SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 161-170

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 161

 

heen en weer - kaneel

De betekenis van de ABN-uitdrukking "van het kastje naar de muur sturen" kent iedereen wel. Wist u echter ook, dat we daarvoor in onze streek ook onze eigen uitdrukking kennen. Men vertolkt hetzelfde met "van gist tot kaneelwaoter". Een nogal zonderlinge combinatie, waar eigenlijk geen touw aan valt vast te knopen. Ze wordt echter wel wat duidelijker, als we bij dat "kaneelwater" aannemen met volksetymologie te maken hebben en dat het woord eigenlijk luiden moet "kneedwater". Dat is het water dat gebruikt wordt bij het kneden van deeg. Dan zitten we niet meer zo ver van "kaneel" af.

Vroegere huismoeders manipuleerden nogal graag met kaneel, een aromatische specerij, afkomstig van de gedroogde binnenbast van de kaneelboom. Zij werd geleverd in de vorm van pijpjes en als poeder. In ons hoofd speelt een parodistische versregel: "de wereld is een pijp kaneel, ieder zuigt er aan en krijgt zijn deel". Kennelijk geïnspireerd door Vondel: "De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel". En onze kermis kent nog altijd de befaamde kaneelstokken.

 

condens

Dezer dagen stuitten we op een gewestelijk woord, dat we in tientallen van jaren niet meer waren tegengekomen, doch dat onmiddellijk als een oude bekende opdook. We willen het hier even vastleggen. Het gold het werkwoord "huigen". Aangegeven wordt hiermede het met meer dan gewone kracht lucht uitademen met de bedoeling warmte- of condensaanslag op een kouder oppervlak te voorschijn te roepen. Zo kan men bv. aanslag op een spiegel of ruit doen verschijnen om die gemakkelijker met een doek schoon te kunnen vegen. Huismoeders passen het o.i. niet zo hygiënische huigen nog wel toe. Bij dit woord moeten we vermoedelijk denken aan het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel. Dit draagt de naam van "huig".

 

schelen

"Voor het één moet ge geld geven en voor het ander betalen", zei onze man. Hij had ook "lood om oud ijzer" of "het is hetzelfde of je door de hond of de kat gebeten wordt" kunnen zeggen.

 

lopen

Een vrouw die "op en neer sjanzjeert", loopt heen en weer. Vaak klinkt hier een tikkeltje afkeuring of ontevredenheid door. Het woord achten wij afkomstig van het Franse "changer", dat o.a. veranderen betekent.

 

provoceren - vervelen

Wie probeert "het op 'nen èntel te gooien", legt het op ruzie aan. Ook het werkwoord "èntelen" kennen we. Dat houdt in zodanig spreken, dat men eigenlijk tot ruzie provoceert.

 

eten

Van Dale noemt het werkwoord "buizen" platte, gewestelijke taal en geeft als verklaring: veel sterke drank gebruiken, drinken, zuipen. Wij menen dat het bij ons echter in een toch wat zwakkere betekenis wordt gebruikt. "Hij zat lekker te buizen" of "ziet 'm toch eens buizen" hebben we wel eens horen zeggen. De betrokkene zit dan goed en met veel smaak te eten, waarbij drank niet uitgesloten behoeft te zijn, maar er toch niet noodzakelijk aan te pas hoeft te komen. Het ligt zo ongeveer bij "schransen".

 

bang

Een Tilburger die te verstaan wilde geven, dat hij zich niet liet bang maken, vertolkte dit plastisch met "Ge jaogt (mij) geen wend (wind) in m'n broek".

 

ploeteren

Degene die zich het "klapzuur" werkt, werkt bijzonder hard. Hij werkt zich uit de naad, zoals men wel in het ABN zegt. Dat "klapzuur" zal wel iets met oprispen te maken hebben.

 

bezoek - kinderschaar - groep

Wie "broeilies" spreekt, houdt er een vreemde taal op na. Wellicht bestaat er verband met "broelie", dat hier al vroeger aan de orde was. We ontmoetten dat in "ze kwam met haar hele broelie over zetten". Dit sloeg op een vrouw die op bezoek kwam met "een hele streup kinderen". Uit de uitdrukking spreekt dat deze visite niet welkom is.

 

zeispreuken

Tenslotte nog een paar zgn. zeigezegden ten koste van de begijntjes. De laatste twintig of dertig jaar hoort men ze niet meer in Tilburg.

- "De kleinste klontjes zijn de zuurste, maar ik eet ze niet graag", zei de begijn en ze nam de grootste.

- "'t Is altijd geen kermis", zei de begijn en sneed een appel in vieren.

 

TILBURGER

 

Nummer 162

 

lichtvaardig

Ra, ra, wat betekent: "Dat zal hem geen zeuven vat schieten". Het is een uitspraak van een nogal nuchter oordelend mens ten aanzien van een medemens, die een bepaalde zaak of onderneming wat al te lichtvaardig beoordeelt en ze derhalve te rooskleurig ziet. We hebben hier te maken met boerentaal. De uitdrukking is namelijk ontleend aan het "schieten" van koren bij het dorsen.

 

kwezel

Vroeger was dat anders, maar tegenwoordig kunnen kwezels op niet veel clementie rekenen. Hier heeft het er weer een "gedaan". Men zegt immers: "'n Kwezel en 'nen ezel, en 'n noot - as 't gin grôôt is - dan motte ze geven op d'r verdommenis".

 

trots - onstuitbaar

Wie "zo frêêt is as 'nen boer mee 'n processievaantje", is bijzonder trots. Naar een volksgezegde bestaan er drie niet te stuiten zaken: Een oude schuur die brandt, een oude vrijster die wil trouwen, en een boer met een processievaan in z'n klauwen.

 

bang

Van iemand die niet bang uitgevallen is en zijn mannetje weet te staan, kunt ge te horen krijgen: "Één poetje (katje) krabt hem niet".

