CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Capucijnen, volksconcerten en Liedertafel

Het Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 8 december 1971

 

Wie over Korvel praat, kan niet voorbij aan de Capucijnen, die er aan de Korvelseweg hun klooster en hun eigen kerk bouwden. Ter beantwoording van de vraag hoe die Capucijnen eigenlijk in Korvel verzeild raakten, komen we bij mgr. Zwijsen terecht in de tijd, dat Korvel nog niet als parochie van 't Heike gescheiden was. In het midden van de 19de eeuw keek mgr. Zwijsen uit naar geestelijke leiders voor zijn pas opgerichte zustercongregatie. Zijn aandacht viel op Capucijnen en hij stelde voor dat dezen zich op Korvel zouden vestigen en daar tegelijkertijd een hulpkerk bedienen. Die Capucijnen zaten tot dan toe, voor wat Nederland betreft, in Velp en Handel, nadat hun in 1812 door Napoleon opgeheven kloosters, zich weer hersteld hadden. De Capucijnenkerk verrees echter pas in 1882, doch al lang voor die tijd preekten de Capucijnen in de inmiddels opgerichte parochie Korvel tijdens het Veertigurengebed.

Voor de bouw van kerk en klooster werd bij de Korvelseweg grond aangekocht in de Korvelse Schijf welk perceel de naam "Molenzicht" droeg en eigendom was van J. Sprangers. Zijn naam ontleende het perceel aan de omstandigheid dat men van daar een kijk had op de noordelijk gelegen Korvelse molen. Nog altijd kennen we thans op de hoek van de Herperenstraat een café, dat de naam "Molenzicht" voert, al is er dan ook nergens meer een molen te bekennen. Voor kerk en klooster werd tevens nog een perceel aangekocht van W. van Asten, de pastoor van Helmond. Eigenaresse van gronden en te bouwen klooster met kerk was de Vereniging van Capucijnen van Handel (Gemert). Op zondag 30 april 1882 werd de Capucijnenkerk opengesteld voor het publiek. Sindsdien heeft zij een belangrijke rol gespeeld, die tot ver over de parochiegrenzen reikte. Een exclusiviteit was haar vroege zondagsmis en de gelegenheid tot "biechthoren." We meenden aan de Capucijnen niet voorbij te mogen gaan, hoewel het onze bedoeling is in dit artikel op een ander, meer werelds Korvel, te mikken.

 

In Korvel, dat zich altijd door een bijzonder saamhorigheidsgevoel gekenmerkt heeft, zat muziek. Zowel in letterlijke als figuurlijke zin. Er is een tijd geweest, dat men vanuit verschillende delen van de stad - en ook wel uit Goirle - op zondagen naar de Korvelse volksconcerten op de kiosk naast de kerk ging luisteren. Dit soort concerten was een Korvelse uitvinding en ze trokken veel belangstelling. De toen nog aan weerszijden met bomen beplante Korvelseweg bood een aangename wandeling en bij Terus van Boxtel in de "Harmoniezaal" was het goed rusten. Des zondags naar de Korvel kuieren en niet bij Terus aan te leggen stond gelijk met een reis naar Rome zonder de paus te zien. Het kon gezellig zijn op de Korvelse muziek, waar de jeugd ook wel eens spontaan aan het dansen sloeg. Één slechte reputatie had Korvel echter toch wel. Er werd beweerd, dat het bijna altijd regende als het op Korvel concert was. Wat natuurlijk als overdreven moet beschouwd worden. Misschien dankt aan deze opvatting wel zijn oorsprong het "in de stad" getapte grapje, waarmede men iemand beetnam. Zo zei men: "Ik hoop dat het zondag goei weer is op Korvel." "Is het dan muziek?" "Dat weet ik niet, maar als ze dáár goei weer hebben, hebben wij het hier ook"... Tekenend voor de rol, die Korvel in de Tilburgse wereld innam.

