Kasteel Strijdhof trots van Udenhout
Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 29 maart 1969
Een kasteel te Udenhout?... Wie in Tilburg heeft
er ooit van gehoord? En de nog klemmender vraag: Wie heeft het
ooit gezien? Rijdende van het dorpscentrum in de richting
Udenhoutse Duinen, daar waar de Schoorstraat, bij twee charmante
onder één breed rieten dak weggedoken woninkjes, een flauwe
bocht maakt, wordt het al verteld. Twee bijna drie meter hoge
met cement besmeurde zuilen openen de toegang tot een lange
oprijlaan, die zich op deze wat sombere voorjaarsdag verliest in
de nevelige verte van weiland en bos. Fel afstekend tegen het
grauwe cement springt in hardblauw, wit en zwart tussen de
woorden "Kasteel Strijdhof" 'n familiewapen naar voren als een
tot nieuwsgierigheid prikkelende verlokking, die echter
onmiddellijk een domper krijgt opgezet door een "Verboden
toegang" op de andere kolom. Ja, het 34 ha beslaande complex van
"'t Strijdhof" zoals ze in den Udenhout zeggen, waar men ook
over "De stenen poort" praat als het over de vermelde kolommen
gaat, vormt een particulier bezit. Waagt ge u een eind in de
oprijlaan, dan wordt het verbod iets minder stringent door een
tegen de bomen bevestigd bord, dat alleen toegang aan "Houders
van wandelkaarten" geeft. Dat kan dus ook!
In de zomer, als alles hier in het blad zit, zal
er ongetwijfeld vanaf de weg niets te zien zijn. Nu echter
ontdekt ge, een honderd meter ver weg, tussen de vele, hoog de
lucht inborende boomstammen door, de gebroken contouren van een
fors gebouw. Het verraadt nog weinig van zijn identiteit, maar
geeft zich juist voldoende bloot om de reeds gewekte
nieuwsgierigheid hoger op te stuwen. Daar ligt kasteel
"Strijdhof", dat men even vaak als "Strijdhoeve" hoort
betitelen, hoewel zal blijken dat het niets van een hoeve bezit.
Zowel de ene als de andere naam spreken echter gelijkwaardig tot
de verbeelding.
Het is niet nodig de lange oprijlaan met
viervoudige bomenrij, die links nog geflankeerd wordt door een
parallel lopend karspoor, tot het einde af te rijden. Ge hebt
voldoende aan het geasfalteerde stuk aan het einde waarvan de
eiken met sparren worden afgewisseld. We stellen ons voor, dat
ge hier des zomers loopt of rijdt onder een koepel van
eikenloof. Nu staan er kale takken tegen de lucht geëtst. Tal
van hoge eikestammen zitten echter in de greep van de eeuwig
groene klimop, die zich als feestguirlanders naar boven heeft
gewerkt.
Staande vóór het kasteel is de eerste indruk er
een van een overrompelende verrassing. Ze spruit voort uit de
fantasierijke, gemetselde toegangspoort, die uit uw onderbewuste
een vaag "déjà vu" naar boven haalt, dat daar als een astraal
iets zweven blijft. Ge moet er even over filosoferen om tot de
ontdekking te geraken, dat grimmigheid en gemoedelijkheid hand
in hand gaan. Een licht gewelfde boog met een door twee
reuzebloembokalen geflankeerd leeuwtje daar boven op en twee
door de tand des tijd aangetaste wapens op iedere flank verbindt
twee kleine "vestingtorens". Elk der torens is aan de voorkant
uitgerust met twee donkere schietspleten boven elk waarvan in
speciaal daarvoor aangebrachte ronde gaten het uiteinde loert
van wat onmiskenbaar een kanonsloop suggereert. Zo vier stuks in
totaal. Tussen torens en boog verhogen aan weerskanten drie
lange, venijnige ijzeren pieken de grimmigheid. Zowel torens als
poortboog, geheel met cement bepleisterd, kregen hun
completering door kantelen, die enige speelsheid niet ontzegd
kan worden.
