem (laat hem) z'nen tuir mar uitwaaie"? Ze wordt gebruikt wanneer men van iemand veronderstelt, dat hij ongelukken zal maken, omdat hij kwaad of woest is of omdat hij in een of andere onberekenbare toestand verkeert. Zijn omgeving is dan echter al wel in een situatie gebracht, dat hij geen kwaad meer kan aanrichten. Het gezegde zal voor menigeen ook wel om enige uitleg vragen.

Het zelfstandig naamwoord "tuir" komt van het werkwoord "tuien" of tuieren". Het geeft de plaats aan, die een met touw of ketting aan een paal vastgemaakte koe of geit of paard kunnen afgrazen. Doordat ze vastgebonden zitten, kan het dier nooit verder komen dan de cirkel rondom de paal met de lengte van ketting of touw als straal. Wat het werkwoord "tuieren" betreft, dit betekent op bovengemelde wijze laten grazen. We hebben echter ook herhaaldelijk gehoord, dat iemand "de koei moest tuieren". Hij deed dat dan door de koe, al of niet met een om haar nek bevestigd touw in de hand, langs de wegberm te laten grazen.

"Uitwaaie" (men spreekt eigelijk uit: "ötwaaie") betekent uitweiden of afgrazen. Daarnaast echter heeft uitweiden ook de betekenis van verder gaan dan de op bovenomschreven wijze beperkte ruimte en hiermee zitten we dan bij het Algemeen Beschaafde "over iets uitweiden". Dit heeft dus werkelijk iets met een wei te maken en deze kennis is een ezelsbruggetje om te weten of "uitweiden" met een lange of een korte "ei" moet geschreven worden.

 

Woestenbergh - elders

Wanneer men vraagt waar iemand uithangt, kan men van de oude Tilburger nog wel eens te horen krijgen: "Hij is tabak haole bij Woestenbergh." Het betrof hier een bekende tabak- en snuifzaak in de Heuvelstraat, daar waar zich momenteel een bontzaak bevindt. Aan de westkant naast Pierson. De heer Woestenbergh was het prototype van een geacht en echte Tilburgse middenstander, de gemoedelijkheid zelve en met een warm hart voor de stad. In zijn winkel trof men nog de ouderwetse tonnetjes voor de tabak en snuif aan. Als symbool voor zijn bedrijf hingen aan de gevel o.a. een stel zonderlinge, vlechtachtige voorwerpen, die naar wij altijd gemeend hebben, een voorstelling van pruimtabak moesten betekenen. Genoemde zaak vormde voor enige Tilburgers een gezellig middelpunt, waar menig uurtje met een babbeltje werd doorgebracht. De heer Woestenbergh was o.a. jaren lang voorzitter van de afdeling Tilburg van de Kon. Ned. Maatschappij voor Land- en Tuinbouw, die weleer haar jaarvergaderingen placht te besluiten met het eten van worstebrood. Ook goed Tilburgs gebruik!...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 35

 

op stap

Men kan in onze stad nogal eens gemakkelijk te horen krijgen: "O, ze is natuurlijk weer op d're sjanternel!" We hebben deze uitdrukking nooit anders dan met betrekking tot een vrouw horen gebruiken. Erg vleiend is ze niet en de toon, waarop zij wordt uitgesproken getuigt reeds van afkeuring. "Op sjanternel zijn" laat zich moeilijk omschrijven. Het slaat o.i. op een vrouw, die "de stad in gaat" zonder dat daartoe eigenlijk enige noodzaak bestaat doch die dit uitsluitend doet, omdat ze moeilijk kan weerstaan aan een innerlijke drang er eens uit te zijn, eens weg te zijn uit het huishouden. Zij maakt zichzelf dan wel wijs allerlei boodschappen te moeten doen, maar dit is toch niet de eigenlijke drijfveer van haar handelen. Zulke vrouwen zijn erg ingenieus in het vinden van "boodschappen", met als gevolg dat men ze zelden thuis in haar huishouden aantreft. Wie voor de zoveelste maal aan haar gesloten deur klopt, kan dan wel eens geïrriteerd zeggen: "O, ze is natuurlijk weer op d're sjanternel".

Wellicht is het zonderlinge woord "sjanternel" een verbastering van Frans. Daar bestaat ook het woord "chanterelle" en dat betekent: lokvogel. In zijn oorsprong zou men hier wellicht moeten denken aan een vrouw, die als lokvogel de straat opgaat. Nu, zodanig ongunstig is ons "sjanternel" beslist niet. Het is dan wel danig afgesleten, maar een minder gunstig smaakje is er toch nog aan vast blijven zitten.

 

vork

Als we dan toch toevallig weer in de Franse hoek zitten, moeten we uiteindelijk ook eens onze "vurket" melden, die reeds menige briefschrijver op heeft laten draven. Men hoort het woord niet meer zoveel als vroeger, maar het wordt in volkskringen toch nog steeds gebruikt. Het betekent "vork" (alleen om mee te eten!) en is afkomstig van "fourchette", waarmee de Fransen hun vork betitelen.