 

Liedertafel

Op vokaal en instrumentaal gebied waren ze op Korvel vroeg bij de hand. Al in 1868 werd er een Liedertafel opgericht, die in 1877 als onderafdeling een fanfare kreeg en later uitgroeide tot de nog steeds bestaande Kon. Erkende Harmonie "L'Echo des Montagnes". De Liedertafel begon in café Arn. Denissen aan het Korvelplein om later naar de "Harmoniezaal" van Terus van Boxtel te verhuizen, waar ook de Harmonie onder latere kasteleins haar tehuis zou houden. In de stad zei men: "Ze blaozen er goed, daor op Körvel". Ze hielden zich bij de Liedertafel echter ook bezig met "stukjes voordragen" op feestdagen en later kwam het zelfs tot een revue. Vermaak in eigen kring werd op Korvel steeds hoog aangeslagen en gemoedelijkheid vierde daar hoogtij. In de Liedertafel was de traditie gegroeid, dat een lid, dat ging trouwen, voor twee vaatjes bier had te zorgen. Dit gebruik bleef in zwang tot 1898. Het laatst geschonken vat kwam van Jacq Vennix.

 

"Avonturen"

Er doen allerlei verhalen de ronde over de avonturen van de Liedertafel, Fanfare of Harmonie. De serenades en aubade-passie speelde het korps eens parten toen men een serenade bij Arn. Diepen bracht. Hoe dapper men ook de ene mars na de andere speelde, er verscheen niemand aan de deur om de attenties in ontvangst te nemen. Er bleek niemand thuis te zijn en zo had men dus voor een leeg huis gespeeld...

Bij het eerste concert van de Liedertafel zakte het op bierfusten gebouwde podium gedeeltelijk in, maar de zangers zongen onverstoorbaar verder, zo vertellen de annalen... De Harmonie is wel eens van een concours teruggekeerd met minder medailles aan het vaan dan waarmee ze vertrokken was... Ook heeft eens een muzikant zijn instrument verloren. Een ander instrument kwam bij een gondelvaart in het kanaal terecht.

Op het muziekfeest te Turnhout in 1895 miste "L'Echo" te elfder ure haar grote trom. Toen de tromdrager in Tilburg in de Stationsstraat nog even voor een stuiver sigaren ging halen, was het "Bels spoorke" zonder de goede man vertrokken. Met een geleende Turkse trom heeft men hem in Turnhout toen toch van katoen gegeven. "Straffe musiciens, zulle, en plezaante kadees, die van Tilburg!!" zeiden de mensen van Turnhout...

 

Toneel en bier

Tijdens de mobilisatiejaren van 1914-1918 is de Liedertafel ter ziele gegaan. De Harmonie overleefde echter alles. Uit de boezem van "L'Echo" is ten slotte ook de wijkvereniging "Korvel Vooruit" verrezen, die steeds grote activiteit ontwikkelde bij feesten, winkelweken en ook regelmatig voor ledenbals in de Harmonie zorgde. Tevens werd er op Korvel heel wat toneel gespeeld met stukken als "De Pastoor van Neuvilette", "Garibaldi", "De Bloedraad" en meer van dat. Operettegenre deed men eveneens. In de dertiger jaren werd er zelfs een groots opgezette tentoonstelling met een complete kermis op touw gezet.

Bekendheid genoot het Korvels bier. Dat werd geleverd door brouwerij "De Posthoorn" van de erven A.H. van Roessel. Deze Van Roessel was een broer van brouwer C. van Roessel op de Veldhoven in "De Halve Maan". Deze laatste dreef tevens een handelsmouterij. Aan "De Posthoorn" was trouwens ook een mouterij voor eigen gebruik verbonden. De naam der Korvelse brouwerij werd niet zo maar gekozen. Er was nl. een café aan verbonden, waar klanten voor de postwagen of diligence wachtten. Van "De Posthoorn" is ooit een nieuwigheidje uitgegaan, dat later zijn weg door heel Nederland vond. Wanneer de brouwersknecht in die dagen de klanten ging bedienen, werd de leverantie in een boekje opgetekend, dat de ontvangende herbergier ter tekening werd voorgelegd. Een nadeel daarvan was dat hij daarbij kon zien hoeveel er bij een concurrent was afgeleverd. "De Posthoorn" voerde als eerste de persoonlijke controle-biljetten in.

 

Bonte vogels

Het bontste en meest warmbloedige deel van Korvels bevolking concentreerde zich, in nu reeds lang voorbije dagen, in bescheiden huisjes, soms nog met een strooien dak, in het "Körvels Huukske", Klein Oel en de Paddewaaikes. In processie trekken ze voorbij in de herinnering van de oudere generaties: de mannen en vrouwen zoals een Jaans (niet de kwezel), een Mie, een Trees, een Kaatje, een Sjefke, een Kriesje, een Sus, een Schele Pauwelien, een "prutsmadam" en een "kakmadam", al zullen dit wellicht twee namen voor een dezelfde vrouw geweest zijn.