 

pak slaag - olie

"Slaag als ropkoek krijgen" betekent flink afgerost worden. "Ropkoek" is onze gewestelijke uitspraak voor raapkoek. Een afvalprodukt bij een vroegere wijze van olie maken dat "olieslaan" heette, werd in koekvorm tot veevoeder verwerkt. Het uitpersen geschiedde door de zgn. slagheien, die uit eiken balken bestonden.

We hebben ook "zuten olie" gekend. Deze werd geslagen uit raapzaad of koolzaad.

 

koppig

Je hebt van die mensen, die als het ware van nature steeds in de contramine zijn. Je kunt het er nooit mee eens worden, want ze zeggen "ja" als de opponent "neen" zegt of omgekeerd. Zo iemand maakt aanspraak op de betiteling van een "achtkantige". Daarmede kan men onmogelijk "rond" geraken.

 

weten - gek

Hebben we te maken met een "beterweter", die in het ABN als betweter te boek staat, dan maakt die aanspraak op de kwalificatie van "een Jan zeuven". De goede man meent van zichzelf, dat hij "ze alle zeuven op een rij heeft staan".

Als contrast daarmee kennen wij: "Hij heeft ze niet alle zeuven" of: "Hij is geschift". In plaats van "zeuven" wordt ook wel "vijf" genoemd.

 

vervangen

Misschien ooit van een vrouwmeid horen spreken? Daarmee moet bedoeld zijn een meid, die de vrouw des huizes vervangt bij een tijdelijke afwezigheid van de laatste. Zo'n vrouwmeid heeft dan ook de portemonnaie op zak.

 

tegelijkertijd

Een zonderlinge, dialectische tijdsbepaling vinden we in "impetèts", dat de betekenis van "ondertussen" heeft. In de laatste lettergreep "tèts" dienen we het woordje "tijd" te zien. Dat gekke woord heeft dan ook mede de waarde van "tegelijkertijd". Het kan gebruikt worden als er sprake is van twee dingen tegelijkertijd doen, bv. het water opzetten om het te laten koken en tijdens dat kokend worden doet men dan een ander werkje.

 

geld

Wie over "splintemonie" beschikt, heeft geld. Het eerste deel van dit samengestelde woord komt van "splint", dat Bargoens is en te maken heeft met splijten en splinter. Het zou kunnen wijzen op iets duns, zoals een munt wel pleegt te zijn. Bij het "monie" denken we natuurlijk het eerst aan het Engelse woord voor geld "money".

 

"geld"

Aan dat woord "money" is een heel verhaal op zich verbonden. In het Frans kennen we hiervoor "monnaie", Nederlands munt, Duitsch Münze, Italiaans moneta, Spaans moneda. Zoekende naar de herkomst van die woorden belanden we ten slotte bij niemand minder dan de godin Juno, die voor de Romeinen de eega van Jupiter, de opperste der goden, was. Toen de Romeinen streden tegen Pyrrhus, koning van Epirus, waarschuwde Juno de Romeinen toch vooral eerlijk te vechten. Daardoor werd Juno in de toekomst Juno Moneta genoemd, afgeleid van het Latijnse werkwoord "monere", dat waarschuwen betekent. Doordat later in de tempel van Juno Moneta munten werden geslagen, kreeg een metalen geldstuk de naam van "moneta". Zoals reeds gemeld vindt men dit woord in min of meer gewijzigde vorm terug in verschillende andere westerse talen. Wat er toch niet allemaal achter zo'n woordje zit en waarmee we met de "Tilburgse Taalplastiek" al niet terecht kunnen komen!

 

TILBURGER

 

Nummer 163

 

"dannetels" - presteren - geluk

Wel enige verklaring vraagt de uitspraak: "Een verstandige kip legt wel eens een aai (ei) in de dannetels". We slaan hier twee vliegen in één klap: een volkswijsheid en een typisch woord uit onze streek. Een "dannetel" is wat men in het ABN een brandnetel noemt. Men kan het woord in onze contreien vooral op het platteland nog herhaaldelijk horen gebruiken. Het is een oud woord, dat we uit het Middelnederlands gehandhaafd hebben.

Een kip geldt niet als een voorbeeld van intelligentie. Vandaar bv. ook al de uitdrukking: "Praten als een kip zonder kop", wat het uitslaan van onzin aanduidt. Het leggen van eieren behoort bij kippen tot het voortplantingsproces. Dit pluimgedierte verkeert echter in de ongelukkige omstandigheid, dat de mens er op uit is de gelegde eieren weg te nemen, waardoor onze kip telkens weer braaf nieuwe legt in plaats van te denken: als dat zó moet, schei ik er mee uit! Van de instandhouding der soort komt er zo niets terecht zolang de mens dat niet wenste. Wanneer we nu met een verstandige kip te maken hebben, dan zal ze haar ei in de brandnetels leggen om te voorkomen, dat de mens het weg neemt. Uiteindelijk betekent onze uitdrukking dan ook, dat iemand die doorlopend onverstandige dingen doet, toch wel eens een helder ogenblik kan hebben en dan een verstandige daad stelt.

 

huwelijk - verwaarlozen

Het ontstaan van het begrip "Acht-ure-moeier" zal wel niet verder teruggaan dan tot de tijd van de invoering van de achturige werkdag. Deze kwalificatie, waarin we "moeier" dan als "moeder" dienen te verstaan, blijkt van toepassing op een vrouw, die zich - terwijl haar man op zijn werk is - niet zodanig gedraagt als van haar verwacht wordt met betrekking tot haar gezin en huishouden.

 

kijken

Wordt iemand opvallend aandachtig bekeken - "met studie" zeggen we in zo'n geval - dan kan hij wel eens bewust venijnig of goedmoedig lachend zeggen: "Heb ik soms iets van oe aon?"

 

grootmoeder

De "grutjes" zijn uit de mode geraakt, zowel het consumptieartikel van de grutter of kruidenier als de in ons geval bedoelde grootmoeders, d.w.z. de gewestelijke benaming daarvoor. Vroeger heette in Tilburg en omgeving een grootmoeder "grutje", afkomstig van het ABN "grootje". Dat waren in onze herinnering doorgaans lieve, kleine, oude vrouwtjes. Hadden ze wat méér haar op de tanden, waren ze iets groter van stuk of had de spreker een kwade bui dan werd het wel eens "ons grut".

