Poppel, een puur agrarisch dorp
Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 19 april 1969
Poppel - Raadhuis - Archief Pierre van Beek
Zonder de bedoeling het Belgische dorp Poppel,
even ten zuiden van de grens bij Goirle, tot de eer van de
toeristische altaren te verheffen, willen we het er vandaag toch
eens over hebben. Overal waar mensen leven, valt ook wel iets te
bé-leven, al komen de dingen niet provocerend op u afgesprongen.
Vereiste is alleen de bereidheid tot kijken en luisteren en
geduldig uitpellen. Dan ervaart ge de waarheid van het
dichterwoord: "Greift nur hinein... Tast maar toe in het volle
mensenleven en waar ge het ook aanvat, daar is het
interessant"...
Hoeveel verwantschap er aan beide kanten van de
grens ook mag bestaan, het valt niet te ontkennen: in Poppel
zijt ge in een ander land. Dat ziet ge direct na het passeren
van de slagboom als een enkelvoudig rijwielpad de fietser abrupt
naar de linkerkant van de weg duwt. Ge ziet het aan de lichtrode
steentjes van de oudere huizen, aan in aanbouw zijnde huizen,
waar de stellingen aan de binnenkant staan en de kozijnen in een
later stadium worden ingezet, en in de kom van het dorp voelt ge
het wel aan de "kassaaien" al zit er hier en daar wat teer op
gesmeerd. Daar boldert de automobilist uit Holland dan overheen
om, bij na het passeren van de kerk, met vreugde het goede
asfalt tussen miniatuurfietspaden te begroeten. Hij heeft Poppel
achter de rug op jacht naar een verder gelegen doel. Nooit stapt
hij uit om in Poppel rond te dolen, nooit om Poppel te
bezichtigen! Hij heeft daarmee ongelijk al moeten we toegeven,
dat het hem niet zo heel gemakkelijk wordt gemaakt. Het dorp met
zijn onderhorige gehuchten ligt breed uiteengerukt. Dit alles
dient ge te kennen om deze gemeenschap van 2.286 inwoners op een
oppervlakte van 3.149 ha als een zuiver gebleven agrarisch dorp
te zien oprijzen. Poppel heeft geen enkele fabriek, geen
industrie. Met boeren in brede zin wordt er de kost verdiend. De
klok slaat er: veeteelt en melkproduktie, kippenhouderij voor de
mest, de eieren en de teelt. Ten slotte is er dan nog de
varkensfokkerij. Van Poppel uit zou zelfs een prima varkenras
zijn zegetocht door "de Vlaanders" begonnen zijn. Maar het waren
wel Hollandse varkens van komaf...
Zulke agrarische dorpen zijn minder dik gezaaid
dan u denkt. Misschien ontleent een zwerftocht door de Poppelse
landouwen, die nagenoeg aan alle horizonten door bossen worden
afgesloten, daaraan wel haar aantrekkelijkheid. Zeker voor wie
weet wat daar allemaal omheen gesponnen zit.
Poppel wordt al in de achtste eeuw in een
testament van St. Willibrordus genoemd. Men treft de naam in de
historie aan als Pieplo, Peplo, Publo, Pip(p)elo en Poppels.
Pippelo zou "populierenbos" kunnen betekenen, maar zoals in
kwesties als deze zo vaak het geval is, zijn de geleerden het er
niet over eens. Er is wel de opvatting verkondigd, dat we in
Pippelo met een schrijffout te maken hebben doordat een R voor P
werd aangezien. Dan zouden we een Rip(p)elo gehad hebben, dat
een plaatsje in Nederland moet zijn. Poppel kent ook heden ten
dage nog een Willibrordusverering, maar van het traditionele
putje is (nog) niets bekend en de kerk bezit St. Valentinus tot
patroonheilige.
In de dertiende eeuw stond in Poppel een kapel,
waarvan de bijkerk in Ravels afhankelijk was. Deze kapel werd in
1211 door het kapittel van St. Servaas te Maastricht geschonken
aan de abdij van Tongerloo, die tot de Franse revolutie het
recht behield de bedienaren der kerk te benoemen. Tot 1823 -
volgens een andere bron tot 1820 - waren kloosterlingen van
Tongerloo pastoor te Poppel. De abdij bezat er een molen en een
hoeve. Tot voor nog korte tijd kende men te Poppel, aan het
pleintje achter het gemeentehuis, ook een Postelse hoeve. Deze
is thans afgebroken.