Ze zaten daar dicht bij de velden en dus was de verleiding tot het strikken van een haas of konijn groot. Ge behoefde alleen maar op te passen "De Pui" niet tegen het lijf te lopen. Deze majoor Van Puijenbroek van de rijksveldwacht was niet voor de poes en derhalve de schrik van de stropers zo rond 1900. Een hoofdagent, die van de marechaussee stamde, had er op Korvel trouwens ook een periode de wind onder.

 

Zoutsmokkel

Handenvol werk hadden de kommiezen aan het smokkelen van suiker en zout. Vooral in het laatste produkt ging veel om. Vanwege de accijns in Nederland was het zout in België heel wat goedkoper dan in Nederland. En hield in die tijd bijna niet iedere Tilburger een varken? Dat betekende in november spek in de kuip en veel pekel daarbij nodig. Er viel met zout een aardig centje te verdienen want er werd huis aan huis mee geleurd. Vanuit deze hoek van Korvel trokken de smokkelaars naar "Aol en Maol" (Aarle en Maarle), Poppel en Weelde, via Goirle. Met pungels van 100 pond op de nek keerden ze langs sluikwegen naar hun haardsteden terug. Ze kwamen vaak dwars door de hoven achter de huizen binnen. Voor dit doel was soms een speciale doorgang door de beukenheg gemaakt. Zo gaan tenminste de verhalen. Om het terrein te verkennen werden er voorlopers gebruikt, die echter geen zout maar zakken met hout of krullen droegen. Van de "prutsmadam" wordt verteld dat zij "in code" de thuiskerende smokkelaars waarschuwde als er kommiezen in de buurt rondslopen. Dan ging zij aan de deur staan "om haar kat te roepen", wat immers geenszins verboden was. Zij riep: "Poetje, poetje, poetje", en dan wisten de mannen wel hoe laat het was... Ondanks de voorzorgsmaatregelen grepen de kommiezen ook wel eens raak. Voerman Van Wesel moest dan het aangeslagen zout naar de wouwer achter het kasteeltje van Van Dooren aan de Nieuwe Dijk (Zwijsenstraat) brengen, en daar - onder toezicht van de kommiezen - in het water storten. Ook de kuilen op 't Ven (Piusplein) werden soms als stortplaats van zout gebruikt. Honderden zakken vol moeten er in verdwenen zijn.

 

Jaans

Een zekere Jaans stoffeerde eens het hele stadsbeeld. Zij vertoonde zich overal met een hoge, witte muts op en aan de arm haar onafscheidelijke klepkorf. Deze borg haar kleine negotie, zoals lucifers, schoenveters en pleisters. Tot haar specialiteit behoorde schoensmeer, verpakt in spanen doosjes als waarin apothekers hun zalf leverden. Ze bezat de reputatie, wanneer ze niet op route was, thuis steeds aan de deur van haar huisje te staan. Als risee van de jeugd koos die Jaans vaak tot mikpunt van plagerij, waartoe de vrouw trouwens zelf een bijdrage leverde. "Jaans, laat oew portret eens zien!" werd er geroepen en dan stak de aangesprokene zo ver mogelijk de tong uit. Ook riep de jeugd: "Jaans, hedder (heb je er) nog veul?" Haar antwoord daarop luidde: "Nie zo veul als vorig jaar mar ze zijn groter!"

 

"Kretshuiske"

Volgens sommigen woonde de vrouw in het "kretshuiske", anderen ontkennen dit maar ze hoorde toch in Klein Oel thuis. Daar ging ze des avonds bij de boeren melk halen met haar kat op de arm. De jeugd omringde haar daarbij vaak met gekrijs en lawaai totdat de kat in een boom vluchtte. Dan hield Jaans, onder het roepen van: "Poetje... poetje!", haar melkkan lokkend omhoog zonder dat de kat zich op dat ogenblik vermurwen liet. Die wachtte wel een gunstiger tijdstip voor de terugkeer naar huis af. Zo vertelt de overlevering, waarbij het merkwaardig is, dat die overlevering twee "poetje"-roepende vrouwen opvoert. Zou ze de boel niet een beetje door elkaar halen?

