CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 Redactie: Ben van de Pol - Foto: Archief Pierre van Beek

 

Toen en nu aan de grens bij Goirle

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 14 december 1968

Grenspost

 

Goed halverwege tussen Goirle en Poppel versperren rood en wit geschilderde slagbomen de weg van Tilburg naar Turnhout. Even te voren heeft een officieel bord "Douane" het reeds aangekondigd. Ge zijt aan de grens. Hier eindigt het vaderland en begint er een nieuw land: België, waar plotseling vele dingen anders zijn. De slagbomen hebben hun langste tijd gehad. Zij zullen binnenkort verdwijnen. Maar de grens blijft. Met de mannen-in-uniform, die haar aan weerskanten bewaken, want zó ver zijn we in de Europese samenwerking nog niet gevorderd, dat die grensbewaking overbodig is geworden.

Vormen voor velen grenzen niet meer dan een hinderlijk obstakel, voor sommigen betekenen zij ook een vorm van romantiek met herinnering aan een "feodale" tijd: controle en stempelen van passen, controle op autopapieren, naslaan van verdachte namen in het dikke boek, dat zwart op wit vermeldt met wie de justitie nog een appeltje te schillen heeft, en dan die altijd wantrouwige ambtenaren tuk op het achterhalen van smokkelwaar. Wiens geweten niet zuiver was, naderde met kloppend hart die dreigende barrière en... verraadde daar dan wel eens zichzelf want de ervaring heeft de douanemensen tot goede psychologen gemaakt. Dat was het spectaculaire beeld van een grenskantoor voor de doorsneeburger. Sommige zaken zijn reeds lang verdwenen, andere bleven, maar treden toch niet meer zo nadrukkelijk op de voorgrond. Het zich nu opdringende beeld is er een van grote bedrijvigheid op spitsuren, slapte op de daar tussen liggende perioden, en een doorlopende zorg voor een vlotte doorstroming van het internationale verkeer. Het verdwijnen van de slagbomen draagt daartoe nu ook weer een steentje bij.

 

In de loop van de voorbije halve eeuw hebben te Goirle meer en minder belemmerende obstakels in het verkeer met België elkaar afgewisseld. In de mobilisatietijd van 1914-1918 een potdichte grens - potdicht, nou ja! - met Duitse soldaten met "Pickelhauben" aan de ene en Nederlandse militairen, waaronder uit hun oude uniform barstende Landweermannen, aan de andere kant. Overigens "frère en compagnon" zoals we nog wel nader zullen zien, want Nederland was en bleef neutraal. Een verboden strook, die enkel met een speciale "pas" mocht betreden worden, bestond er ook.

In de inflatietijd van de twintiger jaren ging het goed in Poppel en aan de grens. In Poppel heerste hoogconjunctuur. Daar was veel Hollands vertier, want een glas bier kostte er 5 tot 7,5 cent en een reep Belgische chocolade deed 5 à 6 cent. Je fietste daar aan die grens maar onbelemmerd heen en weer als particulier.

 

Aspergetijd

Tegen het einde van de dertiger jaren voelde Nederland nattigheid. Er verrezen grimmige "asperges" in de weg. Zware schuinstaande, stalen staven met een rood-wit geschilderde plank er bovenaan. Deze rijen asperges stonden in een serie zig-zag achter elkaar geplaatst op de manier van onze latere halve overwegbomen. Men kon er met een slangachtige kronkelbeweging tussen door laveren. Voorbijstuiven behoorde tot de onmogelijkheden - zeer ten gerieve van de douanebeambten, die wel eens een kijkje in het voertuig wilden nemen.

Uit die tijd dateert het verhaal van een bekende Tilburgse smokkelaar, die op klaarlichte dag per auto tussen deze asperges kwam oefenen met een vermoedelijk meer dan enkel sportieve bedoeling of uitdaging van de douaniers. Uit diezelfde periode stamt ook het nog niet vergeten verhaal van de stomdronken automobilist, die op de rood-witte plank hing te kloppen alsof het zijn huisdeur was en alsmaar riep: "Mina, Mina, doe eens open"...

