Loon
op Zand voert niet zonder reden zijn huidige naam. Stuifzand
drukt nog altijd een stempel op deze plaats, nadat het reeds
in de voorbije eeuwen daar een zelfs dramatische en tegelijk
tragische rol heeft gespeeld. Zo tussen de jaren 1390 en 1394
heeft het zand zich zulk een vijand van de bewoners getoond,
dat deze geen andere uitkomst zagen dan maar te bukken in de
strijd tegen de elementen. Geleidelijk aan werd hun woonplaats
onder het steeds verder opdringende zand bedolven, een
situatie, die ten slotte zó onhoudbaar werd, dat men in 1394
besloot het dorp te verplaatsen. De oude kerk was steeds
moeilijker bereikbaar geworden en toen de kasteelheer elders
een nieuwe had laten bouwen, kon de oude in de steek worden
gelaten. Om de nieuwe kerk, die rond 1395 tot stand kwam,
vormde zich ook een nieuwe kern. Tenslotte kwam dit hier op
neer, dat het oude Venloon zich "zes boogscheuten",
dat was een kwartier gaans, naar het westen méér in de
richting van het kasteel verplaatst had. Wel een merkwaardig
feit in de geschiedenis van een dorp.
Venloon
beschikte echter niet alleen over zand maar ook over
veengebieden. In de zestiende eeuw deden zich hier een paar
maal ernstige veenbranden voor. Rond 1600 en 1737 werd het
dorp door andere zware branden geteisterd. Ook de St.
Elisabethvloed van 1421 liet het niet onaangetast. Dit alles
plus krijgsrumoer en godsdienstvervolging was weinig
bevorderlijk voor de welstand der bevolking. Men was arm en
bleef arm, zodat nog tot in het begin van deze eeuw het versje
opgang deed: "Loon op Zand, licht volk licht land, ze
schooien de kost en stelen de brand". Met de opkomst van
industrie is hierin geleidelijk verandering gekomen en werd
dit alles tot historie en folklore. In de nabijheid van de
plaats, waar eens het zand een voortdurende bedreiging vormde,
ontmoet men thans een uitgestrekt gebied met de meest fraaie
bungalows en villa's. Zij vormen de prelude op de mooie bossen
van de Loonse Duinen, een heerlijk gebied voor stille
recreatie.
Het
ontstaan van het oude Venloon gaat verloren in de nacht der
eeuwen. Er bestaan wel documenten uit 1191 en 1179, waarin de
naam Loon voorkomt, maar daar valt niet uit op te maken welk
Loon er bedoeld wordt. Zij bieden derhalve geen houvast. Wél
staat vast, dat in 1233 de hertog van Brabant en Lotharingen
Hendrik de heerlijkheid aan de abdij van Tongerlo schenkt,
waarbij Tongerlo het recht van pastoorsbenoeming kreeg
toebedeeld. Dit wijst op het bestaan van een kerk. Dan zou
Loon zelf al veel vroeger gesticht kunnen zijn. Misschien wel
tussen 1100 en 1200. In 1267 bevestigt Paus Clemens IV de
stichting van de kerk, die toen St. Willibrordus tot patroon
had. Deze kerk heeft tot rond 1395 dienst gedaan, namelijk tot
het tijdstip dat de Loonse heer Pauwels van Haestrecht de
nieuwe kerk liet bouwen, waarvan hierboven al gesproken werd.
St. Willibrord heeft toen als patroon het veld moeten ruimen
voor St. Jan de Doper, nog altijd de patroon van de Loonse
kerk. In verband met die St. Willibrordus is het niet
onwaarschijnlijk, dat men te Venloon reeds vóór de ingang
van de elfde eeuw een of ander bedehuis heeft gekend. Bewijzen
daarvan zijn echter niet gevonden.
