Haaren - Oude Raadhuis - archief Pierre van Beek
In
ons Brabantse Haaren staat een huis. Een merkwaardig huis!
Afgaande op het met zwarte letters op de blanke voorgevel
geschilderde jaartal dateert het van 1768. Dat betekent
derhalve, dat het dit jaar twee eeuwen oud zou zijn. Verder
staat dit pand in Haaren bekend als "Het oude
Raadhuis", welke kwalificatie - eveneens in verse letters
- boven de hoofdtoegang prijkt. Lang geleden heeft dit gebouw
dienst gedaan als plaats, waar aanvankelijk de schepenbank van
Haaren en Belveren en later de gemeenteraad vergaderde.
Voordien kwam de schepenbank bijeen in de herbergen van het
dorp, dat in 1491 recht van zelfbestuur had gekregen.
Momenteel drijven Koos en Riet van de Pas-van de Ven hier
sinds 12½ jaar een kruidenierszaak en melkhandel.
Hoewel
de omgeving van het huidige Haaren dit thans niet op het
eerste gezicht verraadt, is toch dit deel van de Belveren, dat
Eind wordt genoemd, eens centrum of kern van de gemeente
geweest. Haaren toonde zich in de loop der geschiedenis echter
"een wandelende gemeente", omdat zij thans aan haar
derde kern toe is en deze kernen een behoorlijk eind van
elkaar verwijderd liggen. Hoe dat allemaal in zijn werk is
gegaan, willen we hier vertellen.
Wat
"Het oude Raadhuis" betreft, hierover heeft een
vroegere eigenaar van het pand een en ander op schrift
gesteld. Het huis is, volgens deze gegevens, in 1768 gebouwd
door burgemeester Den Ouden, tegenover een bestaande
schuurkerk. Het diende tot raadhuis en tegelijkertijd tot
woning van die burgemeester. Volgende bewoner was de zoon van
de burgemeester. Deze trouwde in 1839 met Maria Liket, maar
overleed reeds in 1843, waarna zijn weduwe in 1849 hertrouwde
met Cornelis van Beckhoven uit Oisterwijk. Een zoon uit dit
huwelijk Johannes trouwde in 1892 met Maria Wouters uit
Oirschot. Dezen hebben het pand, waarin een bakkerij was
begonnen, bewoond tot 1931. In hetzelfde jaar kwam hun enige
zoon Sjef van Beckhoven op een tragische wijze om het leven.
Tijdens een periode van overstroming van de plaatselijke beek
te Luisel, een gehucht tussen Haaren en Boxtel, waar toen hele
gebieden blank stonden, reed hij met zijn paard in plaats van
over de niet zichtbare brug er naast en kwam in de stroom
terecht. Hij wist aanvankelijk zichzelf te redden, maar bij
pogingen ook het paard in veiligheid te brengen verdronk hij.
Daar de bakkerij toen geen opvolger meer had, ging het pand in
1931 over aan de Haarense hoefsmid Jac. Vermeer, waarna later
diens dochter Petronella, die getrouwd was met Jan van Osch,
het huis met bakkerij overnam. In 1956 kwam het in handen van
de huidige eigenaar, die er genoemde zaak in vestigde. De
bakkerij met oven werd afgebroken. In 1938 waren ook
bijbehorende stallen afgebrand. Zij werden vervangen door een
nieuw woongedeelte.
Op
het "Eind"
Wie
als vreemdeling Haaren binnenrijdt, zoekt natuurlijk naar de
ranke spits van de kerktoren, welke hem reeds van verre als
baken heeft gediend. Gaat ge dan op zoek naar "Het oude
Raadhuis", dan doet ge een verrassende ontdekking. De
wijk heet niet alleen Eind, maar ligt ook inderdaad aan een
eind van het dorp. En dan rijst de vraag hoe een burgemeester
er ooit toe gekomen is hier een raadhuis te bouwen. De
geschiedenis werpt daarop enig licht. Het raadhuis werd nl.
opgericht tegenover een in 1674 gebouwde schuurkerk, die reeds
neringdoenden en anderen van het voormalige centrum Kerkeind
hadden aangetrokken. Waar de kerk staat, willen immers de
mensen zijn!
