heen
en weer - kaneel
De
betekenis van de ABN-uitdrukking "van het kastje naar de muur
sturen" kent iedereen wel. Wist u echter ook, dat we daarvoor
in onze streek ook onze eigen uitdrukking kennen. Men vertolkt
hetzelfde met "van gist tot kaneelwaoter". Een nogal
zonderlinge combinatie, waar eigenlijk geen touw aan valt vast te
knopen. Ze wordt echter wel wat duidelijker, als we bij dat
"kaneelwater" aannemen met volksetymologie te maken
hebben en dat het woord eigenlijk luiden moet
"kneedwater". Dat is het water dat gebruikt wordt bij
het kneden van deeg. Dan zitten we niet meer zo ver van
"kaneel" af.
Vroegere
huismoeders manipuleerden nogal graag met kaneel, een aromatische
specerij, afkomstig van de gedroogde binnenbast van de kaneelboom.
Zij werd geleverd in de vorm van pijpjes en als poeder. In ons
hoofd speelt een parodistische versregel: "de wereld is een
pijp kaneel, ieder zuigt er aan en krijgt zijn deel".
Kennelijk geïnspireerd door Vondel: "De wereld is een
schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel". En
onze kermis kent nog altijd de befaamde kaneelstokken.
condens
Dezer
dagen stuitten we op een gewestelijk woord, dat we in tientallen
van jaren niet meer waren tegengekomen, doch dat onmiddellijk als
een oude bekende opdook. We willen het hier even vastleggen. Het
gold het werkwoord "huigen". Aangegeven wordt hiermede
het met meer dan gewone kracht lucht uitademen met de bedoeling
warmte- of condensaanslag op een kouder oppervlak te voorschijn te
roepen. Zo kan men bv. aanslag op een spiegel of ruit doen
verschijnen om die gemakkelijker met een doek schoon te kunnen
vegen. Huismoeders passen het o.i. niet zo hygiënische huigen nog
wel toe. Bij dit woord moeten we vermoedelijk denken aan het
kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van
de keel. Dit draagt de naam van "huig".
schelen
"Voor
het één moet ge geld geven en voor het ander betalen", zei
onze man. Hij had ook "lood om oud ijzer" of "het
is hetzelfde of je door de hond of de kat gebeten wordt"
kunnen zeggen.
lopen
Een
vrouw die "op en neer sjanzjeert", loopt heen en weer.
Vaak klinkt hier een tikkeltje afkeuring of ontevredenheid door.
Het woord achten wij afkomstig van het Franse "changer",
dat o.a. veranderen betekent.
provoceren
- vervelen
Wie
probeert "het op 'nen èntel te gooien", legt het op
ruzie aan. Ook het werkwoord "èntelen" kennen we. Dat
houdt in zodanig spreken, dat men eigenlijk tot ruzie provoceert.
eten
Van
Dale noemt het werkwoord "buizen" platte, gewestelijke
taal en geeft als verklaring: veel sterke drank gebruiken,
drinken, zuipen. Wij menen dat het bij ons echter in een toch wat
zwakkere betekenis wordt gebruikt. "Hij zat lekker te
buizen" of "ziet 'm toch eens buizen" hebben we wel
eens horen zeggen. De betrokkene zit dan goed en met veel smaak te
eten, waarbij drank niet uitgesloten behoeft te zijn, maar er toch
niet noodzakelijk aan te pas hoeft te komen. Het ligt zo ongeveer
bij "schransen".
bang
Een
Tilburger die te verstaan wilde geven, dat hij zich niet liet bang
maken, vertolkte dit plastisch met "Ge jaogt (mij) geen wend
(wind) in m'n broek".
ploeteren
Degene
die zich het "klapzuur" werkt, werkt bijzonder hard. Hij
werkt zich uit de naad, zoals men wel in het ABN zegt. Dat
"klapzuur" zal wel iets met oprispen te maken hebben.
bezoek
- kinderschaar - groep
Wie
"broeilies" spreekt, houdt er een vreemde taal op na.
Wellicht bestaat er verband met "broelie", dat hier al
vroeger aan de orde was. We ontmoetten dat in "ze kwam met
haar hele broelie over zetten". Dit sloeg op een vrouw die op
bezoek kwam met "een hele streup kinderen". Uit de
uitdrukking spreekt dat deze visite niet welkom is.
zeispreuken
Tenslotte
nog een paar zgn. zeigezegden ten koste van de begijntjes. De
laatste twintig of dertig jaar hoort men ze niet meer in Tilburg.
-
"De kleinste klontjes zijn de zuurste, maar ik eet ze niet
graag", zei de begijn en ze nam de grootste.
-
"'t Is altijd geen kermis", zei de begijn en sneed een
appel in vieren.
TILBURGER
Nummer 162
lichtvaardig
Ra,
ra, wat betekent: "Dat zal hem geen zeuven vat
schieten". Het is een uitspraak van een nogal nuchter
oordelend mens ten aanzien van een medemens, die een bepaalde zaak
of onderneming wat al te lichtvaardig beoordeelt en ze derhalve te
rooskleurig ziet. We hebben hier te maken met boerentaal. De
uitdrukking is namelijk ontleend aan het "schieten" van
koren bij het dorsen.
kwezel
Vroeger
was dat anders, maar tegenwoordig kunnen kwezels op niet veel
clementie rekenen. Hier heeft het er weer een "gedaan".
Men zegt immers: "'n Kwezel en 'nen ezel, en 'n noot - as 't
gin grôôt is - dan motte ze geven op d'r verdommenis".
trots
- onstuitbaar
Wie
"zo frêêt is as 'nen boer mee 'n processievaantje", is
bijzonder trots. Naar een volksgezegde bestaan er drie niet te
stuiten zaken: Een oude schuur die brandt, een oude vrijster die
wil trouwen, en een boer met een processievaan in z'n klauwen.
bang
Van
iemand die niet bang uitgevallen is en zijn mannetje weet te
staan, kunt ge te horen krijgen: "Één poetje (katje) krabt
hem niet".
pak
slaag - olie
"Slaag
als ropkoek krijgen" betekent flink afgerost worden. "Ropkoek"
is onze gewestelijke uitspraak voor raapkoek. Een afvalprodukt bij
een vroegere wijze van olie maken dat "olieslaan"
heette, werd in koekvorm tot veevoeder verwerkt. Het uitpersen
geschiedde door de zgn. slagheien, die uit eiken balken bestonden.
