Vlaams Drieluik - aflevering 3: Scherpenheuvel
Scherpenheuvel, dat wondere stadje
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 5 juni 1971
"Daer
stondt op deezen heuvel een eykeboom aan welke was
vastgemaakt een Beeld van de H. Maagd aan het welke
sedert veele eeuwen de Ingezetenen groote eerbied
beweezen zulks dat er een geduurige toevloed van
allerhande soort van menschen was, die aldaar Gods
bystand en hulpe door de voorbidding van de H. Maagd
kwam smeeken, en zij wierden van hunne qualen
geneezen"... Zo staat het te lezen in "Groot kerkelijk
toneel des hertogdoms van Brabant", een knots van een
boek, gedrukt in fraaie letters op oud-Hollands,
geschept papier in den jare 1727 en vol kopergravures.
Bij zoveel eerbiedwaardigheid en zulks een "zoet
gevooisde" taal hebben we geen behoefte aan een excuus
voor dit lange citaat in ongewone spelling van die tijd.
De mededeling zou in "vertaling" haar aroma verliezen.
Dit ten nadele van de lezer en van Scherpenheuvel.
Ja, het
gaat hier over Scherpenheuvel, het derde paneel van de
Vlaamse triptiek, dat we na Averbode en Zichem beloofden
op te hangen voor wie er eens een dagje met de auto op
uit wil. Al komt het als laatste aan de beurt,
Scherpenheuvel is vast niet de minste van het drieluik.
Ondanks de deflatie in de bedevaartcultus en volkse
devotie neemt Scherpenheuvel niet alleen een belangrijke
maar zelfs unieke plaats in. Het doet dit door zijn
ouderdom, zijn ligging, zijn ontstaan, zijn ontwikkeling
en vooral door zijn Breugheliaanse verstrengeling van
vroomheid met het goede der aard. Een twee-eenheid, zó
essentieel voor het stadje, dat er geen Scherpenheuvel
meer zou overblijven indien men er een van die beide
eigenschappen zou "uitnemen".
Er wordt
onvoorstelbaar veel gebeden, wat een ernstige zaak is.
Daarnaast is het er ook ongelooflijk plezierig. Een even
ernstige zaak! Hier worden "alle Menschen Brüder". Wij
kunnen ons tenminste niet voorstellen, dat iemand
onvoldaan van Scherpenheuvel huiswaarts keert. Of hij er
nu gebeden heeft en verhoord werd of er alleen maar
pintjes gedronken of pepernoten en Vlaamse "noppen"
gegeten heeft. Nog gezwegen van de wafels en
smoutbollen! Als u nu denkt, dat dit voor meer
bedevaartplaatsen geldt - Lourdes incluis! - dan hebt ge
het toch mis. Scherpenheuvel is helemaal Scherpenheuvel
en niks anders. Dat laat zich echter niet allemaal zo
goed beschrijven. Ge moet gewoon proeven!...
Van
Zichem naar Scherpenheuvel is slechts een kattesprong.
Niet omdat de inwoners van Scherpenheuvel voor
"keerskatten" worden uitgescholden maar vanwege de
afstand van drie kilometers. Bij het verlaten van Zichem
ziet ge rechts van de weg, een beetje terugliggend, het
voormalige klooster van "Onze Lieve Vrouw in d'Elze"
(Elzenklooster). Bij wijze van boetvaardigheid legt een
smalle weg met de onvervalste Vlaamse "kassaaien" enige
beproevingen op. Tegelijkertijd voert hij u uit het
Demerdal, twee maal door een holle weg omhoog in de
heuvels van het Hageland, die wel helemaal uit
bruin-rode zavel schijnen te bestaan. Aangekomen op de
hoogste top opent zich daar een weids panorama van
bollende heuvels met lieflijke dalen en daar boven en
tussen alles uit domineert de basiliek van
Scherpenheuvel. Ge zijt in een nieuwe wereld en Tilburg
lijkt opeens heel ver weg. Vanzelf glijdt ge nu voortaan
wel Scherpenheuvel binnen. Missen kan het niet meer.