 

feeks - toilet

Een "vervelend sekreet" is de weinig vleiende benaming voor een persoon. Meestal slaat het op een vrouw.

Eigenlijk is het een scheldwoord, dat associaties oproept met een bekend klein gebouwtje, dat achter de arbeiderswoningen placht te staan. Het is via het Frans "secret", dat "geheim" betekent, tot ons gekomen.

 

toestemming

"Mee jouw permitaosie zal ik 't doen", zei onze man en hij sprak weer eens een mondje verbasterd Frans zonder het zelf te weten. Hij bedoelde "met jouw goedvinden of toestemming". We vinden hierin terug het Franse werkwoord "permettre", dat o.a. "toestaan" betekent.

 

kletsen

We hebben ooit iemand gekend, die aan zijn ergernis over kletspraat op de volgende, sarcastische wijze lucht gaf: "Sawel-de-sawel; moeder maa'k (mag ik) meejsawelen. Joa kiendje, sawel maar wè!"

 

bazig

Er bestaan in de huwelijkse staat mannen "die kunnen gaan staan, waar de bezem staat". Dat pleegt geen uitverkoren plaats te zijn in het huishouden. Zulke mannen hebben thuis dan ook niets te vertellen. Daar regeert de andere helft van het trouwboekje!

 

TILBURGER

 

Nummer 164

 

slordig - vuil - geniepig - knoeien - werk, vuil

We meenden een aardige uitdrukking genoteerd te hebben met het volgende: "Als plöddeke-vuil de kamer doet, dan stinken alle huukskes (hoekjes)".

Allereerst dat gekke woord "plöddeke". We hebben hier te maken met het dialectische verkleinwoord van "plöd". Van Dale kwalificeert dit als Zuid-Nederlands, o.a. met de betekenis van "dronkaard". Nu, dan zitten we wel goed in de buurt. Wij hebben in het verleden heel vaak van "een plöddeke" horen spreken, wat echter meestal wordt voorafgegaan door de bepaling "vuil". Onder "een vuil plöddeke" werd dan verstaan: een klein, geniepig mannetje, onbetrouwbaar, vol valse streken en meestal ook nog wel aan drank verslaafd. Het is dus een zwaar geladen scheldwoord met een zwaar geladen inhoud. Het kan bijna niet meer erger. In het bovenaangehaalde gezegde is die inhoud echter geheel verwaterd. "Plöddeke-vuil" wordt tot een soort eigennaam gemaakt en betekent alleen een vuil of slordig iemand. Iets typisch daarbij is ook, dat nu "vuil" in zijn normale betekenis wordt gebezigd, terwijl datzelfde "vuil" in het dikke scheldwoord de waarde van "laag, gemeen" bezit.

De betekenis van de uitdrukking waarmee wij hierboven startten, vraagt nu wel niet meer om een verklaring. 't Is nog wel interessant te weten, dat in Zuid-Nederland ook 't werkwoord "plödderen" voorkomt. Het duidt aan: in water of modder ploeteren of vuil werk verrichten. Degene die dat doet, is dan een plodderaar.

 

bejaard - brood

"Ik heb het grootste stuk van mijnen broodkaant op", zei de oude Tilburger en hij bedoelde hiermee, dat hij het grootste deel van zijn leven achter de rug had. Aardig is hier de op de achtergrond zittende gedachte, die het leven doet zien als een brood, waarvan men telkens een stuk afsnijdt totdat er niets meer over is. De "sneden" zijn de voortschrijdende jaren en het verdwijnen van het laatste stuk betekent de dood.

In Tilburg kan men ook nog wel de uitdrukking horen: "Langs de broodkaant snijen." In onze gedachte zit dat steeds verbonden met een rond brood, maar dit zou wel een zeer individuele opvatting kunnen zijn. Het betekent gewoon: een boterham afsnijden. Van Dale geeft het woord "broodkant" niet, wèl daarentegen "een kant brood" als deel van een brood. Een "half kantje" is daar de helft van een half, dus een kwart brood! Onze Tilburgse "broodkant" en die "kant brood" zijn voor ons gewestelijk taalgevoel niet precies hetzelfde.

 

consequenties - straf

We hebben een moeder gekend, wie in de mond bestorven lagen de woorden: "Dat heeft Onze Lieve Heer zo willen hebben." Ze werden gehanteerd als een kind iets verkeerds ondernam, wat een onaangename consequentie had. Bijvoorbeeld als het met een mes speelde en zich dan in de vinger sneed. Onze Lieve Heer had dan onmiddellijk voor de straf gezorgd. Van zo'n aard was het godsvertrouwen in die dagen.

 

kaartspel - "aachteraaf" - afloop, na - afgelegen

"Aachteraaf kaokelen de kiepen", zei de wat geïrriteerde kaartspeler, die zich na het spel door zijn "maat" voorgerekend zag hoe hij eigenlijk had behoren te spelen. Hij bedoelde dat het gemakkelijk praten is, wanneer men de gang van zaken kent.

Het leuke hierbij is echter, dat de uitdrukking ook een letterlijke betekenis bezit. "Aachteraaf" (achteraf) betekent niet alleen nà een voorafgaande gebeurtenis maar tevens "verafgelegen". Iemand woont "achteraf", dat is ver buiten de bebouwde kom. Dat was o.a. het geval met boeren en die hielden steeds kippen.

 

huilen

Het kan in een bepaalde situatie "huilen met de lamp uit" zijn. Dat moeten we dan verstaan als een dubbel droevige omstandigheid. Een originele manier van versterking van een woord.

 

armoede

"Hoe minder haar op 'nen hond, hoe méér vlooien." Als vreemdeling in het honden-Jeruzalem weten we niet of dat letterlijk klopt. In onze domheid zouden we de meeste vlooien bij langharige honden verwachten, maar dit kan wel een ingepompt vóóroordeel zijn. De figuurlijke betekenis van de uitdrukking is, dat men méér met moeilijkheden te kampen heeft naarmate men over minder geld beschikt. Dat was het dan weer voor vandaag.