Al
twee eeuwen bezat Haaren elders een echte kerk, de Sint
Lambertuskerk, die tussen 1450 en 1480 werd gebouwd. Maar, als
op zovele plaatsen in Brabant, maakte de Vrede van Munster in
1648 een einde aan de godsdienstvrijheid. De kerk ging op slot
en de priesters moesten Staatsbrabant verlaten. In de praktijk
kwam het er op neer, dat de heren van Tongerlo, die Haaren
bedienden, hun ambt nu in het geheim bleven vervullen. Toen de
situatie minder scherp werd en er vergunning werd gegeven tot
het bouwen van "kerken", die niet tussen de andere
bebouwing mochten opvallen, trokken de katholieken van Haaren
in 1672 op het Eind een schuurkerk op. Bij een hevige storm in
1703 waaide deze om. Er werd nu weer stiekem dienst gedaan in
de pastorie, maar dat was buiten het officiële boekje en
kreeg lelijke consequenties.
Zware
boete
Op
zekere dag verschenen de vorsters De Gier en Vaeght uit
Oisterwijk om proces-verbaal op te maken. De
pastoor-in-overtreding kreeg een boete van f 200,- en elk der
aanwezigen een van f 25,-. Wat dat voor een last betekende,
wordt duidelijk wanneer men weet, dat de pastoor in een heel
jaar maar een inkomen van 125 harde guldens
"genoot"...
Na
de stormcatastrofe heeft men de resten der "kerk"
weer zo goed als het kon in elkaar getimmerd. Ruim tachtig
jaar na de oprichting van de eerste schuurkerk is er in 1754
gepoogd een schuurkerk op een andere plaats van het dorp te
bouwen maar "hogerhand" gaf nul op het request. De
oude kerk werd toen wat opgekalefaterd nadat men hiervoor vier
jaar lang op toestemming had zitten wachten. Spoedig daarop
werd zij "op nog onverklaarbare wijze" vernield.
Wrijvingen
In
die tijd werd er tussen Belveren en Haaren nogal zwaar
geruzied over de plaats, waar de nieuwe schuurkerk zou moeten
komen. Er gingen van twee kanten requesten naar de
Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden. Pastoor Mouwen
(1748-1764) bracht rust en vrede weer, maar dit belette toch
niet, dat de kerk later werd vernield.
In
de tijd, dat de schuurkerk weer opgeknapt zou worden, is er
een opmeting gedaan. De kerk was buitenwerks 75 voeten, breed
35,5 voet en de wanden hadden een hoogte van 8,5 voet. West-
en oostkant hadden elk drie ramen, noord- en zuidzijde vijf
ramen. De deur bevond zich aan de zuidkant, terwijl er aan het
andere eind en aan de westzijde nog een deur was. De kerk
bestond uit hout. Wanden en dak werden "gans onbruikbaar
en ontramponeerd, zodat er niet veel gerepareerd kon
worden".
Haaren
en Belveren waren altijd nogal vrij sterk gescheiden
gemeenschappen geweest, wat tot 1822 voortduurde. Om daar
enige voorbeelden van te geven: in de kerk, die men
gemeenschappelijk gebruikte, moest de ene zondag het zielboek
aan de Belverse kant en de andere zondag aan de Haarense kant
voorgelezen worden. Nog sterker: die van Haaren kwamen door
een andere ingang als die van Belveren. De eersten aan de
zuidwestzijde, de laatsten aan de oostkant. De volkse
zegswijze: "Ze kunnen niet samen door één deur uit en
in" was hier derhalve letterlijk van toepassing. Pastoor
Goossen zou daar wel eens resoluut een einde aan maken en hij
liet in 1786 de ingang van Belveren dichtspijkeren. Dat was
natuurlijk tegen het zere been van Belveren. Als ze van daar
naar de kerk kwamen voor de mis, bleven ze voor hun
dichtgespijkerde deur staan. Maanden lang hielden ze dat vol
totdat het sommigen te koud werd.
Kerk
stort in
Daar
in Haaren geen andersdenkenden woonden, bleef de in beslag
genomen oude Sint Lambertuskerk gesloten. De inventaris ervan
echter was in veiligheid gebracht op kasteel Nemelaer, in een
brouwerij en bij een rentmeester. Het is nu nog een lust de
inventarisatielijst daarvan te lezen en te constateren met
welk een nauwgezetheid de hiermee belasten zich van hun taak
hebben gekweten.