We
hebben ook "zuten olie" gekend. Deze werd geslagen uit
raapzaad of koolzaad.
koppig
Je
hebt van die mensen, die als het ware van nature steeds in de
contramine zijn. Je kunt het er nooit mee eens worden, want ze
zeggen "ja" als de opponent "neen" zegt of
omgekeerd. Zo iemand maakt aanspraak op de betiteling van een
"achtkantige". Daarmede kan men onmogelijk
"rond" geraken.
weten
- gek
Hebben
we te maken met een "beterweter", die in het ABN als
betweter te boek staat, dan maakt die aanspraak op de kwalificatie
van "een Jan zeuven". De goede man meent van zichzelf,
dat hij "ze alle zeuven op een rij heeft staan".
Als
contrast daarmee kennen wij: "Hij heeft ze niet alle zeuven"
of: "Hij is geschift". In plaats van "zeuven"
wordt ook wel "vijf" genoemd.
vervangen
Misschien
ooit van een vrouwmeid horen spreken? Daarmee moet bedoeld zijn
een meid, die de vrouw des huizes vervangt bij een tijdelijke
afwezigheid van de laatste. Zo'n vrouwmeid heeft dan ook de
portemonnaie op zak.
tegelijkertijd
Een
zonderlinge, dialectische tijdsbepaling vinden we in "impetèts",
dat de betekenis van "ondertussen" heeft. In de laatste
lettergreep "tèts" dienen we het woordje
"tijd" te zien. Dat gekke woord heeft dan ook mede de
waarde van "tegelijkertijd". Het kan gebruikt worden als
er sprake is van twee dingen tegelijkertijd doen, bv. het water
opzetten om het te laten koken en tijdens dat kokend worden doet
men dan een ander werkje.
geld
Wie
over "splintemonie" beschikt, heeft geld. Het eerste
deel van dit samengestelde woord komt van "splint", dat
Bargoens is en te maken heeft met splijten en splinter. Het zou
kunnen wijzen op iets duns, zoals een munt wel pleegt te zijn. Bij
het "monie" denken we natuurlijk het eerst aan het
Engelse woord voor geld "money".
"geld"
Aan
dat woord "money" is een heel verhaal op zich verbonden.
In het Frans kennen we hiervoor "monnaie", Nederlands
munt, Duitsch Münze, Italiaans moneta, Spaans moneda. Zoekende
naar de herkomst van die woorden belanden we ten slotte bij
niemand minder dan de godin Juno, die voor de Romeinen de eega van
Jupiter, de opperste der goden, was. Toen de Romeinen streden
tegen Pyrrhus, koning van Epirus, waarschuwde Juno de Romeinen
toch vooral eerlijk te vechten. Daardoor werd Juno in de toekomst
Juno Moneta genoemd, afgeleid van het Latijnse werkwoord "monere",
dat waarschuwen betekent. Doordat later in de tempel van Juno
Moneta munten werden geslagen, kreeg een metalen geldstuk de naam
van "moneta". Zoals reeds gemeld vindt men dit woord in
min of meer gewijzigde vorm terug in verschillende andere westerse
talen. Wat er toch niet allemaal achter zo'n woordje zit en
waarmee we met de "Tilburgse Taalplastiek" al niet
terecht kunnen komen!
TILBURGER
Nummer 163
"dannetels"
- presteren - geluk
Wel
enige verklaring vraagt de uitspraak: "Een verstandige kip
legt wel eens een aai (ei) in de dannetels". We slaan hier
twee vliegen in één klap: een volkswijsheid en een typisch woord
uit onze streek. Een "dannetel" is wat men in het ABN
een brandnetel noemt. Men kan het woord in onze contreien vooral
op het platteland nog herhaaldelijk horen gebruiken. Het is een
oud woord, dat we uit het Middelnederlands gehandhaafd hebben.
Een
kip geldt niet als een voorbeeld van intelligentie. Vandaar bv.
ook al de uitdrukking: "Praten als een kip zonder kop",
wat het uitslaan van onzin aanduidt. Het leggen van eieren behoort
bij kippen tot het voortplantingsproces. Dit pluimgedierte
verkeert echter in de ongelukkige omstandigheid, dat de mens er op
uit is de gelegde eieren weg te nemen, waardoor onze kip telkens
weer braaf nieuwe legt in plaats van te denken: als dat zó moet,
schei ik er mee uit! Van de instandhouding der soort komt er zo
niets terecht zolang de mens dat niet wenste. Wanneer we nu met
een verstandige kip te maken hebben, dan zal ze haar ei in de
brandnetels leggen om te voorkomen, dat de mens het weg neemt.
Uiteindelijk betekent onze uitdrukking dan ook, dat iemand die
doorlopend onverstandige dingen doet, toch wel eens een helder
ogenblik kan hebben en dan een verstandige daad stelt.
huwelijk
- verwaarlozen
Het
ontstaan van het begrip "Acht-ure-moeier" zal wel niet
verder teruggaan dan tot de tijd van de invoering van de achturige
werkdag. Deze kwalificatie, waarin we "moeier" dan als
"moeder" dienen te verstaan, blijkt van toepassing op
een vrouw, die zich - terwijl haar man op zijn werk is - niet
zodanig gedraagt als van haar verwacht wordt met betrekking tot
haar gezin en huishouden.
kijken
Wordt
iemand opvallend aandachtig bekeken - "met studie"
zeggen we in zo'n geval - dan kan hij wel eens bewust venijnig of
goedmoedig lachend zeggen: "Heb ik soms iets van oe aon?"
grootmoeder
De
"grutjes" zijn uit de mode geraakt, zowel het
consumptieartikel van de grutter of kruidenier als de in ons geval
bedoelde grootmoeders, d.w.z. de gewestelijke benaming daarvoor.
Vroeger heette in Tilburg en omgeving een grootmoeder
"grutje", afkomstig van het ABN "grootje". Dat
waren in onze herinnering doorgaans lieve, kleine, oude vrouwtjes.