Legende
In het
boven reeds aangehaalde boek van 1727 is er sprake van
de verering van de H. Maagd in deze plaats "sedert veele
eeuwen". Hoe oud is die dan wel niet? Het ontstaan van
heel wat devotie-oorden blijft vaak in een mysterieus
duister verborgen. Het zou dan ook gek zijn als
Scherpenheuvel niet zijn legende had van het
gebruikelijke beeldje. Uit die legende vernemen we, dat
het op de plaats, waar nu de basiliek staat, nog doods
en eenzaam was. Er stond een oude eik met daartegen
"sinds onheuglijke tijden" een Mariabeeldje. Het waaide
er af. Een herder wilde het onder zijn jas mee naar huis
nemen maar hij kon geen voet meer verzetten. Zijn baas
ging op zoek naar de man en de kudde en vond de herder
stokstijf als versteend bij de boom staan. Pas toen de
baas het eigenzinnige beeldje weer aan de boom had
bevestigd, kreeg de herder zijn bewegingsvrijheid. Zo
geschiedde het eerste wonder, waarna de mensen
toestroomden naar de heuveltop. Originaliteit is niet
het kenmerk van dit verhaal.
Iets
méér grond onder de voeten geeft Lodewijk van Velthem in
zijn Spiegel Historiael wanneer hij dicht, dat "In dezen
tide" - en daarmee is dan 1304 bedoeld - hier een in de
vorm van een kruis gegroeide eik stond, waar de mensen
hun krukken en stokken aan ophingen. Deze priester meldt
dit in een spotdicht, waarin hij heidense bijgelovigheid
hekelt. De man kon er iets van weten want hij woonde
zelf in Zichem. Volgens andere bron werd er rond 1400
een Mariabeeldje aan de boom bevestigd. Van de
kruisvormige boom is dan niets bekend. Een eik kan er
wel gestaan hebben maar het lijkt uitgesloten, dat het
hier dezelfde betrof als waarvan Van Velthem sprak. Was
zijn eik wellicht een met heidens bijgeloof omweven
"heilige boom" en heeft aan de tweede boom ooit een
vrome hand een Mariabeeldje opgehangen als verzoening
van twee uitersten: heidendom en Christendom? Dus als
kerstening?
Positiever
Latere
tijd levert positievere gegevens. We vinden die in het
zeer serieus historische werk "Scherpenheuvel" van A.
Boni, dat in 1953 werd uitgegeven. Hieruit blijkt, dat
het eerste beeldje tijdens de godsdiensttroebelen rond
1587 spoorloos is verdwenen. In 1587 slaagde Jan
Momboers, schepen van Diest, er in bij een vrome
weduwe-kosteres een ander Lieve-Vrouwebeeldje voor de
eik los te praten. Dit ongeschilderde beeldje betekende
het definitieve vertrekpunt voor internationale devotie
tot O.L. Vrouw in Scherpenheuvel. Dankzij veel
internationaal gedoe met onder andere Ierse soldaten. In
1598 had reeds de eerste militaire bedevaart plaats.
Vermoedelijk heeft in 1602 pastoor Van Thiemwinckel van
Zichem, tot wiens parochie het gebied behoorde, op de
heuvel een houten kapelletje laten bouwen en daarin het
beeldje ondergebracht. Veel om het lijf had dit
kapelletje niet. Het mat slechts zes bij vijf voet en
gaf alleen plaats voor een onooglijk altaar. De deur met
twee langwerpige kijkgaten lag op het noorden en keek
naar Zichem. Een klein roosvenster boven de deur liet
het licht binnen. Op het puntgeveltje stond een houten
kruis. De buitenkant vertoonde geen enkele versiering.
Over deze bescheidenheid spreidde de oude eik zijn
schaduw uit. De plaatsing van het 30 cm hoog en 11 cm
breed, eiken beeldje was met grote luister geschied.