Voorplein
Een metersbrede gracht omgeeft in het vierkant
het kasteelcomplex. Gaarne hadden we, na een ruk aan het ijzeren
"belkoord" ter rechterzijde, nu over de ophaalbrug, waarvan de
historie gewaagt, het kasteelplein binnengemarcheerd, maar
daarvoor zijn we te laat geboren. Die voormalige ophaalbrug
heeft plaats gemaakt voor een vaste brug met ijzeren leuning. De
zware, ijzeren toegangshekken staan uitnodigend, wijd
opengeslagen. Het contrast, waarin het voorplein u dompelt, is
op de eerste aanblik niet minder dan ontroerend. Als er ergens
boven een ingang "De vrede zij u" te lezen had gestaan, zouden
we dat, na de kanonslopen en schietgaten, onmiddellijk aanvaard
hebben, hoewel het een overbodigheid zou betekend hebben. De
vrede is er gewoon al! Vrede en rust, redenen waarom we
fluisteren of we misschien niet een spin haar web horen weven,
al weten we niet eens of spinnen het hele jaar door weven...
Het centrum van het voorplein wordt ingenomen
door een cirkelrond, verhoogd gazon met een verzonken,
schaalvormig bassin van een fontein voor welke de tijd van
spuiten nog niet is aangebroken. Een nog niet zo oude sierbank
tegen een dikke rododendronbeplanting droomt de laatste droom
van haar winterslaap. Op haar leuning is een familiewapen fraai
uitgesneden en over de hele breedte leest ge de tekst: "Fanfare
Moed en Volharding aan zijn beschermheer Aet. 80", een hulde van
de Udenhoutse muziekmannen bij de 80ste verjaardag, nu twaalf
jaar geleden, van de huidige eigenaar van 't Strijdhof.
Vreemde linden
En wat te zeggen van die dubbele rij merkwaardige
bomen, die een boog om het binnenplein vormen. Korte, dikke
stammen, die plotseling, alle op gelijke hoogte, twee, drie en
méér zware takken uitspreiden alsof ze voornemens waren elkaar
de hand te reiken doch daarna collectief van dit voornemen
afzagen als bij afspraak heel hoog loodrecht de lucht in te
schieten. Het zijn oeroude (200 jaar?) lindebomen. Ze werden
eens voor berceau gedwongen opgeleid tot de dag kwam, dat zij
zich uit hun keurslijf wrongen en hun leven in eigen hand namen.
Verbeelding moet op deze dag de koelte en schaduw creëren, die
zij hier des zomers brengen.
Zo staan we dan voor 't Strijdhof. Het
hoofdgebouw is een kloek blok baksteen, massaal en het eerlijkst
van al. Een naar beneden breed uitwaaierende bordestrap van tien
hardstenen treden voert naar de omlijste, dubbele toegangsdeur.
Twee grote ramen links, twee rechts. In de bovenverdieping vijf
ramen in het gelid. Vier schoorstenen op de hoeken van het
leiendak en op het hoogste punt daarvan in het midden een
klokketorentje met klok. Van welk jaartal die klok? Onbekend en
te hoog om te gaan kijken!...
Tekst op steen
Twee urnvormige, stenen vazen met vier oren
sieren de opgang van de bordestrap, waarvoor een grote,
gescheurde hardsteen ligt. Die steen zou een oude grafzerk
kunnen zijn, maar hij is het niet. Eens hebben er letters op
gestaan. Er valt echter nauwelijks nog een woord van te lezen.
Geen mens, die ons wijzer kan maken en daarom is het gelukkig,
dat wij de volledige tekst op een briefje in onze zak uit
Tilburg hebben meegebracht. Als die tekst niet overal even
duidelijk spreekt, is dat in geen geval onze schuld. Eens moet
hij - onder een adellijk kroontje - geluid hebben als volgt:
"Van Gods gekruisten Soon
Te hooren op een Toon
Die 't hart van God doet leven
Om hem te dienen
Die van Sijnen Glorietroon
aan Zondaars 't Hoogste Heil
Voor 't Eeuwigheid wil geven,
Is 't Oogmerk van dit Huis
Geheyligd door Gebeen.
Een Edele telg van Doff (Dopff?)
Lag hier den eersten Steen"
Op deze tekst komen wij nog nader terug. Laten we
nu alleen de vleug van adelheid vangen die vanuit de historie
overkomt en nog altijd om 't Strijdhof zweeft.
Portretten
Het hoofdgebouw wordt geflankeerd door twee
vleugels met gekanteelde verbindingsgangen, waardoor het zuiver
symmetrisch van opbouw werd. De fantasie van de beschreven
toegangspoort vindt bij de vleugels haar voortzetting. Nu echter
in een gotiekachtige lijnvoering en pinakels maar alles
bestreken met cement. De linkervleugel heeft eens gefungeerd als
portrettengalerij, de rechter- als koetshuis en pruikenkamer.
