CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Honderden schrijfmachines, inktstellen en pennen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 13 juni 1969

"Wie schrijft blijft" is een uitdrukking, welke men wel eens kan horen gebruiken in het kader van het vroegere, kleine zakenleven. Zij betekende dan dat men behoorlijk boek diende te houden en niet maar alles aan zijn geheugen over te laten. Het is echter beslist niet uit deze gedachte, dat een aantal jaren geleden te Tilburg een "Schrift- en schrijfmachinemuseum" ontstaan is. Wél duidt het op de belangrijkheid van het schrijven in het algemeen. Heeft het mensdom zich immers niet vanaf de oudste tijden op velerlei manier met het schrijven beziggehouden al was de eerste schrijfstift dan ook maar een kei. Toch zijn er niet zoveel musea, die zich op het schrijven concentreren. Tilburg bezit er een in het nieuwe generalaat van de fraters aan de Gasthuisstraat. Het is het museum van frater Ferrarius (F.P.M. van den Berg uit Goirle) zouden we kunnen zeggen, want hij is de man, die er de scepter zwaait, de zaak voortdurend draaiende houdt en het museum verder uitbouwt.

 

Na een gidsloze doeltocht door de verdiepingen van het grote generalaat op zoek naar het weinig bekende museum zijn we eindelijk zo gelukkig frater Ferrarius, die juist de deur van zijn heiligdom wil gaan openen, tegen het lijf te lopen. Daar gaan we dan, na al het trappengeklim, nog maar eens een keer naar boven. Nu met de lift, alle verdiepingen langs, om uiteindelijk te belanden op een heel lange zolder, die zich van alle andere zolders ter wereld onderscheidt door zijn inhoud en door het ontbreken van het stof der onberoerdheid op de dode dingen.

Daar staan ze, als soldaten in het gelid, hele rijen schrijfmachines, waarop al verschillende generaties hebben zitten tokkelen. Met fijne meisjesvingertjes in ritmische cadans, helemaal volgens de regels van de kunst, waarin zelfs de pink meespeelt, als in een nummer van 'n Balinese danseres. Maar er hebben ook nijdige vingers van driftige zakenlui op gebeukt: één vinger van de rechterhand, zonder zich om de kunst te bekommeren. In plaats van op de schroothoop terecht te komen, zijn die machines tot de eer van het museumaltaar verheven om nu met zorg te worden gekoesterd. Niet als schroot maar nog altijd bedrijfswaardig en tot lering van hen, die zich met de studie van het schrijven en deszelfs belendende gebieden bezighouden.

Het museum beschikt over méér dan enige honderden machines van allerlei jaargangen en types, die de stadia der ontwikkeling uitbeelden. De eerste fabrieksmatige machine stamt uit 1886. Daaraan is echter heel wat voorafgegaan, want al vanaf 1713 hebben vernuftige geesten zich voor de geboorte van de schrijfmachine ingespannen. Het was de Engelsman Hill, die in 1714 een patent verwierf, dat enige bekendheid kreeg. Daaraan is uiteraard nog een soort prehistorie van probeersels voorafgegaan zonder dat de relieken daarvan tot ons zijn gekomen.

 

Voor blinden

Bij het zoeken naar de schrijfmachine zijn bij sommigen de gedachten op de eerste plaats uitgegaan naar de wereld van de blinden. Vooral voor hen zag men de behoefte. Het was dan ook zelf een blinde, de Fransman Pierre Foucault, die in 1839 met een simpel apparaatje voor de dag kwam. Hij drukte daarmee kleine deukjes in de vorm van onze gewone letters in papier. Zo bereikte hij een dubbel resultaat: dit machineschrift was met het normale oog duidelijk leesbaar en het liet zich aan de achterzijde van het papier, waar de deukjes als hobbeltjes verschenen, door een blinde aftasten. Deze laatste moest dan wel de hele vorm van een grote letter aftasten, waaraan nogal wat bobbeltjes te pas kwamen. Het Brailleschrift, dat ook op tasten met de vingers is gebaseerd doch waarin een letter door slechts enkele bobbeltjes wordt weergegeven, bestond toen nog niet.

 

Reconstructies

De hefboom voor de letters deed al heel vroeg zijn intrede. Er was een uitvinder, die hierbij zijn inspiratie vond in de Morsesleutel. Zoals bekend is die hefboom in een steeds meer geperfectioneerde vorm, tot de dag van heden, een essentieel onderdeel van de schrijfmachine gebleven. Dit zelfde geldt trouwens ook voor de inkttoevoer tot de letters. Via een primitieve pit en inktkussens is men ten slotte tot het bekende lint gekomen, dat nu - ook in vele andere toepassingen - de wereld veroverd heeft.