De
kerk raakte steeds meer in verval. Noodkreten om voorzieningen
klonken aan dovemansoren en wat iedereen zag aankomen gebeurde
in 1780: het schip van de kerk stortte in. De toren en een
deel van het koor bleven evenwel overeind. In 1825 besloot
Koning Willem I, dat de kerk weer aan de katholieken onder
bepaalde voorwaarden mocht worden teruggegeven. Die overdracht
werd datzelfde jaar een feit. Waren er voorheen plannen
geweest de oude kerk te herstellen, nu daartoe gelegenheid
bestond, maakte men er toch geen gebruik van want de gedachten
gingen uit naar een geheel nieuwe kerk, die aan de "Drie
Hoeven" zou komen. In 1853 werd het oude gebouw, in
opdracht van pastoor Van Drunen, op de toren na, afgebroken.
Die nieuwe kerk zou niet komen bij "Het oude
Raadhuis", de plaats van de vroegere schuurkerk, ook niet
in de Kerkwijk, waar de oude toren stond, maar weer in een
geheel ander deel van Haaren. Die van Belveren waren daar weer
niet over te spreken maar het plan ging toch door.
"Haerensteyn"
Rond
1740 hadden de Haarense gelovigen als pastorie voor hun
pastoor het goed "Haerensteyn" gekocht. Dit was
aanvankelijk een oud kasteeltje met een gracht. Het had
verschillende eigenaars gekend in de loop der tijden, o.a. de
abdij van Tongerlo en het Groot Gasthuis in Den Bosch. Ook is
het bewoond geweest door de oudste zoon van Hugo de Groot, de
man van de boekenkist van Loevestein. Deze zoon Cornelis was
landdrost en betrok "Haerensteyn" in 1659. De
Haarense katholieken voelden zich hiermee helemaal niet
vereerd, want die Cornelis bleek een nogal losbandig heerschap
en was er op de eerste plaats op uit zijn eigen zak te
spekken. Hij stierf echter al na twee jaar. Tot 1665 was het
goed nog steeds in handen van de familie De Groot en wel in
die van Pieter, oudste broer van Cornelis. Het moet toen een
aardig gedoentje zijn geweest met stallen, bakhuis, koetshuis,
tuin, boomgaard, nieuwe grachten en mooie met mastebomen
beplante dreven. In 1742 werd "Haerensteyn" eigendom
van de abdij van Tongerlo.
Nieuwe
kerk
Als
pastorie lag het gebouw een heel eind van de schuurkerk
verwijderd en al evenmin dicht bij de voormalige Sint
Lambertuskerk. De pastoor had dan ook in zijn pastorie een
huiskapel. Dit zal wel één van de redenen zijn geweest, dat
de nieuwe kerk vlak bij deze pastorie moest komen. Deze
waterstaatskerk werd gebouwd van 1855-1856. Pastoor Van Drunen
bereidde de bouw voor. Hij was er wel huiverig voor geweest,
maar had moed gekregen toen hij hoorde, dat men in Tilburg
voor f 24.000,- een kerk had gebouwd. Toen ontbood hij
architect Van Tulder, die een kerk voor f 27.000,- ontwierp.
De goedkeuring kwam in januari 1855 af maar kort daarna stierf
de pastoor, zodat het de taak van zijn opvolger, Peter C.L.
Stael uit Diessen, werd de bouw uit te voeren. De kosten
kwamen op f 28.900,-.
Toen
pastoor Van Drunen de oude Sint Lambertuskerk liet afbreken,
gebeurde dit met het oog op werkverschaffing in de vorm van
stenen bikken. Hij dacht die voor de nieuwe kerk te kunnen
gebruiken, maar burgemeester Van den Oever ging daarmee niet
akkoord. De eerste 40.000 stenen voor de nieuwe kerk werden
afgekeurd. We lezen echter nergens dat dit de afgebikte stenen
zijn geweest. De nieuwe kerk kon in 1856 geconsacreerd worden
en mgr. Zwijsen droeg de eerste H. Mis op. Pastoor Stael, die
tot 1863 in Haaren stond, liet "Haerensteyn"
ingrijpend verbouwen.