Drie kwalificaties, die de om het voorplein zwevende geur van
een rijk verleden versterken. De bezoeker ziet zich bij het
betreden van het interieur dan ook niet teleurgesteld in zijn
verwachting als in de grote hal met wit marmeren vloer - en ook
in de andere vertrekken - donkere, geschilderde portretten van
hele generaties van geslachten met ernstige gezichten vanaf de
wanden op hem en vele antieke zaken nederschouwen. En hij voelt
zich helemaal thuis onder de met reliëfguirlanders gestukadoorde
plafonds. Er is één zaal, die bijzondere aandacht trekt doordat
de wanden geheel bedekt zijn met "geschilderd behang". Enorme
landschappen op linnen, die geen handbreedte onbedekt laten.
Dirk Dalens schilderde ze, zoals in een schemerig hoekje goed
leesbaar vermeld staat. Gedeeltelijk onder de lijst verborgen
vinden we het jaartal 1740.
Bewoners
Sinds een jaar of drie hebben de Zusters
Franciscanessen het voornaamste deel van het kasteel als
vakantieoord in gebruik. Dat betekent: kleine bezetting in de
winter, drukker vertier in de zomermaanden. Een kleiner deel
wordt bewoond door de eigenaar van 't Strijdhof met zijn
familie.
Ja, hoe zit het met de geslachten, die 't
Strijdhof zag komen en gaan? Het was Frederik Charles, baron von
Dopff, die in 1720 een aanvang maakte met de bouw van het
kasteel op een plaats, waar reeds zware fundamenten lagen. Over
de herkomst hiervan tast men in het onzekere. De baron werd 23
november 1685 te Maastricht geboren en was generaal in het
Nederlandse leger. In 1718 trouwde hij met Cornelia Clara
Huyssen van Kattendijke, Vrouwe van Saamslag te Middelburg. Hij
was een zoon van Daniel Wolf, baron von Dopff, heer van
Aigermont en Nedercan, Ruyf en Eeben en werd geboren in 1655 in
de Palz (Duitsland). Als eerste van het geslacht Dopff vestigde
hij zich in de Nederlanden en wel te Maastricht. Hij diende de
Verenigde Nederlanden als veldmaarschalk luitenant-generaal,
vervulde ook de functie van gouverneur van Maastricht, waar hij
stierf op 15 april 1718. Hij was getrouwd met Catharina Maria
von Volckershoven, dochter van de gelijknamige kolonel. Zijn
zoon Frederik bleek in Udenhout heel wat van plan. Hij had de
bedoeling een groots kasteel te bouwen met oprijlanen en een
uitgestrekt park. Jammer dat het zo ver niet is gekomen, want
dan zou Udenhout nu een nog grotere bezienswaardigheid rijker
zijn geweest.
Processen
Het boterde in de familie niet zo best. Er werd
langdurig onderling geprocedeerd over verdeling van goederen.
Dat verslond sloten geld met als gevolg, dat de baron zich bij
zijn bouwplannen met heel wat minder tevreden moest stellen. Nu
zou men wel gaarne aan willen nemen, dat het kasteel door deze
familiestrijd aan zijn naam en aan een symbolische nu
gerestaureerde toegangspoort is gekomen als maar niet in de
buurt van het kasteel ooit vier middeleeuwse hoeven hadden
gelegen, die ook Strijdhoef werden genoemd. Waarom stonden die
hoeven daar? Zijn die oude fundamenten dan misschien afkomstig
van een klooster? De overlevering spreekt wel van zo'n klooster
al localiseert zij dat elders, nl. op de plaats van het huidige
"Klapbos".
Tijdens de bouw van zijn kasteel woonde baron
Frederik op het ook door de hem gebouwde landgoed "Tengnagell"
aan de Slimstraat te Udenhout. Dit goed werd later bewoond door
zijn kleindochter Maria Elizabeth Cornelia, baronesse von Dopff,
geboren 18-3-1758 en overleden 25-9-1831. Op 26 juli 1782
trouwde zij met Louis-Thimon, baron von Tengnagell tot
Bronkhorst (11-10-1755 tot 25-6-1813). "Tengnagell" is later
bewoond geweest door de eerste pastoor van Udenhout, Elias
Robben, waardoor het de naam van "oude pastorie" kreeg. Deze
werd pas begin 1966 afgebroken. Er is niets meer over dan een
"wouwer", het restant van de gracht.