Hadden ze wat méér haar op de tanden, waren ze iets groter van
stuk of had de spreker een kwade bui dan werd het wel eens
"ons grut".
feeks
- toilet
Een
"vervelend sekreet" is de weinig vleiende benaming voor
een persoon. Meestal slaat het op een vrouw.
Eigenlijk
is het een scheldwoord, dat associaties oproept met een bekend
klein gebouwtje, dat achter de arbeiderswoningen placht te staan.
Het is via het Frans "secret", dat "geheim"
betekent, tot ons gekomen.
toestemming
"Mee
jouw permitaosie zal ik 't doen", zei onze man en hij sprak
weer eens een mondje verbasterd Frans zonder het zelf te weten.
Hij bedoelde "met jouw goedvinden of toestemming". We
vinden hierin terug het Franse werkwoord "permettre",
dat o.a. "toestaan" betekent.
kletsen
We
hebben ooit iemand gekend, die aan zijn ergernis over kletspraat
op de volgende, sarcastische wijze lucht gaf: "Sawel-de-sawel;
moeder maa'k (mag ik) meejsawelen. Joa kiendje, sawel maar wè!"
bazig
Er
bestaan in de huwelijkse staat mannen "die kunnen gaan staan,
waar de bezem staat". Dat pleegt geen uitverkoren plaats te
zijn in het huishouden. Zulke mannen hebben thuis dan ook niets te
vertellen. Daar regeert de andere helft van het trouwboekje!
TILBURGER
Nummer 164
slordig
- vuil - geniepig - knoeien - werk, vuil
We
meenden een aardige uitdrukking genoteerd te hebben met het
volgende: "Als plöddeke-vuil de kamer doet, dan stinken alle
huukskes (hoekjes)".
Allereerst
dat gekke woord "plöddeke". We hebben hier te maken met
het dialectische verkleinwoord van "plöd". Van Dale
kwalificeert dit als Zuid-Nederlands, o.a. met de betekenis van
"dronkaard". Nu, dan zitten we wel goed in de buurt. Wij
hebben in het verleden heel vaak van "een plöddeke"
horen spreken, wat echter meestal wordt voorafgegaan door de
bepaling "vuil". Onder "een vuil plöddeke"
werd dan verstaan: een klein, geniepig mannetje, onbetrouwbaar,
vol valse streken en meestal ook nog wel aan drank verslaafd. Het
is dus een zwaar geladen scheldwoord met een zwaar geladen inhoud.
Het kan bijna niet meer erger. In het bovenaangehaalde gezegde is
die inhoud echter geheel verwaterd. "Plöddeke-vuil"
wordt tot een soort eigennaam gemaakt en betekent alleen een vuil
of slordig iemand. Iets typisch daarbij is ook, dat nu
"vuil" in zijn normale betekenis wordt gebezigd, terwijl
datzelfde "vuil" in het dikke scheldwoord de waarde van
"laag, gemeen" bezit.
De
betekenis van de uitdrukking waarmee wij hierboven startten,
vraagt nu wel niet meer om een verklaring. 't Is nog wel
interessant te weten, dat in Zuid-Nederland ook 't werkwoord
"plödderen" voorkomt. Het duidt aan: in water of modder
ploeteren of vuil werk verrichten. Degene die dat doet, is dan een
plodderaar.
bejaard
- brood
"Ik
heb het grootste stuk van mijnen broodkaant op", zei de oude
Tilburger en hij bedoelde hiermee, dat hij het grootste deel van
zijn leven achter de rug had. Aardig is hier de op de achtergrond
zittende gedachte, die het leven doet zien als een brood, waarvan
men telkens een stuk afsnijdt totdat er niets meer over is. De
"sneden" zijn de voortschrijdende jaren en het
verdwijnen van het laatste stuk betekent de dood.
In
Tilburg kan men ook nog wel de uitdrukking horen: "Langs de
broodkaant snijen." In onze gedachte zit dat steeds verbonden
met een rond brood, maar dit zou wel een zeer individuele
opvatting kunnen zijn. Het betekent gewoon: een boterham
afsnijden. Van Dale geeft het woord "broodkant" niet,
wèl daarentegen "een kant brood" als deel van een
brood. Een "half kantje" is daar de helft van een half,
dus een kwart brood! Onze Tilburgse "broodkant" en die
"kant brood" zijn voor ons gewestelijk taalgevoel niet
precies hetzelfde.
consequenties
- straf
We
hebben een moeder gekend, wie in de mond bestorven lagen de
woorden: "Dat heeft Onze Lieve Heer zo willen hebben."
Ze werden gehanteerd als een kind iets verkeerds ondernam, wat een
onaangename consequentie had. Bijvoorbeeld als het met een mes
speelde en zich dan in de vinger sneed. Onze Lieve Heer had dan
onmiddellijk voor de straf gezorgd. Van zo'n aard was het
godsvertrouwen in die dagen.
kaartspel
- "aachteraaf" - afloop, na - afgelegen
"Aachteraaf
kaokelen de kiepen", zei de wat geïrriteerde kaartspeler,
die zich na het spel door zijn "maat" voorgerekend zag
hoe hij eigenlijk had behoren te spelen. Hij bedoelde dat het
gemakkelijk praten is, wanneer men de gang van zaken kent.
Het
leuke hierbij is echter, dat de uitdrukking ook een letterlijke
betekenis bezit. "Aachteraaf" (achteraf) betekent niet
alleen nà een voorafgaande gebeurtenis maar tevens
"verafgelegen". Iemand woont "achteraf", dat
is ver buiten de bebouwde kom. Dat was o.a. het geval met boeren
en die hielden steeds kippen.
huilen
Het
kan in een bepaalde situatie "huilen met de lamp uit"
zijn. Dat moeten we dan verstaan als een dubbel droevige
omstandigheid. Een originele manier van versterking van een woord.
armoede
"Hoe
minder haar op 'nen hond, hoe méér vlooien." Als
vreemdeling in het honden-Jeruzalem weten we niet of dat
letterlijk klopt. In onze domheid zouden we de meeste vlooien bij
langharige honden verwachten, maar dit kan wel een ingepompt
vóóroordeel zijn. De figuurlijke betekenis van de uitdrukking
is, dat men méér met moeilijkheden te kampen heeft naarmate men
over minder geld beschikt. Dat was het dan weer voor vandaag.