 

Oud grenskantoor

Deze taferelen speelden zich echter niet af aan het huidige, maar aan het vroegere grenskantoor, dat een driehonderd meter dichter bij Goirle lag dan dat wat we nu kennen. Op de plaats waar dit oude stond, aan de rechterkant van de weg, zijn sindsdien twee nieuwe woonhuizen verrezen. Het oude kantoor werd daarvoor tot de grond toe afgebroken. Van de hoge bomen er voor - waaronder drie linden in één waarvan een ekster trouw domicilie hield - heeft alleen een formidabele eik het leven tot in het heden kunnen rekken als laatste herinnering aan wat eens was.

Er bestaan wellicht nergens ter wereld officiële grensposten, waarbij zich niet een café bevindt. De Goolse grens aan de Poppelseweg maakte daarop nooit uitzondering. Het café droeg op het bovenlicht van de deur de milde naam "In den Vreede 1858" en de waardin was Mie Snels. Het café viel ten offer aan de laatste wereldoorlog, maar tijdens de eerste had de originele Mie haar "Vreede van 1858" al met de eeuwige vrede verwisseld.

Wanneer ge op oude, vergeelde foto's de "kinderkopjes" van de voormalige keiweg langs het grenskantoor en daarvoor de eerste auto van Goirle, die van De Meester de Betzenbroeck, de heer van Nieuwkerk, ontdekt, voelt ge lust te weten wanneer dit oude grenskantoor eigenlijk gebouwd is. Welnu, dit kan niet ver uiteenlopen met de tijd van de aanleg van de verharde weg naar België. Met de bouw hiervan werd in 1853 begonnen en de ingebruikneming vond plaats in 1854. Die aanleg geschiedde in recordtempo, dankzij een trucje van de aannemer. Als we tenminste geloven mogen wat oude mensen hierover weten te vertellen. Die aannemer zette des morgens een kruik jenever op een bepaald punt en zei tot het werkvolk: "Jongens, als ge vandaag tot hier komt, is de kruik voor jullie." Dit deed hij iedere morgen en de mannen werkten zich te blubber. Maar die sluwe aannemer nam iedere dag het klaar te maken stuk een beetje groter dan de voorafgaande dag... Ziedaar het geheim van het record. Als Goirlenaren, die aan deze weg hebben gewerkt, hoorden wij de namen: Sprengers, Van Gestel en Van Puyenbroek. Bij de aanleg van de weg werd niet direct met de bouw van het grenskantoor begonnen. De douane heeft namelijk een paar jaar kantoor gehouden in bovenvermeld café. Ook deze herberg verrees pas toen de weg al twee jaar in gebruik was. Daar het kantoor rond 1956 werd afgebroken, zal het derhalve zo ongeveer een eeuw oud zijn geweest.

Het lijkt ons ook wel interessant te weten, dat er vóór de aanleg van de verharde weg naar Poppel ter plaatse geen directe verbinding met België bestond, zelfs geen spoor en hetzelfde is het geval met een kaart van Brabantse wegen van 1845. De vóór 1830 bestaande diligencedienst Tilburg - Turnhout v.v. liep via Goirle door de Dorpstraat aldaar, de St. Jacobsbaan en Nieuwkerk naar Poppel. (In Tilburg vertrok hij bij logement "De Engel" in de Zomerstraat. Tot omstreeks 1930 was dit pand woonhuis en kantoor van de firma W.H. van Roessel, assuradeurs en handelaars in brandstoffen.) Het feit, dat koning Willem I bij zijn laatste bezoek aan Brussel op 28 juni 1829 via Goirle en De Rovert naar Poppel reisde, en de manier, waarop percelen zijn doorgesneden, wijzen op het ontbreken van zelfs maar een landweg.

Vele jaren (van 1908 tot 1941) heeft in het grenskantoor de heer Klein Paste, die getrouwd was en twee zoons en een dochter had, als ontvanger de scepter gezwaaid. Zijn woning was ook in het oude kantoor gevestigd. De nu overleden heer Klein Paste, die - na zijn pensionering - in Tilburg onder andere in de Beethovenstraat heeft gewoond, was - als een van de weinige protestanten, die Goirle in die tijd kende - een algemeen gerespecteerd man. Hij ontleende zijn autoriteit niet alleen uiterlijk aan zijn rode dienstkepie met gebloemde band maar vooral aan zijn spreekwoordelijke eerlijkheid en plichtsbesef.