Vriend van prins
In 1760 betrok een zoon van baron Frederik, t.w.
Guillaume Jacque Frederik baron von Dopff 't Strijdhof. Deze
werd 27-2-1721 te Neercanne geboren en huwde 9-2-1755 met Seina
Anna Elisabeth, baronesse van Borselen. Hij was niet alleen
generaal-majoor en adjudant van Z.K.H. de prins van
Oranje-Nassau, maar ook een persoonlijke vriend van de prins.
Het familiearchief van de huidige eigenaar van 't Strijdhof
bevat eigenhandig door de prins geschreven brieven met diens
zegel. Wij zagen een lichtdrukkopie van zo'n in het Frans
gestelde brief met handtekening van de prins. Baron Guillaume
was ook kolonel en eigenaar van een regiment infanterie, dat
zijn naam droeg. Achtereenvolgens vervulde hij de functie van
commandant van Breda (1770), van Hulst (1778) en van Amsterdam
(1787). In deze laatste stad stierf hij 30 juli 1794. Het
stoffelijk overschot werd in de Nieuwe Kerk aldaar bijgezet.
Deze Guillaume verleende steun aan de restauratie
van de minstens reeds in 1488 bestaande St. Lambertuskapel, die
echter aan Maria was toegewijd. In 1648 (Vrede van Munster) was
zij in beslag genomen door de protestanten. De restauratie, die
1787 geschiedde, was zó grondig, dat eigenlijk beter van een
totale vernieuwing kan gesproken worden. Deze kapel, die Huybers
14de-eeuws noemt, stond naast het tegenwoordige raadhuis. "Ze
had of kreeg bij de vernieuwing een achthoekig grondplan van ca.
9 bij 9 meter en vertoonde de gebruikelijke renaissancevormen in
het ronde middentorentje, het driehoeksveld met zonnewijzer
boven de gevel en de ruitvierkantjes van de ramen." Voor zover
bekend is dit tot protestants kerkje geworden katholieke
kapelletje nagenoeg nooit voor de protestantse dienst gebruikt
al stond er een preekstoel.
"Eerste steen"
Het gereedkomen van de herbouwde kapel ging
blijkbaar met enige plechtigheid gepaard. De jongste dochter van
de baron, Eleonore Gabriële Joanna (in een andere bron vinden
wij de laatste naam vervangen door die van Adrienne sueyne!),
baronesse von Dopff, legde er een eerste steen. En dit is dan de
grote steen, die we thans aan de voet van het kasteelbordes
aantreffen.
Hoewel, na 1648 in protestantse handen en
gesloten, hebben de inwoners van Udenhout, die in Oisterwijk
naar de kerk gingen, het intredend verval van de kapel niet
werkeloos gadegeslagen. Tot de abt van Leuven, waar men de
tienden hief, richtten zij herhaaldelijk verzoeken tot
restauratie. Dit gebeurde al in 1612, dus vóór de Munsterse
Vrede maar ook in 1684 en 1731. Daar de herstelde kapel
praktisch niet gebruikt werd, raakte zij opnieuw in verval.
Omdat de enige protestantse familie in Udenhout ondertussen in
1866 katholiek was geworden, voorzag ze in geen enkele behoefte
meer. De gemeente kocht het historische kapelletje, liet het
slopen en verkocht de afbraak. Dit heeft rond 1868 plaatsgehad.
Nadien werd ook de cijns van Leuven afgekocht. Het is curieus te
lezen, dat in 1923 in Udenhout nog iemand in leven was, t.w. C.
Berten, geboren 1838, die jaarlijks twee vat rogge op de drempel
van de kapel moest afleveren. Terloops zij ook opgemerkt, dat
Udenhout in 1722 een zelfstandige parochie met schuurkerk was
geworden. Deze werd in 1741 door een stenen vervangen. Ze lag
ongeveer ter plaatse van de huidige katholieke kerk.
En wat nu onze Von Dopff verder betreft: Baron
Guillaume had ook een dochter Maria Suzanne Jeannette, baronesse
von Dopff (22-1-1766 tot 11-11-1838). Zij was te Hulst getrouwd
met Johan Karel Frederik, baron von Franckenberg en Proschlitz
op 21-1-1788. Het betrof hier een zeer aanzienlijk geslacht, dat
reeds in 452 in de geschiedenis zou voorkomen. Deze Johan,
geboren te Veere 22-1-1760, overleden te Breda in 1827, was
infanteriekapitein en eerste burgemeester van Udenhout. Het
boterde niet te best met de ingezetenen en hij schijnt het maar
tot zijn eerste raadsvergadering te hebben uitgehouden.
