Brabant
is een gezegend land! Gezegend omdat het nog zo rijk is aan
natuurschoon. Terwijl de bewoners van de randstad Holland
elkaar elke meter grond betwisten, de behoefte en gelegenheid
tot recreatie steeds groter wordt, beschikt ons gebied over
uitwijkmogelijkheden te kust en te keur. Vooral de Tilburger
verkeert daarbij in een gunstige positie. Hij behoeft, slechts
weinige kilometers van zijn stad verwijderd, uit te trekken
naar de vier windstreken en overal vindt hij de weldadige rust
van een vaak nog ongerepte natuur.
Er
is een tijd geweest, dat er van bepaalde zijde kritiek werd
uitgeoefend op het grootgrondbezit, maar de speling van het
lot heeft gewild, dat achteraf kan worden vastgesteld, dat
Brabant juist aan dat grootgrondbezit voor een aanzienlijk
deel het behoud van zijn natuurschoon te danken heeft, nadat
veel aan ontginningswoede ten offer is gevallen. Nog juist op
het nippertje heeft men het dreigende gevaar onderkend.
Overheid, instellingen en particulieren houden de vinger op de
pols en zo is voor tal van gebieden het parool geworden:
"Handen af!" Het huidige geslacht en zij die na ons
komen, mogen daarvoor dankbaar zijn.
Verschillend
geaarde mensen zoeken op verschillende manier hun recreatie,
die zich beweegt tussen het scala van massabedrijf met de
gezelligheid van drukte en andere mensen om zich heen tot een
eenzame wandeling in de natuur, waar de stilte naar zichzelf
zit te luisteren. Hoewel we de eerste categorie niet denken te
negeren, gaat onze belangstelling toch vooral uit naar de
laatste. Voor hen willen we van tijd tot tijd aandacht vragen
voor een aantal gebieden, niet te ver van Tilburg, die zich in
weinig of nauwelijks in enig bezoek mogen verheugen omdat ze
onvoldoende bekend zijn.
Voor
vandaag zetten we dan de schijnwerpers eens op het
vennengebied van de Flaes en het Goor op het landgoed "De
Utrecht", eigendom van de N.V.
Levensverzekeringmaatschappij "Utrecht", gelegen
onder de gemeenten Hilvarenbeek, Hooge en Lage Mierde en
Diessen. Het is maar een onderdeel van het hele complex van
"De Utrecht", dat in totaal 2.500 hectaren omvat
waarvan ongeveer de helft bebost. Het begint op 15 kilometer
van Tilburg en is per auto over uitstekende - tot op een
honderd meter na - verharde wegen te bereiken. Men neemt
daarvoor, komende van Esbeek, het linkergedeelte van de Prins
Hendriklaan, die de betonweg naar Lage Mierde kruist.
Ongewoon
procédé
Het
eerste ven waar men op uitrijdt en waar ruimte te over is om
de auto in de schaduw te parkeren, is de Flaes wiens naam
reeds zijn karakter aangeeft, want hij is ontleend aan het
oude woord "vlaas", dat plas of heiplas betekent.
Aansluitend aan de Flaes liggen de Kleine Flaes en het
Worgenven, die echter moeilijk als afzonderlijke vennen te
onderscheiden zijn, omdat men ze slecht benaderen kan.
De
Flaes op zich is enig in zijn soort door zijn grillige vorm,
zijn begroeiing, zijn eiland met berken en zijn ruige dijken,
die weliswaar kunstmatig zijn en de grote watervlakte breken
maar het geheel toch een bijzonder accent geven. We stonden er
wel even van te kijken, toen een kenner van de streek ons
langs zijn neus weg vertelde, dat waar nu de Flaes ligt eens
de haver groeide. Dat betekent, dat hier een ongebruikelijk
procédé is gevolgd doordat cultuurgrond in natuurschoon werd
veranderd. "Ja, de Flaes is kunstmatig", aldus onze
zegsman. "Als de dijken zouden worden doorgestoken, zou
het ven weer droogvloeien. Zowel hier als bij het Goor ligt
het terrein aanzienlijk hoger dan de zich niet zo ver
verwijderd bevindende beek de Reusel." Hiermee is dan de
aanwezigheid van dijken verklaard. Ze schaden echter de
schoonheid niet. Ze wordt er slechts door verhoogd.
Men
heeft er op de mooie dagen altijd keus tussen zon en schaduw.
De hele middag brandt de zon aan de ene kant op het fraaie
sparrenbos, maar als die zon over haar hoogtepunt heen is en
haar baan naar het westen kiest, trekt aan een andere kant van
het ven het dennenbos een brede schaduwrand. Tussen oever en
bos bevindt zich een met vliegdennen en taai gras begroeide,
geaccidenteerde strook, waar de rustige plekjes om met de
familie samen te zitten kwistig liggen rondgestrooid. Bij de
toegang tot het ven staat een prachtige jeneverbesstruik. Of
moeten we eigenlijk zeggen "stond". Door storm of
door baldadigheid is de top er uitgebroken. Dit valt des te
meer te betreuren, omdat de jeneverbes op onze heiden slechts
sporadisch voorkomt terwijl ze toch zo decoratief werkt. Ze is
als het ware de cipres van de landen aan de Middellandse Zee.
