CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 Redactie: Ben van de Pol - Foto: Archief Pierre van Beek

 

St. Salvatorkapel van Baarle-Nassau

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 5 oktober 1968

Kruisbeeld in de Salvatorkapel

 

Verscholen tussen geboomte staat te Baarle-Nassau op het gehucht Nijhoven de St. Salvatorkapel. De huidige kapel is niet oud. Haar historische achtergrond echter wel. Die gaat terug tot vóór 1400 en de eraan verbonden geschiedenis is boeiend als een roman, die zijn oorsprong vond in onenigheid tussen de bewoners van Baarle-Hertog en die van Baarle-Nassau, zoals een 17de-eeuwse geschiedschrijver van Baarle vertelt. Alle wegen van Baarle op twee na vielen onder de jurisdictie van de Heer van Breda d.w.z. Nassau. De Nassauers hebben daarop "so gepronckt datter sulcken eenen twist is opgeresen, dat die van Nassauw aan die van den Hertogh de straeten verboden hebben". Met andere woorden: De Nassauers zeiden tot hun mededorpsgenoten: "Je komt er bij ons niet meer in!" Die van de Hertog, ook niet mis, repliceerden: "Goed, wij niet bij jullie in de straat, gullie dan niet meer bij ons in de kerk!" De Nassauers waren daardoor helemaal niet uit het veld geslagen: "Dan bouwen we een eigen kerk", zeiden ze, wat "d'oorsaeck is geweest, dat onder Nassauwe soo naer by de kerck getimmert is de Capelle van onsen Salichmaecker, die in grootheijt ende schoonheijt te boven gaat veel parochien: en het is een raer exempel, dat ten platte lande twee groote kercken soo dicht by malcander staen", zegt de geschiedschrijver. Die tweede kerk is verrezen op het gehucht Nijhoven, dat inderdaad op een niet zo grote afstand van de huidige kerk van Baarle-Hertog verwijderd ligt. En zij dankte haar ontstaan aan een dorpsruzie, waartoe het "proncken" met de straten mogelijk méér aanleiding dan eigenlijke oorzaak is geweest.

 

Hoewel allesbehalve rijk zijn die van Nassau bij de bouw van hun St. Salvator in hun boosheid flink uit de hoek gekomen. Het was met die "kapel" niet mis. Ze had "vroeger" vier altaren, respectievelijk ter ere van het H. Kruis, van O.L. Vrouw en de H. Antonius, de 10.000 maagden en de H. Sebastianus. In 1556 moesten er wekelijks twee H. Missen worden opgedragen. Later werd dit teruggebracht tot één in de week en wel op vrijdag. Tussen 1577 en 1587 is deze kapel afgebrand. Hoe en wanneer precies? Het kan gebeurd zijn in 1581 toen Baerle, met name 't versterkte en door water omgeven "Huis te Baerle", door de Spanjaarden werd ingenomen. Men weet niet zeker waar deze later afgebroken "vesting" heeft gelegen. Op 't Goor enkele minuten voorbij de wijk Looveren, aan de weg naar Ulicoten, lagen vroeger ruïnes van oude gebouwen en ook kuilen. Tevens liggen daar een stuk grond, dat de naam "de burcht van Charles van Baal" draagt en de zg. "Meierskuil". Of was het 't in 1333 voor het eerst vermelde kasteel "Bruheze", dat door een oprijlaan verbonden was met het plein van Looveren? Tijdens de afbraak van het kasteel vóór 1872 is er een zwarte krijttekening van gemaakt aan de hand waarvan mevrouw Slager-van Gilse later een aquarel vervaardigde. Er bestaat ook een tekening van het kasteel in 1738 door J. Beyer. Zij bevindt zich in de verzameling van het Brabantsch Genootschap.

 

Herbouw

Ook kan de kapel zijn afgebrand in het bekende oorlogsjaar 1584. In 1606 is ze gedeeltelijk herbouwd. De deken van Baerle was er in zijn verslag van de kerkvisitatie op 5 juni 1606 nogal goed over te spreken: kerk, sieraden in orde, iedere vrijdag H. Mis, priesterkoor "zeer goed in orde en geheel nieuw opgebouwd". Met de financiën vlotte het echter niet. Men had voortdurend met geldgebrek te kampen. Het schijnt echter dat de kapel geheel herbouwd was toen ze de 2de juli 1648 door de protestanten onteerd en in beslag genomen werd.