Ven
en veen
Loon
op Zand werd vroeger algemeen Venloon of Venloen en soms ook
wel Veenloon genoemd. Het ontleende die naam aan de hier
aanwezige vennen, die in Holland ook wel "veenen"
werden genoemd, en aan de aanwezigheid van bos, "Lo"
betekent o.a. ook bos. De "n" waar men in Loon nog
mee zit, wordt wel in verband gebracht met het oude graafschap
Loon of Looz, dat zich in Belgisch Limburg uitstrekte. De Van
Hoornes, waaruit de eerste heren van Loon stammen, waren ook
bezitters van het graafschap Loon. De invloed van dit
graafschap zou in onze gewesten veel sterker zijn geweest dan
aanvankelijk werd aangenomen. In het oudste, bekende
geschreven stuk is sprake van de "villa de Venloene".
Dit kan op Romeinse oorsprong duiden.
De
vennen, venen en grote plassen lagen vooral in het noordwesten
en westen. De meeste daarvan zijn verdwenen, maar leven nog
voort in namen als Grondloze Meerke, Craenven, de moeren van
Vrouwe van Renesse, Noermansputten, Plakkeven en Leikeven.
Restanten van de twee laatste bestaan nog. Zij liggen bij de
noordelijke grens van Tilburg. Het Leikeven zelfs voor een
deel, het kleinste, op Tilburgs gebied. Dit Leikeven stond
vroeger onder de jeugd van noord-Tilburg bekend als het "Loons
Laaike", waar men op mooie zomerdagen ging zwemmen.
Maar
ook de zandverstuivingen drukten een stempel op Venloon. Zo
werd het later - ook al om het van andere Loons te
onderscheiden - Loon op 't Sandt genoemd. Daaruit werd de
huidige naam Loon op Zand geboren.
Turfvaart
De
Loonse vennen en venen hebben een belangrijke rol gespeeld in
de produktie van turf. In 1396 kreeg Pauwels van Haestrecht
(getrouwd met Elsbeen van Dalem, een zuster van de heer van
Dongen) van de hertogin van Brabant Johanna vergunning tot het
graven van een vaart voor het turftransport. De vaart kwam er,
maar Pauwels heeft dat zelf niet meer mogen beleven, want hij
overleed vóór de voltooiing. Ze liep van 's-Gravenmoer naar
Den Bosch langs Capelle, Loon op Zand, Sprang, Baardwijk en
Drunen. Gedurende twee eeuwen vormde zij een drukke
verkeersweg. Het vervoer van de turf geschiedde met platboomde
vaartuigen naar de Dieze en vandaar ging de turf verder naar
Holland en Gelderland. Pauwels' opvolger, zijn zoon Dirck van
Haestrecht, stak er de profijten van in zijn zak. Het vaargeld
bedroeg een dubbeltje per schip. Er waren vaak jaren, dat dit
de heer van Loon op Zand een duizend gulden per jaar opbracht.
Het
Vaartkwartier ontleende zijn naam aan dit turfkanaal, dat bij
de St. Elisabethvloed in 1421 veel schade opliep. Na in 1516
hersteld te zijn raakte de vaart later meer en meer in verval,
mede doordat de turf opraakte en er rond 1670 zoveel turf
vanuit Holland in Den Bosch werd aangevoerd. Ten slotte werd
zij niet meer gebruikt. Na eeuwen valt er echter nog altijd
een overschot hiervan duidelijk waar te nemen. Het draagt de
naam van Bossche Sloot, die tussen Engelen en Den Bosch in de
Dieze uitmondt. Het is een rechte, dichtgegroeide laagte met
hier en daar water er in.
Venloon
heeft een paar maal ernstige veenbranden beleefd. Van
Oudenhoven noemt er twee, die van 1541 en 1590. Zoals bekend
vreet vuur zich in veen ondergronds voort. Hoeveel water men
ook op het vuur goot in 1541, men kon de brand niet geblust
krijgen voordat men een gracht om het brandende terrein had
gegraven. Daarbij werd medewerking verleend door inwoners van
"Tielburch" en "Dungen" en van
verschillende andere omliggende plaatsen. De rook- en
vlammenmassa was zó groot, dat "zelfs de lucht er door
in brand leek te staan". Goropius Becanus, die blijkbaar
van deze brand ooggetuige is geweest, noemt hem een
"onderaardse brand", maar verbetert dan gauw
zichzelf leuk met de opmerking, dat men dit zo niet kan
zeggen, maar dat men moet spreken over een brand onder de
venen "want de aerde en brandt niet". In 1590 was er
weer alarm voor brand in de moeren. Beide branden zijn ook
door Grammaye beschreven.
