Het
zal wel te wijten zijn aan het onderwijs op de Tilburgse
katholieke scholen, dat professor F.C. Donders in Tilburg
aanzienlijk minder bekend is dan Peerke Donders. De professor
werd meestal slechts terloops genoemd, omdat men niet sprak
over "ketters". F.C. Donders, die wel als katholiek
is gedoopt, verloor zijn geloof en trouwde later met de
dochter van een Luthers predikant. Peerke Donders (1791-1887)
werd juist in Tilburg zeer uitvoerig op school behandeld,
omdat hij in "geur van heiligheid" was gestorven.
Merkwaardig is de overeenkomst tussen de beide mannen, doordat
zij allebei hun sporen hebben verdiend op het gebied van hulp
aan de lijdende mensheid! Professor Donders door zijn
wetenschappelijke aanpak en Peerke Donders door het verzorgen
van zieken. De betekenis van professor Donders, die in de
stamboom van Peerke Donders voorkomt, is echter veel
ingrijpender geweest.
Herdenking
in Utrecht
Internationaal
gezien is professor Franciscus Cornelis Donders misschien wel
de befaamdste Tilburger, die de achtste stad van het land ooit
heeft gekend. Gisteren was het precies honderdvijftig jaar
geleden, dat F.C. Donders, die later beroemd werd als
oogheelkundige en physioloog, in Tilburg aan de
Nieuwlandstraat werd geboren. Alleen een gedenkplaat boven het
geboortehuis - momenteel het gebouw van "Terra Nova"
- en een straat met zijn naam herinneren in Tilburg aan
professor Donders, wiens naam bijna een synoniem werd voor
oogheelkunde. In Utrecht, waar hij het grootste gedeelte van
zijn leven doorbracht en waar verschillende monumenten en
instituten aan hem herinneren, heeft men gisteren de
honderdvijftigste verjaardag van zijn geboortedag herdacht
door een krans te leggen bij het Donders-monument op het St.
Janskerkhof.
Prof. Donders, geschilderd door
J. Taanman
Internationale
bekendheid
Professor
Franciscus Cornelis Donders was waarschijnlijk de grootste
Nederlandse medicus, die vóór 1900 leefde, zo zegt men. Hij
heeft de geneeskunde, die was doodgelopen, een grote stoot
gegeven door de ontwikkeling als natuurwetenschappelijk vak
sterk te stimuleren. Samen met twee andere geleerden, Mulder
en Harting, heeft hij de achterstand, die Nederland op het
gebied van de geneeskunde had, geleidelijk weggewerkt. Zowel
op het gebied van de physiologie als de oogheelkunde is zijn
naam, ook internationaal, nog steeds een begrip.
Toen
hij op zijn zeventigste verjaardag in Utrecht werd gehuldigd,
groeide deze huldiging uit tot bijna een nationale
manifestatie. In het gedenkboek, dat naar aanleiding van deze
feestelijkheden verscheen, wordt in de betrekkelijk pompeuze
taal van die dagen geschreven: "Een man niet alleen als
sieraad der wetenschap, maar ook als weldoener der menschheid,
alom bekend en gevierd. Een landgenoot op wien elke
Nederlander trots moet zijn." Hij kreeg toen een oorkonde
aangeboden, die was samengesteld door professor dr. Nicolaas
Beets 2 (Hildebrand) en getekend door Joseph Cuijpers, de zoon
van de bekende bouwmeester. In het bijzonder omvangrijke
comité, dat de huldiging had voorbereid en waarin mannen van
internationale bekendheid zitting hadden, zaten ook twee
Tilburgers, de toenmalige burgemeester en een oogarts. Dit was
ook toen de enige belangstelling, die Tilburg voor professor
Donders opbracht. Het is anderzijds onwaarschijnlijk, dat de
oogheelkundige na zijn 17de jaar nog ooit in Tilburg is
geweest.
Domkopperij
Het
Tilburg van de eerste helft van de negentiende eeuw was een
betrekkelijk onbeduidende plaats. Brabant was heel langzaam
aan het herstellen van de positie als generaliteitsgebied. De
wolindustrie kwam in die tijd snel op. De Franse tijd was
juist achter de rug en Nederland vormde een eenheid met
België onder de regering van koning Willem I. Tilburg was een
garnizoensstadje, waar soldaten die voor het grootste deel uit
Noord-Nederland kwamen, maanden verbleven. Een van hen, een
lid van de Kompagnie Vrijwillige Jagers schreef dan ook in
1831: "In deze schoone plaats (Tilburg) bleven zij (de
Jagers) lang in bezetting en genooten er menig genoegen bij
inwoners bij wie ze geheel thuis waren." Enerzijds had
men dus wel waardering voor de hartelijkheid en gastvrijheid
van de bevolking, maar cultureel en intellectueel schatte men
de Tilburgse bevolking niet erg hoog. Een Utrechtse
Vrijwillige Jager schreef althans: "..... op geen plaats
voorzeker is de domkopperij groter, op geen plaats het gebrek
aan edele grondbeginselen meer zigtbaar dan te Tilburg,.....
dat duizendmaal door mij verwenschte Tilburg, dat ellendig
nest van fanatisme en onkunde."