 

TILBURGER

 

Nummer 165

 

kletsen

"Daar zitten ze weer te foeliën en te theeën!" Zei iemand over een stelletje klessebessende dames. De uitdrukking is van toepassing op mensen, die gezamenlijk hun tijd doorbrengen met praten en nietsdoen.

 

vriendschap

Als het "wit is tot het steeltje toe" tussen twee mensen, dan is de vriendschap buitengewoon groot. "Wit zijn" betekent goed met iemand bevriend zijn. Wordt er echter nog bijgevoegd "tot het steeltje toe", dan spreekt daar enige ironie mee en er ligt tevens een stille waarschuwing in opgesloten. Bedenkelijk wordt de vrees te kennen gegeven, dat de vriendschap overdreven wordt zodat zij wel spoedig de reactie daarop zal vertonen. Het zal wel "nie lang schôôn staon" veronderstelt de spreker. Men moet elkaar namelijk niet "overlopen". Dat is te veel bij elkaar op bezoek komen. Dan begint het namelijk op den duur te vervelen. In het Algemeen Beschaafd Nederlands kennen we de overigens weinig gebruikte uitdrukking en levenswijsheid: Al te wit is gauw vuil.

 

zeispreuken - lengtematen - el

"Alles mee maote (maat), zei de kleermaker en bij sloeg zijn vrouw met d'el". Een geestige woordspeling.

Een el is een niet meer in zwang zijnde lengtemaat, waarmede vroeger textielstoffen werden afgemeten. Vandaar dat men ook sprak van "ellegoed", stof die met de el werd gemeten. We menen echter, dat men daarbij dan toch wel speciaal aan katoen of linnen dacht. De grondslag voor de el vormde de menselijke onderarm. Op markten werd vaak de el afgemeten aan de hele arm, t.w. vanaf de vingers tot de schouder. Die afstand bedraagt zo ongeveer 70 centimeter. Sommigen berekenden de el naar 70 centimeter. Meer gebruikelijk was evenwel 69 centimeter.

"El" was ook de naam van het apparaat, waarmede men mat als de arm niet als zodanig dienst deed. Het betrof hier een vierkante, eiken stok met handvat, waarop de centimeters ingekerfd stonden. Het beneden en dunste eind van de stok was beschermd door een stukje koper, opdat de stok niet zou afslijten en derhalve steeds kleiner werd. Om bedrog tegen te gaan moesten deze "ellen" ook officieel geijkt worden, zoals dit ook het geval is met gewichten.

 

geboorte - lichaamsgebreken - loensen - misvormd - huidsmeer

Een Tilburgse, nieuwbakken vader kan zijn vrienden uitnodigen een borreltje te komen drinken om de geboorte te vieren met de woorden: "Komde gullie 'ns langs om 't schèèl d'r af te drinken!"

Het hier gebruikte "schèèl" zou kunnen herinneren aan het feit, dat een pasgeboren baby soms wat loenst. Het kan ook wijzen op een wat misvormd hoofdje dat echter spoedig weer bijtrekt. In onze gewestelijke taal betekent "schèèl" o.a. scheef. Iets kan namelijk "zo schèèl als een molenwiek" zijn. Molenwieken hebben steeds een enigszins scheve vorm.

In het slagersbedrijf kent men tenslotte een bepaald soort vet, dat de naam scheelvet of ook wel scheilvet draagt. Zo zou misschien het "schèèl" van onze uitdrukking ook wel kunnen slaan op de huidsmeer van een pasgeboren baby.

 

opgeven - gierig - bedriegen

Iemand die zich verslagen toont of de moed verloren heeft, "laat zijn oren hangen".

Als er van hem gezegd wordt, dat "zijn oren te dicht bij z'nen kop staan", betekent dit dat hij gierig is.

"Iemand oren aannaaien" heeft niets met plastische chirurgie te maken. Het betekent: bedriegen of iets wijs maken. Die oren zijn dan ongetwijfeld ezelsoren.

 

koffiedrinken - losbandig

Wie bij Van Dale op zoek gaat naar "schuddekul", stuit daar op: "Slappe koffie".

Men meldt ons dat in Tilburg een jong meisje, dat zich losbandig gedraagt, de kwalificatie "schuddekul" krijgt. "Schudde" heette bij een galg de dwarsbalk, waaraan het galgekoord hing, maar het heeft ook de betekenis van schavuit en landloper. Het houdt verband met de gemeenzame uitdrukkingen: "voor schut staan" of "iemand voor schut zetten". Hier heeft dat de betekenis van "schande" of "schandaal".

 

vrijen - "gelint"

"Hedde wir aon 't gelintje staon te vrijen?" vroeg een moeder lichtelijk verwijtend aan haar dochter. Zij gebruikte daarbij een woord, dat we in onze jeugd herhaaldelijk hebben gehoord, maar dat thans nog zelden voorkomt. Met een "gelint" wordt een hekwerk met poortje en ook wel een houten schutting aan een straatkant bedoeld. Een trapleuning schijnt ook wel eens de naam van "gelint" gekregen te hebben.

 

presteren

"Ik heb het goed afgehoffen", zei een man die nogal voldaan was over de wijze, waarop hij zich van een bepaalde taak had gekweten. Hij bedoelde het er goed te hebben afgebracht. "Gehoffen" is een gewestelijk, in het Algemeen Beschaafd niet voorkomend verleden deelwoord van het werkwoord "heffen". Het juiste "geheven" ligt de dialectspreker niet goed op de tong en ook niet in het gehoor.

 

TILBURGER

 

Nummer 166

 

familie

"Eigen luis bijten het hardst", zei onze man met weinig respect voor de familieleden, want hij bedoelde er mee, dat men vaak het slechtst wordt behandeld door zijn eigen familie.