TILBURGER
Nummer 165
kletsen
"Daar
zitten ze weer te foeliën en te theeën!" Zei iemand over
een stelletje klessebessende dames. De uitdrukking is van
toepassing op mensen, die gezamenlijk hun tijd doorbrengen met
praten en nietsdoen.
vriendschap
Als
het "wit is tot het steeltje toe" tussen twee mensen,
dan is de vriendschap buitengewoon groot. "Wit zijn"
betekent goed met iemand bevriend zijn. Wordt er echter nog
bijgevoegd "tot het steeltje toe", dan spreekt daar
enige ironie mee en er ligt tevens een stille waarschuwing in
opgesloten. Bedenkelijk wordt de vrees te kennen gegeven, dat de
vriendschap overdreven wordt zodat zij wel spoedig de reactie
daarop zal vertonen. Het zal wel "nie lang schôôn staon"
veronderstelt de spreker. Men moet elkaar namelijk niet
"overlopen". Dat is te veel bij elkaar op bezoek komen.
Dan begint het namelijk op den duur te vervelen. In het Algemeen
Beschaafd Nederlands kennen we de overigens weinig gebruikte
uitdrukking en levenswijsheid: Al te wit is gauw vuil.
zeispreuken
- lengtematen - el
"Alles
mee maote (maat), zei de kleermaker en bij sloeg zijn vrouw met
d'el". Een geestige woordspeling.
Een
el is een niet meer in zwang zijnde lengtemaat, waarmede vroeger
textielstoffen werden afgemeten. Vandaar dat men ook sprak van
"ellegoed", stof die met de el werd gemeten. We menen
echter, dat men daarbij dan toch wel speciaal aan katoen of linnen
dacht. De grondslag voor de el vormde de menselijke onderarm. Op
markten werd vaak de el afgemeten aan de hele arm, t.w. vanaf de
vingers tot de schouder. Die afstand bedraagt zo ongeveer 70
centimeter. Sommigen berekenden de el naar 70 centimeter. Meer
gebruikelijk was evenwel 69 centimeter.
"El"
was ook de naam van het apparaat, waarmede men mat als de arm niet
als zodanig dienst deed. Het betrof hier een vierkante, eiken stok
met handvat, waarop de centimeters ingekerfd stonden. Het beneden
en dunste eind van de stok was beschermd door een stukje koper,
opdat de stok niet zou afslijten en derhalve steeds kleiner werd.
Om bedrog tegen te gaan moesten deze "ellen" ook
officieel geijkt worden, zoals dit ook het geval is met gewichten.
geboorte
- lichaamsgebreken - loensen - misvormd - huidsmeer
Een
Tilburgse, nieuwbakken vader kan zijn vrienden uitnodigen een
borreltje te komen drinken om de geboorte te vieren met de
woorden: "Komde gullie 'ns langs om 't schèèl d'r af te
drinken!"
Het
hier gebruikte "schèèl" zou kunnen herinneren aan het
feit, dat een pasgeboren baby soms wat loenst. Het kan ook wijzen
op een wat misvormd hoofdje dat echter spoedig weer bijtrekt. In
onze gewestelijke taal betekent "schèèl" o.a. scheef.
Iets kan namelijk "zo schèèl als een molenwiek" zijn.
Molenwieken hebben steeds een enigszins scheve vorm.
In
het slagersbedrijf kent men tenslotte een bepaald soort vet, dat
de naam scheelvet of ook wel scheilvet draagt. Zo zou misschien
het "schèèl" van onze uitdrukking ook wel kunnen slaan
op de huidsmeer van een pasgeboren baby.
opgeven
- gierig - bedriegen
Iemand
die zich verslagen toont of de moed verloren heeft, "laat
zijn oren hangen".
Als
er van hem gezegd wordt, dat "zijn oren te dicht bij z'nen
kop staan", betekent dit dat hij gierig is.
"Iemand
oren aannaaien" heeft niets met plastische chirurgie te
maken. Het betekent: bedriegen of iets wijs maken. Die oren zijn
dan ongetwijfeld ezelsoren.
koffiedrinken
- losbandig
Wie
bij Van Dale op zoek gaat naar "schuddekul", stuit daar
op: "Slappe koffie".
Men
meldt ons dat in Tilburg een jong meisje, dat zich losbandig
gedraagt, de kwalificatie "schuddekul" krijgt.
"Schudde" heette bij een galg de dwarsbalk, waaraan het
galgekoord hing, maar het heeft ook de betekenis van schavuit en
landloper. Het houdt verband met de gemeenzame uitdrukkingen:
"voor schut staan" of "iemand voor schut
zetten". Hier heeft dat de betekenis van "schande"
of "schandaal".
vrijen
- "gelint"
"Hedde
wir aon 't gelintje staon te vrijen?" vroeg een moeder
lichtelijk verwijtend aan haar dochter. Zij gebruikte daarbij een
woord, dat we in onze jeugd herhaaldelijk hebben gehoord, maar dat
thans nog zelden voorkomt. Met een "gelint" wordt een
hekwerk met poortje en ook wel een houten schutting aan een
straatkant bedoeld. Een trapleuning schijnt ook wel eens de naam
van "gelint" gekregen te hebben.
presteren
"Ik
heb het goed afgehoffen", zei een man die nogal voldaan was
over de wijze, waarop hij zich van een bepaalde taak had gekweten.
Hij bedoelde het er goed te hebben afgebracht. "Gehoffen"
is een gewestelijk, in het Algemeen Beschaafd niet voorkomend
verleden deelwoord van het werkwoord "heffen". Het
juiste "geheven" ligt de dialectspreker niet goed op de
tong en ook niet in het gehoor.
TILBURGER
Nummer 166
familie
"Eigen
luis bijten het hardst", zei onze man met weinig respect voor
de familieleden, want hij bedoelde er mee, dat men vaak het
slechtst wordt behandeld door zijn eigen familie.
risico
- moeilijkheden - "veeg"
Wie
"zo véég is als een luis op 'nen kam", loopt alle
risico, dat hem geen lang leven meer beschoren is. Een luis in een
dergelijke situatie kan immers ook ieder ogenblik worden
platgeknepen. Daarnaast ontmoeten we in de volksmond ook nog de
vergelijking: "Hij is zo véég als 'n vèrke op den
bak". Ook dat betekent levensgevaar, want het varken wordt
met geen ander doel vetgemest dan het leven te laten.