 

druktemaker

"Ge hoeft niet zoveel ambras te maken" wordt er gezegd tegen iemand, die zich nogal uitslooft of die veel drukte maakt. Ook hier praten we verbasterd Frans. Het woord is eigenlijk "embarras" en komt voor in de staande uitdrukking "faire l'embarras", die dan ook "drukte maken" betekent.

 

Frans

De grootvader zaliger van een lezer sprak ook zijn woordje Frans. Hij placht te zeggen: "Kiske sesies non parlevoe", waarop hij dan steevast nog een Nederlandse zin liet volgen, die wel goed rijmde maar die we hier welvoeglijkheidshalve achterwege laten... Ongetwijfeld hebben we hier te maken met een verbastering van "Qu'est ce que c'est ce-ci, non parlez vous". Het eerste deel van de zin betekent dan: "Wat is dit hier?" en het tweede deel bestaat uit drie achter elkaar gezette Franse woorden, die de Fransman zo echter niet gebruikt.

 

verwaarlozen

Van geheel andere komaf is ons werkwoord "verbellemonten", dat men ook nog wel op andere manier hoort uitspreken. Sommigen zeggen voor de "e" van de tweede lettergreep een "a" en de "t" ziet men wel eens door een "d" vervangen. Bij deze laatste spelling zitten we het dichtst in de buurt van de oorsprong. Het woord, dat "verwaarlozen" betekent, is afkomstig van "balmond", dat "slechte voogd" betekent.

 

jammeren - schrijven

Wanneer iemand "om pen en inkt roept", gaat hij nogal te keer (van de pijn) en oude wijsheid schuilt in het graag aan een boer toegeschreven gezegde: "haand van pepier hawen (houden)", een waarschuwing, die betekent (één of twee regels weggevallen) je niet veel kan gebeuren.

 

kalm aan

De boer pleegt vele uren te maken op een dag. Hij werkt van des morgens vroeg tot 's avonds laat (althans vroeger!), maar haasten en jakkeren doet hij nooit. Hij doet het allemaal "op staoi aon" of "op z'n staoi gemak", al is dit uiteraard geen privilege van de boer alleen. Dat "staoi" ziet er nogal echt Tilburgs uit. Het Algemeen Beschaafd Nederlands kent echter het weinig gebruikelijke "stade" en ook de uitdrukking "op z'n stade gemak", wat eigenlijk een pleonasme is, daar "stade" reeds het begrip "gemak" omvat. Van Dale kwalificeert "stade" als Zuid-Nederlands en zo is het dus eigenlijk toch wel weer speciaal "van ons".

 

hinderen

"Ge zit ginnen boer in z'n venster" is de geruststellende mededeling voor iemand, die meent andere mensen "in de weg te zitten" of tot last te zijn. Na deze plastische mededeling kan hij derhalve rustig blijven zitten.

 

ongewenst

Van een dergelijke rust kan geen sprake zijn bij iemand die "op ene schupstoel (schopstoel) zit". Die wordt voortdurend gedwongen van plaats te veranderen, omdat hij geen "persona grata" is en op grond daarvan weinig goeds kan doen.

 

Kaatsheuvel - Loon op Zand - bedelen - sprokkelen

Een lezer vraagt wat betekent: "Ketsheuvel en Loon zijn éne gaddome". Objectief zal het zijn, dat Kaatsheuvel en Loon op Zand ("Loon en de Kets") te samen één gemeente vormen. Vertaald in zulke nuchtere, ambtelijke taal, wordt de uitdrukking echter toch wel zeer ten onrechte van haar heerlijke gevoelswaarde ontdaan. We zouden liever zeggen: Kaatsheuvel en Loon op Zand zijn "één pot nat", waarbij we "gaddome" dan als bastaardvloek zien, die de uitspraak op "pikante" en wat denigrerende wijze versterkt. U ziet, dat wij er nogal wat woorden voor nodig hebben om het simpele zinnetje "uit te kleden". Daarom rekenen wij het dan ook tot taalplastiek!

Dezelfde briefschrijver vraagt ook wat betekent: "Ketsheuvel en Loon op Zand, ze schooien den honger en stelen den brand"... Dat "honger schooien" is niet goed. Wij hebben in ons archief het volgende rijmpje:

"Loon op Zaand,

Èrm volk, èrm laand,

Ze schooien de kost

En ze stèlen den braand."

In Loon op Zand - en ook wel Kaatsheuvel - woonden vroeger nogal wat bezembinders en schareslijpers, die ook in Tilburg van deur tot deur kwamen. We leefden toen nog niet in de "welvaartsstaat" en werden niet "van de wieg tot het graf" verzorgd! Genoemde beroepen vormden niet zo'n rijke kostwinning. Er werd dus wel eens een boterhammetje gevraagd en hout "gesprokkeld" in de bossen. En misschien ging er ook wel eens een boompje, dat nog geen dood hout was, voor de kachel mee... Dat gebeurde in Tilburg in de "bossen van onze grutvadder" (de gemeente) trouwens ook wel. Vandaar dan het rijmpje. Gelukkig zijn de tijden veranderd!...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 36

 

vetpot - "schellen"

In ons artikeltje nr. 32 stonden we voor het raadsel van de uitdrukking: "Jè, jè, het is ammel (allemaal) ginnen geschelde gèvel (gevel)", die een vrouw gebruikte na de mededeling, dat ze haar zoon een nieuwe broek had beloofd, doch dat ze zich uiteindelijk maar bepaald had tot het zetten van een lap op de oude. Vooral dat "geschelde" heeft ons dwars gezeten. Al zoekende bleek, dat een oude metselaar zo'n gevel niet kende, maar hij kende wel een "geschelde raamtoog". Dit schijnt te zijn geweest een ronding boven een raam, gemetseld in boogvorm en waarvan de boog gedeeltelijk was bepleisterd. Buiten de bepleistering bleven dan in de boog ook de stenen van het ongepleisterde gedeelte nog zichtbaar.

