CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Westkant van Oude Markt bekeken

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 11 februari 1971

 

In vroegere artikelen hebben we reeds gezien, dat onze oude, vertrouwde Markt bij de Heikese kerk in de loop der jaren heel wat veranderingen heeft ondergaan. Op onze rondwandeling door het verleden hebben we de oostkant en de zuidzijde behandeld. Nu nemen we de westkant eens bij de kop en dan zullen we zien, dat ook deze de dans niet ontsprongen is. Panden, welke de Tilburgers eens heel vertrouwd geweest zijn en die velen zich nog herinneren, bestaan niet meer en andere hebben sindsdien verschillende bestemmingen gekregen. Men verbaast er zich over hoe snel men aan een nieuwe situatie gewend raakt en constateert bij een rondgang als de onze hoe moeilijk het voor velen vaak is situaties, welke toch niet zo vreselijk lang veranderd zijn, weer voor de geest te halen. We zijn dan ook wel gedwongen ons tot brokstukken te beperken in het bewustzijn, dat er altijd aanvulling mogelijk en zelfs zeer gewenst zou zijn. Om het verhaal niet op een dorre opsomming te laten uitlopen, veroorloven wij ons - zoals gebruikelijk - weer enige escapades op zijwegen, in de hoop dat die wat kleur geven. Soms zijn toch immers in boeken de voetnoten ook het interessantst!

 

Tot 1929 hebben we in de zuidwesthoek van de Markt een bebouwd eiland gekend, waarlangs men op twee manieren de Kloosterstraat en de Oude Dijk kon bereiken, t.w. langs de boterhal naast het stadhuis en via de toenmalige Arbeidsbeurs. Dit eiland werd tot aan zijn verdwijnen bezet door Hotel De Gouden Zwaan (dus de zoveelste "Zwaan" in Tilburg!), laatstelijk bewoond door de familie Broeckx. Rond 1740 liep het kerkhofmuurtje in een grote boog vanaf het huidige Du Commerce naar dit eiland, waarvan de bebouwing dus al van zeer oude datum was. Volgens kadastrale kaarten van 1830 had men hier te maken met een dubbelpand, waarbij sprake was van "de oude school". In 1618 zou hier zelfs de oudst bekende school van Tilburg gestaan hebben. Rond 1737 was hier al een café De Korenbeurs genaamd, eigendom van de familie Van Hest, die het pand lang in bezit heeft gehad. Tot 1770 ontmoeten we als opvolgsters respectievelijk de families Leijten en H. Becx, die beide ook tal van jaren eigenaresse zijn geweest. Van 1770 tot 1830 treedt er een Van Iersel als eigenaar op.

 

Gouden Zwaan

In deze periode schijnt de naam van Gouden Zwaan zijn intrede te hebben gedaan. Daarin heeft dan gezeten Justinus Bacx-Timrodd, die in 1835 is opgevolgd door Adriaan Broeckx. Het gaat hier echter over een dubbelpand, waarvan Broeckx het noordelijke deel en de familie Timrodd het zuidelijke deel in eigendom bezat. De Broeckx-en hebben er geregeerd tot de afbraak van het hotel in 1929. Omstreeks 1830 vonden wij in een publikatie van dit pand ook nog een Arn. Blomjous als herbergier vermeld. Elders zien we deze echter in 1830 ook genoemd bij het (Stads)koffiehuis, dat ten oosten van het huidige raadhuis en van de oude domineespastorie stond, zodat we er dus niet helemaal uitkomen.

Indien op dit "eiland" al in 1618 een school gestaan zou hebben, ook rond 1830 was er een schooltje van de weduwe Fr. van de Meijdenberg-van Iersel. Reeds vroeger, t.w. in 1814, wordt deze weduwe in een lijst van patentbetalingen genoemd als houdster van een naai- en breischool. Voor de laatste keer komt zij als schoolhoudster op de lijst voor in 1830. Zij had haar woning en schoollokaal bij Arn. Blomjous, "de waard van de stadsherberg naast het raadhuis". Met "raadhuis" wordt hier kennelijk bedoeld de oude pastorie, waarin in 1811 de gemeente-secretarie werd gevestigd. Ongeveer op de doorbraak van de weer verdwenen Raadhuisstraat had in onze tijd Jac. Adames café De Kroon. Mieke Stofmeel dreef er plm. 1920 een snoepwinkeltje: "Voor één cent kopen en een halfke terug".