De
uitdrukking behoeft echter niet direct in letterlijke zin op
levensgevaar te duiden. Ze wordt ook gebruikt voor een zaak of
bedrijf, die met hangen en wurgen in leven wordt gehouden.
We
hebben hier te maken met het ABN bijvoeglijke naamwoord veeg, dat
van onzekere herkomst is. Het betekent: de dood nabij. Men ontmoet
het 't meest in de uitdrukking: het vege lijf redden.
huwelijk
- geboorte - trouwen - moetje
En
wel eens ooit horen spreken van "een kind van de beddeplank"?
Daarbij gaat het dan om een kind, dat precies negen maanden na het
huwelijk ter wereld kwam.
Wordt
het kind vroeger geboren, dan "zit er iets van St. Anna
onder". Dit moet verband houden met het gebruik, dat als een
bruid als maagd naar het altaar schrijdt de lofzang van Maria werd
gezongen. Was er geen maagd, dan zong men het lied van Moeder
Anna. En daarmee was dan ieder voldoende georiënteerd. Vroeger
zei men in Tilburg dat een bruid onder de laatste omstandigheden
niet "in het wit" mocht trouwen.
herkomst
uitdrukkingen
De
uitdrukking met de twee verschillende lofzangen noteerden wij wel
in onze streken. Daar ze echter uit de mond kwam van een uit
België afkomstige vrouw, zou ze best in Vlaanderen kunnen
thuishoren. We vinden ze echter aardig genoeg om ze toch te
melden. Het valt trouwens maar zelden uit te maken, of men met
zuiver streekuitdrukkingen van eigen bodem heeft te doen. De grens
laat zich niet trekken. Ook als men denkt met een typisch idioom
uit eigen gewest geconfronteerd te worden, moet men soms
ontdekken, dat dezelfde uitdrukking, al of niet met enige
variatie, zelfs in tal van andere landen gangbaar blijkt. De
meeste zekerheid heeft men wanneer er een bekend, met name genoemd
persoon, wordt opgevoerd, maar zelfs dan weet men nog niet altijd
of deze zijn "gevleugeld woord" niet van elders heeft
geïmporteerd. Waaruit blijkt, dat zelfs Tilburgse taalplastiek
betrekkelijk is.
zeispreuken
- boerenstand - eigenbelang - inhalig
Voor
een ingewikkeld geval staan we met de volkswijsheid: "Een
boer heeft twee roeien". Zij houdt de beschuldiging in, dat
een boer steeds zijn eigen voordeel zoekt. Alsof dit onder andere
standen ook niet voor zou komen! Maar de boer doet dat dan wel op
een aan hem aangepaste manier. Een "roei" (roede) is een
vlaktemaat van 33 vierkante meter. Een boer beschouwt - als het
hem goed uitkomt, zeggen boze tongen - een "roei" echter
ook als lengtemaat. Hij rekent dan een lengte van: "vèèf,
zis zeuve". Dat betekent 5,6 tot 5,7 meter. Hij maakt daarvan
het kwadraat. Van 5,6 komt dat neer op 31,36 vierkante meter.
Uitgaande van 5,7 wordt het 32,49 vierkante meter. Hij blijft
daarmee echter steeds beneden de 33 vierkante meter. Waarom zou
men het niet ingewikkeld doen als er voordeel aan kan zitten!...
In ieder geval een curieus gereken!
Nog
eens moet de boer er aan geloven met de uitdrukking: "nen
boer stao aaltij veuls te eng". Dat duidt op hebberigheid,
die hem er toe brengt een te hoge prijs te vragen. Wederom iets
niet specifiek des boers, al moet hij het weer
"besnieten".
Ook
het volgende zal hem niet als loftuiting in de oren klinken:
"niks veur niks", zei de boer, "en nie veul vur 'n
bietje". (Niets voor niets en niet veel voor een beetje).
duivel
- verbazen
Wijwater
en de duivel laten zich niet gemakkelijk rijmen. Toont iemand zich
in hoge mate verbaasd, zodat hij "nie weet waor-ie 't heej",
dan legt men dit vast in het plastische beeld: "Hij kijkt als
een duvel, die uit de wijwaterfles gedronken heeft".
kwaad
- knecht
Een
Tilburgse baas die zich kwaad maakte, omdat zijn knecht iets
verkeerd gedaan had, luchtte zijn gemoed met: "Witte (weet
je) wè ge kunt? Ge kunt niks, dè kunde (kun je) en aanders kunde
niks!"... Ook een manier om zich af te reageren!
TILBURGER
Nummer 167
wederdienst
Het
bekende gezegde: "De ene dienst is de andere waard"
verwoordt men in onze contreien op een heel eigen manier. Heeft
iemand een kennis een dienst bewezen en krijgt de laatste op zijn
vraag wat hij schuldig is het antwoord: "O, dat is
niks", dan kan hij zijn dank voor de bereidwilligheid
schertsend tot uitdrukking brengen met de opmerking: "Nou,
dan zal ik voor jou wel eens een vlieger plakken". Misschien
voegt hij daar nog aan toe: "Ene die zonder staart omhoog
gaat". Dat gold dan een wel heel bijzondere
"beloning", want een ouderwetse vlieger zonder staart
placht bij het "opschieten" onmiddellijk met de kop in
de grond te slaan. De "beloning" kon ook nog in een
andere vorm beloofd worden en wel met: "Ik zal voor jou wel
eens een mus vangen!" Curieus omgangstaaltje!
terechtwijzen
- omslagdoek
Heeft
men met iemand nog een appeltje te schillen of bv. geld te
vorderen, dan zal men hem wel eens "aan zijn falie
trekken".
