CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Goirle overstroomd door 5.000 militairen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 12 april 1979

De fatale schoten te Serajewo van 28 juni 1914 en de daarop volgende kettingreactie zette in snel tempo Europa in vuur en vlam. Het begon allemaal ver van ons bed, maar de consequenties beroerden spoedig ook Nederland in de vorm van de op 31 juli afgekondigde mobilisatie van de Nederlandse Land- en Zeemacht. Vooral onze stille grensgebieden zagen zich daardoor uit de tredmolen van hun dagelijkse leventje gerukt. Stonden de Duitsers immers al niet bijna te Poppel aan onze grens? Daar zouden zij Nederland paraat vinden tot handhaving van zijn neutraliteit. Dit betekende intussen wél een revolutionaire ingreep in het voorheen gezapig voortkabbelende leventje van grensdorpjes, waarvan de naam boven de rivieren voordien nog nooit geklonken had. Één van deze dorpjes nu was Goirle.

 

Omdat er nog altijd een aantal leeft van gedoodverfde "laatste der Mohicanen" die het dus zelf ervaren hebben, maar het intussen kort dag dreigt te worden, vonden wij het dienstig enige herinneringen vast te leggen. Het gaat hierbij om een individueel, pretentieloos beleven in dat tijdens die dagen even pretentieloze grensdorpje met zijn buitenissig gespelde naam, welke "van verre" gekomen soldaten aanvankelijk niet eens behoorlijk vermochten uit te spreken. Zo kondt ge hen dan volkomen argeloos van Go-ierle en Gòjjerle horen praten. Dit tot hilariteit van fabrikanten, wevers, boeren en andere in de serail opgevoede inboorlingen. Ge moet u dat Goirle van nu bijna 65 jaar geleden eens even proberen voor te stellen. Het dorp telde vermoedelijk nog geen 3.500 inwoners en daar wordt het op een paar zomerse dagen plotseling overstroomd door een invasie van 5.000 militairen. Dat betekende méér dan een verdubbeling van het normale aantal inwoners en dat moest voor het grootste deel allemaal worden ondergebracht.

De bron, waaruit wij putten, herinnert zich nog die grote intocht, die op een namiddag begon. De spinraggen van ruim zes decennia mogen misschien verdoezeld werken, hij meent toch nog wel tot een globaal beeld te kunnen komen. Waarvan nota! Voor hem, als jongetje van nog geen acht jaar, vormde het concentratiepunt van de binnentrekkende troepen de kruising bij Goirles toen nog enige kerk, de oude Sint Jans, en het later afgebrande, oude gemeentehuis. Net als nu nog kwamen daar de Tilburgseweg (De Kaaien in de volksmond), de Bergstraat (de Berg) en de Kerkstraat (Ketsheuvel) bijeen. Wat daar te zien was, betekende niet alleen een nooit eerder gekende drukte maar tegelijkertijd een weergaloos schouwspel. Groot en klein kwamen dan ook ogen en oren tekort.

 

Groot kijkspel

In Gool wisten ze niet zoveel van soldatengedoe. Zeker, het dorp leverde jaarlijks zijn verplichte bijdrage voor de lichting. Er zal wel eens zo'n dienstplichtige met een dagje verlof in uniform hebben rondgelopen, maar daarmee was het dan hoog en al op. Misschien kende men nog het verschil tussen een korporaal en een sergeant. Zeker gold dit voor de jeugd. Maar wat gebeurde daar nu opeens? Het leek alsof het hele Nederlandse leger paradeerde met al de wapens die er bestonden. Er scheen geen einde aan te komen. Het ging niet meer om die ene korporaal of sergeant, die men dan wel eens gezien had, maar schier alle militaire rangen passeerden de revue. "Tot de hoogste mieters toe!"

Het meest spectaculair waren de "Gele Rijders". Hoog te paard gezeten met op het hoofd de kolbak, welke men hier tot heden alleen van de bereden marechaussee kende, verschenen zij als eersten. Zoiets was in Goirle nog nooit vertoond. En ze hadden nog wel kanonnen bij zich! Dingen, die de meesten maar van naam of hoogstens van een plaatje kenden. De volgende morgen bleken die zo bewonderde "Gele Rijders" met hun kanonnen hun bivak te hebben opgeslagen op de wei of akker van "Boer Pul", ongeveer tegenover de toenmalige St. Thomasschool van de fraters en naast het kerkhof aan de zandweg wat nu de Thomas van Diessenstraat is. Ook daar zijn ze niet lang gebleven.