Het werkwoord "schellen", dat Middelnederlands is, heeft overigens heel wat betekenissen, zoals van schil, bolster of schubben ontdoen en schilferen of afschilferen. Zo "schellen" wij in ons dialect nog aardappels en de schil die daar vanaf komt, is dan de "schel". In de nabijheid van Tilburg -en wellicht ook in onze stad - is "stenen schellen" stenen van de kalk ontdoen. Voor het ketelbikken werd weleer "ketelschellen" gebruikt. Als een boer weiland tot akkerland wil maken, ploegt hij eerst de graszoden heel dun om en daarna nog eens heel diep over dezelfde voor. Dit lichte ploegen noemen de boeren ook "schellen".

We beschikken ook over het zelfstandig naamwoord "schel" of schil. Bv. de schil van een aardappel. Het geeft ook aan een bedekking, bestaande uit een dunne schilferachtige zelfstandigheid. Schellen zou derhalve wel eens iets te maken kunnen hebben met bepleistering. Een "geschelde muur" of "gevel" zou in het licht van het bovenstaande dan een muur moeten zijn, die gedeeltelijk bepleisterd is of die helemaal bepleisterd is geweest en waarvan door slijtage of anderszins een deel van de bepleistering is afgevallen.

Jammer genoeg lukt het ons niet met bovenstaande wetenschap een logisch, geheel bevredigend verband te leggen naar het kader, waarin de uitdrukking van de vrouw, waarmee we startten, gebruikt werd. Wel hebben we het gevoel "warm" te zijn. We krijgen zelfs de neiging ons af te vragen, of de betekenissen, die de inzenders opgaven, eigenlijk wel de juiste zijn. Het komt méér voor, dat die oude van mond tot mond overgeleverde uitdrukkingen van betekenis veranderen en steeds onklaarder worden. We zijn dus eigenlijk niet "uitgekomen". Niettemin vonden we bovenstaand toch interessant genoeg om het mede te delen. Mogelijk dat nu bij de een of andere lezer plotseling nog een lichtje gaat branden.

 

haaibaai

"De die, dè is me 'n haaibaai!" hoorden we laatst zeggen. Een in Tilburg graag gebruikt woord, waarmee altijd een vrouw bedoeld wordt. Het ziet er wel echt Tilburgs uit, maar laat het nu "gewoon" Nederlands zijn. Van Dale kent het, al schijnt hij voorkeur te geven aan "heibei". Hiermee zitten we dan toch weer goed in onze gewestelijke hoek, want in het Brabantse dialect verwisselt men graag de korte "ei" voor "aai", zoals bv. kei-kaai. Bij Van Dale is de "heibei" een kijfzieke vrouw: vrouw met grote ruwe mond. En het werkwoord "heibeien" betekent "kijven". Nou, dat zit allemaal aardig in de buurt van onze Tilburgse "haaibaai", al wordt naar ons gevoel, het begrip hier niet aangegeven zoals het in Tilburg geldt. Het kijfzieke speelt voor ons niet zo'n grote rol. We denken méér aan bazigheid, maar vooral aan een slim, op het sluwe af, bijdehand zijn van zo'n vrouw.

 

niksnut

Wanneer een man gekwalificeerd wordt als te zijn "ene van lek m'n visje (lik mijn vestje!)", wordt hij niet hoog aangeslagen. Het is een vent van niks. De uitdrukking kan overigens ook wel op zaken worden toegepast. Dat "likken" en dat "vestje" zijn erg verleidelijk om over te fantaseren. We wachten echter liever tot we wat méér houvast vinden.

 

zaaks, niet veel

"Het was er klein bierke" betekent in Tilburg ook niet veel zaaks. Méér concreet duidt het "klein gedoe" of "schriele houding" aan.

 

ongastvrij

Zulk klein gedoe ontmoet men o.a. als men op visite komt en men krijgt "niks as een naokende (nakende) tas thee mee 'n mèle mop (melig koekje)." De moderne tijd praat van "een dreug Marieke". Van zo'n nakende - dus onaangeklede kop thee - houden ze in Tilburg blijkbaar niet.

 

koekjes

Het woord "mop" hoort men tegenwoordig nauwelijks nog gebruiken. In zijn meest strikte zin was het een dik, halfrond koekje, de helft van een doorgesneden deegballetje. Het summum van dit baksel vormde wel de bruine stroopmop, waarin uiteraard stroop verwerkt zat. Op iedere kermis trof men ze vroeger bij hopen aan.