Zoals
al vroeger verteld was een falie een grote, zwarte, over het hoofd
gedragen en tot de grond afhangende doek, waarmee vrouwen zich
"in de rouw kleedden" voor het bijwonen van een
begrafenis. Men schijnt een tijd gekend te hebben, dat ook mannen
een falie droegen. In het ABN kennen wij als synoniem voor ons
"falie trekken" iemand aan zijn jasje trekken.
duivel
- alert
"Wie
met de duvel eet, moet een lange lepel hebben". Dit betekent,
dat men in geraffineerd of onbetrouwbaar gezelschap goed op zijn
tellen dient te passen, indien men zelf aan zijn trekken wil
komen.
plagen
Wilde
men vroeger een inwoner van Enschot "op de kast jagen"
(plagen), dan informeerde men langs zijn neus weg: "Halen ze
bij jullie 's avonds de toren nog binnen?" Dit zou er op
kunnen duiden, dat men erg zuinig was op de alleenstaande, niet zo
erge hoge toren van de oude kerk. Hij heeft zich dan ook tot in
onze dagen gehandhaafd en staat zelfs als "monument" te
boek.
drinken
Het
kan gebeuren, dat iemand "geen been meer kent". Dat
betekent dan, dat hij laveloos dronken is.
roodsel
De
vraag of ze al "gerooid" heeft, zal geen huisvrouw nog
van de buurvrouw te horen krijgen. We hebben hier te maken met een
uitgestorven werkwoord, omdat de werkzaamheid die het aanduidde
thans evenmin nog bestaat: "Rooien" betekende het met
"rooisel" rood maken van een plavuizen vloer in de
woning. "Ik kwam er met een blauw pak in en ging er met een
rooi uit", vertelde een bejaard man in zijn verhaal over
klandestiene, zondagse danspartijen in een nu niet meer bestaand
grenscafeetje. Het "rooisel" op de vloer was de
schuldige voor de "kleurverandering".
langstlevende
"Wie
het langst leeft, heeft alles", kent men door het hele land.
Dit geldt echter vermoedelijk niet voor de bij ons gehoorde
toevoeging: "ook alle kwaje broeken".
profiteur
- mijden
"Als
het niets kost, de bulten er op!" Een nogal eigenaardige
zegswijze, waarin méér de toon en de gevoelswaarde dan de
woorden zelf spreken. Zij kan gebruikt worden in misprijzende zin
tegenover iemand, die er voor bekend staat gaarne te accepteren
wat hij gratis krijgen kan, maar niet thuis geeft en geen lust aan
de dag legt als het geld kost. Men zegt het ook wel als
goedmoedige ironie en zelfspot wanneer men iets gratis aangeboden
krijgt. Dan wordt het meer een wat vlotte wijze van accepteren.
Op
zoek naar die zonderlinge "bulten" vonden we als
gewestelijke taal "om de bulten lopen", wat betekent:
"niets doen". Enig verband met onze uitdrukking kan hier
wel liggen.
begrijpen
"Dat
heb ik al lang gespinsd" zou volgens een Tilburgse inzender
betekenen: "al lang begrepen". We hebben hier te maken
met het werkwoord "spinzen". Van Dale geeft dit als
Bargoens (dieventaal) en als volkstaal. Bij hem betekent het:
kijken, zoeken of speuren.
eten
Wie
kan "eten als 'nen spaojer", heeft niet over zijn
eetlust te klagen. We kijken bij dit beeld tegen een "spitter"
of grondwerker aan. Spitten wordt geacht een zwaar werk te zijn,
dat - wellicht ook nog mede omdat het steeds in de buitenlucht
geschiedt - in hoge mate honger verwekt.
vrij
In
de buurt van bovenstaand hoort de humor thuis van de kleermaker
die zei: "Op maandag werk ik nie, dan spaoj ik den hof om!
TILBURGER
Nummer 168
weer
"Den
hits komt er uit", pleegt men te zeggen als het op een warme
zomerdag begint te onweren. Dat betekent natuurlijk, dat de hitte
zich ontlaadt. De uitdrukking wordt ook vaak ironisch gebruikt en
wel dan wanneer het, na bv. een halve dag mooi weer, al begint te
onweren terwijl er van hitte nog helemaal geen sprake is geweest.
In deze zin wijst het gezegde op de labiliteit van het zomerweer.
begaan,
laten
"Laat
men iemand maar aanpartijen", dan betekent dit dat men hem
ongestoord zijn gang laat gaan.
schuldig
"Eigen
schuld wordt niet bekuld", kan iemand zich toegevoegd horen,
als hij door eigen schuld een verwonding heeft opgelopen of in
moeilijkheden is geraakt. Het houdt in, dat men te kennen geeft in
zo'n geval geen medelijden met hem te hebben en dat hij er niet om
behoeft te "hengelen" beklaagd te worden.
Geeft
iemand openlijk toe: "Het was mijn eigen schuld", dan
kan daarop van een gevatte toehoorder het antwoord volgen:
"Daar word je in Beek voor uitverkocht!" Het
humoristische daarbij is o.a. ook het noemen van een concrete
plaatsnaam alsof schuld uitgerekend alleen in die plaats tot
onaangename consequenties zou leiden. Verder speelt er nog het
begrip "eigen" mee. Er wordt hierdoor een contrast met
"andermans schuld" opgeroepen, waarvoor men niet zo
gemakkelijk aansprakelijk wordt gesteld al kan dat in een bepaald
geval wèl.
gunst,
in de
Heeft
iemand ergens "zijn erwten uit", dan ligt hij uit de
gratie of heeft er niets meer te vertellen. De uitdrukking stamt
vermoedelijk uit de tijd, dat de aardappel in onze streken nog
niet algemeen was ingevoerd. Erwten en bonen vormden toen het
volksvoedsel. Men huurde bij een boer of elders een stuk grond en
teelde daar zijn eigen erwten. Waren de erwten eenmaal geoogst,
dan hield de huur op en had men op de gebruikte grond niets meer
te maken.
miskraam
"Ze
heej de kèr (kar) omgegooid!" zei een mannetje uit een
bejaardentehuis, dat met zijn makkers zat te buurten bij "den
ossenstal" op de vijfsprong van "De Utrecht". Dat
bleek maar voor één man orakeltaal, doch die kwam er tenslotte
ook achter, dat het hier ging over een vrouw, die een miskraam had
gehad. Wel echt taal uit het boereleven: Als de kar wordt
omgegooid, wordt de lading gelost. In de boven weergegeven
uitdrukking speelt de gedachte aan vóórtijdig ook mee.
stinken
- moos - blauwsloot
Er
kwamen bij ons ook nog een paar uitdrukkingen in verband met
"stinken" binnengewandeld. Reeds vroeger hebben we voor
de vergelijking de bunzing opgevoerd. Iets kan echter ook
"stinken als een moosputje" of "als een
blauwsloot". Vooral deze laatste vormt een goede bekende van
het oude Tilburg. Hij figureert in het befaamde lied van "De
schônste stad van 't laand" als volgt: "En dan hebben
we nog 'nen blauwen slôôt, as ge 'm ruukt dan valde dood".