Na die "Gele Rijders" bleven troepen binnenmarcheren. Te voet, te paard en op de fiets. Rode huzaren, blauwe huzaren, gewone infanterie, genie en artillerie. Sommige troepen met muziek. Een heel korps met een als een vorst uitgedoste en stafzwaaiende tambour-maître, die zijn borst fier vooruitstak, voorop. Alles bijeen een kleurrijke verzameling van krijgsvertoon, dat nog een extra effect kreeg door de blanke, getrokken sabels van hen, die voor zo'n attribuut in aanmerking bleken te komen.

Het hele dorp was in rep en roer. Tot groot vermaak van de jeugd maar niet zonder bezorgdheid bij de ouderen. Het zag er immers naar uit of zo maar meteen, daar ginds op de Poppelse weg aan de grens, waar de Duitser al was gearriveerd, de oorlog kon beginnen. Wellicht heeft deze mogelijkheid door het hoofd gespeeld van een in hotel "De Kroon" (Kees Mutsaers) ingekwartierde officier, die op zekere morgen met een schotwond in het hoofd, naast zijn revolver in de hotelmoestuin tussen de boontjes werd gevonden.

 

Kwartier maken

Voor wat de infanterie betreft marcheerden in Goirle delen binnen van het 7de regiment, in hoofdzaak bestaande uit Amsterdammers, het uit Amersfoort afkomstige 5de regiment en het 9de uit Leeuwarden met hoofdzakelijk Friezen. Het kwartiermaken geschiedde in vliegende vaart en met een tot dan toe door de dorpelingen nooit gedroomde doortastendheid. Het voornaamste wapen van de kwartiermakers bestond uit een stuk wit krijt. Tot verbazing van de onthutste kleine man schreven zij op de groene voordeuren van de lage wevershuisjes, zonder blikken of blozen: "zes man, acht man, tien man" al naargelang het uitkwam. Dwaasheid op het eerste gezicht!

De mensen die het betrof, hadden soms alleen een bedstee voor het echtpaar of een met lange witkatoenen gordijnen aan drie kanten afgesloten tweepersoonsbed, dat tegen een kale wand van de witgekalkte woonruimte stond. Eventuele kinderen sliepen op de zolder. Deze viel slechts te bereiken met een tegen de zolderbodem opgehangen ladder, die elke avond van de haak werd losgemaakt en naar beneden gelaten. "Hoe moet dat nou?" zuchtten de mensen. "Dat kan toch niet!" en ze keken onthutst naar het witte cijfer op hun voor kort nog zo maagdelijke deur. Ze gingen ook eens bij de buurman rechts en de buurman links kijken. "Hoeveel hebben jullie er?" "Wij hebben er acht"... Er werd stro beschikbaar gesteld en wat onmogelijk had geleken ging toch! Er gaan nu eenmaal veel makke schapen in één hok. En luidt het parool niet: A la guerre comme à la guerre! In tijden van oorlog moet je je aanpassen.

Boeren kregen hun stallen en schuren vol. Daar zaten de cavaleristen met hun paarden erbij. Van de boeren waren reeds eerder paarden gevorderd en vaak ook nog hun grote boterhonden. Deze laatste gebruikte de landmacht voor het trekken van de zware mitrailleurs. Ons is een geval bekend van een boer, Jaon Bruers in de Kerkstraat, die - na vier en een half jaar - zijn eigen gevorderd paard weer terugkreeg. Het meest opmerkelijke daarbij was, dat het paard bij zijn terugkeer naar de oude stal gewoontegetrouw zijn poot extra hoog oplichtte om over de grondbalk van de smalle staldeur te stappen. Net alsof het niet langer dan vier dagen was weggeweest.

 

Officieren

De officieren van de verschillende legeronderdelen werden ondergebracht in hotel "De Kroon", bij fabrikanten en in de betere woningen van de middenstanders. "Wij hadden als eerste een 'blauwe officier' met een kolbak. Zal dus wel een van de cavalerie geweest zijn. Die grote haren muts stond met de bodem naar beneden op een stoel naast zijn bed. In een onbewaakt ogenblik heb ik ze stiekem even opgezet. Zeg dat ik hem 'geurde' tegenover een vriend want daar hadden ze een officier zonder beremuts. Maar laat nu nog diezelfde avond onze officier geruild worden met die van mijn vriend. Daar ging mijn beremuts! Later heb ik wel eens gedacht, dat de muts-officier van de 'betere komaf' was en daarom naar een fabrikant moest. Dat die toevallig over enige huwbare dochters beschikte, kan óók een rol gespeeld hebben. In Gool hadden die niet zo veel keus. En wijd is rijk! Toen de oorlog al jaren voorbij was, is één dochter bijna met een officier getrouwd en een andere zelfs helemaal. Maar het was niet de officier van 'mijn beremuts'", zo besluit onze zegsman dit verhaal over zijn kinderverdriet.