In meer brede zin werden echter ook wel plattere koekjes uit meel met water gebakken als "mop" betiteld. Een specifiek genre op dit gebied vormden "mèle mopkes", die kinderen in winkels vaak een "haffeltje" (handvol) toekregen. Men had ze in de vorm van kleine kussentjes, maar ook als ringetjes met gaatjes en allerhande figuren van huisjes, molentjes tot diertjes toe. De figuurtjes moesten in het gaatje van het ringetje gestoken worden, waardoor het geheel kon staan. Zo vormden de "mopjes" tegelijkertijd speelgoed. Er hebben op de wereld kinderen bestaan, die daarmee even gelukkig waren als van de huidige generatie met een luxueuze trapauto van over de honderd gulden...

Het "droge marietje" is een uitvinding van de laatste tijd. Het ontleent zijn denigrerende kwalificatie aan de op het koekje gedrukte merknaam, die "Maria" of zoiets luidt, als we het goed hebben. Waar "de broodkruimels steken" is zo'n "marietje" niet goed genoeg meer.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 37

 

schuilen - dak - grond, laaggelegen

Het regende dat het goot en daarom gingen ze "onder den euzel staan" om te schuilen. Wat is die "euzel" eigenlijk? Men hoort het woord nog nauwelijks gebruiken, zeker niet in de stad. Misschien nog eens bij de boeren in de buitenwijken. In de dorpen rondom Tilburg voelt het zich wel wat beter thuis. De "euzel" is eigenlijk de overstekende rand van een dak en dan wel van een dak zonder goot, bij voorkeur zelfs een strooien of rieten dak, zoals men dat vooral bij ouderwetse boerderijen aantrof. Onder "euzel" dient ook verstaan het stukje grond, dat gelegen is tussen de muur van het huis en de plaats waar de drup van het dak neervalt. Dus de ruimte, die vrijwel droog blijft en daardoor gelegenheid tot schuilen biedt. Na een flinke regenbui kan men horen zeggen: "de euzels lopen z'n bist (op z'n best)", wat betekent, dat de dakrand volop drupt. Bij een regenbuitje van weinig betekenis - en waarvan men op plastische manier de geringe betekenis wil aanduiden - wordt wel gezegd: "den euzel heej mar aamper gedropt". Het regende dus zó weinig, dat er niet eens druppels van de dakrand vielen.

We wezen er reeds op hoe tussen muur en dakrand een stukje grond ligt. Welnu, met grond heeft het vreemde woord "euzel" inderdaad iets te maken. Weleer was een "eussel" of "eeuwsel" een schrale weide op laaggelegen grond, die bij hoge waterstand regelmatig onderliep, maar buiten de regentijd betreden en gebruikt kon worden. In zijn oorsprong is het dus de aanduiding van een bodemgesteldheid. In een akte over Steenvoert (het huidige Nieuwkerk onder Goirle), welke akte dateert uit 1648 en die zich in het archief van de abdij van Tongerloo bevindt, komt het woord "eussel" als aanduiding van een bepaald stuk grond enige malen voor. De "euzel", waar we nu nog onder schuilen, heeft dus wel oude papieren.

 

gek

Om krachtig uit te drukken hoe gek iemand wel is, beschikken we over een hele serie vergelijkingen. Er wordt bv. gezegd, dat iemand "zo zot is as ene kop juin...", "zo zot als 'ne wagewiel...", "as 'n kerrad (karrad)...", "as 'nen hengst" en... "as 't paard van Christus", waar men dan nog aan toevoegt "en dat was enen ezel!"

 

inhoudsmaten - kop

Van een "kop" juin (uien) gesproken! Een "kop" was een ijzeren inhoudsmaat, waarmee in hoofdzaak aardappelen en appels of peren werden afgemeten. De aardappelboeren, die met de "huifkar" langs de deur kwamen, gebruikten niets anders dan een "kop", welke tot ver boven de rand werd gevuld, waarbij de boer de "toren" met twee handen vasthield. Als ventroep kon men dan ook horen: "Een kwartje de kop met een toren er op!" Die "toren" kon wel eens groter of kleiner uitvallen, al naargelang de gulheid of "handigheid" van de verkoper... Als we ons goed herinneren ging in een kop ongeveer vier kilo aardappelen. Dat was dan natuurlijk "zo te rauwste" oftewel: in het ruwe, dat is: ongeveer, globaal genomen. Tegenwoordig gaat het allemaal per kilo, wat wél zo zeker is.

 

brutaal

Voor "brutaal" hebben we ook nog een paar vergelijkingen. Iemand kan zo brutaal zijn "als een eend", maar ook "als een varken".

 

keurig

Er bestaat een "klassiek" Tilburgs lied, graag gezongen op "bruiloften en partijen", waarin sprake is van "ene pronte meens". Dat is een nette mens, waarop niets valt aan te merken. Dit "pront" is afkomstig van ons meer gecultiveerde "prompt". Hoewel bij voorkeur in het zuiden wordt "pront" echter ook elders in Nederland gebruikt. Men spreekt ook van "een pront wijf" en "een pronte meid". We hebben wel eens tegen een klein meisje horen zeggen: "Gij zijt een pronte meid", waarbij bedoeld werd: je bent een braaf kindje.