 

Arbeidsbeurs

Tegenover De Gouden Zwaan hebben vele lezers aan de westkant van de Markt de Arbeidsbeurs gezien. Dit pand is in 1960, in verband met de bouw van de nieuwe Stadsschouwburg en aanleg Schouwburgring afgebroken. Tegen de noordelijke zijgevel droeg die Beurs een groot bord met de tekst: "Gemeentelijke Arbeidsbeurs voor kosteloze bemiddeling tussen werkgevers en werknemers in alle vakken en beroepen". Ondanks het vele voortreffelijke werk dat hier verricht werd, kan men bij de herinnering aan dit pand nog een bittere nasmaak in de mond krijgen. Want dan ziet men het samendrommen van werklozen, die in de crisis van de dertiger jaren gedoemd waren hier dag in dag uit en soms jaar na jaar te komen "stempelen". Een "bezigheid", welke onze Vlaamse zuiderburen "doppen" noemden. Bepaalde propagandisten zagen hier, bij het "stempellokaal", een vruchtbare voedingsbodem om hun zaad te zaaien. Het is zelfs wel een keer tot een betoging gekomen, waarbij een massa van misschien 150 tot 200 werklozen door de Heuvelstraat naar de Heuvel trok en daar door het politiecordon brak om zich naar het bureau van de Nieuwe Tilburgse Courant te begeven.

 

Misverstand

Het bleek achteraf, dat er sprake was van een misverstand tussen werklozen en politie. De eersten hadden geen andere bedoeling dan de krant een soort "petitie" aan te bieden. Het gaf allemaal nogal veel tumult, maar was achteraf een storm in een glas water. Een betoging betekende in die dagen iets heel uitzonderlijks en maakte daarom misschien wel méér indruk dan die welke thans tot dagelijks consumptie-artikel geworden schijnen. Ook het woord Arbeidsbeurs klonk in later jaren niet meer zo goed als het in zijn oorsprong was bedoeld, daar "beurs" te veel naar koopwaar riekt. Dit woord verdween dan ook geleidelijk aan uit de circulatie zoals eveneens het gebouw op de Markt verdween.

Achter de Arbeidsbeurs stond rond 1900 het huis van De Beer. Dit was het geboortehuis van Joannes Antonius de Beer, de latere frater Franciscus Salesius. Een bekende figuur in Tilburg, o.a. als superior-generaal van de fraters van 1861 tot 1900. Ditzelfde pand was lang voordien bewoond geweest door Joh. de Jong, die tot 1766 de functie van secretaris der heerlijkheid vervulde.

Rond 1900 dreef Sjoke de Beer hier in de buurt een kruidenierswinkel, waar "de beste... azijn" verkocht werd, zoals ons een niet meer jeugdige dame, helemaal uit Nijmegen, te vertellen wist. Een bekende Tilburgse figuur, waarvan de naam nog sterk onder de oudste generaties leeft, "zat 's morgens al vroeg bij Sjoke op de stoep". Deze vrouw uit Oel voerde kleine negotie in een korf, welke handel min of meer als camouflage voor bedelarij diende.

De grossierderij in manufacturen van Daniels-van Alphen heeft eveneens aan deze kant van de Markt gezeten. Vóór diens pand lag eens een put, waarop later een vierkante stenen pomp werd geplaatst. Rond 1830 woonde aan deze kant ook de houder van postpaarden G. Loyens, met wie we reeds in een vorig artikel kennis maakten bij het door pastoor Zwijsen gearrangeerde experiment met de door hem geplaatste poort.