De
school van meester Panken
Ook
in 1818 zal de Tilburgse bevolking inderdaad wel vrij
achterlijk zijn geweest, al zal het minder erg zijn geweest
dan de Utrechtse Jager schreef. In deze stad woonde de vader
van professor Donders, Jan Frans, die was gehuwd met Agnes
Elisabeth Hegh uit Cleve. Hij was blijkens de aanduiding in
het geboorteregister winkelier. Op 27 mei kreeg het echtpaar
een zoon, de latere professor Donders, die slechts een
gedeelte van zijn jeugd in Tilburg doorbracht. Daar zijn vader
reeds anderhalf jaar na zijn geboorte stierf en de
mogelijkheden in Tilburg niet zo best waren, zond zijn moeder
hem toen hij zeven jaar was naar de school van meester Panken
in Duizel. Op latere leeftijd schrijft professor Donders
daarover: "Van mijn zevende tot mijn dertiende jaar was
ik kostleerling van meester Panken te Duizel, een heidorp in
de Meierij (Duizel ligt overigens in de Kempen, red.). Ik had
er best leren rekenen, vrij goed Hollandsch schrijven en Frans
zoveel als meester Panken en ik uit Agron (toenmalig leerboek)
konden leren en al vroeg ook muziek."
Eerst
bestond het plan om Frans priester te laten worden.
Waarschijnlijk omdat hij er niet veel voor voelde, ging dat
niet door. Wel zou hij verder studeren. Hij kwam daarom op de
zogenaamde "Fransche school" in Tilburg, waar hij
echter niet méér Frans leerde, maar wel wat Engels opdeed.
In 1833 ging hij naar de Latijnse school in Boxmeer, omdat men
Latijn moest kennen, wilde men een academisch examen kunnen
afleggen. Hoewel het eerst de bedoeling was dat Frans Donders
in Luik zou gaan studeren, werd het Utrecht, omdat België in
1830 in opstand kwam. Frans Donders werd ingeschreven als
leerling van de Rijkskweekschool voor militair-geneeskundigen
en werd tegelijk student in de medicijnen aan de Utrechtse
Hogeschool.
Na
zijn studie met succes te hebben voltooid werd hij op 19
februari 1840 aangesteld als officier van gezondheid der derde
klasse. Zijn eerste standplaats was Vlissingen, waar hij tot
1841 blijft. In de tussentijd deed hij nog doctoraal examen in
Leiden, omdat men hem aan de Utrechtse Hogeschool niet wilde
examineren. Dit kwam omdat zijn bezoek aan de praktijklessen
onvoldoende werd geacht. De jonge doctorandus promoveerde op
13 oktober 1840 (weer in Leiden). Toen Frans Donders in
's-Gravenhage was geplaatst, vroeg men hem vanuit Utrecht
advies omtrent de reorganisatie van het onderwijs op de
Rijkskweekschool. Dit resulteert in een overplaatsing naar
Utrecht, waar hij in september 1842 werd aangesteld als
docent. Daar hield hij zich vooral bezig met physiologie,
terwijl hij ook veel aandacht bleef besteden aan de
pathologische anatomie. Zijn belangstelling voor oogheelkunde
dateert van 1845, toen hij een boek in handen kreeg van de
hoogleraar Ruete uit Göttingen: "Lehrbuch der
Augenheilkunde". In het jaar 1845 trad hij in het
huwelijk met Ernestina Jacoba Adelheid Zimmerman, dochter van
een Luthers predikant. Zij kregen slechts één kind, Maria
Anna Theresia, die in 1846 werd geboren en in 1870 stierf
nadat zij een tweeling had gekregen.
De
wet van Donders
Zijn
studie op het gebied van de oogheelkunde kwam eerst goed op
gang na 1845. Het jaar daarna publiceerde hij beschouwingen
over de bewegingen van het menselijk oog. Hieruit kwam de
"wet van Donders" over de oogbewegingen voort. Hij
maakte spoedig naam in binnen- en buitenland. Toen hij in 1847
werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar bij de Medische
faculteit van de Utrechtse Hogeschool, nam hij ontslag uit
dienst. Hij doceerde er in een groot aantal vakken: onder meer
gerechtelijke geneeskunde, anthropologie, algemene biologie en
pathologische anatomie. Onder de naam "ophthalmologie"
gaf hij colleges in de physiologie van het zintuig van het
gezicht met toepassing op de ziektekunde.