 

onbetrouwbaar

De "pronte" mens mag niet verward worden met een "onte meens". Het gaat hier namelijk juist om het tegenovergestelde van "pront". Een "onte meens" is een kwaadaardig iemand, een venijnige deugniet. Het woord houdt vermoedelijk verband met "ontaard", dat verbasterd, bedorven en slecht betekent. Dat het zoveel op het Franse woord "honte" (schande) lijkt, zal wel toeval zijn.

 

slim

Van een slimmerik wordt gezegd: "Ge vangt hem nie veur één gat" (soms met de toevoeging: "waor er twee zijn").

 

schik, in zijn

Wie "zijn slinger heeft" is bijzonder in zijn nopjes.

 

kwaad - gelegenheid

Dit kan derhalve zeker niet gezegd worden van iemand, die "mee ginne riek om te voejeren is" (voederen), want deze is vreselijk woedend, zodat het aanbeveling verdient maar op een afstandje te blijven, zelfs als men hem iets goeds toesteekt. Dan "krijgt hij de lengte nie" om iets kwaads uit te richten. "Niet de lengte krijgen" betekent: "niet de gelegenheid krijgen". We moeten hier weer denken aan de met een touw aan een paaltje vastgebonden geit of koe, die immers ook niet de gelegenheid krijgt verder te gaan dan het touw lang is.

 

kielekiele

"'t Zit er naaw in", zegt de kleermaker, als hij maar nauwelijks een kledingstuk uit een lap stof kan maken. Hetzelfde zal ook een andere vakman zeggen, die maar "krap" de nodige hoeveelheid materiaal voor 'n bepaald werk heeft.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 38

 

appels

We hebben ooit een oud vrouwtje gekend, dat - als het nu nog leefde - 135 jaar oud zou zijn. Dit vrouwtje bewaarde appels aan het voeteneinde van de bedstee tussen het beddegoed of stro en die plaats noemde zij "haren muuk". Het op deze plaats bewaren van appels werd aangegeven met het werkwoord "muken". De dominerende gedachte in dit woord is daarbij echter niet 't bewaren, maar een op deze wijze langzaam laten "rijpen" op een warme plaats. Zó althans hebben wij de bedoeling van het vrouwtje altijd begrepen.

 

vervelen - stuntelen

Bovenstaand brengt ons het woord "meukelen" in gedachten, dat men in het Algemeen Beschaafd Nederlands niet kent. Men kan te horen krijgen: "Lig toch nie zo te meukelen" en dat zou dan betekenen: verveel niet zo!

Zoals de ervaring leert, hebben de gebruikers van onze gewestelijke taal niet steeds een helder en klaar begrip van de betekenis van de woorden, die zij zelf gebruiken. We wezen hier al eerder op. Dit leidt er toe, dat de betekenissen nogal eens zwevend zijn, al raken ze elkaar en al is het vaak wel duidelijk, dat hetzelfde woord bedoeld wordt. Een belangstellend lezer geeft bijvoorbeeld ons "meukelen" als "muikelen". Het moet betekenen: niet opschieten met iets, waardoor een ander geërgerd raakt of zo: zo maar wat prutsen. Bv.: Zit niet zo te muikelen - Hou toch op mee oe gemuikel! - Oee! ze kan toch zo zitten muikelen!... Nu, dit alles valt wel samen te vatten onder ons "meukelen". Het begrip "vervelen" ligt in alle hier zo juist gegeven voorbeelden besloten.

 

vrouwentypes - onooglijk

Er wordt ook nog gepraat over een "meukelwefke" (wijfje), wat volgens onze zegsman dan een vies en onooglijk klein vrouwtje zou zijn.

 

bamis - weer

Nu de lente van dit jaar ons niet veel mooi weer gebracht heeft, kan men nogal eens de uitdrukking "baomisweer" in gesprekken opvangen. Het betekent: slecht weer oftewel: herfstweer. Het woord komt van Sint Bamis of eigenlijk Sint Bavomis. Die "Sint" is een heilige wiens feestdag in de kerk op 1 oktober valt.

 

hooi - gras

Nu we dan toch zover reeds in het seizoen zitten, kunnen we ook wel even de "toemet" vermelden. Dat is de tweede snede gras voor hooi in de nazomer. De "toemaat" is dus de hoeveelheid, die de boer er "toekrijgt" op de normale hooitijd, want dit gras is gegroeid nadat er al een keer gehooid was.

Aan het hooien zijnd denken we aan het woord "blötsel". Dat is het gras in een wei, dat het vee niet eet. De officiële naam is eigenlijk blootgras en als het afgemaaid en gedroogd is: bloothooi. Eigenlijk is 't dus een minderwaardige kwaliteit gras of hooi. Etymologisch heeft 't woord "bloot" ook verband met het begrip "slecht".

 

kat

In dit verband moet ook worden thuisgebracht het woord "toemetkatje". Dit is een katje, dat in de nazomer geboren werd. Zulke katjes zouden slechtere katten worden dan voorjaarskatten, o.a. omdat eerstgenoemde haar jeugd doorbrengen met achter de kachel te liggen. We hebben dan ook wel eens een vrouw gekend, die zei nooit een "toemetkatje" te willen hebben. Van een meisje hoorden we eens zeggen: "'t Is net een toemetkatje!" Dat hield geen lofprijzing in...