 

risico - moeilijkheden - "veeg"

Wie "zo véég is als een luis op 'nen kam", loopt alle risico, dat hem geen lang leven meer beschoren is. Een luis in een dergelijke situatie kan immers ook ieder ogenblik worden platgeknepen. Daarnaast ontmoeten we in de volksmond ook nog de vergelijking: "Hij is zo véég als 'n vèrke op den bak". Ook dat betekent levensgevaar, want het varken wordt met geen ander doel vetgemest dan het leven te laten.

De uitdrukking behoeft echter niet direct in letterlijke zin op levensgevaar te duiden. Ze wordt ook gebruikt voor een zaak of bedrijf, die met hangen en wurgen in leven wordt gehouden.

We hebben hier te maken met het ABN bijvoeglijke naamwoord veeg, dat van onzekere herkomst is. Het betekent: de dood nabij. Men ontmoet het 't meest in de uitdrukking: het vege lijf redden.

 

huwelijk - geboorte - trouwen - moetje

En wel eens ooit horen spreken van "een kind van de beddeplank"? Daarbij gaat het dan om een kind, dat precies negen maanden na het huwelijk ter wereld kwam.

Wordt het kind vroeger geboren, dan "zit er iets van St. Anna onder". Dit moet verband houden met het gebruik, dat als een bruid als maagd naar het altaar schrijdt de lofzang van Maria werd gezongen. Was er geen maagd, dan zong men het lied van Moeder Anna. En daarmee was dan ieder voldoende georiënteerd. Vroeger zei men in Tilburg dat een bruid onder de laatste omstandigheden niet "in het wit" mocht trouwen.

 

herkomst uitdrukkingen

De uitdrukking met de twee verschillende lofzangen noteerden wij wel in onze streken. Daar ze echter uit de mond kwam van een uit België afkomstige vrouw, zou ze best in Vlaanderen kunnen thuishoren. We vinden ze echter aardig genoeg om ze toch te melden. Het valt trouwens maar zelden uit te maken, of men met zuiver streekuitdrukkingen van eigen bodem heeft te doen. De grens laat zich niet trekken. Ook als men denkt met een typisch idioom uit eigen gewest geconfronteerd te worden, moet men soms ontdekken, dat dezelfde uitdrukking, al of niet met enige variatie, zelfs in tal van andere landen gangbaar blijkt. De meeste zekerheid heeft men wanneer er een bekend, met name genoemd persoon, wordt opgevoerd, maar zelfs dan weet men nog niet altijd of deze zijn "gevleugeld woord" niet van elders heeft geïmporteerd. Waaruit blijkt, dat zelfs Tilburgse taalplastiek betrekkelijk is.

 

zeispreuken - boerenstand - eigenbelang - inhalig

Voor een ingewikkeld geval staan we met de volkswijsheid: "Een boer heeft twee roeien". Zij houdt de beschuldiging in, dat een boer steeds zijn eigen voordeel zoekt. Alsof dit onder andere standen ook niet voor zou komen! Maar de boer doet dat dan wel op een aan hem aangepaste manier. Een "roei" (roede) is een vlaktemaat van 33 vierkante meter. Een boer beschouwt - als het hem goed uitkomt, zeggen boze tongen - een "roei" echter ook als lengtemaat. Hij rekent dan een lengte van: "vèèf, zis zeuve". Dat betekent 5,6 tot 5,7 meter. Hij maakt daarvan het kwadraat. Van 5,6 komt dat neer op 31,36 vierkante meter. Uitgaande van 5,7 wordt het 32,49 vierkante meter. Hij blijft daarmee echter steeds beneden de 33 vierkante meter. Waarom zou men het niet ingewikkeld doen als er voordeel aan kan zitten!... In ieder geval een curieus gereken!

Nog eens moet de boer er aan geloven met de uitdrukking: "nen boer stao aaltij veuls te eng". Dat duidt op hebberigheid, die hem er toe brengt een te hoge prijs te vragen. Wederom iets niet specifiek des boers, al moet hij het weer "besnieten".

Ook het volgende zal hem niet als loftuiting in de oren klinken: "niks veur niks", zei de boer, "en nie veul vur 'n bietje". (Niets voor niets en niet veel voor een beetje).

 

duivel - verbazen

Wijwater en de duivel laten zich niet gemakkelijk rijmen. Toont iemand zich in hoge mate verbaasd, zodat hij "nie weet waor-ie 't heej", dan legt men dit vast in het plastische beeld: "Hij kijkt als een duvel, die uit de wijwaterfles gedronken heeft".

 

kwaad - knecht

Een Tilburgse baas die zich kwaad maakte, omdat zijn knecht iets verkeerd gedaan had, luchtte zijn gemoed met: "Witte (weet je) wè ge kunt? Ge kunt niks, dè kunde (kun je) en aanders kunde niks!"... Ook een manier om zich af te reageren!

 

TILBURGER

 

Nummer 167

 

wederdienst

Het bekende gezegde: "De ene dienst is de andere waard" verwoordt men in onze contreien op een heel eigen manier. Heeft iemand een kennis een dienst bewezen en krijgt de laatste op zijn vraag wat hij schuldig is het antwoord: "O, dat is niks", dan kan hij zijn dank voor de bereidwilligheid schertsend tot uitdrukking brengen met de opmerking: "Nou, dan zal ik voor jou wel eens een vlieger plakken". Misschien voegt hij daar nog aan toe: "Ene die zonder staart omhoog gaat". Dat gold dan een wel heel bijzondere "beloning", want een ouderwetse vlieger zonder staart placht bij het "opschieten" onmiddellijk met de kop in de grond te slaan. De "beloning" kon ook nog in een andere vorm beloofd worden en wel met: "Ik zal voor jou wel eens een mus vangen!" Curieus omgangstaaltje!

 

terechtwijzen - omslagdoek

Heeft men met iemand nog een appeltje te schillen of bv. geld te vorderen, dan zal men hem wel eens "aan zijn falie trekken".