Eens hadden we maar genoeg van die blauwsloten. De meeste zijn nu
gelukkig wel verdwenen.
stinken
- frater - snuiftabak
De
fraters kregen het te ontgelden met "stinken als een
fraterstoog". Een lezer kent ook nog: "Hij stonk naar de
snevel als 'nen frater naar snuf". Die "snuf" is de
snuiftabak welke vroeger veel als genotsmiddel in de neus werd
gestopt. Dat gebeurde vaak met een bijna heilig ritueel. Vooral
sommige fraters waren daar sterk in. We hebben er zo een gekend,
die nog levendig voor de geest staat. Uit zijn toog dook hij een
zwarte snuifdoos op, klopte die een paar maal stevig op de muis
van zijn hand opdat de snuif goed los zou raken. Daarna nam hij
een hoeveelheid tussen duim en wijsvinger en veegde met die
opeengeknepen vingers een paar maal langs zijn toog alvorens de
snuif in de neusgaten te stoppen. Eerst in het ene en dan in het
andere. Met de knokkel van een wijsvinger werd er dan, terwijl de
genieter het tabakspoeder opsnoof, tegen elk der neusvleugels
geklopt. Tenslotte kwam er nog een veel te grote, tot een prop
bijeengehouden, rode zakdoek aan te pas om eventueel gemorste
restanten weg te poetsen... De indruk dat snuiven een kunst was,
zijn we nooit ontgroeid. De grootste prestatie van de
snuifconsument leek: niet aan het niezen te geraken.
lijntrekken
- duren - kerkdienst
Tegenwoordig
kennen we langzaam-aan-acties om uiting te geven aan
ontevredenheid. Iets tergend langzaam doen, hebben we echter
altijd wel gekend. Van wie zich hieraan schuldig maakte, heette
het dat hij "van de lange berg kwam".
Voor
iets dat wat lang duurt zonder dat daarbij van tergen of protest
sprake is, hebben we ook nog de wel specifiek katholieke
vergelijking: "'t Is net een mis met drie heren". Zo'n
solemnele mis placht langer dan een gewone te duren, wat dan weer
de opmerking kon ontlokken: "Hoe méér volk daar voor, hoe
minder het opschiet".
TILBURGER
Nummer 169
schilderen
Een
doe-het-zelver had met méér ambitie dan vaardigheid de wanden
van zijn woonkamer beschilderd. Een kritische beoordelaar stelde
echter vast, dat er "een heiligendag" tussen zat. Hij
bedoelde daarmee een plek, die de amateur bij ongeluk vergeten had
van verf te voorzien. Daar was dus niet "gewerkt", zoals
er op een heiligendag ook niet gewerkt pleegt te worden. Een
geestige vondst!
tergen
Als
de zon schijnt, bestaat er altijd kans, dat het weer wel eens zal
gaan regenen. Indachtig dit natuurverschijnsel houden wijze
mensen, die het voor de wind gaat, rekening met de mogelijkheid
van tegenslag. "Hebben we het niet te goed?", hoort ge
ze dan wel eens vragen. En ja, prompt na deze verzuchting kwam uit
het andere eind van de wereld de noodlotstijding van een ongeluk.
Toen luidde het commentaar: "Ge moet Onze Lieve Heer niet
wakker maken!" Een kniesoor, die daar blasfemie in ziet!
betalen
Ze
hadden hun huizen "kop op start (staart) geruild", zei
onze man. Dat bleek in dit geval te betekenen: met gesloten
beurzen.
kaartspel
- presteren
Een
vrouw, die pas het kaartspel rikken had geleerd, speelde een
tegenspeelster, die "mezjèr" deed, "er in".
Zij gaf zichzelf een compliment met de enthousiast gestelde vraag:
"Is dat niet goed gestoten voor een jonge bok?" Daarbij
wordt dus uitgegaan van de gedachte, dat een jonge bok ook het
stoten nog moet leren. De algemene betekenis van de uitdrukking is
het leveren van een prestatie door iemand, waarvan wordt
aangenomen, dat hij er nog niet de nodige vaardigheid voor
verworven heeft.
fiches
- kinderspelletje
Het
"blekke mieke", dat we hier in een vroeger artikeltje
opvoerden, heeft nog een ander onderdeel van de vroegere metalen
fabriekstuit of garenklos tot leven gewekt. Dat is de "schierf".
Hiermede werd door de Tilburgse jeugd de blikken ring aangeduid,
die aan het breedste einde van de "tuit" bevestigd was.
De nog niet met duur speelgoed verwende jeugd gebruikte deze
"schierven" voor haar "mitje steken", een spel
dat door de groteren met centen werd gespeeld. Het woord "schierven"
werd ook als werkwoord gehanteerd. "Ga je mee schierven?"
klonk de uitnodiging van de jeugd.
meespelen
Een
andere uitdrukking van het jonge goedje uit die dagen luidde:
"Hupke kom bij!" In zeer brede zin kan men dit vertalen
met: Hoe méér zielen hoe méér vreugd. In strikte zin vormde
het een antwoord op de vraag van een kind of het met een groepje
spelende makkers ook mee mocht doen. Vooral kreeg het zijn waarde
als een dergelijke toestemming door enige kinderen achtereen
gevraagd en verkregen werd, waardoor het "hupke", dat is
het "hoopje" of het aantal, voortdurend aangroeide.