 

bezuren

Wie het altijd "besnieten" moet, valt te beklagen, want hij is de man die de klappen krijgt. In de uitdrukking: "Je zult het besnieten", houdt hetzelfde werkwoord in, dat men zijn straf niet zal ontlopen of zijn tol nog wel zal moeten betalen. Het ligt hier ongeveer gelijk met ons werkwoord "bezuren". "Je zult het bezuren" wordt er dreigend gezegd en dat betekent dan ook, dat straf of nadelig gevolg niet zal uitblijven. Dit bezuren komt van het Middelnederlands "besuren", dat "vergallen, kwellen, lijden en boeten" aangeeft en het is afgeleid van "zuur". Dat klopt dus allemaal aardig met de betekenis, waarin we het woord in Tilburg gebruiken.

 

vloeken

Nu enkele uitdrukkingen, die meer dan het hierboven behandelde met onze "taalplastiek" te maken hebben.

Iemand, die "vloekt, dat de honden er geen brood van lussen", maakt zich niet zo zuinigjes schuldig aan het ijdel gebruiken van Gods naam, al behoeft dat soort "vloeken" niet steeds zo zwaar genomen als de nu afgeschafte katechismus deed vermoeden. Het komt meestal neer op een niet-beschaafde stoomafblazerij. Wie een flinke vloek gebruikt "legt er 'nen kneup (knoop) op". Die "kneup" geldt dan als het uitroepteken aan het eind van de zin, zoals de knoop aan het eind van het touw kan komen. In het algemeen: een stevige bevestiging.

Een fijne, geestige wijze om aan te geven, dat iemand erg vloekt, zien we in het gezegde: "hij vloekt in de ereafdeling". Dat betekent: hoog geplaatst in de "kunst" van het vloeken, zoals een harmonie, die op een concours in de ereafdeling uitkomt in ieder geval ook hoog geplaatst is, al wint ze er nog niet de eerste prijs.

 

ondernemer - knecht

"Het schuim van de negotie is dikwijls beter dan het zweet van de arbeid" hebben we ooit plechtstatig horen zeggen. Bedoeld werd, dat er in de handel méér te verdienen valt dan met hard werken, waarbij we dan maar stilzwijgend aannemen, dat handeldrijven niet onder "werken" valt. Beter kleine baas dan grote knecht ligt niet ver uit deze buurt. Men prijst hier de zelfstandigheid boven de ondergeschiktheid van een dienstbetrekking. De waarheid van de inhoud is in onze tijd aan gerechtvaardige twijfel onderhevig. Vroeger was de uitdrukking ongetwijfeld juist, maar thans lijkt de waarheid eerder omgekeerd, zodat reeds menigeen "grote knecht" boven de "kleine baas" heeft gekozen, gelokt door minder zorg en grote sociale voorzieningen...

 

TILBURGER

 

 

Nummer 39

 

bejaard

"Ik heb m'nen grotsten drieponder (brood van drie pond?) al binnen", zei een bejaard mannetje, dat op de Heuvel onder de lindeboom op een bank zat. Hij bleek daarmee te bedoelen, dat hij er de langste tijd van zijn leven had opzitten.

 

voorkamer

In vroeger jaren placht men in Tilburg nogal graag de voordeur van zijn huis gesloten te houden. Men spaarde dan de "schoon kaomer" of "biste kaomer" (hiermee werd overigens ook nog wel een andere gelegenheid aangeduid!) of de "veurkaomer", die men nauwelijks bewoonde als men er niet sliep en die alleen goed genoeg was om eventueel de zuinig behandelde fiets tot "garage" te dienen.

 

achterom

Uit die dagen stamt wellicht de uitdrukking: "Aachterom is 't kermis", wat betekende, dat men maar langs de achterzijde van het huis binnen diende te komen - ook al om het geloop naar de voordeur "dwars deur den huis" te voorkomen. Moeder de vrouw had daar doorgaans toch niet haar werkzaamheden.

 

zelden

"Als het regent en de zon schijnt, is het kermis in de hel". Dit wordt gezegd om een zelden voorkomende gebeurtenis aan te duiden.

 

rot - mispel

Een aan bederf onderhevige zaak kan soms "zo rot als een mispel" zijn. Een mispel is een aan een boom groeiende appelachtige vrucht, die vroeger in onze streken veel voorkwam, doch die totaal uit de mode is geraakt, al hebben wij ze toch nog wel eens op een groentemarkt zien liggen. De bijzonderheid daarbij is, dat deze vrucht rot gegeten behoort te worden. Zoals dit eigenlijk ook met bananen het geval is, al zijn er maar weinige gebruikers van de laatste vrucht, die zich daaraan houden. Het zeer harde hout van de mispelboom werd voor tanden en raderen en rondspijlen van molenwerk gebruikt.