Zoals al vroeger verteld was een falie een grote, zwarte, over het hoofd gedragen en tot de grond afhangende doek, waarmee vrouwen zich "in de rouw kleedden" voor het bijwonen van een begrafenis. Men schijnt een tijd gekend te hebben, dat ook mannen een falie droegen. In het ABN kennen wij als synoniem voor ons "falie trekken" iemand aan zijn jasje trekken.

 

duivel - alert

"Wie met de duvel eet, moet een lange lepel hebben". Dit betekent, dat men in geraffineerd of onbetrouwbaar gezelschap goed op zijn tellen dient te passen, indien men zelf aan zijn trekken wil komen.

 

plagen

Wilde men vroeger een inwoner van Enschot "op de kast jagen" (plagen), dan informeerde men langs zijn neus weg: "Halen ze bij jullie 's avonds de toren nog binnen?" Dit zou er op kunnen duiden, dat men erg zuinig was op de alleenstaande, niet zo erge hoge toren van de oude kerk. Hij heeft zich dan ook tot in onze dagen gehandhaafd en staat zelfs als "monument" te boek.

 

drinken

Het kan gebeuren, dat iemand "geen been meer kent". Dat betekent dan, dat hij laveloos dronken is.

 

roodsel

De vraag of ze al "gerooid" heeft, zal geen huisvrouw nog van de buurvrouw te horen krijgen. We hebben hier te maken met een uitgestorven werkwoord, omdat de werkzaamheid die het aanduidde thans evenmin nog bestaat: "Rooien" betekende het met "rooisel" rood maken van een plavuizen vloer in de woning. "Ik kwam er met een blauw pak in en ging er met een rooi uit", vertelde een bejaard man in zijn verhaal over klandestiene, zondagse danspartijen in een nu niet meer bestaand grenscafeetje. Het "rooisel" op de vloer was de schuldige voor de "kleurverandering".

 

langstlevende

"Wie het langst leeft, heeft alles", kent men door het hele land. Dit geldt echter vermoedelijk niet voor de bij ons gehoorde toevoeging: "ook alle kwaje broeken".

 

profiteur - mijden

"Als het niets kost, de bulten er op!" Een nogal eigenaardige zegswijze, waarin méér de toon en de gevoelswaarde dan de woorden zelf spreken. Zij kan gebruikt worden in misprijzende zin tegenover iemand, die er voor bekend staat gaarne te accepteren wat hij gratis krijgen kan, maar niet thuis geeft en geen lust aan de dag legt als het geld kost. Men zegt het ook wel als goedmoedige ironie en zelfspot wanneer men iets gratis aangeboden krijgt. Dan wordt het meer een wat vlotte wijze van accepteren.

Op zoek naar die zonderlinge "bulten" vonden we als gewestelijke taal "om de bulten lopen", wat betekent: "niets doen". Enig verband met onze uitdrukking kan hier wel liggen.

 

begrijpen

"Dat heb ik al lang gespinsd" zou volgens een Tilburgse inzender betekenen: "al lang begrepen". We hebben hier te maken met het werkwoord "spinzen". Van Dale geeft dit als Bargoens (dieventaal) en als volkstaal. Bij hem betekent het: kijken, zoeken of speuren.

 

eten

Wie kan "eten als 'nen spaojer", heeft niet over zijn eetlust te klagen. We kijken bij dit beeld tegen een "spitter" of grondwerker aan. Spitten wordt geacht een zwaar werk te zijn, dat - wellicht ook nog mede omdat het steeds in de buitenlucht geschiedt - in hoge mate honger verwekt.

 

vrij

In de buurt van bovenstaand hoort de humor thuis van de kleermaker die zei: "Op maandag werk ik nie, dan spaoj ik den hof om!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 168

 

weer

"Den hits komt er uit", pleegt men te zeggen als het op een warme zomerdag begint te onweren. Dat betekent natuurlijk, dat de hitte zich ontlaadt. De uitdrukking wordt ook vaak ironisch gebruikt en wel dan wanneer het, na bv. een halve dag mooi weer, al begint te onweren terwijl er van hitte nog helemaal geen sprake is geweest. In deze zin wijst het gezegde op de labiliteit van het zomerweer.

 

begaan, laten

"Laat men iemand maar aanpartijen", dan betekent dit dat men hem ongestoord zijn gang laat gaan.

 

schuldig

"Eigen schuld wordt niet bekuld", kan iemand zich toegevoegd horen, als hij door eigen schuld een verwonding heeft opgelopen of in moeilijkheden is geraakt. Het houdt in, dat men te kennen geeft in zo'n geval geen medelijden met hem te hebben en dat hij er niet om behoeft te "hengelen" beklaagd te worden.

Geeft iemand openlijk toe: "Het was mijn eigen schuld", dan kan daarop van een gevatte toehoorder het antwoord volgen: "Daar word je in Beek voor uitverkocht!" Het humoristische daarbij is o.a. ook het noemen van een concrete plaatsnaam alsof schuld uitgerekend alleen in die plaats tot onaangename consequenties zou leiden. Verder speelt er nog het begrip "eigen" mee. Er wordt hierdoor een contrast met "andermans schuld" opgeroepen, waarvoor men niet zo gemakkelijk aansprakelijk wordt gesteld al kan dat in een bepaald geval wèl.

 

gunst, in de

Heeft iemand ergens "zijn erwten uit", dan ligt hij uit de gratie of heeft er niets meer te vertellen. De uitdrukking stamt vermoedelijk uit de tijd, dat de aardappel in onze streken nog niet algemeen was ingevoerd. Erwten en bonen vormden toen het volksvoedsel. Men huurde bij een boer of elders een stuk grond en teelde daar zijn eigen erwten. Waren de erwten eenmaal geoogst, dan hield de huur op en had men op de gebruikte grond niets meer te maken.

 

miskraam

"Ze heej de kèr (kar) omgegooid!" zei een mannetje uit een bejaardentehuis, dat met zijn makkers zat te buurten bij "den ossenstal" op de vijfsprong van "De Utrecht". Dat bleek maar voor één man orakeltaal, doch die kwam er tenslotte ook achter, dat het hier ging over een vrouw, die een miskraam had gehad. Wel echt taal uit het boereleven: Als de kar wordt omgegooid, wordt de lading gelost. In de boven weergegeven uitdrukking speelt de gedachte aan vóórtijdig ook mee.