Die julidag was voor de Nassauers een wel heel bewogen dag. Onze geschiedschrijver, de latere pastoor van Baarle, witheer van Tongerloo Gerardus van Herdegom, die ten tijde van de inbeslagneming en plundering kapelaan te Alphen was, hangt daar een kleurig verhaal over op. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de ontering van het houten, mansgrote Christusbeeld op een kruis, dat meer dan 200 jaar achter in de kapel hing. Door een bende plunderaars, waaronder "de lichte vrouwen en het gemene volk, dat van Breda met de soldaten was meegekomen", werd het beeld tegen de grond gesmeten. Een der beeldstormers ging er op staan te springen met de bedoeling het de benen te breken, waarin hij evenwel niet slaagde. Volgens de geschiedschrijver is dat de man niet goed bekomen, "want voortdurend had hij pijn aan de voeten en die pijn werd altijd erger". Na enkele jaren van lijden aan deze kwaal is hij gestorven... Een in de kapel hangend schilderij, dat de begrafenis van Christus voorstelde, werd eveneens vernield. Een schilderij boven het altaar kon door ingrijpen van de Schout gered worden.

 

Waardevol kruis

Nadat de plunderaars waren afgetrokken, hebben de katholieken het grote kruisbeeld en andere buitengeworpen beelden in de nacht naar de kerk van Baarle-Hertog overgebracht, waar het kruis in de doopkapel werd geplaatst. Men kan het nu nog, fraai gerestaureerd, in deze aan de H. Remigius toegewijde kerk bewonderen. Hierin bevinden zich ook zeer mooie andere uit de St. Salvatorkapel afkomstige houten beelden, alsmede het altaarschilderij, waarvan hierboven sprake was. Behalve het befaamde kruisbeeld bleken de andere beelden en het schilderij bij ons laatste bezoek tijdelijk uit de kerk verwijderd in verband met werkzaamheden.

Wat het kruisbeeld betreft, dit wordt door deskundigen geroemd als een stuk van grote kunstwaarde uit de 15de eeuw. Reeds op het eerste gezicht wordt men getroffen door de uitdrukking van geweldig lijden. Dit spreekt vooral uit de trekken van de halfgeopende mond en de strakgespannen borstkas. Het schilderij heeft bij de restauratie van de laat-gotische kerk onder pastoor Ghysels (1886-1920) tussen de oude rommel in de bijsacristie gelegen. In de zomer van 1926 werd het weer voor de dag gehaald. Bij de restauratie door de Antwerpse kunstschilder Arthur van Poeck werd 't monogram TVT ontdekt. Dit betekent Theodoor van Tulden, die 9 augustus 1606 te Den Bosch werd geboren en tot de beste navolgers van Rubens wordt gerekend. Diens grootheid en kracht bereikte hij echter niet.

 

Ergerlijk

De in handen van de protestanten gekomen St. Salvatorkapel was veel te groot voor de kleine protestantse gemeente van Baarle-Nassau. De tiendhefster Thorn weigerde haar geheel te onderhouden. Zij bepaalde zich tot het priesterkoor maar volgens de protestanten was ook het onderhoud daarvan onvoldoende. Zó raakte de kapel in verval. Daar kwam nog bij, dat het overige gedeelte, in tijd van oorlog, door de gemeente werd gebruikt voor het opbergen van munitie, voor inkwartiering manschappen, plaatsing van paarden enz.

In 1807 werd de Hervormde gemeente van Baarle-Nassau, omdat ze zo weinig leden telde, met die van Breda verenigd. De kapel werd toen, met uitzondering van het priesterkoor, afgebroken. Dit geschiedde echter niet zonder verzet van de omwonenden. Met rieken en hooivorken verzetten die zich ter verdediging van "het erfdeel hunner vaderen". Er moesten zelfs huzaren gerequireerd worden om de slopers te beschermen. Als laatste middel van verzet weigerden de katholieken de afbraak te kopen.

Aan een beschrijving van Jan Kalf over het gespaarde priesterkoor ontlenen wij, dat de kapel op een verhevenheid lag en de vorm had van een kruiskerk en geheel de vormen van de laat-gotiek vertoonde. Zij dagtekende uit einde 15de begin 16de eeuw. Op de grond lag 'n hardstenen zerk met het opschrift: "Hier legt begraven den Wel Edelen Gestrengen Heer Pieter de Bernaige, in zijn Weledel leven Schouteth en Stokhouder der Heerlijkheeden van Alphen, Baarle en Chaam, Advocaat-Fiscaal en luytenant-drossard der Stadt en Baronie van Breda. Sterft den 16 May 1728, oudt omtrent 64 Jaren." Van een in de zerk gebeiteld wapen waren de figuren weggekapt. De zerk is einde 1926 naar Chaam overgebracht. Kalf noemt in zijn beschrijving ook een aantal voorwerpen. Deze zijn in de loop der jaren allemaal verdwenen. Ook de preekstoel, maar hiervan bestaat nog wel een foto.