In
het jaar 1851 ging hij naar Londen, waar hij in contact kwam
met de beroemde Engelse oogarts William Bowman. Deze bracht
hem in contact met de Duitse oogheelkundige Albrecht von
Gräfe en Helmholz, die de oogspiegel in dat jaar had
uitgevonden. Dit laatste betekende een revolutie op het gebied
van de oogheelkunde. Na een verblijf in Parijs, waar professor
Donders met bekende oogartsen in contact kwam, keerde hij naar
Utrecht terug. Hij kreeg daar zeer spoedig een grote
internationale praktijk. De oogspiegel van Helmholz liet
Donders, voorzien van belangrijke verbeteringen, namaken.
Onder meer door deze activiteiten groeide in Utrecht
langzamerhand de eerste oogheelkundige kliniek en het eerste
speciale oogheelkundige onderwijs in Nederland. Men riep zo
vaak zijn hulp in, dat professor Donders besloot een actie te
beginnen tot oprichting van een speciaal ziekenhuis voor
ooglijders. Dit ziekenhuis, het huidige Koninklijk Nederlandse
Gasthuis voor Ooglijders, kwam in 1858 tot stand. Donders werd
de eerste geneesheer-directeur. Zijn eerste geneesheer werd de
latere hoogleraar in de oogheelkunde Herman Snellen sr. Deze
voerde voornamelijk de operaties uit.
Physioloog
Toen
in 1862 professor Schroeder van der Kolk stierf, werd
professor Donders zijn opvolger als gewoon hoogleraar in de
physiologie. Hij verliet toen vrijwel de praktische
oogheelkunde, maar bleef wel enthousiast de wetenschappelijke
ophthalmologie beoefenen. Als professor in de physiologie
ijverde hij voor de totstandkoming van een voor die tijd
hypermodern physiologisch laboratorium. Twee jaar later, in
1864, verscheen zijn meesterwerk, dat wel klassiek zal blijven
in de oogheelkunde. Het werk kwam in het Engels uit en is
nooit in het Nederlands vertaald. De titel van het boek luidt:
"On the anomalies of accommodation and refraction of the
eye with a preliminary essay on physiological dioptrics".
De
laatste jaren van zijn leven worstelde professor Donders met
een slechte gezondheid, die een rem legde op zijn werklust. Op
24 maart 1889 kwam een einde aan het veelzijdige en rijke
leven van deze zeer bijzondere man, die voor Nederland en de
oogheelkunde als geheel van geweldige betekenis is geweest.
Hij werd begraven in Zuilen bij Utrecht.
Donders-kamer
in New York
De
belangrijkste instellingen, die door professor Donders zijn
opgericht, zijn wel het "Nederlandsch Gasthuis voor
Behoeftige en Minvermogende Ooglijders" te Utrecht en de
"Donders-stichting". Het Gasthuis bestond in 1958
honderd jaar. Ter gelegenheid daarvan werd een boek uitgegeven
over professor Donders, waaruit veel gegevens voor dit artikel
zijn geput. De Donders-stichting werd opgericht in 1888, nadat
de geleerde bij zijn zeventigste verjaardag een som van f
36.738,20 had ontvangen, die was bijeengebracht door geleerden
en staatslieden uit vrijwel de gehele wereld. Professor
Donders bestemde het bedrag voor een stichting die tot doel
kreeg: "Mee te werken tot de vorming van Nederlandse
physiologen en ophthalmologen, opdat de physiologie en
ophthalmologie aan de Nederlandse universiteiten op den duur
vertegenwoordigd zullen zijn door hen wier natuurlijke gaven
in veelzijdige voorbereiding gelegenheid tot brede
ontwikkeling hebben kunnen vinden."
Op
22 juni 1920 werd op het St. Janskerkhof in Utrecht door zijn
kleindochter een beeld van hem onthuld. Het Nederlands
Oogheelkundig genootschap besloot in 1933 tot het instellen
van 'n Donders-voordracht en een Donders-penning. In het
Institute of Ophthalmology in New York is een Donders-kamer
met een groot aantal souvenirs. Tenslotte kwam in 1932 een
boek uit onder de titel: "Het levenswerk van F.C.
Donders", waarin een groot deel van de ongeveer 340
publicaties van zijn hand worden samengevat.
PIERRE
VAN BEEK