Drie markante punten in Poppel vormen: het
gemeentehuis, de kerk en zeker niet op de laatste plaats de
pastorie. Deze laatste ligt aan de naar haar genoemde straat,
geheel terzijde van de hoofdverkeersader, waarom men vele malen
het dorp kan passeren zonder haar ooit te ontdekken. En toch is
het juist hier, dat het oude Poppel sterker leeft dan waar ook.
Geen wonder, want we hebben hier te maken met een oude
Tongerloose priorij waarvan die pastorie nog kenmerken verraadt.
We schatten het gebouw een paar eeuwen oud.
Pastorie
Achter een hoge beukenhaag, die onderbroken wordt
door een met twee zware, bakstenen kolommen geflankeerde
toegangspoort, ligt een brede gracht, waarop een paar eenden
drijven. In een vierkant omgeeft de gracht een dicht met
allerlei soort bomen beplant complex met een oppervlakte van één
ha. Dat is de pastorietuin op een deel waarvan de oude priorij
verrijst. Het is een hoog, nogal massaal vierkant gebouw met een
brede toegangsdeur in het midden, waaraan de barokke omlijsting
van hardsteen direct opvalt. Aan weerskanten hiervan twee grote
ramen en in de bovenverdieping vijf, alle met betrekkelijk
kleine ruiten. Op het leiendak mag bij zo'n huizing een torentje
met klok niet ontbreken en daarom is het er ook. Er was een
tijd, dat men huizingen, die zich boven hun omgeving moesten
verheffen, zó hun karakter liet uitdragen. Daarom verbaast het
des te meer, dat deze oude priorij toch iedere hooghartigheid
miste maar een stille, ingetogen vriendelijkheid uitstraalt. Het
komt misschien wel doordat de klimplant tegen de muren in deze
tijd van het jaar haar bladeren verloren heeft. Als een met veel
fantasie gevlochten netwerk bedekken de takken de muurvlakken,
uitgaande van polsdikke hoofdtakken, die - zich alsmaar
vertakkend - steeds dunner worden om in fijne haarsprieten te
eindigen. En daar tussendoor spelen overal de witte lijnen van
de metselvoegen, die de bakstenen bijeenhouden.
Binnenplaats
Op de binnenplaats aan de achterkant zou Anton
Pieck zijn inspiratie gevonden kunnen hebben. Alsof beukenhaag
en gracht nog niet voldoende veiligheid boden, sluit een stenen
muur deze plaats af. Hij is groenbemost, hangt oud en moe tegen
zijn zware steunberen en draagt 'n wilde haartooi in de vorm van
nu nog kale klimplanten, die zich al voorbereiden straks haar
sluiers over het verweerde muurtje te gaan hangen. Dan zal het
daaronder zitten weggedoken als een oud vrouwke onder haar
falie. Daar waar het muurtje een met rode pannen afgedekte
verhoging vertoont, welft zich een boogvormig, niet meer
gebruikt poortje, dat een kopie had kunnen zijn van "'t
Piepholleke" van het Lierse begijnhof. Een uit steen gehouwen H.
Willibrordus op de vensterbank van een vleugelgebouw, met een
doorgeroeste kromstaf stevig in de hand, slaat dit alles in
gedachten verzonken gade, alsof hij peinst aan die verre tijd
toen zelfs in Poppel de dagen trager waren...
Interieur
Een trek aan de koperen belbeugel wordt door een
hoge, dubbele ting-ting beantwoord, zo verrassend speels, dat ge
er haast van schrikt en snel uw hand terugtrekt alsof ge ze
gebrand hebt. Ge had hier iets sonoors verwacht, dat nazindert
in een hal, die achter deze deur moet zijn. Die hal blijkt er
inderdaad. Zulke huizen hebben alleen zulke hallen: tot op
meterhoogte donker gelambriseerd, wat lage, brede, nogal dikke
deuren en in de linker hoek, op 'n kleine oppervlakte, een
houten trap, die enige rechte hoeken slaand, als met tegen het
lijf gedrukte ellebogen, naar boven klimt, waar ge nog juist de
kolommen van een balustrade waarneemt.