Mirakels
De
eerste mirakuleuze genezing, officieel door de
magistraat van Brussel erkend, deed zich in mei 1602
voor. Het betrof Petronella Ridders, de vrouw van een te
Diest wonende oud-kurassier van baron Van Grobbendonck.
Ze werd van blind ziende nadat zij zich de ogen had
gewassen met water uit een put of poel. Op de 61 meter
hoge kerkheuvel kunt ge nu nog een put van 1600 zien.
Hij is 90 meter diep en was destijds de enige, die het
stadje van water voorzag. "Om het wiel te doen draaien
zijn twee sterke mannen nodig", zegt Boni.
In 1603
werden 49 mirakuleuze genezingen van allerhande kwalen
geregistreerd. Er waren ook mensen, die onder ede
verklaard hebben, dat er bloed uit het beeldje kwam.
Geen wonder, dat het volk steeds talrijker naar
Scherpenheuvel stroomde. Het ging daar zó goed, dat
reeds op 13 juni 1604 een grotere, stenen kapel kon
worden ingewijd. Deze gaf een mengsel van gotiek en
barok te zien. Het schip bezat aan iedere kant vier
spitsboogramen. De brede voorgevel had drie vensters in
renaissancestijl en een klein portiek. Het hoge, leien
dak droeg een spits torentje met klokje. Er stonden
binnen drie altaren en vier biechtstoelen. Deze stenen
kapel kwam tot stand onder de aartshertogen Albert en
Isabella van Oostenrijk. De houten kapel werd afgebroken
en de oude eik is vermoedelijk in 1608 gekapt omdat
bedevaartgangers er voortdurend stukken uitsneden als
souvenir.
Barokmantels
Als dank
voor het afslaan van de belegering van Den Bosch door
Prins Maurits en ter vervulling van een hiertoe gedane
belofte trok Isabella, vanuit Diest, drie dagen
achterheen naar Scherpenheuvel ter bedevaart. Drie dagen
ook offerde de aartshertogin daar een verschillend
kleedje, dat zij eigenhandig met kostbare edelstenen
belegde. Boni doet hierbij de interessante mededeling,
dat hierdoor Isabella aansprakelijk is voor het in de
Nederlanden bestaande gebruik Mariabeelden met Spaanse
barokmantels te omhangen. In de nacht van 7 op 8
september 1604 staken de Geuzen de brand in de kapel.
Het hoofdaltaar werd daarbij gered en het bevindt zich
thans nog in de sacristie van de basiliek. Het beeldje
was tijdig in veiligheid gebracht.
Inmiddels waren er ook huizen op de heuvel verrezen. Het
eerste is vermoedelijk een café geweest met de naam "De
Engel". De faam van het genadeoord groeide voortdurend.
Bovendien verhief Albert de plaats in 1605 tot stad met
eigen bestuur van burgemeester en schepenen en
Scherpenheuvel kreeg daarbij alle voorrechten en
vrijheden, zoals ook Oostende die bezat. Maar er
gebeurde nog veel meer.
Basiliek
De
aartshertogen Albert en Isabella lieten naast de stenen
kapel een zevenhoekige basiliek met zware stenen koepel
bouwen. De eerste steen werd gelegd op 2 juli 1609. De
bouw (tijdens het Twaalfjarig Bestand met zijn
betrekkelijke rust) duurde tot midden 1627. Voor de
Nederlanden betekende de bouw van deze Pantheon-achtige
koepelkerk een uniek experiment. De oude, stenen kapel
werd in 1613 afgebroken.
Het
symbolische getal zeven zou in Scherpenheuvel een grote
rol gaan spelen. De aartshertog liet Scherpenheuvel
aanleggen in de vorm van een practisch symmetrische,
zevenpuntige met grachten en wallen omsloten stad. Zij
bezat drie poorten en zeven uitlopers of bastions. Dit
werk was in 1630 voltooid. Rond het zogenaamde groot
kerkhof werd een processieweg aangelegd met veertien
staties ter ere van de Zeven Vreugden en de Zeven
Smarten van Maria. Dit alles omzoomd met een aanplanting
van zeven percelen olmen. In latere eeuwen werd deze
oorspronkelijke symboliek echter ernstig geschonden.