Tijdens de Belgische opstand (1830 - 1839) was de kapel gesloten. Daarna werd er gewoonlijk één keer per maand dienst gedaan, later eens per jaar namelijk tweede paasdag en ten slotte helemaal niet meer. In de mobilisatiejaren (1914-1918) werd de steeds meer in verval rakende kapel opnieuw gebruikt door militairen, waardoor de situatie nog verergerde. Volgens haar verslag van 1921 is de Provinciale Commissie tot bewaring en bescherming van monumenten in de Provincie Noord-Brabant er nogal van geschrokken. Ze beklaagt zich er over, dat van het monument gewoon een boerderij is gemaakt. Het voormalige ook als voorheen door een haag omsloten kerkhof diende tot wei. Het priesterkoor werd nog door een paar armstukken van het "verdwenen" transept vastgehouden. De grote triomfboog stond in de vrije lucht en werd ruw afgesloten door een noodmuur, waartegen een boerenwoning hing. De "verheven" houten bekapping, "nog gaaf en sterk als in de vijftiende eeuw", spande zich over een geitenstal en boerderij-inventaris. Onder afval lag de bovenvermelde grafsteen. Met weemoed verwijst de commissie naar de goede zorgen voor de zusterkerk in Baarle-Hertog, terwijl Nederland "niets beters schijnt te willen dan dit monument te laten vervuilen en vervallen door geiten en boerengerei".

Het heeft niet mogen baten. Op 26 november 1926 werd begonnen met de afbraak van de kapel. Stenen en ornamenten moesten dienen voor de restauratie van de Hervormde Kerk in Ginneken. Met Nieuwjaar 1927 was alles grondig afgebroken en weggevoerd. Alle pogingen de kapel terug te kopen waren zonder succes gebleven. Wat in 1648 uit de kapel werd gered, wordt nog steeds zorgvuldig bewaard in de kerk van de H. Remigius onder Baarle-Hertog, waarmee Nassau één parochie heeft uitgemaakt.

In Baarle-Hertog bleef het heimwee naar de oude kapel, die in de volksmond de "Geuzenkapel" werd genoemd, bestaan. In 1928 kocht de landbouwer Adr. Jacobs de grond van de kapel, welke hij daarna overdroeg aan het kerkbestuur van de parochie van Onze Lieve Vrouw van Bijstand te Baarle-Nassau. Deze grond bevatte nog de oude fundamenten. Het is op het oude priesterkoorfundament, dat in 1930 de pittoreske St. Salvatorkapel verrees, die men thans daar aantreft. Op 29 september, bij het zilveren priesterfeest van pastoor J.A. Vekemans, werd zij ingezegend door dr. Dirckx, pastoor te Bavel en deken van het dekenaat Ginneken.

 

Opgravingen

Daar dit plekje Nassause grond zulk een bewogen geschiedenis achter de rug heeft, wekt het geen verwondering, dat het oudheidkundigen en heemkundemensen intrigeerde. De eerste vraag, die om een antwoord vroeg, was: Wat bracht de Nassauers er in de 14de eeuw toe juist op Nijhoven hun kerk te bouwen?

Op initiatief van "Brabants Heem" en met steun van de Commissie voor Oudheidkunde uit het Provinciaal Genootschap heeft de rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek bij de kapel opgravingen gedaan. Deze brachten allereerst een schip, zijarmen en een sacristie van een bakstenen kerk aan het licht, die kort vóór 1400 moet zijn gebouwd. Binnen deze stenen kerk constateerde men een oeroude begraving. Iets jonger dan deze begraving waren, binnen de kerk en blijkbaar ook gedeeltelijk daarbuiten, paalgaten zichtbaar van een gebouw, dat niet nader bepaald kan worden. Daarna kwam een woudkapelletje, vervolgens een groter zaalkerkje, dat op zijn beurt weer is vervangen door een derde houten kerkgebouw groter dan het vorige. Alle drie deze bidplaatsen waren van hout, stonden op dezelfde plaats en waren naar het oosten gericht, evenals de gevonden begravingen. De derde houten kerk moest uit de elfde eeuw stammen. Voor de zaalkerk en woudkapel nam men tiende en achtste eeuw aan. De stenen kerk bleek zeer royaal van opzet. Het was voor Baarle van die tijd een grote dorpskerk. Aan meer of minder zekere conclusies ontlenen wij nog, dat men te maken heeft met een oude christelijke bede- en begraafplaats uit de tijd van St. Willibrord. De opgraving geeft een aanwijzing, dat minstens in 980 reeds een tweevoudig kerkelijk Baarle aanwezig was.