Het reeds genoemde "kretshuiske" is ook zo'n oud Oels begrip, waarbij iedere niet te jonge Korvelnaar de oren spitst omdat ze een bekende klank vernemen. Men had hier te maken met een quarantainegebouwtje, een leprozenhuisje, waarin reeds in de Franse tijd patiënten zouden zijn afgezonderd. Later is daarvoor het St. Rochusgesticht aan de Lange Nieuwstraat gebruikt. Volgens andere lezing werden in het "kretshuiske" lijders aan schurft behandeld en aangezien "krets en schurft eender is", zoals een Tilburgs spreekwoord zegt, kan dat ook wel het geval geweest zijn. Het "kretshuiske" werd omgebouwd tot twee arbeiderswoningen. Ook na de verbouwing behield het "kretshuiske" de aan zijn voormalige bestemming herinnerende naam. Onze Jaans met haar korf zou in het ene huisje en de "prutsmadam" in het andere gewoond hebben.

 

"'t Paterke"

Een andere markante figuur, die in Korvelse herinneringen opduikt, ontmoeten we ten slotte in "Kiske de Pater" of "'t Paterke". We kunnen ons niet herinneren, dat hij in Oel woonde. Eerder nemen we aan, dat hij zijn domicilie aan de Rielseweg had. Hij vertoonde zich in de hele stad en dan bij voorkeur in de nabijheid van scholen, want hij meende blijkbaar de jeugd iets te kunnen vertellen. We hadden hier te maken met een gemoedelijk oud mannetje met witte baard. Tot zijn attributen behoorden een stok en een zakje, waarin hij brood verzamelde op zijn dagelijkse gang door de stad. Verder placht hij voorzien te zijn van een kerkboek. Hij droeg steeds een zwart lakens pak met een zogenaamde "billetikker" en een zijden petje. Deze kleding gaf hem een enigszins net voorkomen en droeg ongewild bij tot zijn paterkes-image. Of hij in zijn jeugd ooit een gooi naar de geestelijke stand gedaan heeft, weten we niet. Zijn bijnaam heeft hij ongetwijfeld eerder te danken gehad aan zijn "openbaar optreden". Dit bestond voor een deel in het houden van preken voor de jeugd als die zich in een kring om hem heen verzamelde. Hij deed dat soms kosteloos maar wie er één cent voor over had, kon verzekerd zijn van een preek.

 

Ernstige zaak

Dat preken was voor de man een serieuze zaak - zo leek het tenminste. Hij deed het met de ernst van een echte pater zonder zich door gegieber van de omstanders van de wijs te laten brengen, ook niet als de jongens met paardemoppen naar hem gooiden. De meisjes toonden zich doorgaans minder vervelend. Wellicht vandaar, dat hij zich het liefst tot een vrouwelijk auditorium scheen te richten. Daarvoor had hij een collectie bloemrijke aanspreeknamen in petto, die door de overdrijving voortdurend op de lachspieren werkten. Zo sprak hij zijn jonge, vrouwelijke toehoorsters gaarne rijmend toe met: "Engelachtige tulp, blanke lelie, lieflijke roos en bekoorlijke bloem". Voor ons is "Kiske de Pater" behalve een goedmoedig en sympathiek mannetje, vóór alles een mysterie gebleven. Vaak hadden we het gevoel in de maling te worden genomen zonder daarover ooit zekerheid te krijgen. En dan wisten we op een gegeven ogenblik niet meer of hij de zot was of wij die naar hem luisterden... "Paterke", rust in vrede, al weten we niet waar ge begraven zijt!...

 

"Dieje kaoje"...