Voor wat de woningen betreft moet men zich van het oude
Scherpenheuvel niet zo veel voorstellen. De meeste
huizen waren opgetrokken uit hout, stro en leem.
Vandaag
En nu
genoeg van de historie! Laten we eens kijken naar het
Scherpenheuvel van vandaag. Nog altijd een
onverwoestbare trekpleister voor vromen en onvromen.
Eigenlijk moet ge in uw leven minstens twee keer naar
Scherpenheuvel gaan. De eerste maal op een hoogtijdag om
mee te drijven in de mensenmassa, gebiologeerd door
zoveel ongekunsteld vertrouwen, de tweede keer op een
wat stille doordeweekse dag als ge het allemaal eens op
uw zeven gemakken kunt overdoen en meer van nabij
bekijken. In dit laatste geval weinig of helemaal geen
processies met fier gedragen vaandels uit vele
windstreken met daarachter de luidop biddende
volgelingen, of een prevelende eenling met de rozenkrans
langzaam door de vingers schuivend. Er worden geen
preken gehouden, geen missen opgedragen, geen
jubilarissen gehuldigd en er wordt evenmin gezongen.
Zo zagen
we de laatste keer Scherpenheuvel, op een vooravond van
mei, de maand waarin het vooral gaat losbarsten. De
bankjes onder de oude bomen stonden te pronken in een
nieuw verfje, dat nog geen krasje vertoonde. Als ge dan
rond de basiliek slentert, ze nu eens van dichtbij en
dan weer van veraf bekijkt, blijken de verhoudingen
nogal onevenwichtig. De voorgevel valt in het niet
tegenover de ster-bezaaide koepel, waarvan het elan weer
gebroken wordt door een plompe er naast geplaatste
vierkante toren, met drie op dezelfde hoogte afgemeten
verdiepingen.
Pompeus
Maar wat
doet het hier eigenlijk allemaal toe. De mensen vinden
het toch heel schoon en is het binnenin niet
overweldigend pompeus! Isabella heeft in haar tijd de
kerk al doen versieren met marmeren beelden,
schilderijen, tapijten, zilveren lampen enz. En wat er
nadien in al die eeuwen niet is bijgekomen! Tot die
misselijke "sierlamp" van neonbuizen, bevestigd onder
een zilveren kroonluchter toe! Maar dat is dan wel de
enige dissonant in al die barokke weelde.
Het is
er stil op dit al wat late namiddaguur. Meters grote en
armdikke kaarsen met een blauwe strik op het midden van
hun gladde buiken staan te wachten op de dingen, die
overmorgen en vele zondagen te gebeuren staan.
Geleidelijk aan zullen al die kaarsen nog een kaartje op
de borst krijgen met de naam van de plaats, wier
bedevaart die kaars geofferd heeft. Daarbij zal dan
Tilburg niet ontbreken. Dat weten we zeker! Twee
nonnetjes met gekleurde nylonkousen aan maar met de
rokken nog net over de knie en een zwart sluiertje op
het hoofd schikken bloemen in vazen op het altaar. Ze
doen het zo stil, dat ge de bloemen niet eens hoort
ritselen in de toch zo doodstille kerk.
De zon,
op weg naar de laatste etappe van haar baan, prikt
horizontaal door de glazen deuren op het altaar en doet
daar al het zilver van kandelaren, tabernakel en het
voetstuk van het beeld van de befaamde Lieve Vrouw
glinsteren als lovertjes op een avondjapon. Het felst
fonkelen in dat voetstuk de fijne diamanten, waarmee de
naam van de Vrouwe daarin geschreven staat. Het is ook
dit 50(?) cm hoge
beeld, dat straks alle "gouden pelgrims" bij hun
huldiging ter zegening boven het hoofd gehouden zal
worden.