 

schamen

"Toen vuulde-n-ie z'n eigen zo klein, dat-ie wel mee 'nen hoge zij-jen op onder een kiep deur kos kruipen" noteerden we eens een keer. We hebben hier niet te maken met een algemeen gangbare uitdrukking. 't Is vermoedelijk de originele vondst van een smakelijker verteller met gevoel voor beeldende kracht van de taal, zonder dat hij zich daarvan bewust is. In ieder geval is de uitdrukking aardig genoeg om hier vermeld en ook om onthouden te worden.

 

slaan, nergens op

Hier is niet van toepassing, dat "het slaat (lijkt) als een tang op een varken". De uitdrukking wordt gebruikt om aan te geven, dat iets nergens op lijkt of dat twee zaken volstrekt niet bij elkaar passen.

 

kaantjes

Een lezer vraagt wat eigenlijk de woorden "kaojefist" en "erpelfooi" betekenen. Het eerste woord dienen we te "vernederlandsen" tot "kanenfeest", maar ja... dat woord "kanen" hebben massa's Tilburgers nooit gezien. Het komt in hun vocabulaire eenvoudig niet voor! Welnu, "kanen" zijn de resten van uitgesmolten, tot stukjes gesneden reuzel, dat is vet van het varken. Deze kanen zijn na het uitsmelten geel van kleur. Daarnaast bestaan er ook rundskanen, die donkerder van kleur en ook anders van smaak zijn en zelfs hebben er "kanen" van paardevet bestaan. Maar deze laatste zouden - volgens iemand, die ze ooit voorgezet gekregen heeft - "niet om te eten zijn"... Het uitbraden van reuzel om vet te krijgen, dat lang bewaard kon worden, werd vroeger in de Tilburgse gezinnen algemeen toegepast. Men beschikte zelfs over speciale potten van geglazuurd aardwerk om dit vet in te bewaren, wat aan de bijbelse vetpotten van Egypte doet denken!... Tegenwoordig koopt men echter pakjes vet bij slager of kruidenier. Of de oude Tilburgers dat lekkerder vinden dan hun "kaojevet" kan betwijfeld worden. Die "kanen" werden in ieder geval vroeger veel gegeten. Was er een varken geslacht bij boer of burger, dan viel er gewoonlijk nogal een partij reuzel te smelten en kreeg men veel "kaojen". Deze moesten, met ander spul van "de slacht" dat zich zonder ijskasten niet lang bewaren liet, zoals bv. de hersens, snel worden geconsumeerd. En dan werd er direct na de slacht een "kaojefist (feest)" georganiseerd, waarop buren en helpers na het slachten werden uitgenodigd.

 

aardappelen

De "erpelfooi" (aardappelfooi) vormde eveneens een tractatie, die in het najaar, zo omtrent "Baomis", aan de orde kwam. Een niet meer zo jeugdige Tilburger vertelde ons er het volgende van. Vroeger teelden veel particulieren zelf aardappels. Beschikten zij niet over eigen grond, dan werd die bij een boer gehuurd. Men moest de aardappels dan wél zelf steken, maar de boer bracht ze met de kar thuis. Dat was in de pachtprijs begrepen. Bij het rooien hielp het hele gezin van de particulier. Voor de kinderen vormde het aardappelrapen en "opzakken" een grote attractie, want aan het eind van het werk mochten zij met de boer op de kar meerijden, gezeten op de zakken aardappels, die mede de vrucht van hun werken waren. Al dagen van te voren vlaste men op deze attractie. We moeten hierom nu wel een beetje glimlachen, maar in die tijd was een kinderhand gauw gevuld. Waren de aardappelen eenmaal thuis, dan togen vader en moeder naar de boer om uiteindelijk de pacht te gaan betalen. De traditie schreef voor, dat de boer dan zijn pachters onthaalde op boerenmik met koffie. En dat zou dan de "erpelfooi" geweest zijn. Aldus onze zegsman.

Wij verkeren in de mening, dat de boeren ook wel de jongens en meisjes uit de buurt, die bij het rooien van zijn eigen aardappels geholpen hadden, hun helpers op een avondje tracteerden als al de aardappels "uit" waren en dat ook zo'n gezellige bijeenkomst, waar het er onder het jonge volkje uiteraard luidruchtig naar toe ging, de naam van "erpelfooi" droeg.

Als iemand meer van deze tradities weet te vertellen, houden wij ons aanbevolen.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 40

 

pastoor - slachten

Een lezer, die onze rubriek blijkbaar niet vanaf het begin heeft gevolgd, vraagt wat de uitdrukking "mee den krommen errem (arm) gaon" eigenlijk betekent. Ze werd - zoals men zich zal herinneren - hier al eerder behandeld. We willen echter nog wel even herhalen, dat zij in de meest strikte zin genomen inhoudt: met een hengselmand aan de arm "iets van het varken" (carbonade) naar de pastoor van het dorp brengen.

 

slijmen - uitdrukkingen

Op onze tafel dwarrelt ook de uitdrukking "een bruine arm hebben" neer. Er kan niet ontkend worden, dat ze buitengewoon plastisch is en dus zeker in deze rubriek thuishoort We laten de verklaring echter aan de fantasie van de lezer over, omdat we ons hebben voorgenomen niet tot onder een bepaald niveau af te dalen. Dit is ook oorzaak, dat tal van uitdrukkingen die we ontvangen hier onbesproken blijven. Niettemin kan men ze gerust blijven insturen. Al worden ze hier niet gebruikt, verzamelen doen we ze in ieder geval wel.