Het interieur van de vertrekken is aangepast aan
moderne wooneisen maar er bleef nog iets behouden van de oude
sfeer. Ook dáár lambriseringen, een met stucwerk versierde
schoorsteen, een open schouw in de keuken. Het meest
aantrekkelijk en eerlijk zijn echter wel de dubbelgeklapte, met
panelen versierde, eiken vensterluiken aan de binnenkant van
bijna alle ramen. Grote, uit eik gesneden madonna's sieren
schoorsteenmantels, 'n soortgelijke, harpspelende David een
wand. En we ontdekken ook 'n bijzonder charmante,
gepolychromeerde Sinte Lucia met een vlijmscherp zwaard door de
keel... Jammer, dat bij de laatste restauratie de zwaar
gehavende, op doek geschilderde jachttaferelen van een der
kamers, die de hele wanden bedekten, pas verdwenen en totaal
vernietigd zijn.
Oude boeken
Hier en daar pronken eerbiedwaardige oude boeken,
op een stapel liggen er nog méér en er zitten er ook nog in een
kist op zolder. In een grote kist! In zo'n kist heeft onze
jeugdverbeelding Hugo de Groot uit slot Loevestein zien
vluchten! En heeft onze Hugo immers niet (misschien?) op Loveren
in Baarle-Nassau gezeten!... We mogen even in de boeken neuzen.
Eerbiedige schroom en nieuwsgierigheid wedijveren met elkaar
maar de laatste is het sterkst. We hebben te maken met grote en
vooral ook dikke boeken. De grootste zitten in eikenhouten, met
bewerkt leer overtrokken banden. Het met patina van de tijd
overdekte leer is van sommige geschonden. De boeken zelf
verkeren in goede staat, in een zelfs zó goede, dat het lijkt of
ze nooit gebruikt zijn. Sommige dragen koperen sloten of de
sporen daarvan. Enkele hebben gegraveerde titelplaten.
17de eeuw
Onze vingers strelen een "Processionale", een
processieboek met Gregoriaanse gezangen van 1611; een missaal
van 1672; een enorm groot werk, "Brabandts Recht, dat is
generale Costumen van den lande en hertogdomme van Brabandt
mitsgaders van het hertogdom van Limborgh stede ende landen van
Mechelen door J.R. Jan Baptiste Christijn", zo luidt de
langademige titel. Gedrukt te Antwerpen bij Michiel Knobbaert
"by processiehuis der Sociëteit Jesu in St. Pieter 1682". Dit
boek over wetten en gebruiken houdt zich o.a. - we doen maar een
petieterig greepje! - bezig met: Den Bosch, Grave, Boxtel,
Reusel, Hilvarenbeek, Tilborch, Moergestel, Beerse, Mierde,
Oirschot, St. Oede Rode, Bergeick, Eersel, Eindhoven en Blaedel.
Wij bladeren in een Biblia Sacra met koperen slot
van 1693 en in het 11de deel van "De Kerckelycke Historie van de
gheboorte onses Heeren tot het tegenwoordich Jaer 1624". Deze
historie is geheel gedrukt in Gotische letters "tot Antwerpen by
Hieronymus Verdussen in de Kamerstrate in den Rooden Leeuw". Het
deel begint bij het jaar 1301. Het ligt uit de houten, met leer
beklede band, zodat ge zien kunt hoe de rug met een potlooddik
touw is vastgezet.
Woestijn van letters
Een staal van onvoorstelbaar geduld, monnikenwerk
in de ware zin van het woord, vormt een Concordantiae bibliorum,
een ongedateerd boek met slagwoorden voor het oude en nieuwe
testament. Kolom na kolom trekt aan ons speurend oog voorbij. In
kriemelige hoogstens zespunts letterrijtjes, totdat ze schemeren
voor de ogen en het boek uitgroeit tot een onmetelijke woestijn,
even rijk aan letters als de Sahara aan zandkorrels en niet
minder eentonig. Geen mens, die ze ooit zal tellen! Niet de
korrels - niet de letters! Voor de aardigheid nemen we een
steekproef met "Dominus". Helemaal eerlijk is dat natuurlijk
niet, maar we sturen bewust op "veel" aan. Die verwachting wordt
geen teleurstelling. Er blijken, vlug geteld, zesennegentig
kolommen nodig, met telkens een aantal vermeldingen tegelijk, om
in de bijbel de weg naar alleen maar het woord "Dominus" te
wijzen... Het boek is totaal gaaf, slechts wat van vocht
doortrokken, dat er zijn kringen heeft achtergelaten. De
gehavende leren band biedt gelegenheid te over om te laten zien,
dat het eiken paneel beplakt is met papier, volgeschreven met
Latijnse tekst van in inkt getekende Gotische drukletters.