kwaad
- "kwaad"
Geeft
iemand er de brui aan en verdwijnt hij boos, dan "loopt hij
met 'nen kwaje kop weg". Als er nog wat méér dialectisch
wordt gesproken, kunt ge te horen krijgen: "kwaoie" of
ook wel "kaoie" kop. De verandering van de "aa"
in "ao" is in ons dialect algemeen.
flater
"Een
kraai gevreten" heeft degene, die een flater beging of een
uitspraak of voorspelling heeft gedaan, die hij later moet
"inslikken" omdat ze er naast blijkt.
kalm
aan
Een
uitbreiding van een bekend ABN-gezegde tot een rijmpje vonden we
in: "De Heer had genoegd gesjouwd, daarom zijn Keulen en Aken
niet op één dag gebouwd".
duivel
- waarschuwen - verwensen
Nog
een volksuitspraak op rijm: "God zal oe (je) mikken, maar de
duvel zal oe pikken!" Wij denken, dat het "mikken"
hier dient verstaan in de betekenis van: richten op een doel. Dat
wil dan in ons geval zeggen, dat God beoogt de mens naar de hemel
te halen, maar dat dit vanwege de duvel niet doorgaat. Het rijmpje
kan de bedoeling van een waarschuwing of van een verwensing
bezitten.
TILBURGER
Nummer 170
gevaarte
- karwei
Toen
verhuizers met veel moeite een kast versjouwden, vond onze man
"dat een heel bezwaai". Hij doelde daarmee niet op het
werk maar op de kast. "Bezwaai" vormt namelijk ons
gewestelijk synoniem voor: heel groot ding.
bedriegen
Wanneer
er van iemand wordt gezegd, dat ze hem "goed aan z'ne start
(staart) getrokken hebben", kan hij er van verzekerd zijn dat
men hem te veel heeft laten betalen.
autorijden
Hoort
ge daarentegen: "Ik heb hem eens op z'nen start
getrapt", dan gaat het over het flink indrukken van de
gaspedaal van een auto. We hebben hier derhalve te maken met een
uitdrukking, die van vrij recente datum moet zijn. Ze is alleen
gangbaar in de kring van autorijdend publiek. We betwijfelen het
bovendien of onze streken er het monopolie van hebben. Toch wel
een aardig voorbeeldje van de creativiteit van de
"spraakmakende gemeente".
weten
"Daar
heb jij geen sjoecher van" betekent: daar heb je geen
verstand van of: geen kaas van gegeten. We hebben het in Tilburg
meerdere malen horen gebruiken, al schijnt het momenteel niet meer
in zwang te zijn. Dat gekke woord is Bargoens en betekent
eigenlijk: antwoord. Het luidt dan echter: sjoechem.
drinken
Wie
"afgelaoie (geladen) is", heeft te diep in het glaasje
gekeken. Een beetje Tibethaansachtig luidt dat in klassiek
Tilburgs: "Hij hô'm om". Voor degenen die niet in het
serail zijn opgevoed: Hij had hem om.
armoede
Wanneer
"O.L. Vrouw in het donker staat", zit men er wel heel
krap bij. Dan kon er namelijk nog geen kaarsje of een oliepitje
af, zoals men die vroeger voor een Moedergodsbeeld placht te laten
branden.
ternauwernood
- schuw
"Het
had maar hand of keer geschouwd, of hij was in het water
gevallen", dan is hij op het nippertje aan een onvrijwillig
bad ontsnapt. Noch de uitdrukking "hand of keer" noch
het werkwoord "schouwen" in de hier gebruikte betekenis
van "schelen" vinden wij in Van Dale.
Is
iemand "schouw", dan is hij schuw. Het woord is ook van
toepassing op dieren. Hoewel we het in onze streken nog
herhaaldelijk in de volkstaal horen gebruiken, hebben we hier te
maken met reeds verouderd Zuid-Nederlands.
evolutie
dialect
Het
is trouwens kenmerkend voor dialect, dat een aantal woorden hier
een langer leven beschoren is dan in het Algemeen Beschaafd
Nederlands. Een tragere taalevolutie derhalve, die naar
conservatisme wijst. Dat is overigens niet zo erg:
"Isser
iet dat u denckt datter niet en betaemt
Noch
en behoort, gaget voorbij in desen
So
sal van dbeste een memorie wezen"
lezen
we in de in 1565 verschenen "Die nieuwe Chronijcke van
Brabandt".
kwaad
Om
tot uitdrukking te brengen hoe kwaad men op iemand is of hoe sterk
men zich door de betrokkene geërgerd voelt, komen wij kernachtig
uit de hoek met: "Je zou hem z'n hart in z'n handen
geven!"
ontslag
Een
arbeider, die bij ons door zijn baas ontslagen wordt, heeft
"gedaan gekregen". Specifiek gewestelijk is deze
uitdrukking niet. Het valt echter wel op, dat zij vooral in onze
stad en omgeving bijzonder blijkt ingeburgerd. Weer helemaal onder
ons verkeren we daarentegen als die arbeider zegt: "Ik kos
(kon) m'ne jas vatten", want dan heeft hij ook zijn ontslag
te pakken.
sufferd
- Kokadorus
Geen
hoge dunk van zijn intelligentie heeft men van iemand, die met
"kakkedorus" betiteld wordt. Volgens een inzender zou
dit vreemde woord overeenkomen met "sul". Wanneer dit
juist mocht zijn, blijkt het nogal ver van zijn vermoedelijke
oorsprong afgedwaald. Als wij ons goed herinneren, bestond er
vroeger een Amsterdamse kwakzalver, die op markten
"geneesmiddelen" verkocht aan de goedgelovigen en die
zich de naam "Kokodorus" had aangemeten. Rond de eerste
decennia van onze eeuw is over die man zelfs een heel boek
verschenen. Een "sul" was hij allesbehalve. Hij stond
zelfs bekend als een enorme gladde jongen en als meester in het
beetnemen van de mensen. Er ging zelfs het verhaal, dat hij
"zilveren lepels" verkocht, maar dat deze wegsmolten zo
gauw je ze in je handen kreeg. Van Dale blijkt een "kakadorus"
als "kwakzalver" te kennen. Het gaat er nu maar om te
weten wie er het eerst was: de "Kokodorus" als
gefingeerde naam of de "kakadorus".
TILBURGER