 

"Dat gaat hier zo maar niet"

Deze laatste omstandigheid leidde tot een vermakelijk incident bij de inval van de Duitsers in Nederland. Tengevolge hiervan stormden zaterdag 11 mei 1940 Franse tanktroepen door België Nederland binnen. Uiteraard zonder zich nog om een grens te bekommeren. De ontvanger, die blijkbaar door alle bliksemsnelle ontwikkelingen nog niet geheel op de hoogte was, hield ze aan zijn grens tegen met een: "Hé, hé, dat gaat hier zo maar niet!" Vrije doortocht? "Ik heb geen opdrachten gehad." De tanks wonnen het. Van de heer Klein Paste kan echter gezegd worden, dat hij alleen het Franse tankleger heeft tegengehouden. Overigens niet lang.

De schrijver van deze geschiedenis bevond zich op 9 mei 1940 des avonds om 7 uur aan de grens. Bij een praatje met de Belgische douane zei hij: "Morgen gaat er een nieuwe grensregeling in, nietwaar? Dan wordt het iets lastiger." De Belgen: "Ja, dat zeggen ze tenminste, maar wij hebben nog geen orders gehad." "Morgen" hoefde het niet meer!

 

Grensherberg

Het reeds vermelde café "In den Vreede" van Mie Snels was een boerderij van het langgeveltype met links van de deur de pronkkamer en rechts de gelagkamer. Voor de ramen witte rolgordijnen met een rand van bolletjes en daaronder blauwe horren in houten lijst met krullen. Heel vroeger had de gelagkamer een open vuur. Er stonden links een klein toogje, midden op de vloer een ronde tafel en een tafel vóór het raam. Natuurlijk ontbrak de petroleumlamp aan de zolder niet, evenmin als het zand op de plavuizenvloer. Naast de gelagkamer lag de boerderij met aan de voorzijde twee halve stalraampjes en staldeuren. Mie boerde namelijk ook en hield koeien. Het pand was grotendeels met pannen gedekt, alleen een deel van de schuur met stro. Vóór de boerderij stonden hoge lindebomen en links er naast lag een lage schuur weggedoken onder een strooien dak. Vóór het huis ontbrak de bekende, halfafgeknaagde houten voederkrib voor de paarden van de voerlui niet.

"In den Vreede" had nogal wat aanloop van naar huis terugkerende Belgen, die met hun zware paarden schepen door de kanalen naar Nederland hadden getrokken. Die Belgen namen hier steevast de gelegenheid te baat nog een echte, onversneden Hollandse borrel achter hun Vlaamse kiezen te slaan. Ze hadden dan echter al hun eerste aanlegplaats, bij Mozes in de Bergstraat te Goirle, achter de rug. Daar lokte immers de verleiding, méér dan "levensgroot" op een lang bord tegen de voorgevel van het café: "Voor vijf cent koopt men in Mozes' café een borrel zo groot als elders twee". Afgaande op de twee erbij afgebeelde borrels was het niet gelogen! Het rijmpje bestaat niet meer, het café nog wel. Wegens aankoop door de gemeente is echter ook dit café, "waar binnen in eeuwigheid niets veranderd is", gedoemd te verdwijnen. Vergissen we ons niet dan moet het 't oudste café van Goirle zijn.

 

Sjieke klant

Tot de sjieke klanten van Mie Snels behoorde de markies De Zevero de Tejada, de toenmalige eigenaar van de Overheide en het landgoed Gorp, dat hij later aan de heer Hubert van Beusekom zou verkopen. Vergezeld van zijn dame van gezelschap placht de markies per rijtuig van Brussel te komen. Reeds vanaf gene zijde van de "meet" verheugde hij zich dan op de eerste Hollandse borrel bij Mie Snels.

Ook de vrouwelijke bode van Tilburg naar Turnhout v.v., de in Poppel wonende Mieke Stads, die later met de landweerman Willem Brok uit Goirle trouwde, was daar aan de grens een bekende verschijning. Deze had echter méér te doen aan het grenskantoor dan "In den Vreede". Ze dronk dan ook nog al eens haar "kumke koffie" bij de ontvanger, de heer Klein Paste, terwijl deze de papieren klaarmaakte. Dat ging dan in één moeite door. Mieke reed eerst met paard en wagen, later met een auto.