Ook krijgen we te zien: een Pastorale rituali
Romano van 1697, een Rituale van vermoedelijk 1697, een van
1796, de laatste gedrukt bij Pantijn te Antwerpen, en een
Catechismus van 1663 door Joannus Hesselius uit Leuven, gedrukt,
bij Heroymus Nempeus. Eerste deel. Verder zijn er nog enige
kerkmissaals, o.a. van 1672 en 1765.
Tot voor enige tijd borg de pastorie nog zeer
vele oude archiefstukken, waaronder van lakzegels voorziene
perkamenten en losse handschriften van de 16de en 17de eeuw.
Sommige daarvan handelen over schenkingen aan de parochie. Al
deze stukken bevinden zich momenteel in handen van de archivaris
van Turnhout de heer Peeters, die er avond aan avond overheen
gebogen zit voor het opmaken van een inventaris, want het
betreft hier een nog zo goed als onontgonnen terrein.
Plagerij
De aan de H. Valentinus toegewijde kerk, in 1906
uitgebreid, na de oorlogsverwoesting herbouwd, bezit een
16de-eeuwse toren, 18de-eeuwse biechtstoelen en een fraaie
preekstoel. Van de oorlogsverwoesting heeft men gebruik gemaakt
de vernielde torenspits met bol, die scheef stond, recht te
zetten. In het verleden helde hij naar de straatkant over.
Plaaggeesten, die vroeger de Poppelaars kwaad wilden maken,
wezen niet alleen op die kromme toren, maar zeiden ook "dat hij
voor Napoleon gebogen had". Dat gaat nu niet meer op en men is
in Poppel bovendien boven die plagerij uitgegroeid. Zij zullen u
nu zelf vertellen hoe weleer de fanfare roffelde van:
"Rom-pom-pom, rom-pom-pom en de Poppelse toren, die staat
krom"... Poppel geniet ook enige faam omdat men het er ooit
zonder weer heeft moeten stellen. Een vroegere pastoor had
namelijk vanaf de preekstoel medegedeeld: "De processie trekt
vandaag niet uit, want het is geen weer"... In het Nederlandse
buurdorp Goirle zegt men, als iemand geweldig zit te liegen: "Ze
roepen in Poppel!" Vraagt er iemand: "Wat roepen ze?", dan luidt
het antwoord: "Leugenaar!"
In het centrum van de dorpskom paradeert vief en
charmant het raadhuis in Vlaamse stijl met hoog bordesje,
torentje, trapgevel en alles er op en er aan met "den amigo"
(cel), waar bijna nooit iemand inkomt, er onder. Voor zijn
kleine raampjes bekijkt het zijn wereldje beneden, waar het ook
toezicht kan houden op het driehoekig parkje met muziektent aan
de achterkant.
Kapelletjes bij de vleet
Het Poppelse land buiten de kom staat bestikt met
kapelletjes als een Lieve-Vrouwemantel met sterren. Oude en
nieuwe, grote en kleine, al is het maar een houten kastje met
afdakje en Lieve-Vrouwebeeldje tegen een boom. Een vrij nieuw
langs de Tilburgseweg, die plagend "den Boulevard" genoemd
wordt, is onlangs ingestort wegens verkeerde constructie. Ge
vindt die kapelletjes verspreid over alle gehuchten. Op
Nieuwkerk, Roovert, Aerle, Maerle, Hulsel, Overbroek, de
Pannenhoef, Bedaf, de Schrieken, De Vond, het Hondseynd, den
Dijk, de Heesdijk en de "Weltse Heg". Tweeëndertig in totaal
moeten het er zijn. En al die kapellekes worden in de Meimaand
versierd met bloemen en papieren slingers en dan komen er mensen
het rozenhoedje bidden.
Rond het einde van de vorige eeuw, toen het
gemeentehuis nog in een particuliere woning was gevestigd, stond
op de plaats van het huidige raadhuis ook nog een met bomen
omringde kapel. Ze heette "'t Kerske" in de volksmond.