 

stinken - moos - blauwsloot

Er kwamen bij ons ook nog een paar uitdrukkingen in verband met "stinken" binnengewandeld. Reeds vroeger hebben we voor de vergelijking de bunzing opgevoerd. Iets kan echter ook "stinken als een moosputje" of "als een blauwsloot". Vooral deze laatste vormt een goede bekende van het oude Tilburg. Hij figureert in het befaamde lied van "De schônste stad van 't laand" als volgt: "En dan hebben we nog 'nen blauwen slôôt, as ge 'm ruukt dan valde dood". Eens hadden we maar genoeg van die blauwsloten. De meeste zijn nu gelukkig wel verdwenen.

 

stinken - frater - snuiftabak

De fraters kregen het te ontgelden met "stinken als een fraterstoog". Een lezer kent ook nog: "Hij stonk naar de snevel als 'nen frater naar snuf". Die "snuf" is de snuiftabak welke vroeger veel als genotsmiddel in de neus werd gestopt. Dat gebeurde vaak met een bijna heilig ritueel. Vooral sommige fraters waren daar sterk in. We hebben er zo een gekend, die nog levendig voor de geest staat. Uit zijn toog dook hij een zwarte snuifdoos op, klopte die een paar maal stevig op de muis van zijn hand opdat de snuif goed los zou raken. Daarna nam hij een hoeveelheid tussen duim en wijsvinger en veegde met die opeengeknepen vingers een paar maal langs zijn toog alvorens de snuif in de neusgaten te stoppen. Eerst in het ene en dan in het andere. Met de knokkel van een wijsvinger werd er dan, terwijl de genieter het tabakspoeder opsnoof, tegen elk der neusvleugels geklopt. Tenslotte kwam er nog een veel te grote, tot een prop bijeengehouden, rode zakdoek aan te pas om eventueel gemorste restanten weg te poetsen... De indruk dat snuiven een kunst was, zijn we nooit ontgroeid. De grootste prestatie van de snuifconsument leek: niet aan het niezen te geraken.

 

lijntrekken - duren - kerkdienst

Tegenwoordig kennen we langzaam-aan-acties om uiting te geven aan ontevredenheid. Iets tergend langzaam doen, hebben we echter altijd wel gekend. Van wie zich hieraan schuldig maakte, heette het dat hij "van de lange berg kwam".

Voor iets dat wat lang duurt zonder dat daarbij van tergen of protest sprake is, hebben we ook nog de wel specifiek katholieke vergelijking: "'t Is net een mis met drie heren". Zo'n solemnele mis placht langer dan een gewone te duren, wat dan weer de opmerking kon ontlokken: "Hoe méér volk daar voor, hoe minder het opschiet".

 

TILBURGER

 

Nummer 169

 

schilderen

Een doe-het-zelver had met méér ambitie dan vaardigheid de wanden van zijn woonkamer beschilderd. Een kritische beoordelaar stelde echter vast, dat er "een heiligendag" tussen zat. Hij bedoelde daarmee een plek, die de amateur bij ongeluk vergeten had van verf te voorzien. Daar was dus niet "gewerkt", zoals er op een heiligendag ook niet gewerkt pleegt te worden. Een geestige vondst!

 

tergen

Als de zon schijnt, bestaat er altijd kans, dat het weer wel eens zal gaan regenen. Indachtig dit natuurverschijnsel houden wijze mensen, die het voor de wind gaat, rekening met de mogelijkheid van tegenslag. "Hebben we het niet te goed?", hoort ge ze dan wel eens vragen. En ja, prompt na deze verzuchting kwam uit het andere eind van de wereld de noodlotstijding van een ongeluk. Toen luidde het commentaar: "Ge moet Onze Lieve Heer niet wakker maken!" Een kniesoor, die daar blasfemie in ziet!

 

betalen

Ze hadden hun huizen "kop op start (staart) geruild", zei onze man. Dat bleek in dit geval te betekenen: met gesloten beurzen.

 

kaartspel - presteren

Een vrouw, die pas het kaartspel rikken had geleerd, speelde een tegenspeelster, die "mezjèr" deed, "er in". Zij gaf zichzelf een compliment met de enthousiast gestelde vraag: "Is dat niet goed gestoten voor een jonge bok?" Daarbij wordt dus uitgegaan van de gedachte, dat een jonge bok ook het stoten nog moet leren. De algemene betekenis van de uitdrukking is het leveren van een prestatie door iemand, waarvan wordt aangenomen, dat hij er nog niet de nodige vaardigheid voor verworven heeft.

 

fiches - kinderspelletje

Het "blekke mieke", dat we hier in een vroeger artikeltje opvoerden, heeft nog een ander onderdeel van de vroegere metalen fabriekstuit of garenklos tot leven gewekt. Dat is de "schierf". Hiermede werd door de Tilburgse jeugd de blikken ring aangeduid, die aan het breedste einde van de "tuit" bevestigd was. De nog niet met duur speelgoed verwende jeugd gebruikte deze "schierven" voor haar "mitje steken", een spel dat door de groteren met centen werd gespeeld. Het woord "schierven" werd ook als werkwoord gehanteerd. "Ga je mee schierven?" klonk de uitnodiging van de jeugd.

 

meespelen

Een andere uitdrukking van het jonge goedje uit die dagen luidde: "Hupke kom bij!" In zeer brede zin kan men dit vertalen met: Hoe méér zielen hoe méér vreugd. In strikte zin vormde het een antwoord op de vraag van een kind of het met een groepje spelende makkers ook mee mocht doen. Vooral kreeg het zijn waarde als een dergelijke toestemming door enige kinderen achtereen gevraagd en verkregen werd, waardoor het "hupke", dat is het "hoopje" of het aantal, voortdurend aangroeide.