Als
een gedicht
Is
het de grote variatie die de Flaes kenmerkt, het tweede ven,
het Goor, draagt een geheel ander karakter. Op de eerste
plaats is het een natuurlijke plas, waarin zich sinds aloude
tijden de Brabantse hemel als in een spiegel bekijkt. De
liefelijkheid van de Flaes is er volkomen vreemd aan. Heeft de
laatste de charme van een gedicht, dan moet het Goor een epos
zijn, stoer en onvervaard. Een grote waterplas met geen enkel
punt voor de verre horizont, waarachter de kerk van Netersel
opduikt, waar het oog rusten kan. Of het zouden dan de donkere
stippen van de wilde eenden of de lichtere van de kokmeeuwen
moeten zijn. Twee vennen dus, dicht bij elkaar in de buurt,
die echter ieder voor zich een eigen taal spreken. De bezoeker
kan het zelf uitmaken waar hij zich het beste thuis voelt.
Het
neusje van de zalm van dit hele gebied vormt echter wel dat
deel van de Neterselse dijk, dat begint bij de paddestoel van
de ANWB. Eens vormde deze dijk de enige verbinding tussen
Esbeek en Bladel, thans nog een simpel weggetje door de hei
aan weerskanten waarvan in de winter, in het voorjaar, in het
najaar en soms zelfs nog in de zomer, tussen de heidepollen
het water staat. Indien u denkt dat het nog wel gaat, probeer
toch maar niet er met de auto doorheen te rijden. Ge wordt
onherroepelijk tot terugkeer gedwongen. Als ge niet reeds
spoedig in modder blijft steken, zal de verbinding tussen de
uitlopers van het Goor en het Snippeven, die dwars over de
dijk gaat, wel het definitieve halt toeroepen. Maar goed ook,
want om deze streek te genieten dient de auto te worden
achtergelaten. Als ergens de oervorm van het Kempenland zich
openbaart, dan is het hier: een zandweggetje vol kuilen en
bulten, overal opduikende heipollen, waartussen het brakke
water met planten, die aan een dergelijke streek eigen zijn en
daarboven een eindeloze koepel van de lucht: helder blauw op
een stralende zomerdag of met als trotse schepen
voorbijzeilende mooiweerwolken, somber en dreigend als gebalde
vuisten zodra de elementen dreigen samen te spannen.
Het
grote feest
Het
grote feest begint echter pas in de broedtijd. Niet alleen
broedt hier de wilde eend, maar het zijn vooral de kokmeeuwen,
die in de lente de dienst uitmaken. Dan is het er helemaal hun
domein en dat laten ze weten ook! Sinds 1960 broeden in dit
vennen- en moerasgebied geregeld minstens 4.000 paren. Alleen
de strenge winter van 1962-1963 maakte hierop een
uitzondering. Toen werden er slechts duizend broedparen
geteld. Op iedere pol zit een meeuw, zodat het terrein
witbespikkeld is. Maar met duizenden scheren zij krijsend door
de lucht, trekken er in pijlsnelle vaart hun gedurfde bogen,
en komen als raketten uitdagend afgestormd op de menselijke
indringer. Juist op het ogenblik dat deze er reeds aan denkt
zich te bukken als voor een te laag vliegend vliegtuig, slaan
zij met een fikse vleugelslag een bijna rechte hoek en
schieten triomferend langs hem heen. Dat hele vliegbedrijf
gaat vergezeld van een infernaal spektakel en dat duurt daar
zo maar de hele dag door. 't Is een schouwspel, dat men zelf
moet gezien en gehoord hebben om er zich een juist beeld van
te kunnen vormen. Als het niet zo dicht in de buurt was, zou
menigeen er een verre reis voor over hebben om iets dergelijks
te beleven en er sterke verhalen over te vertellen.
Op
avontuur
Na
deze belevenis loont het niet meer de Neterselse dijk verder
af te lopen dan tot daar waar de heide ophoudt en weide en
bouwland beginnen. Er bestaat echter een heel interessante
terugweg. Met enige moeite lukt het de voetganger wel aan de
rechterkant van de over de dijk lopende verbinding tussen de
vennen zijn weg over de dijk aan de overzij te vervolgen. U
vindt dan spoedig aan de linkerkant een soort karrespoor, het
verlengde van de Beerse dijk.
Het
is langs hier, dat ge binnendringt in het hart van deze
wereld, waar ge alleen zijt met uzelf en de dingen van de
natuur. De dode dingen en de levende. Is er echter wel dood?
Alles leeft hier immers. Tot de bodem onder uw voeten. Hij
zuigt uw schoenen op, laat ze met weerzin los en dan werkt hij
zich omhoog als een spons, die ingeknepen werd. Ge zult wel
enige acrobatiek moeten gebruiken, een sprongetje hier een
sprongetje daar, dan weer langzaam voortschuifelend en tastend
met de voet alvorens deze neer te zetten. Zo is het tenminste
gedurende het grootste deel van het jaar. Als ge er geen paar
natte voeten aan over hebt gehouden, moogt ge van geluk
spreken. Ge zult er echter wel doorheen komen en wat er ook
gebeurt, de "wandeling" is in ieder geval de moeite
waard. Aan het eind wacht de beloning. Tenslotte komt het pad
hoger liggen. Het wordt zandig. Een met mast begroeide rug aan
de rechterkant belemmert nog het uitzicht, maar van te voren
had ge reeds de glinstering van een watervlakte gezien. Nog
even en... dan staat ge plotseling aan het Goor. Het is wel
mogelijk hier op een eenvoudiger manier te komen - met de
auto. Ge zult die weg gemakkelijk zelf ontdekken, wat minder
geldt voor bovenbeschreven "pad" dat wij van harte
aanbevelen nu ieder weet wat hem te wachten staat.
Van
Tilburg uit bedraagt de weg tot het vennengebied, waar
uiteraard naast de meeuwen en eenden ook de gebruikelijke
heide- en moerasvogels zoals kievit, wulp, kluut en grutto
voorkomen, slechts een twintig kilometer. Goed succes!
PIERRE
VAN BEEK