Behalve
de veenbranden beleefde Loon een catastrofe op de 31ste mei
1737 toen bijna het hele dorp afbrandde. Het vuur ontstond aan
de oostzijde van de Straat en werd door een sterke oostenwind
aangewakkerd. Het sloeg van het ene pand op het andere over en
in een half uur tijds waren méér dan vijftig gebouwen in de
as gelegd. De slachtoffers konden bijna niets redden. De brand
was ook daarom zo catastrofaal, omdat in die tijd veel huizen
met stro of riet waren gedekt. Bij de heropbouw werd deze
dakbedekking door pannen vervangen. In 1625 waarde er de pest
rond en in 1748 vermeldt het dodenregister het abnormaal hoge
getal van 265 sterfgevallen. Dit is dan voorlopig wel genoeg
van de ellende.
Intimiteit
Wie
Loon op Zand nu vanuit Tilburg binnenrijdt en dan rechts
afslaat, richting Udenhout, passeert een driehoekig pleintje
met een paar dikke platanen er op. Dat is het Oranjeplein, dat
aan zijn basis wordt afgesloten door de zich nogal uitdagend
opdringende schelpkiosk. Afgezien daarvan vonden wij aan dit
tot parkeerplaats ingerichte pleintje een sfeer van een
plezierig aandoende intimiteit, omdat hier nog iets van het
oude Loon blijkt te ademen. Aan de ene zijde staat een drietal
oude geveltjes, alle verschillend en met een eigen identiteit,
waarvan er één zijn standsbewustzijn uitdraagt door de
"dure" sierlijsten om deur en ramen.
In
een uitspringende hoek bij het pleintje duikt de verrassing
van een popperig huisje op, slechts een paar meter breed maar
met een dapper topgeveltje met daaronder niets dan een deur en
een raam, waarvoor dit geveltje nog juist een plaats biedt.
Het antieke bovenlicht is echter ook in volle glorie aanwezig.
Bij iedere rondvaart door de Amsterdamse grachten wordt de
bezoeker het smalste huis van de Amstelstad getoond. Hebben we
hier soms met het kleinste huisje van Loon op Zand te maken
zonder dat de VVV-folders dat vermelden?
Het
Loons poppenhuis zit bescheiden en wat schuchter vastgekleefd
aan een breed pand, dat thans tot twee woningen is ingericht.
Vroeger vormde het één pand. "Dit kan best het oudste
huis van heel Loon zijn", zegt een man, die er iets meer
van blijkt te weten. Zonder moeizaam in zijn geheugen te
graven draait hij het lijstje van bewoners af. "Hier
heeft vroeger de rentmeester van de heer van Loon op Zand, de
prins Van Salm Salm gewoond. Toen was het katholieke en daarna
protestantse pastorie. Er heeft een douanier gewoond, een
ontvanger. Daarna was het café van Van de Hoven, ook smid
Verhoeven zat er, die in een schuur smeedde. Diens schoonzoon
Jac Bouman volgde hem als smid op, maar deze smeedde in het
kleine huiske, dat ge daar in de hoek ziet." We weten
niet of het allemaal klopt, geven maar door zoals het ons
verteld werd. Wel weten we zeker, dat er weleer twee
platgeschoren lindebomen, die met de kruinen in elkaar
gegroeid waren, vóór dit pand gestaan hebben, want daarvan
kregen we ergens een oude ansichtkaart onder ogen.