Frater Ferrarius heeft er plezier in zijn museum te verrijken met reconstructies van modellen, die aan de fabrieksmatige periode zijn voorafgegaan teneinde tot een vollediger beeld van de hele ontwikkelingsgang te komen. Daartoe behoort een simpel en in sommige onderdelen toch nog wel vernuftig apparaat, dat luistert naar de indrukwekkende naam van "Plume ktypographique", een uitvinding van de Marseillaanse drukker Xavier Progrin. Hoofdelement ervan vormt een collectie van 66 staande typehefbomen, waarmede gewoon schrift maar ook notenschrift geproduceerd kan worden.

 

Inktstellen

We zouden het museum geen recht laten wedervaren door uitsluitend de nadruk te leggen op de schrijfmachines, al trekken die bij het binnenkomen wel het eerst de aandacht. De opzet van het geheel is veel breder. Daarvan verhalen de lange rijen met glas afgesloten kasten en de open rekken langs de wanden. Een zeer groot gedeelte van zo'n wand wordt in beslag genomen door... inktstellen. In aanschouwelijke vorm leest ge hier, wat we misschien zouden mogen noemen, de geschiedenis van de inktpot met al zijn wedervaren en avonturen in de loop der tijden tot aan de dag van zijn dood. Er heeft wel nooit iemand een proefschrift over de inktpot geschreven. Hier kunt ge in dat ongeschreven boek lezen, waarbij zorgvuldig gecalligrafeerde opschriften u tot richtlijn dienen. We moeten u bekennen, dat hier de pit van onze belangstelling plotseling een hele slag hoger werd gedraaid. We schrijven dit toe aan de abrupte confrontatie met de levende mens, die bij de toch eigenlijk altijd nogal onpersoonlijke schrijfmachines op een heel verre achtergrond is gebleven. Hier staat men oog in oog met de mens. Ge herkent hem direct met zijn zoeken naar het schone, het sierlijke, zoals hij dat in een bepaalde periode zag. Ge herkent hem ook in zijn speelse geest, zijn slimmigheidjes, zijn praal- en pronkzucht en ook nog wel andere hebbelijkheden.

 

Taal der dingen

Frater Ferrarius heeft het allemaal mooi geordend. Niet minder dan 580 inktstellen trekken er aan uw oog voorbij, van 1650 tot heden voor zover dan al een specimen van een bepaalde periode op de kop getikt kon worden. Het oudste exemplaar van het museum (1650) vormt een inktstelletje van Keuls aardewerk. Het is een pretentieloos, eerlijk dingetje, dat pompeuze soortgenoten van latere perioden ver achter zich laat en duidelijk de waarheid demonstreert van het spreekwoord, dat eenvoud het kenmerk van het ware is.

Al schuifelend langs de glazen kasten beleeft ge er de verschillende stijlen, die als kenteken van interieuraankleding in bepaalde perioden een blijvende naam in de kunstgeschiedenis veroverd hebben, al is dit overzicht natuurlijk niet volledig. "Anti-stijlen" zijn er daarentegen ook wel vertegenwoordigd. Men moet ze beoordelen met mildheid en een stille glimlach, omdat ze u vertellen van een uitleven van menselijke ambities, gericht op het maken van mooie dingen, die wel eens tegenovergesteld aan de bedoeling zijn uitgevallen. Zo nadert ge dan het terrein van de huisvlijt, die hier een vertegenwoordiger vindt van 1761. En wat te denken van de inventiviteit van de maker van een inktstel voor twee kleuren inkt, waarvan de ene koker automatisch wordt afgesloten als de andere geopend wordt. Wie in twee kleuren schrijft, kan zich bij het "soppen" nooit vergissen.

 

Uit verre landen

Het nabije buitenland maar ook verre landen zijn er vertegenwoordigd, zoals Duitsland, Frankrijk, Lapland, China en India. Dat Lapland de inktpotten genesteld heeft in delen van een hertegewei, valt niet buiten het kader van de verwachting. Wat de materialen aangaat, bijna alles wat daarin bestaat, vond zijn toepassing: hout, porselein (barok van 1760 uit Sèvres), kristal, aardewerk, ivoor, ijzer, tin, koper, brons, zilver. Het goud mankeert hier helaas om begrijpelijke redenen.