Afgebrand
In
de droge zomer van 1911 brandde de nieuwe kerk af. De koster
die op zekere avond een brandlucht waarnam, ging met een
kapelaan op inspectie doch er werd geen onraad ontdekt. Midden
in de nacht kwam evenwel toch het brandalarm. Weer stond
Haaren voor een kerkprobleem en opnieuw laaide tussen Haaren
en Belveren de strijd op over de plaats, waar deze kerk moest
verrijzen. Intussen was er een noodkerkje in gebruik genomen.
De toenmalige pastoor P.M. van Tetering kon het op den duur
niet meer aan en hij vroeg in 1912 emeritaat aan. De discussie
over de bouw duurde twee jaar totdat pastoor Van de Broek, die
Van Tetering was opgevolgd, besliste, dat de nieuwe kerk naast
de pastorie zou gebouwd worden. Pastoor Van de Broek liet het
kasteeltje "Haerensteyn" slopen en bouwde in 1914
een nieuwe pastorie.
Burgemeester
Schijvens had in 1889 bij de toenmalige nieuwe kerk op
"De drie Hoeven" reeds een nieuw gemeentehuis laten
bouwen en dit deel van de gemeente ontwikkelde zich tot weer
een nieuw centrum van Haaren. In 1964 moest dit raadhuis
echter het veld ruimen voor het moderne gebouw, dat er thans
staat.
Restauratie
toren
Tussen
al de bedrijven door had de eenzame toren van de voormalige
Sint Lambertuskerk, blootgesteld aan weer en wind, tevergeefs
om restauratie staan schreeuwen. Hij was tot monument
verklaard. De noodzaak van restauratie werd erkend, maar...
geen geld. Thans is het echter zover. Momenteel onttrekken
stellingen hem voor het grootste deel aan het gezicht, want de
restauratie is in volle gang. Het Kerkeind heeft een monument,
maar daarmee niet zijn positie van kern terug en het Eind is
het ook niet geworden.
De
gang van zaken in het verleden heeft niet nagelaten zijn
stempel op Haaren te drukken. De vreemdeling verbaast er zich
over hoe ver eigenlijk de bebouwde kom der gemeente uiteen
ligt. Niet een duidelijke kern met daaromheen wat verspreid
staande boerderijen, maar een nieuw centrum met een andere
complexe, drukke bebouwing.
Haaren - canadaboom met gespleten stam
- archief Pierre van Beek
Curieuze
boom
Haaren
is een ruim-open dorp met veel nieuwe huizen en vooral fraaie,
goed onderhouden boerderijen onder brede strodaken. Daar
omheen al of niet met beukenhagen afgelijnde boomgaarden, waar
in deze herfst de peren en appels in rijke overdaad aan de
bomen hangen te wachten op de hand, die ze plukken zal. Bij de
boerderijen en langs de akker- en weilanden ruisen de hoge
Canadapopulieren. Een van deze bomen bezorgt Haaren een
vermoedelijk niet als zodanig gewaardeerd curiosum. Het is een
niet zo hoge Canadaboom met een van onder tot boven gespleten
stam, zodat ge dwars door de boom kunt heen wandelen. Beide
delen van de boom leven ieder op hun eigen houtje voort. Hij
staat niet zo ver van de in restauratie zijnde toren,
vereenzaamd nabij het Sportlaantje. Wie hem nog zien wil, moet
vlug zijn, want hij staat op de nominatie te worden opgeruimd
als doelloze sta-in-de-weg. Dat Haaren ook nog rijk is aan
bossen valt niet zo direct op. Zij sluiten aan op die van
Oisterwijk en liggen wat ver van de kom verwijderd.
Het
historisch gedeelte van ons verhaal nog eens overziend, stelt
men tenslotte vast, dat de kern van de gemeente Haaren twee
keer "verschoven" is, dat hij momenteel zijn derde
plaats bezet, dat kerkenbouw daarbij steeds een belangrijke
rol heeft gespeeld en dat de gelovigen altijd hun kerk zijn
nagereisd. Daarom meenden wij in de aanhef Haaren als
"het wandelende dorp" te mogen typeren.
Centrum Haaren -
archief Pierre van Beek
PIERRE
VAN BEEK