Over
dit kleine wereldje van het Oranjeplein waakt, vanaf enige
afstand en over de huizen van de dorpskom heen, de met veel
natuursteen versierde kerktoren van rond 1500, die altijd met
één oog in de moderne muziekkiosk loert.
Kerkakker
Op
deze middag hebben we ook gestaan aan de Kerkakker, de plaats
van het oude Venloon, dat tegen het einde van de veertiende
eeuw onder het zand bedolven raakte. Hij ligt nabij het Land
van Kleef ten noorden van het bungalowpark, in de bossen, niet
ver verwijderd van de rechtse kant van de Waalwijksebaan. Van
daaruit komt ge er door over de Takkenberg naar boven te
klimmen. Op de thans in omloop zijnde stafkaarten van de
topografische dienst (1959) is hij gemakkelijk als een witte
vlek zonder naam terug te vinden.
Ongeveer
in de meest rechtse oostelijke hoek moet de oude St.
Willibrorduskerk van vóór 1392 gestaan hebben. Het betrof
hier een zogenaamde eigen kerk. Dat wil zeggen, dat de
eigenaar van Loon op Zand (hertog van Brabant en Lotharingen)
in dit geval ook de eigendom van de kerk bezat en de priester
voorstelde, die daar pastoor zou zijn. In 1232 had hertog
Hendrik het recht van aanstelling echter opgedragen aan de
abdij van Tongerlo. Enige eeuwen later ontstond over dit recht
een ernstig verschil van mening met de plaatselijke heer der
Heerlijkheid. Dit liep zó hoog, dat Paus Julius III er in
1550 aan te pas moest komen om de moeilijkheden uit de weg te
ruimen. Het kwam daarbij tot een compromis, waarbij bepaald
werd, dat "de begeving" van de kerk om beurten door
de prelaat van Tongerlo en door de heer van Loon op Zand zou
geschieden.
Oudste
pastoor
Het
pastoorsambt moest echter steeds in handen zijn van een
priester, die geen kloosterling was. Hierop blijkt echter
één keer een uitzondering te zijn gemaakt en wel in 1607 met
pastoor Bernardus Boonen. Deze was kanunnik van Tongerlo.
Vermoedelijk waren er toen geen seculiere priesters
beschikbaar. Hij werd aangesteld door bisschop Masius maar nog
binnen het jaar naar Breda verplaatst, waar hij op 5 november
1622, pas 47 jaar oud, stierf. In Breda had hij zich - zo
staat er geschreven - "door zijn welsprekendheid en door
zijn verstandige ijver in het weerleggen der dolingen tegen
het katholieke geloof zeer beroemd gemaakt".
De
eerste vermelde pastoor van de Willibrorduskerk is Peter
Coelborne. Zijn naam komt voor in de Bossche Protocollen als
in 1384 te Odenhout (Udenhout) aan de Hessendove(??) een beemd
verkocht wordt, voorheen eigendom van Peter Coelborne, pastoor
van Loen.
Geen
kapelletje
Tot
in de tweede helft van de zestiende eeuw heeft aan de huidige
Kerkakker de verlaten en steeds verder in verval geraakte oude
kerk gestaan. Daarna zijn de resten, met toestemming van
bisschop Metsius, afgebroken. In die tijd is er sprake geweest
van daar ter plaatse, als herinnering aan de oude kerk en haar
patroon, een St. Willibrorduskapelletje te bouwen.
Vermoedelijk is dit plan nooit uitgevoerd. Van een dergelijk
kapelletje zijn tenminste geen sporen gevonden. Zoals reeds
vermeld kreeg de door Pauwels van Haestrecht rond 1395
gebouwde nieuwe kerk - de huidige Loonse kerk met veel
verbouwingen - Sint Jan de Doper tot patroon.