Zijn dochter Wilhelmina Elisabeth Johanna,
baronesse von Franckenberg en Proschlitz, geboren te Breda
26-6-1794, gestorven te Den Bosch en begraven te Udenhout
31-1-1863, vertelt in haar dagboek, dat zij op het huis
"Tengnagell" dikwijls haar tante bezocht en dat zij als kind
speelde op de ruïne, die "het verzonken kasteel" werd genoemd.
Dat lag nabij De Mortel en zou destijds bewoond zijn geweest
door uit Frankrijk gevluchte Hugenoten. Het woord
"Bokkenrijders" hebben we in dit verband ook al eens horen
vallen. Historisch houvast heeft men hier niet zodat er vrij
baan is voor de fantasie.
Genoemde baronesse trouwde in 1831 met Theophile
Francoise Le Mire, ingenieur en verificateur van het kadaster en
Ridder van de Rode Adelaar van Pruisen. Hij was van Franse adel
en met de Franse revolutie uit Cambresse naar Mons gevlucht. Met
deze is 't Strijdhof in bezit gekomen van het geslacht Le Mire,
waarvan nakomelingen het kasteel bewoond hebben en nog bewonen.
Dat waren achtereenvolgens Guillaume Le Mire, geboren te
Udenhout, gehuwd met Juliette Flore Dingk, geboren te Brussel.
Laatstgenoemde was katholiek en de kinderen uit dit huwelijk
werden katholiek opgevoed. Zo kreeg Udenhout zijn katholieke Le
Mire's.
Een van de zonen van Guillaume is Leo Caesar
Theophile Le Mire, geboren te Udenhout 1876, die gehuwd is met
Maria Claessen, geboren te Zeddam (Gelderland) in 1878. Dit
echtpaar, dat reeds ver de leeftijd der sterken overschreden
heeft (resp. 92 en 90 jaar oud) bewoont thans met zijn jongste
dochter Clotilde Virginie Marie, geboren te Bandoeng (de heer Le
Mire bracht een tijd in het voormalige Ned. Indië door op een
rubberplantage), nog het kasteel. Twee andere kinderen, Eleonore
Juliette Theodore, geboren op Huize Bergh bij 's Herenberg, en
Arthur Joseph Leo, geboren te Bandoeng, wonen resp. te Eindhoven
en Breda.
De familie Le Mire beschikt te Udenhout over een
privé-kerkhof, het voormalige gemeentekerkhof achter de
Groenstraat. Het is een door een beukehaag afgesloten strook
grond met een paar sparren en in het midden een afgeknotte kolom
op een massaal voetstuk. Aan weerskanten daarvan zagen we drie
pas bijgewerkte graven zonder de minste aanduiding. Ook het
monument mist iedere tekst. Hoewel er slechts zes graven zijn,
rusten hier meerdere familieleden. Het zijn: Wilhelmina E.J.
baronesse von Frankckenberg en Proschlitz met haar echtgenoot
Theophile Francoise en kind: Guillaume Le Mire en zijn
echtgenote Juliette Flore Dingk, ouders van de huidige
kasteelbewoner, diens twee zusters Wilhelmine en Jeanne en broer
Theophile. De jongste teraardebestelling was die van Wilhelmine
Le Mire in 1964. Volgens overlevering zou hier ook nog de eerste
pastoor van Udenhout begraven liggen. Heel merkwaardig! Er wordt
wel vermoed, dat hij als rentmeester voor het kasteel is
opgetreden. Bij de ingang nabij de Schoorstraat bevonden zich
behalve een dubbele arbeiderswoning vroeger ook een
rentmeestershuis. Van dit laatste is nog de kelder overgebleven.
Echt Udenhouts
Het hele complex van het landgoed bevat veel met
populieren beplant weideland zodat het aspect wel typisch
Udenhouts is. Helemaal aan het einde, waar de Helvoirtse Ley een
scheiding vormt, wandelden we door een wild bos van hoog
opgeschoten schaarhout, vol guirlanders van klimplanten, waarin
al het voorjaar te dringen zat. Zoals oude nesten tussen de kale
takken verrieden, een waar vogelparadijs. Maar daarvoor moet het
eerst zomer zijn in Udenhout en in 't Strijdhof...
PIERRE VAN BEEK