Offeren
De vloer
achter de communiebank ligt nu nog bijna maagdelijk te
kijken. Over twee dagen zal hij echter bedekt zijn met
het daar neergeworpen geld van de pelgrims. Gelegenheid
tot offeren bestaat er overvloedig. Offerblokken bij de
vleet. Zowel in de kerk met haar zes zijkapellen achter
koperen hekken als buiten de kerk bij de zes met ijzeren
hekken afgesloten nissen, waar in witte steen het geheim
van de Menschwording in beeld is gebracht.
In een
van die zijkapellen van het kerkinterieur getuigen
vooral kinderschoentjes van erkentelijkheid jegens St.
Rochus. Een zwarte fietsbinnenband spreekt, een beetje
onthutsend, dezelfde taal. Toch geen gewonnen "course"?
De mensen kunnen het niet laten, hoewel het in
vergelijking tot vroeger dagen nogal los loopt met de
ex-voto's. In een andere kapel met een paar krukken
tegen de muur, verspreiden wel honderd brandende kaarsen
een gele gloed en daar weegt zwaar een zwoele warmte op
de luchtpijpen.
Brieven
Hier
schrijven de mensen brieven aan Onze Lieve Vrouw. Met
een punaise zitten die vastgeprikt op houten borden en
iedereen kan er kennis van nemen. In het Nederlands, het
Frans, Italiaans, Pools - toevallig geen Duits! - kunt
ge daar lezen: "Van een arm meisje, dat geluk wil hebben
- Bedankt"; "Voor mijn broodwinning op de boerderij en
voor de studie van de jongste" (met drie foto's erbij
geprikt). Een Italiaan vraagt om hulp bij de studie en
gezondheid voor de familie met de extra bede: "Bescherm
onze 'mamma' want ze maakt het altijd zo slecht".... Ook
dat is Scherpenheuvel!
Wat ge
daarna buiten rond de kerk te zien krijgt, is het echter
evenzeer. In een boog rijen zich daar de kramen aaneen
met de rug naar de kerk. Ze kijken allemaal naar die
andere boog aan de overkant van de straat, waar het ene
café, restaurant of eethuis met tegen het lijf gedrukte
ellebogen tegen zijn concurrerende buurman hangt. Het
gaat er echter allemaal onder het devies van "Leven en
laten leven". En onder aandoenlijke namen. Soms zelfs in
Nederlands en Frans tegelijk. Scherpenheuvel heet per
saldo voor de Waal toch nog altijd Montegu.
Ge
schrikt er niet eens meer van als ge een pintje gaat
vatten in "'t Christusoog", in "O.L. Vrouw" ("Notre
Dame") met haar beeltenis boven uw hoofd, in "St.
Nicolaas", in "St. Jozef", in "St. Pieter" of in "De
Engel", die het oudste heet te zijn. In de "Tinnen Pot"
treft ge altijd wel een heel oude pastoor aan die op het
terras, naast uw biertje, de pasgekochte rozenkrans
tussen de bedrijven door even wijdt. We hebben het zelf
gezien!
Souvenirs
De
kramennegotie bestaat uit twee afdelingen: snoep en
souvenirs, hoe die laatste dan ook mogen zijn. Nooit ook
zullen we de zoetelijke geur vergeten van al dat snoep,
die pepernoten en malse noppen, die met ons door de
openluchtfeestzaal mee wandelde. Iets rook er
penetranter dan welke zoetigheid ook boven alles uit.
Helaas waren we niet brutaal genoeg onze neus op de
kramen te drukken ter verificatie. Bij de
souvenirafdeling gaan we door de knieën voor de
verleiding een paar van de daarop voorkomende wijsheden
te noteren. We willen niet beweren, dat de devotie
helemaal ontbreekt al lijkt "Breughel" hoger genoteerd.