 

Toe maar!

Toen in 1914-1918 in België de oorlog woedde, telde "In den Vreede"- o ironie van het lot! - ook klanten onder de driehonderd meter verder over de grens staande Duitsers. Onder leiding van Nederlandse militairen kwamen deze oorlogmakers bakken vol bier "In den Vreede" halen. Zo kleinzerig waren die Nederlandse grensbewakers nu ook weer niet al vielen deze excursies uiteraard buiten de reglementen. Ook aan de grens leek een goede buur beter dan een verre vriend. Of die Duitsers echter ooit geweten hebben, dat Mie haar schuur in de eerste dagen van de overval vol gestaan heeft met nog vlug door Belgen in veiligheid gebrachte velo's?...

De uit Hilvarenbeek afkomstige Mie Snels had één dochter en vier zonen. Deze dochter die getrouwd was met een Poppelnaar Timmermans, die als hovenier op het Cenakel te Tilburg werkte, heeft het café - na het overlijden van haar moeder tijdens de mobilisatiejaren - nog enige tijd voortgezet. Haar man werd als Belg in genoemde periode als militair opgeroepen, raakte bij Diest of Luik in krijgsgevangenschap en stierf als krijgsgevangene in Duitsland. Zijn naam vindt men vermeld tussen de vier helden waaraan een gedenksteen in het Poppelse raadhuis de herinnering levendig houdt. Marie, die de tweede Mie uit "In den Vreede" was, overleed bij een nicht in het klooster te Neerpelt (België). Haar broer Hein werd bij de bevrijding in 1944 op de vlucht van de grens naar Poppel door een granaat aan een been gewond en door Engelse militairen naar Turnhout vervoerd. Weer wat opgeknapt keerde hij naar het zwaargehavende ouderlijke huis terug nadat een deel hiervan bewoonbaar was gemaakt, werd later ziek en stierf in het ziekenhuis te Goirle. Ten slotte is "In den Vreede" totaal afgebroken. De vergunning van het café was reeds veel vroeger aan Mozes in Goirle overgedaan.

 

Bijeen geschoven

In de periode waarbij wij hier hebben stilgestaan, was de Belgische douane nog veel verder van de officiële grens verwijderd dan de Nederlandse. Eerstgenoemde zat namelijk naast café Botermans in de kom van Poppel. Kort vóór de Duitse inval bouwde Nederland in overleg met België het huidige grenskantoor op Nederlands gebied, vlak tegen de grens. In dit kantoor werd ook de Belgische douane ondergebracht, die daar echter momenteel niet over de accommodatie beschikt, waarop zij aanspraak zou kunnen maken. De Belgen hebben tot een houten barak hun toevlucht moeten nemen. In ieder geval staan Belgen en Nederlanders desniettegenstaande in de beste onderlinge verstandhouding en samenwerking aan dezelfde afsluitbomen. En als deze verdwenen zijn aan dezelfde denkbeeldige streep. Het nieuwe grenskantoor werd bij de Duitse inval in vliegende haast betrokken teneinde te voorkomen, dat de Duitsers het geheel in beslag zouden nemen.

 

Alle formaliteiten

Diende het kantoor Goirle oorspronkelijk slechts een streekbelang, sinds april 1947 werden de bevoegdheden zodanig uitgebreid, dat er alle grensformaliteiten vervuld werden. Vanaf die datum is de drukte er sterk toegenomen. Vandaar, dat men er ook een uitgebreid gebouwencomplex van grensexpediteurs aantreft, particuliere ondernemingen, die bemiddelend optreden tussen de dienst Invoerrechten en Accijnzen en de handel. Het gaat daar om de behandeling van de papieren rompslomp, die er bij in- en uitklaren van goederen te pas komt. Deze is zó ingewikkeld en fijn genuanceerd, dat alleen deskundigen, die dagelijks met dit bijltje hakken, er wijs uit kunnen. Daarom is de grensexpediteur vraagbaak voor iedereen.