Er bestond in die eerste dagen van de inkwartiering wel enige jaloezie en trots over wie de beste inkwartiering en de sjiekste had. Zo is daar het verhaal van Trien Adams, die tegenover de kerk een sigarenwinkeltje dreef, waar - na het uitgaan van de laatste mis - heel wat rookwaar over de toonbank ging. Ook zij had inkwartiering. "Wij hebben enen helen hoge", zei ze tot haar buurvrouw. "Mee toch zo'n schóón pak aon!" Diezelfde avond kreeg Trien "haren hoge" zo zat als een kanon thuisgebracht. Het bleek de tambour-maître van het militair muziekkorps te zijn. Dit moet waar gebeurd zijn. Wie zou het trouwens niet willen geloven?

De valse plooien van de inkwartierrage van de eerste dagen waren geleidelijk aan gladgestreken. Door passen en meten was het leven weer leefbaar geworden. En ook al omdat troepen over omliggende dorpen gedistribueerd werden. Desondanks behield Goirle permanent een hoop militairen. O.a. waren hiervoor de scholen in beslag genomen. Die waren in augustus trouwens toch wegens de grote vakantie buiten gebruik.

 

Mee-eters

De soldaten betrokken hun maaltijden van de op drie punten in het dorp opgestelde keukenwagens. Deze stonden in "de Berg" op de spie waar Poppelseweg en Fabrieksstraat splitsten, op de spie bij Kriest Robben, splitsing "De Kaaien" of Tilburgseweg, en in de Kloosterstraat. Het "piepers jassen" of aardappelen schillen geschiedde bij deze keukenwagens geheel of gedeeltelijk met assistentie van vrouwen uit de bevolking. Deze hadden daarmee dan een kleine verdienste of bij-inkomentje.

Al spoedig ontwikkelde zich bij die keukenwagens een gebruik, dat er op wees, dat bij een bepaalde groep van de bevolking de inkomsten bijzonder laag waren. Nadat de militairen in hun veldketeltjes hun warme maaltijd in ontvangst hadden genomen, trad er steevast een reeds wachtende troep vrouwen en kinderen naar voren om het overschot van de veldgaarkeukens dankbaar in ontvangst te nemen. Ook het soldatenbrood kuch werd graag geaccepteerd. Wreed als de jeugd kan zijn, hoorden sommige schoolkinderen zich wel eens denigrerend toevoegen: "Bij jullie eten ze kuch!" En dat scheen dan verschrikkelijk erg te zijn. Het benadrukte bestaande nood en gold als een "schande". Het merkwaardige daarbij is dat er nauwelijks betere kwaliteit brood dan kuch bestond. Maar er lag nu eenmaal een odium op.

De in Goirle gelegerde afdelingen zagen zich na verloop van tijd naar elders verplaatst, maar doordat de oorlog en dus onze mobilisatie bleef duren, kwamen ze later nog wel eens in hun oude kwartier terug. Zo zijn er legerafdelingen geweest, die tot drie keer en misschien meer in hun inmiddels vertrouwd geraakte omgeving terugkeerden.

 

Gemoedelijkheid

Vooral in de arbeiderskwartieren groeide er vaak een vertrouwelijke omgang. De soldaat behoorde praktisch tot het gezin en men was aan elkaar gewend geraakt. Soldaat en burger speelden gezamenlijk kaart of zaten op mooie zomeravonden samen voor het huis te buurten. Hoewel er in de heiden zoals Rechte Heide en aan de sinds jaren verdwenen "Hoeveberg" gepionierd werd, wat o.a. bestond uit het aanleggen van loopgraven, was er ook verveling. Jan soldaat hield zich bezig met het maken van kleedjes op een soort spanraam. In menig arbeidersgezin-met-inkwartiering kondt ge zo'n kleedje aantreffen op de kap van de in de "goei kamer" staande naaimachine.

 

De Amsterdammers

Het meest populair waren de Amsterdammers. Zij begrepen de Brabanders en de Brabanders hen. Met de Friezen ging het wat stroever. Naarmate we later zelf méér Friezen leerden kennen, hebben we ons daarover ook steeds méér verbaasd. Totdat we een verklaring vonden. Het moet aan hun taal gelegen hebben. Die Friezen spraken onderling hun eigen taal en werden daardoor wel als de Friese "knau-knau's" betiteld. De Goirlese mens kon hen niet verstaan en kon evenmin meepraten. En dat wilden ze nu juist zo graag! Daar zou de schoen gewrongen kunnen hebben.