 

lekker

"Hij lust er wel soep van" wordt gezegd van iemand, die een bepaald artikel zeer graag eet of drinkt.

 

drinken - spuwen - leegloper

"Hij spierst er niet in" hoort ook in deze buurt thuis in die zin, dat het betekent iets graag drinken. Maar dit "iets" is dan hier wel zeer concreet een borreltje jenever. Wie er wel in "spierst", zou het voor consumptie ongeschikt kunnen maken, want "spiersen" is "spuwen". We hebben hier met een wel typisch gewestelijk woord te maken. Men vindt het ooit weer terug in het woord "kringeskesspierser", d.w.z. "kringetjesspuwer", waarmee een baliekluiver wordt aangeduid.

 

krabben

Specifiek Tilburgs is uiteraard de vraag: "Is 't druk op den Heuvel?" Ze kan ironiserend gesteld worden aan iemand, die op z'n hoofd krabt.

 

begrijpen

Als iemand ingewikkeld praat, zodat de toehoorder er geen touw aan vast kan knopen, kan die toehoorder wel eens plotseling uit de hoek komen met de woorden: "Schud mar in m'n pet!", wat zoveel als "Ik begrijp er niets van" betekent.

 

eten

Wie aan het eten blijft en steeds maar om meer vraagt, kan op een gegeven moment de pin op de neus krijgen: "Goed is goed en op is op", wat inhoudt: nou is het "welletjes" geweest, dus: afgelopen!

Een andere manier om aan het verstand te brengen, dat er aan de eterij een einde dient te komen, vormt de uitdrukking: "'t Kan wel op al is het lekker". Menige Tilburgse moeder heeft dit in het verleden vaak tegen haar kind gezegd.

 

verwennen

Alleen zal dit niet het geval zijn als ze haar kinderen verschrikkelijk verwent. Dat "verwennen" weten we in Tilburg echter heel wat plastischer uit te drukken. Er worden bij iemand dan "aaikes (eieren) ondergeleej (ondergelegd)".

 

genezen

"Op z'nen wiropper komen" hebben we zelf nooit horen gebruiken. Volgens een inzender zou men dit zeggen van iemand, die weer herstellende is. Dat zit er vrij duidelijk in. De werking "weer op komen" zou hier dan tot een zelfstandig naamwoord gemaakt zijn. Hij is "weer op" wordt immers gezegd van iemand, die niet langer meer bedlegerig is na een ziekte. In ieder geval een curieus en aardig gefabriekt woord!

 

niksnut

Wie met "lapswans" betiteld wordt, kan dit niet als een erenaam beschouwen. Men duidt hiermede in onze streek namelijk een "prul van een vent" aan, iemand, waar niets inzit en die nog meer andere minder goede eigenschappen bezit. Van Dale kent dit woord niet. Daarentegen wel het woord "lap", dat het woordenboek als Zuid-Nederlands kwalificeert. Het betekent ook: nietswaardig manspersoon. In onze streek spreekt men bij voorkeur van "een getrouwde lap", waarmee met minachting een getrouwde man wordt aangeduid.

 

eerlijk - mietje

"We hoeven elkaar geen Mietje te noemen" ziet er nogal gewestelijk uit, te meer daar dit Mietje een verkleinwoordje is voor de oude Brabantse vrouwen- of meisjesnaam Mie, die vooral in de boerenstand in zwang was. We hebben dit altijd een mooie, forse en eerlijke naam gevonden, echt passend bij een stevige boerin. Hij is echter uit de mode geraakt toen de mensen het wat "hoger in de kop" begonnen te krijgen, méér pretentie kregen oftewel "verwaander" werden. Mie was te veel geassocieerd met de boerestand en dat lustte men niet meer, vergetend dat de boerestand tot het gezondste deel van ons volk behoort. Toch heeft men die in het "verdomboekje" geraakte naam later weer door een achterdeur binnengesmokkeld en nu vindt men hem terug in Annemie en Annemieke. Nou is het weer "sjiek" geworden...

En om nu, na deze afdwaling, weer op ons uitgangspunt terug te komen: als we "elkaar geen Mietje behoeven te noemen" wil dit zeggen, dat we elkaar niets behoeven wijs te maken maar rustig kunnen zeggen, waar het op staat. Tenslotte is deze uitdrukking helemaal niet specifiek gewestelijk. Ze komt ook in het Algemeen Beschaafd Nederlands voor. In het Bargoens wordt met "een mietje" een homosexueel bedoeld.

 

lijmen

Algemeen Beschaafd Nederlands is ook het werkwoord "lijmen", dat 'n lezer als typisch Tilburgs opdient in de betekenis van iemand bepraten of "door huichelarij gunstig voor je stemmen". "Hij is mee 'nen natte vinger te lijmen" zegt men van iemand, die zich gemakkelijk laat bepraten. We gebruiken de uitdrukking graag in Tilburg en omgeving, maar een gewestelijk privilege is ze niet.

 

TILBURGER