Een 135 tot 140.000 documenten over uit- en invoer worden per jaar door de douane gecontroleerd. Tengevolge van de EEG blijft de post invoerrechten ver achter bij die van de omzetbelasting. Voor laatste wordt jaarlijks een 26 miljoen geïncasseerd. Dan speelt de administratie voor de statistiek nog een belangrijke rol.

 

Van bier tot... honden

Wat er zoals de grens passeert? Vooral: bier, ijzer, staal, textiel, koekjes, beschuiten en... honden. De twee laatste "produkten" zijn vooral bestemd voor België en Frankrijk.

Een groot deel van de dienst Invoerrechten en Accijnzen bestaat uit de administratieve sector met de ontvanger aan het hoofd. Daarnaast heeft men de zogenaamde actieve sector - en dat zijn de geüniformeerde ambtenaren, die voor de verificatie zorgen. Dat wil zeggen: nagaan of goederen en papieren met elkaar kloppen. Voor een vlotte doorstroming vergt dit goed samenspel, vooral tijdens de piekuren, die vallen van des morgens tussen 7 en 9 uur en in de namiddag tussen 5 en 7 uur. Dan is er wel opeenhoping van vrachtauto's maar het particuliere autoverkeer lijdt daar niet onder.

Ten slotte is er nog de dienst Centrale Controle Douane-posten, die in de plaats van de vroegere velddienst is gekomen. Zij ziet zich meer speciaal belast met de controle op de smokkelarij. Ze is zeer beweeglijk - en in België spreekt men daarom van "de vliegende patrouille". Deze opereert in het gebied tussen Baarle-Nassau en Reusel en kent er de geheime sluipwegen. De velddienst van vroeger bezat voor de burger een bijzondere karakteristiek. Die commiezen trokken uit met een lange, opgevouwen jas over de schouder en - als het heel erg menens was - met een groot uitklapbaar apparaat van hout en zwarte stof op de rug. Dat was de befaamde schapezak, waarin zij zich, loerend in het veld, warm konden houden. De moderne velddienst beschikt over betere methoden.

 

Dingen die gebeuren

De douaneman met lange praktijk beschikt uiteraard over een serie belevenissen, die later stof tot verhalen vormen. Zo is daar de herinnering aan de betrapte invalide, die verboden waar in het kussentje van zijn wagentje had verstopt. In zijn boosheid beet hij de douanier als een woeste hond, reed met zijn wagentje de sloot in en ging daarna met stenen gooien.

In de tijd van de strenge deviezencontrole (1945-1950) begon een naïeve en praatgrage busreiziger met de naast hem zittende medereiziger, bij het naderen van de grens, te overleggen, waar hij zijn 500 gulden nu eens zou verbergen. Aan de grens ontpopte zich de in vertrouwen genomen medereiziger als douanebeambte in functie, die zijn plicht deed... Een tussen imperiaal en autodak verborgen ruimte-met-luikje bleek geen afdoend middel om boter over de grens te krijgen.

Voor hilariteit zorgde een op deviezensmokkel betrapte goochelaar. Hij goochelde het geld sneller weg dan het te voorschijn werd gehaald. Zijn kunst bleek echter niet toereikend om zichzelf weg te goochelen. Evenmin succes boekte de Belgische automobilist met een keurig geklede dame naast zich op de voorbank. Het bleek een letterlijk gevulde etalagenop te zijn voor wier comfort er zelfs een gat in de autovloer gemaakt was. Verzin daar nou maar eens een verhaaltje van blanke onschuld bij!

 

Het klopte

Een typerend geval van wat andere aard: De leider van een groep smokkelaars bij wie een partij drank was "afgeslagen", kwam lang geleden in de opslagruimte bij de vrouw van de dienstgeleider controleren hoeveel pakken er in beslag genomen waren. Hij telde: Een, twee, drie..... eenendertig! Conclusie: "Dat klopt, dan hebben ze (de dragers) mij tenminste niet bedonderd!" Ziet hoe hij zijn trawanten vertrouwde!

 

Dit en nog veel meer speelt zich allemaal af om en bij de grens. Wanneer ge met dit verhaal van verleden en heden in het achterhoofd over de Poppelseweg rijdt om die grens te passeren, krijgt die simpele tocht nu misschien een onvermoede kleur met de smaak van een klein avontuur...

 

PIERRE VAN BEEK