Bij hun vertrek uit Goirle boden de Amsterdammers "van het zevende" de Goirlese bevolking een daverende afscheids-cabaretavond aan in de bovenzaal van café "De Nijverheid" van Tienus Evers. Op die avond sloeg het meest in een speciaal op Goirle geschreven lied. Door zijn kernachtige en sympathieke inhoud is het jarenlang populair gebleven en nog altijd leven er Goirlenaren, die de hele tekst kunnen opzeggen. De Amsterdammers lagen hier "voor eeuwig" goed in de kast.

Na afloop van mobilisatie en oorlog verscheen in de Telegraaf (28-12-1918) een ingezonden stuk, waarin op een treffende wijze erkentelijkheid en dank aan de Brabanders betuigd werd voor de wijze, waarop zij "vier jaar en vier maanden lang" op zo'n plezierige en gulle manier de lasten van de inkwartiering gedragen hebben. "En hebben we - zo zegt de schrijver o.a. - niet ooit tegen elkaar gezegd: Stel je voor dat Noord-Holland met deze inkwartiering bedeeld was!" En daarbij schudde dan ieder bedenkelijk het hoofd. De auteur meende tot slot, dat de "burger. overheid" maar eens wat extra's voor Brabant moest doen in de vorm van verbetering van de "miserabele hoofdwegen" in dit zo mooie land.

 

Bekende namen

Slechts enkelingen is het bekend, dat militairen, die later in Nederland naam zouden krijgen, in Goirle in kwartier gelegen hebben. Daartoe behoorde de KLM-directeur Plesman, als officier in kwartier bij smid J. Kronenburg op de hoek van de Watermolenstraat. Verder: de fabrikant Jan van Besouw verleende gastvrijheid aan Louis van Gasteren, de toneelspeler. Ditzelfde deed Sjefke van Besouw voor de latere arts in Baarle-Nassau dokter Bloem-Van Gilse. De bekende KLM-vlieger Van Weerde-Poelman heeft eveneens in Goirle gelegen. Luitenant Plesman droeg een zwart uniform met rode kraag en was vermoedelijk officier van bijzondere dienst. Hij kwam over als een bravoerige, kwajongensachtige figuur, die tussen zijn collega's niet "au serieux" genomen werd. Dit vooral door zijn vaak herhaalde bewering, dat hij - na zijn afzwaaien - vliegenier zou worden. Dit klonk in die dagen gewoon absurd! Alle lachers van toen hebben ongelijk gekregen.

Een typische rol speelde in de eerste mobilisatiedagen de Landweer. Zij bestond uit met groot verlof afgezwaaide militairen uit de streek. Toen reeds nagenoeg alle eerzame huisvaders, die inmiddels soms aardige buikjes gecultiveerd hadden maar zich nu weer onverwachts in 's konings blauwe wapenrok moesten hijsen. Dat betekende een hele consternatie. Zeker als het tuniek met touwtjes moest worden dichtgeregen (historisch!) of de kat in de kwartiermuts gejongd had (dubieus-historisch). Deze huisvaders stonden bij Poppel als eersten aan de grens. Die lag toen een paar honderd meter dichter bij Goirle dan thans het geval is.

Tussen Nederlanders en Duitsers ging het daar nogal gemoedelijk toe. Men maakte elkaar het leven niet zuur. Zo was er een tijd dat de Duitsers in café "In den Vrede" op Brabants gebied en tegenover het Nederlandse grenskantoor kratten bier mochten komen halen. Onze zegsman heeft in latere jaren echter toch ooit aan de grens een klein etiketje gezien met een waarschuwing voor de Duitsers aan de Poppelse grens. Die tekst luidde: "Sie sind in Holland. Gehen Sie zurück oder Sie werden interniert!" Aan die grens werd tijdens de oorlogsjaren behoorlijk gesmokkeld. Tot zelfs de Nieuwe Tilburgse Courant toe. Men was aan de overkant van de meet gek op nieuws uit een neutraal land.

 

Einde tijdperk

Toen de oorlog tegen het einde liep, vroegen sommigen in Goirle zich wel af hoe het dorpsleven zou zijn als al die militairen verdwenen waren en de nagenoeg stilliggende industrie weer eens op gang zou komen. De terugtrekking geschiedde echter geleidelijk. De Belgische vluchtelingen van de eerste oorlog konden naar huis of waren in Goirle inmiddels zo goed ingeburgerd, dat ze er bleven hangen. Zonder schokken of stoten geraakte het leven weer in normale banen. Maar toch was er iets veranderd. Het "belle époque" had zijn definitief einde gevonden. Een dikke streep sloot een stuk historie en tijdperk af. Zo spraken de mensen in de vorm van tijdsbepaling voortaan van "voor en na de oorlog" zonder te vermoeden, dat die zich nog eens herhalen zou...

 

PIERRE VAN BEEK