Op
en nabij deze Kerkakker moet dus eigenlijk de kern van het
oude Venloon begraven liggen. Er zijn in het verleden
opgravingen gedaan, die evenwel door geldgebrek te vroeg
moesten worden stopgezet. Men is daarbij rond de oude kerk op
een aantal graven van vóór 1396 gestuit. Op een diepte van
ca. 90 centimeter werd steenpuin en mortel gevonden van
vermoedelijk de oude kerk. Naast het voormalige kerkhof zijn
bovendien prehistorische vondsten, o.a. uit het neolithicum
aan het licht gekomen.
"Gekke
dingen"
Na
kennisname van het bovenstaande wekt het wel geen verwondering
meer, dat de volksverbeelding zich van de Kerkakker heeft
meester gemaakt. "Lang na de afbraak van de kerk
gebeurden daar gekke dingen", zeggen de mensen en ze
noemen u de namen van de mensen, die het zelf beleefd hebben
maar die natuurlijk allemaal ter ziele zijn.
Een
honderd jaar geleden gingen op een zeer winderige
novemberavond Jan Besteren en zijn broer Josup met de kar door
de Waalwijksebaan naar Waalwijk. Bij de akker gekomen hoorden
zij een wonderschoon gezang: "Als van engelen!" Ook
het paard hoorde die zang. In plaats van door een magische
vervoering gegrepen te worden, deed het echter wat méér des
paards is: het werd schichtig en sloeg op hol. De Roestelberg
kon dier en kar niet weerhouden. Pas in de Grote Straat te
Waalwijk slaagde men er in het paard tot staan te brengen.
"De oude Graard heeft het door zijn grootvader horen
vertellen"... Nog een verhaal van hetzelfde kaliber.
Mensen, die 's nachts om 12 uur over de Baan van de Waalwijkse
kermis naar Loon terugkeerden, zagen in de buurt van het oude
kerkhof een hele begrafenisstoet. Er liepen ook vrouwen in
zwarte falies mee. Ze hebben hun belevenis in het dorp verteld
en daarna is ze van mond tot mond blijven gaan door de
geslachten. Maar misschien wilt ge op de dag van vandaag zelf
eens een proef nemen. Dan moet ge op een avond naar de
Takkenberg gaan, die tegen de Kerkakker ligt. Krab daar een
kuiltje in de grond, dan hoort ge, als ge heel goed luistert,
de klokken van de verdwenen kerk luiden...
Moordaanslag
Ten
slotte nog een verhaal, dat waar gebeurd is. Op 29 juni 1876
zat, kort voor de aanvang van de mis, de protestantse kommies
K. in de katholieke kerk. Dat trok in de sacristie de aandacht
en pastoor G. van den Heuvel besloot eens
"brevierend" door de kerk te lopen om poolshoogte te
nemen. Plotseling vloog de kommies op hem af en poogde de
pastoor met een mes te steken. De pastoor werd echter door
kerkbezoekers gered, o.a. door de 22-jarige Loonse Wouterina
Kroot, die als nogal potig bekend stond en de bijnaam van
"Bella" droeg, en door Cornelis van de Velden, alias
"de kurassier". Er wordt nog bij verteld, dat de
kommies in de achtervolging van de pastoor met zijn mes in de
deur van de sacristie stak. De sporen hiervan zouden nog lang
te zien zijn geweest. De pastoor werd niet gewond, maar het
kerkvolk was intussen toch getuige geweest van een
moordaanslag. Pastoor Van den Heuvel, die 26 augustus 1821 in
Veghel werd geboren, is tien jaar na de aanslag, op 26 januari
1877 te Loon op Zand overleden. Wouterina Kroot stierf te Loon
op Zand op 5 september 1909 op 65-jarige leeftijd. Van beiden
hebben wij de bidprentjes gezien.
Harde
waarheid en verdichtsel spelen zo doorheen in Loon met zijn
mooie, beboste duinen en zijn rijke historie. Vermeld zij ten
slotte nog, dat wij voor onze gegevens gebruik gemaakt hebben
van Van Oudenhoven, v.d. Aa, Coppens, Schutjes, Renaud en
plaatselijke schrijvers als Van Beers en Rijkers.
PIERRE
VAN BEEK