De drie Maagden
Ook achter de Kapelhoef aan de Dijk heeft vroeger
een kapelletje gestaan. De liberale minister Orban, die rond
1908 een 400 ha hei had gekocht en boerderijen stichtte, had het
gebouwd. Het was gewijd aan de drie H. Maagden van Brustem:
Bertilia, Eutropia en Genoveva, "maar de pastoor wilde het niet
inwijden". Brustem is een curieuze bedevaartplaats in de
Haspengouw. Iedere maagd heeft daar haar eigen putje, waarin men
een lapje stof, dat op het blote lichaam gedragen is, moet
werpen om het als Delphi's orakel te laten werken. Er worden
vreemde verhalen over verteld, waarbij drijven, bruisen van
water en zinken over genezing, hoop op herstel en dood
beslissen. "Echt waar," zegt een oude man, "mijn vader is er
zelf geweest. Die had een zuster. Haar lapje zonk als een
baksteen en ze was binnen het jaar dood." "Allemaal superstitie
(bijgeloof)", interrumpeert zijn vrouw. Of zou het voer voor
psychologen zijn? Poppels "maagdenkapel" is afgebroken. De vloer
hieruit, hardgebakken beige tegels en een randversiering, ligt
in de woning van A. Jonkers, Dorpstraat 59.
H. Poppelius
Niet onvermeld mag blijven de kapel van de H.
Poppelius in de "Weltse Heg", juist over de gemeentegrens onder
Weelde. Het gaat hier om de martelaar van Gorcum Nicolaes
Poppel, "het heilige slaafke", waarvan Poppel en Weelde elkaar
"den eigendom" betwisten. Onze Katholieke Encyclopedie velt een
Salomonsoordeel door hem te laten geboren worden in... Welden.
Maar dat zal wel een grap van het drukfoutenduiveltje zijn! Toch
is er één troost voor Poppel. Bij de bouw (of was het de
vernieuwing in 1910?) van de kapel is daarvoor "zavel (rood
zand)" uit Poppel gebruikt. "Zó staat de H. Poppelius dus toch
op Poppelse grond!", zeggen sommigen niet zonder leedvermaak.
Poppel houdt van zijn grote mannen. Ze praten er
vol trots van hun bisschoppen: mgr. Jan Baptist Paaps,
aalmoezenier van de pauselijke zouaven, en - van méér recente
datum - de missiebisschop mgr. Vincent van Beurden, beiden
geboren in Poppel. Maar weten ze in Poppel ook, dat in 1708
"seeckeren Biscop" uit Ierland van 20 september tot en met 1
oktober elf dagen achtereen in Poppel gevormd heeft. Iedere dag
minstens 3.000 man. Dat zijn er in elf dagen
drieëndertigduizend! Die kwamen natuurlijk vooral uit Staats
Brabant, waar uitoefening van de katholieke godsdienst verboden
was.
Afscheiding
Ze houden in Poppel, naar goed Vlaams gebruik,
ook van plezier en een pint. We weten nu eens precies wat er
officieel werd verteerd bij een "scheiding", méér dan 300 jaar
geleden. Een burgemeestersrekening van 1654 verklapt het: "Den
22e Februari, daer Biemans van Brussel quam brengende tijdinghe
dat Poppel gesepareert was Schepenen ende andere naeburen
verteert 16 p. bier ende gebrande wijn 't samen 16 stuivers." Om
welke scheiding het gaat, zegt het stuk niet - vermoedelijk die
van Weelde. In elk geval was men blij "er af" te zijn!
Het gilde St. Sebastiaan paradeert nog in
uniformen. Dat van St. Joris bepaalt zijn activiteit tot "teren"
en kermis heeft men er genoeg. "Poppelse Sinxen" duurt twee
dagen met Pinksteren, waarbij het "Kinnekenslof". Dat is
verering van de St. Willibrordusrelikwie voor gebrekkige
kinderen, meestal die met Engelse ziekte. Aanvankelijk werd
hiervoor St. Valentinus vereerd, zodat men hier dus te maken
heeft met een wel méér gesignaleerd geval, dat een volksdevotie
van de ene heilige op een andere is overgegaan. In het
noordelijke deel van de Kempen noemt men een kindje, dat niet
goed groeit, een "Poppelèrke", wat dan betekent dat men daarmee
in Poppel naar het "Kinnekenslof" moet gaan.
Verder is er nog drie dagen kermis vanaf de
eerste zondag na 8 september; Aerle kermis zondag na de
Poppelse, en Roovertse kermis zondag na Sacramentsdag. Vroeger
was er ook nog kermis op de "Fitselstekken" op de Grote Vond en
er is ook eens ooit "Grenskermis" geprobeerd. Alleen bij de twee
eerstgenoemde is sprake van echte kermisattracties.
Langs de baan
Over Roovert, waar aan de Leij een watermolen
stond op Belgisch en een oliemolen op Hollands gebied, liep in
oude tijden een belangrijke verbindingsweg en die vergde
"staminees". Oude generaties hebben er wel drie of vier gekend.
