"Vroeger
was er meer compassie. Veertig jaar geleden kon je iets uit de
krant houden als je dat nodig vond, als je dacht daarmee onnodig
leed te voorkomen. Maar de journalistiek is harder geworden, de
nieuwsgaring brutaler, de berichtgeving geraffineerder. Wat de
krant zou willen verzwijgen, krijgen haar lezers door de televisie
haarfijn in de huiskamer gebracht. Doet de ene zender het niet,
dan staat de ander al met de camera in de aanslag."
De
man, die zijn spijt over deze kant van de ontwikkeling der moderne
massa-media zo onomwonden uitspreekt, wordt morgen de eerste
journalist in Tilburg die veertig jaar redacteur "in vaste
dienst" is geweest. Want Pierre van Beek (61) trad op 16 mei
1928 in dienst bij de krantenfamilie Arts als de eerste
"mederedacteur", die geen lid van de familie was. Voor
hij die beslissende stap zette, had Pierre van Beek zijn interesse
voor de krant reeds bewezen met een aantal verhalen die van zijn
hand waren verschenen in Het Zondagsblad, in de Katholieke
Illustratie, en in Het Zuiden (later "Panorama").
In
de veertig jaar die zijn verstreken sinds hij zijn eerste
raadsverslag schreef over de toen bijzonder spannende kwestie van
de concessie voor de Brockway (stadsbusdienst) heeft hij de hele
ontwikkeling van Tilburg in de krant en die van de krant in
Tilburg van zeer nabij meegemaakt. Op de vrij korte periode van de
stadsverslaggeverij volgde die van de bureauredactie. Eerst kwam
het nieuws met telegrammen en als radioberichten van het
Persbureau Vaz Diaz, die ten gerieve van de geabonneerde dagbladen
voor Radio Scheveningen extra langzaam werden voorgelezen. Later
volgde de telex. Toen werkten al meerdere journalisten bij
"de krant van Arts" en was Pierre van Beek opgeklommen
tot redactiechef, was hij een gewaardeerd bestuurslid van de
Studie- en Debatingclub "Lumen et Veritas", gaf hij
Italiaanse les aan leden van de Nederlandse Reisvereniging, was
hij een vooraanstaand lid van de Esperantisten-beweging en was
zijn faam als bereisd man wijd en zijd gevestigd.
Persoonlijk
Want
sinds zijn 18e jaar heeft Pierre van Beek elk jaar een
buitenlandse reis gemaakt. In 1929 al was hij een van de destijds
zeldzame Tilburgers, die aan de Rivièra geweest waren. De
Tilburgers lazen over zijn reizen naar Frankrijk, Italië,
Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Joegoslavië, waar hij hele
feuilletons over schreef. Geen reisbeschrijvingen als optelsommen,
waarin de ene bezienswaardigheid na de andere werd
gecatalogiseerd, maar levende verhalen, waarin hij vertelde hoe
het hem persoonlijk was gegaan, welke mensen hij had ontmoet en
hoe ze zich tegenover hem hadden gedragen. Zijn mooiste belevenis
vindt hij de vlotreis op de Drina, waarover hij een paar jaar
geleden in Het Nieuwsblad vertelde. En toch is juist Pierre van
Beek de man die onze lezers de laatste tijd het beste kennen van
zijn verhalen over onze eigen streek en over onze eigen taal
(Taalplastiek).
Natuurliefhebber
"Ik
hou van de kunst, maar nog meer van de natuur", pleegt hij te
zeggen. "Juist na een klimtocht door de barre schoonheid van
de bergen, spreekt het tere en lieflijke van de hei en de bossen
in onze eigen streek mij met nog meer felheid aan." Daarmee
is Pierre van Beek voor een groot deel getekend: een man die graag
de eenzaamheid van de natuur zoekt om ongestoord te kunnen denken
over de zin der dingen en over wat de mensen elkaar aandoen. Hij
is er jong bij gebleven. Want de 61 levensjaren mogen op zijn
gezicht dan zichtbaar gaan worden, vanachter de brilleglazen
fonkelen zijn ogen nog steeds met de twinkeling van een man, die
zwijgt omdat hij beter weet.
Morgen
viert hij zijn unieke jubileum in alle bescheidenheid. Met een
receptie aan huis "voor vrienden en kennissen". Pierre
van Beek is als de meeste publicisten: hij houdt niet van
publiciteit. Maar na veertig jaar is daar geen ontkomen aan.
Evenmin als aan de welgemeende wensen van allen die hem kennen of
gelezen hebben.