De Berkdijk met zijn kleine huiskes leverde zijn aandeel in de "processie der zonderlinge zielen" in de figuur van een "Anneke Zwartgat". De overlevering verhaalt ook van een Berkdijkse herberg "Het zwart Kruis", maar dat zou vóór de eerste helft van de 19de eeuw geweest zijn. Een café van later datum op de Berkdijk was dat van Jaon de Kanter (later Kees Franken). Hieraan verbonden is het verhaal van "Dieje kaoje" (kwade). Het zou gebeurd zijn rond het begin van de twintigste eeuw. De boeren van Tilburgs zuidkant, t.w. Goirle, Riel, Alphen en Hilvarenbeek, hadden in die dagen nogal last van een driemanschap, waartoe "het Konijntje" behoorde. Voor zover het trio niet in de gevangenis zat, oefende het een ware terreur uit. Een flinke boerenzoon uit Riel keerde van de Tilburgse Meimarkt huiswaarts en legde aan in het café op de Berkdijk. "Drik", één lid van het driemanschap, stond aan de toog en vroeg de jonge Rielenaar: "Trakteer je niet?" Aangezien "Riel" geen aanstalten maakte op die uitnodiging in te gaan, voegde de vrager eraan toe: "Ik ben Drik, dieje kaoje." De Rielenaar greep een stoel en sloeg die, onder de woorden: "O dč wies (wist) ik nie", vierkant om de oren van zijn slachtoffer, zodat Drik stond te kijken als een dief achter de tralies. "Drik" drong niet verder aan op een traktatie. Het driemanschap, dat steeds probeerde zonder werken aan de kost te komen, zou in de gevangenis gestorven zijn. Het begrip "dieje koaje" heeft als een soort gevleugeld woord langer geleefd dan degene, die het zich eigengereid had toegemeten.

 

Andere tijden

Het is allemaal lang geleden. Van de vroegere kleur van Oel en het "Körvels Huukske" is niets meer overgebleven. En we behoeven dat niet te betreuren. Ook Korvel zag zich "opgenomen in de vaart der volkeren". Nieuwe wijken hebben de plaats ingenomen van de "schabbernakken" van weleer. Het eens zo gezellige Korvelplein viel geheel aan de verkeersmoloch ten offer, al bleven er toch nog enige bomen van het voormalige parkje gespaard. Daartoe behoort de in 1922 geplante "hemelboom" (ailanthus altissima), die Mantsjoerije als zijn vaderland noemt. Het betreft het exemplaar dat het dichtst bij de Korvelseweg staat. Met zijn ca. 110 jaar oude soortgenoot bij het Paleis-raadhuis hebben zij lange tijd de enige twee bomen van dit genre in Tilburg uitgemaakt.

In de bebouwing van de westkant van het Korvelplein trekt een oud, met rode pannen gedekt gevelhuis de aandacht. Dat heeft het allemaal aangezien! Is getuige geweest van veel komen en gaan. Met zijn scheefgezakte, helaas geheel met cement bepleisterde gevel leunt het eindeloos moe tegen de "Harmoniezaal" aan de ene en tegen een nieuwgebouwde barokachtige, bakstenen poortboog, die toegang geeft tot het huidige parochiehuis, aan de andere kant.

 

Oude school

En dat parochiehuis is dan de oude Korvelse openbare school. Veel, helemaal grijs geworden of overleden Korvelse jeugd heeft daar, bij de meesters Reabel en Panis, haar eerste wijsheden opgedaan. Met lei en griffel, inktlappen, niet altijd even fris ruikende, half doorgeroeste sponzendozen van blik en de hele santeboetiek van een dergelijke school. Het pand wordt thans bewoond door de hoogbejaarde weduwe mevrouw Van Arendonk, een naam, welke met die van de Van Doorens, de Diepens en de Van Roessels op Korvel steeds grote klank heeft gehad en deels nog bezit. Aan de familie Diepen zijn verschillende boeken gewijd. Een hiervan, afkomstig van de hand van dr. B. Dijksterhuis, de vroegere directeur van de Rijks-HBS in het paleis, draagt tot titel: "Een industrieel geslacht te Tilburg". Bij het verschijnen van dit werk las een reiziger in de trein een krant, die een beschouwing aan het boek wijdde. Als "kop" voerde het artikel de titel van het boek. Een medereiziger, die tersluiks het bovenschrift las, dacht dat het om een bloederig drama in onze stad ging. Hij zou zijn gevoelens geuit hebben met: "Dat is toch iets! Daar in Tilburg!"... We geloven niet dat het verhaal op waarheid berust. Oud-Korvel op zijn best is het wél!

 

Zijn kiosk heeft Korvel nog - een solide. De volksconcerten evenwel zijn, zoals in heel Tilburg, ter ziele. "L'Echo des Montagnes" blééf en zodoende valt niet te ontkennen, dat in Korvel tóch nog altijd "muziek zit"...

 

PIERRE VAN BEEK