Het laatste, dat vóór de oorlog verdween, was "De nieuwe
buiten". Rond 1910 kende men er dat van J. van Steen met tegen
de muur de uitnodiging: "Reiziger kom binnen, zonder te
verzinnen, hier wijst men de baan, waarover gij moet gaan. Jan
van Steen, tapper". Een ander rijm: "Jan van de Kei, tapper in
de hei, tapper in 't veld, Jan van de Kei is goed gesteld".
Elders: "Bij Jan van Beurden in den Trier, schenkt en tapt men
met plezier, ware jenever en gerstebier". Bij Jonkers in Aerle
viel eens te lezen: "Ik woon hier langs de weg, wat kan ik beter
wensen, de zegen van den Heer, de gunsten van de mensen". Al
deze vrolijkheid is nu verdwenen, maar leeft nog in de
herinnering voort.
Eigen dichter
Als Maurits Sabbe zijn "Filosoof van 't Sashuis"
had, Poppel bezit nu nog zijn dichter, musicus-componist,
schilder en filosoof-bij-tijd-en-wijle in "Rie Zwanenbaas", zoon
van de eigenaar van de voormalige herberg "De Zwaan", die
officieel Van Hees heet maar zo nooit wordt genoemd. Het huis,
dat hij bewoont, was eens herberg "De Zwaan" van Biemans, annex
brouwerij en stokerij. In 1848 werd dat hele geval: "huizing,
gebouwen, hof, samen 28 are en 35 ca" verkocht voor ... 85
frank. De grond kostte toen een halve frank de "roei". In 1920
werden in dit perceel gouden en zilveren munten gevonden.
Dorpsromantiek
Poppel kent zijn dorpsverhalen van "Het schoon
boomke", "Het zilveren Hoekske" en vooral "De toverpot". Dit
laatste vormt een mysterieus geval, dat in vele versies wordt
verteld met als enig punt van overeenkomst de kern: een vreemde
ontmoeting van een boer, die gedwongen wordt uit een pot te
drinken. Na enig verzet doet hij dit met de verzuchting: "In
Gods naam"... Dit is het woord, dat de betovering van den boze
verdrijft. De boer blijft met de pot in zijn handen verbaasd
achter. Die toverpot heet lang in Poppel bewaard te zijn, maar
niemand heeft hem ooit gezien... Dit laatste geldt trouwens ook
voor de "geheime gang", die in de pastoriekelder ooit zijn
oorsprong gehad zou hebben.
Nederlanders
En om nu weer even ernstig te worden: Er is in de
laatste jaren in Poppel veel gebouwd onder andere door
Nederlanders. Ze vormen er een flink contingent import. Een
groot bos, midden in de velden, is het bungalowpark "Aerleheide"
met 94 bouwplaatsen, waarvan een dikke zestig verkocht. Allemaal
aan Nederlanders. Zeven bungalows staan er al. Er is het plan
"Hondseind" met betonwegen: in de acht woningen drie Nederlandse
en vijf Belgische families. Maar die Nederlanders zitten ook op
Overbroek, Hulsel en Roovert. Ze zitten in Poppel overal, want:
bouwvergunning in een plan in drie dagen klaar, geen
overheidsbemoeizucht maar vrijheid-blijheid en fiscaal niet
onaantrekkelijk... Thans is er, zoals pas gemeld, ook nog een
grote camping en recreatieoord in opbouw.
Zesde zintuig
Wie de landelijke schoonheid over zich wil laten
komen, moet eens alle tertiaire of nóg mindere wegen bezoeken,
die vanuit het dorp naar de vier windstreken trekken en waarvan
sommige nog nooit door een toerist ontdekt werden. Het zijn er
verrassend veel. We denken aan "den Dijk" langs het proefstation
de Boerenbond met zijn Isidorushoeve naar "De Utrecht" en aan
die naar Roovert als de twee fraaiste. Aan die door de "Weltse
Heg" met Poppeliuskapel naar Weelde, aan die naar Aerle, Maerle,
Hulsel, Overbroek, Alphen en Baarle-Nassau op méér dan één
manier. Het oude spotrijm liegt als het zegt: "Aol en Maol,
Poppel en Baol, Gool en Gorp, saomen nog niet één dorp!"
Wie van dit land genieten wil, moet wél een zesde
zintuig meenemen. "Alleen voor geestelijk volwassen genieters
van landelijke eenvoud, schoonheid en stilte" zouden wij als
etiket op Poppel willen plakken!...
PIERRE VAN BEEK