Uit dit alles blijkt, dat de keuze van de Nassauers om op Nijhoven een eigen kerk te bouwen geen willekeurige is geweest. Ze deden dit op een reeds vanouds gewijde plaats.

 

Nieuwe kapel

De jongste kapel, die men thans op Nijhoven aantreft, ligt geheel verscholen in een klein bos, dat reeds uit de verte de aandacht trekt in de hier overigens vlakke en kale velden. Men betreedt het door een altijd geopend ijzeren dubbelhek. Boven de boog van de dubbele kapeldeur leest men de woorden: "Wij handhaven het erfdeel onzer vaderen". Een steen naast de deur vermeldt: "J.A. Vekemans, pastoor, 29-9-1930". In het midden van de met een open klokketorentje versierde gevel zit een bij gelegenheid van de Studentenlanddag van het Brabantse Studentengilde van O. L. Vrouw op 9 augustus 1931 ingemetselde gedenksteen met het Lam Gods er op. De gevel vertoont sporen van kogels, herinnering aan de laatste oorlog toen de kapel enige averij opliep. Ook het smeedijzeren kruis op de torenspits is beschadigd en... op het torentje groeit een spichtig boompje.

Tot de solide, zwaar-eiken meubilering van het interieur behoren een soort eenvoudige koorbanken met bergplaatsen en opklapbare zetels. Ze staan echter niet bij het altaar maar langs de wanden en buigen achter in de kerk door de hoeken. Het licht valt de kapel binnen door gekleurde ruiten en er heerst een schemer, waaraan men eerst wennen moet om boven de deur een primitief schilderij te ontdekken, dat de in 1927 gesloopte "Geuzenkapel" voorstelt volgens een bijgevoegde tekst. In de kapel, waarvan een deel van het dak lekt, staan beelden van de H. Apollonia, H. Antonius, St. Jozef, de H. Cornelius en H. Theresia.

 

Schilderachtig

Rondom de kerk werd in het bosje een processiepark aangelegd met een kruisweg en staties van de Zeven Smarten van Maria, een traditionele Lourdesgrot met ingebouwde preekstoel en een eenzame Bernadette er voor. Alles nogal pretentieloos maar de in een hoek verscholen Calvarieberg met zijn groenbemoste rotstrappen werkt natuurlijk en schilderachtig. Deze laatste kwalificatie geldt trouwens voor het hele complex. Het bosje is een staalkaart van loofhout. Het bestaat uit linden, wilde kastanjes, beuken, berken, eiken, acacia's tot treurwilgen toe met nog een onderbeplanting, waartussen ook de braamstruiken en brandnetels welig tieren. Tussen dit in bijna vier decennia tot een ruig stuk natuur geworden kapelcomplex slingeren zich de paden van de kruisweg, waar - als de bomen in het blad staan - altijd een mystieke schemering heerst, die nog geaccentueerd wordt door de stilte. Als een eilandje in de oceaan ligt het bosje in de wijde akkers. Met uitzondering dan van een Zondagse meiavond, want dan komen er vrome zielen om zeven uur het rozenhoedje bidden.

 

Velen komen naar Baal, weinigen daarvan zagen ooit de oase van de St. Salvatorkapel. Ze misten daardoor iets! Men rijdt vanaf de kerk van Baarle-Hertog door de Molenstraat. Daar eerste straat links de Kapelstraat in (bij ons bezoek had die haar naamplaatje verloren!). Nu altijd rechtdoor rijdende kunt ge de kapel niet missen...

 

PIERRE VAN BEEK

 

Voor de historische gegevens maakten wij een dankbaar gebruik van "Bijdragen tot de geschiedenis van Baerle" (1947) door J.P.H. van den Broek en een artikel van C. Kramer in Brabants Heem III (1951).