"Ons
Heerke veranderde water in wijn. Waarom zou drinken dan
zonde zijn?" Ja, zeg nou zelf. "In de hemel is geen
bier, daarom drinken wij het hier." O Dorus Manders die
daarmee geduvel kreeg! Bij een afbeelding van een man
met de mond onder een vat bier: "Indien ik konne, ik
dronk een halve tonne." Er zit climax in. Kijk maar naar
de wellusteling, die zegt: "Biertje, biertje, ik zal oe
zuipen, al moest ik op handen en voeten naar huis toe
kruipen." Daar dient dan de politie toch eens naar te
kijken, dachten we als devote zedemeester.
Geestverkwikkend klinkt dan de spontane hartekreet bij
een duivenhok: "Ik zei zo geerne in mijn duivekot!" Dat
is eerlijk als goud gedacht! Voor wie het nog niet wist:
"Houdt het vuurke van de liefde heet, want daarin wordt
't geluk gesmeed." Een vermanende mondvol: "Men mag wel
met één oogje naar de bazin pinken, maar men moet
betalen na het drinken." Tot slot een teder smartlapje:
"Moederzorgen, kindersmart, vinden rust in 't
vaderhart!"
Conversatie
Ge
schrijft in Scherpenheuvel, als er geen kopers meer zijn
en op de tijd dat men de kramen al begint te sluiten,
die dingen niet ongemerkt op. De koopvrouwen proberen om
beurten nog een laatste kans. Als we ons als koper
totaal ongeďnteresseerd tonen maar alleen van
belangstelling voor de spreuken blijk geven, concludeert
koopvrouw nummer één: "Ah, menier, mokte ga misschien
die spreuken óók?" Vrouw nummer twee heeft een andere
inval: "Ah menier, zade ga ók van de commerce?" Ze ziet
ons blijkbaar aan voor een grossier, die eens
poolshoogte komt nemen wat er in Scherpenheuvel zoal
"gaat". Vrouw nummer drie laat juist haar luifel zakken
en schijnt niet zo'n zuiver geweten te hebben. Als ze
ons ziet noteren, zegt ze: "Ik kraag toch zeker gin
proces-verbaal, menier?" Uit de begeleidende
gelaatsuitdrukking valt niet op te maken of ze grapt of
in ernst spreekt. Het wordt géén proces-verbaal! Van
haar willen we wél graag weten of het klopt, dat hier
ene pastoor een café (de "Tinnen Pot") "uitbaat" zoals
Stan ons ooit verteld heeft. Nou, zo zit het niet
precies. Dat deed zijn pas overleden neef en nu diens
vrouw... "Ah sa, daor gaot um zjuust over de straot" en
ze wijst naar een rijzige bejaarde geestelijke in
ouderwetse toog. "Um is al 86 jaor. Nou gaot-um naor de
'Tinnen Pot'. Z'n doiven voeieren. Die zieten da. Um is
'nen echte doivenmelker." Thans laat ze het luifel van
haar kraam helemaal zakken en bindt het blauwe zeil
vast. De kraam is toe, net als die twee eerste. Daarmee
is ook voor ons het doek over Scherpenheuvel gevallen.
Wat
ook valle!
Als we
terug naar Tilburg gaan, is het alsof de geur van al dat
snoep als blinde passagier meerijdt in de auto. En in
ons hoofd dartelen honderd gedachten om de vraag in
welke belichting we dit derde paneel van het Vlaamse
drieluik op moeten hangen om een juiste dosering te
vinden. Zonder overbelichting naar de ene en evenmin
naar de andere kant.
Scherpenheuvel kunt en moogt ge niet uiteenrafelen. Ge
moet het altijd vatten in zijn twee-eenheid, hoe vreemd
die op het eerste gezicht ook lijkt. Het is nu eenmaal
een merkwaardig land. Maar ook een mild en weldadig
land, dat altijd moet blijven bestaan. Wat er dan ook
mag vallen!...
PIERRE
VAN BEEK