Sommige stellen bezitten een eigen geschiedenis of roepen herinneringen op. Zoals de inktpot van mgr. Ariens z.g., 't stel uit het Vaticaan of het martiale "gedenkteken" in marmer en brons met de inscriptie: "De herstellingscommissie van St. Jan, geschonken aan architect L.C. Hezenmans in 1908". Daarmee belanden we dan in de periode van de marmeren inktstellen, kleine maar ook uitdagend grote. Met deze laatste ziet de verbeelding tegelijkertijd de machtige bureaus verschijnen, die ze eens getorst hebben als een symbool van status of camouflage voor ontbrekende persoonlijkheid. Men moet het ons maar vergeven, dat we weinig sympathie opbrengen voor die altijd zo keurig opgeruimde bureaus met zwaar marmeren inktstellen er op. Zelfs dan als de bijbehorende pop ontbreekt.

 

De nederigste

Vriendelijker teken van herkenning, met een wereld van reminiscenties, vormt de nederigste der nederigen in de wereld van inktpotten: de doodgewone schoolinktpot uit de schoolbank. Dat glazen of witstenen dopje met een gaatje, hangende in een gat en bij de meer geavanceerde schoolbanken met een schuifje er overheen. Bij wie dit fenomeen geen associaties oproept, die heeft nooit geleefd.

Gestart bij de schrijfmachines van nog niet allemaal uitgedoofde merkennamen vergeet ge de generalaatszolder en groeit ge ongemerkt in de wereld van het schrift om u steeds opnieuw te verbazen. Waren er vroeger geen schoolmeesters, die een zo ongelooflijk keurige hand schreven in een periode, dat het lopend schrift als toppunt van alle schrijfwijsheid gold? Vraag niet met welke "marteltuigen" die onwillige kinderhand, die altijd weer tegen de voorschriften in wilde, daartoe gedwongen werd. Zie die lus aan een miniatuurgalg waarin de pols gelegd werd, de linnen band op een plankje om de pols in de juiste stand te houden, het ringetje voor het derde lid van de wijsvinger of dat aan de hand aangepaste beugeltje. Het galgje dateert van 1829 en draagt de indrukwekkende naam van "talantograph", dat wij per ongeluk helaas met Tantaluskwelling dreigden te vertalen.

 

1300 pennen

Van pennen gesproken: ge kunt er hier 1300 vinden, tot glazen toe. En onder de penhouders ontbreken niet de grillig bewerkte met Onze Lieve Vrouw van Lourdes in het loepje en die met zwemmend visje. Die moet ge dan wel tot de frivoliteiten en aberraties van weinig deskundige "vormgevers" rekenen. Het serieuze domineert evenwel in hoge mate boven de dartelheid. Het is daar dat men uiteindelijk, ondanks hetgeen wij hiervoor neerpenden, een ontroerende bezorgdheid proeft bij hen, wier taak het was de jeugd vertrouwd te maken met de zo moeilijke eerste beginselen van de edele schrijfkunst. Hoe edel die wel ooit geweest is, getuigen hier ook de lichtdrukken van oude, gecalligrafeerde boeken, waarvan iedere bladzijde een juweel van schrijfkunst vormt.

Ook aan de grafologie, de kunde van het lezen van het karakter uit het handschrift, is een plaats toebedacht. Onder de afbeelding van de roemruchtigen als Napoleon, Rembrandt, Multatuli en Bismarck vindt ge de vergrotingen van hun handschrift, terwijl u ook vertrouwd gemaakt wordt met enige hoofdtrekken van de grafologie.

 

Unieke plaats

Intussen zal het u wel duidelijk zijn geworden, dat dit weinig bekende Tilburgse museum heel wat méér omvat dan schrijfmachines, maar dat de opzet zich verbreedt tot het schrift in het algemeen. Daardoor neemt het in de wereld een unieke plaats in. Geen wonder, dat het binnenkort ook met inzendingen vertegenwoordigd zal zijn op "Musement", de eerste gezamenlijke presentatie van de Nederlandse musea. Deze wordt van 19 juni tot en met 13 juli a.s. te Utrecht gehouden in het kader van de Jaarbeurs.

 

Het museum te Tilburg is deze zomer op woensdag- en zaterdagmiddagen vanaf twee uur open voor het publiek. Bij ons bezoek constateerden we, dat het belangstellenden trekt tot ver buiten Tilburg, speciaal onder hen, die voor bepaalde onderwijsakten studeren. Men kwam er zelfs voor uit Alkmaar...

 

PIERRE VAN BEEK