 

kwaad - "kwaad"

Geeft iemand er de brui aan en verdwijnt hij boos, dan "loopt hij met 'nen kwaje kop weg". Als er nog wat méér dialectisch wordt gesproken, kunt ge te horen krijgen: "kwaoie" of ook wel "kaoie" kop. De verandering van de "aa" in "ao" is in ons dialect algemeen.

 

flater

"Een kraai gevreten" heeft degene, die een flater beging of een uitspraak of voorspelling heeft gedaan, die hij later moet "inslikken" omdat ze er naast blijkt.

 

kalm aan

Een uitbreiding van een bekend ABN-gezegde tot een rijmpje vonden we in: "De Heer had genoegd gesjouwd, daarom zijn Keulen en Aken niet op één dag gebouwd".

 

duivel - waarschuwen - verwensen

Nog een volksuitspraak op rijm: "God zal oe (je) mikken, maar de duvel zal oe pikken!" Wij denken, dat het "mikken" hier dient verstaan in de betekenis van: richten op een doel. Dat wil dan in ons geval zeggen, dat God beoogt de mens naar de hemel te halen, maar dat dit vanwege de duvel niet doorgaat. Het rijmpje kan de bedoeling van een waarschuwing of van een verwensing bezitten.

 

TILBURGER

 

Nummer 170

 

gevaarte - karwei

Toen verhuizers met veel moeite een kast versjouwden, vond onze man "dat een heel bezwaai". Hij doelde daarmee niet op het werk maar op de kast. "Bezwaai" vormt namelijk ons gewestelijk synoniem voor: heel groot ding.

 

bedriegen

Wanneer er van iemand wordt gezegd, dat ze hem "goed aan z'ne start (staart) getrokken hebben", kan hij er van verzekerd zijn dat men hem te veel heeft laten betalen.

 

autorijden

Hoort ge daarentegen: "Ik heb hem eens op z'nen start getrapt", dan gaat het over het flink indrukken van de gaspedaal van een auto. We hebben hier derhalve te maken met een uitdrukking, die van vrij recente datum moet zijn. Ze is alleen gangbaar in de kring van autorijdend publiek. We betwijfelen het bovendien of onze streken er het monopolie van hebben. Toch wel een aardig voorbeeldje van de creativiteit van de "spraakmakende gemeente".

 

weten

"Daar heb jij geen sjoecher van" betekent: daar heb je geen verstand van of: geen kaas van gegeten. We hebben het in Tilburg meerdere malen horen gebruiken, al schijnt het momenteel niet meer in zwang te zijn. Dat gekke woord is Bargoens en betekent eigenlijk: antwoord. Het luidt dan echter: sjoechem.

 

drinken

Wie "afgelaoie (geladen) is", heeft te diep in het glaasje gekeken. Een beetje Tibethaansachtig luidt dat in klassiek Tilburgs: "Hij hô'm om". Voor degenen die niet in het serail zijn opgevoed: Hij had hem om.

 

armoede

Wanneer "O.L. Vrouw in het donker staat", zit men er wel heel krap bij. Dan kon er namelijk nog geen kaarsje of een oliepitje af, zoals men die vroeger voor een Moedergodsbeeld placht te laten branden.

 

ternauwernood - schuw

"Het had maar hand of keer geschouwd, of hij was in het water gevallen", dan is hij op het nippertje aan een onvrijwillig bad ontsnapt. Noch de uitdrukking "hand of keer" noch het werkwoord "schouwen" in de hier gebruikte betekenis van "schelen" vinden wij in Van Dale.

Is iemand "schouw", dan is hij schuw. Het woord is ook van toepassing op dieren. Hoewel we het in onze streken nog herhaaldelijk in de volkstaal horen gebruiken, hebben we hier te maken met reeds verouderd Zuid-Nederlands.

 

evolutie dialect

Het is trouwens kenmerkend voor dialect, dat een aantal woorden hier een langer leven beschoren is dan in het Algemeen Beschaafd Nederlands. Een tragere taalevolutie derhalve, die naar conservatisme wijst. Dat is overigens niet zo erg:

"Isser iet dat u denckt datter niet en betaemt

Noch en behoort, gaget voorbij in desen

So sal van dbeste een memorie wezen"

lezen we in de in 1565 verschenen "Die nieuwe Chronijcke van Brabandt".

 

kwaad

Om tot uitdrukking te brengen hoe kwaad men op iemand is of hoe sterk men zich door de betrokkene geërgerd voelt, komen wij kernachtig uit de hoek met: "Je zou hem z'n hart in z'n handen geven!"

 

ontslag

Een arbeider, die bij ons door zijn baas ontslagen wordt, heeft "gedaan gekregen". Specifiek gewestelijk is deze uitdrukking niet. Het valt echter wel op, dat zij vooral in onze stad en omgeving bijzonder blijkt ingeburgerd. Weer helemaal onder ons verkeren we daarentegen als die arbeider zegt: "Ik kos (kon) m'ne jas vatten", want dan heeft hij ook zijn ontslag te pakken.

 

sufferd - Kokadorus

Geen hoge dunk van zijn intelligentie heeft men van iemand, die met "kakkedorus" betiteld wordt. Volgens een inzender zou dit vreemde woord overeenkomen met "sul". Wanneer dit juist mocht zijn, blijkt het nogal ver van zijn vermoedelijke oorsprong afgedwaald. Als wij ons goed herinneren, bestond er vroeger een Amsterdamse kwakzalver, die op markten "geneesmiddelen" verkocht aan de goedgelovigen en die zich de naam "Kokodorus" had aangemeten. Rond de eerste decennia van onze eeuw is over die man zelfs een heel boek verschenen. Een "sul" was hij allesbehalve. Hij stond zelfs bekend als een enorme gladde jongen en als meester in het beetnemen van de mensen. Er ging zelfs het verhaal, dat hij "zilveren lepels" verkocht, maar dat deze wegsmolten zo gauw je ze in je handen kreeg. Van Dale blijkt een "kakadorus" als "kwakzalver" te kennen. Het gaat er nu maar om te weten wie er het eerst was: de "Kokodorus" als gefingeerde naam of de "kakadorus".

 

TILBURGER