 

"Busseltje"

In het midden van de 18de eeuw troffen we aan de westkant van de Markt nog een aantal typische gevelhuisjes aan. In een van deze woonde de winkelier en kaarsenmaker Laurens de Lelie. Hij verhuurde ook de zg. busseltjes, ook wel "wepke" geheten. Men gebruikte deze dingen om bij een sterfgeval vóór de woning van de overledene te zetten zolang het lijk "boven aarde" stond. Oorspronkelijk gebruikte men een bussel stro van ongeveer een halve meter lengte met een doorsnee van 20 cm met twee riempjes vastgebonden en door enkele stenen gedekt. Later paste men in Tilburg - en ook wel omliggende plaatsen - een houten cilinder toe van dezelfde vorm en als stro beschilderd. De stenen werden door plankjes, van gelijke grootte en in steenkleur geverfd, vervangen. Papieren strikjes en linten of palmtakjes verrieden leeftijd en staat van de overledene. Dit gebruik heeft een hardnekkig bestaan gedemonstreerd. Het langst handhaafde het zich bij het oude Gasthuis in de Gasthuisstraat. Zelfs nog tot na 1918. Intussen is "het busseltje" al lang folklore geworden. Men treft het nu alleen nog aan in volkskundige musea.

 

De Lelie

Uit dit geslacht De Lelie is de bekende Tilburgse schilder Adriaan de Lelie gesproten aan wiens persoon en werk wij hier vorig jaar reeds een pagina wijdden. Uit hetzelfde geslacht stamde ook Laurentius de Lelie, die een van 1774 tot 1854 lopend dagboekje schreef, dat later door Jan Baptist de Beer werd aangevuld. Het Nieuwsblad van het Zuiden heeft deze kroniek, onder de titel "Uit het Dagboek van een Tilburger", in een bewerking van J. van der Marck, uitgegeven. Hier en daar in Tilburg zitten er nog enige exemplaren van.

In het huis van De Lelie vestigde Antoine Arts "na heel veel wederwarigheden" de redactie van zijn krant in het eerste jaar van haar bestaan. Wij vermoeden dat onder die "wederwarigheden" ook wel begrepen is een inbraak, waarbij de hele redactie ondersteboven werd gehaald en de inktpotten tegen het behang werden leeggesmeten. Insiders meenden best te weten uit welke hoek die baldadigheid kwam! De politie heeft de "daders" nooit gegrepen. Arts had het pand betrokken na de dood van de vorige bewoner, de boekhandelaar Fr. v.d. Voort. Bij het vertrek van Arts naar de Heuvel trok W. Bergmans met zijn drukkerij in het huis. Hij had een boekhandel in de Heuvelstraat naast de firma Verbunt-Moonen, voorheen Wassen de Knicker. In de twintiger jaren was in het pand aan de Markt de zaak in damesmodes van Rosalie Gerritsen-Smits gevestigd.

 

't Sweert

En nu zijn we dan gearriveerd aan een van de zeer oude herbergen uit Tilburg, 't Sweert geheten. Zij duikt voor het eerst in documenten op in 1566 met als bewoner-eigenaar Frans Gijsbert Swaagemakers. Zij had een pittoreske, Vlaams aandoende gevel en voerde een uithangbord. Voor de bewering, dat zij als vroegste gemeentehuis dienst zou hebben gedaan, zijn nooit bewijzen gevonden. In 1825 bestond er nog altijd daar ter plaatse een herberg Het Zwaard. Omstreeks die tijd was een P. Timrod eigenaar. Bij het sterven van de eigenaar verkocht D. Timrot het bedrijf. Het zal de lezer inmiddels wel zijn opgevallen dat deze naam, die wij reeds eerder tegenkwamen, herhaaldelijk verschillend gespeld wordt. De nieuwe eigenaar herdoopte de herberg in De Gouden Leeuw. Dit is rond 1830 gebeurd. Bij Het Zwaard hadden we te maken met een herberg en logement met stallingen en een brouwerij. Achter het pand bevond zich een tuin, die "De Konijnsholen" werd genoemd. Op een tekening van 1700 komt het gebouw nog zonder verdieping voor, maar met een dakruitje boven de deur. Op een tekening van latere datum staat o.a. een schild van het St. Sebastiaangilde uit 1826.

Het moet in een van de logementen op de Markt geweest zijn, maar we weten niet welk, dat de per koets aangekomen Prins van Oranje overnachtte in de nacht vóór de ochtend, waarop de aanslag op een lid van zijn gevolg in de Enschotsebaan plaatsvond. Over deze aanslag schreven wij in dit blad van 30-11-68.

 

Van Speyk

Rond 1830 schijnt De Gouden Leeuw wel de belangrijkste herberg van de Markt te zijn geweest. De in verband met de Tiendaagse veldtocht in Tilburg gelegerde Utrechtse studenten-vrijwilligers hielden op 16 februari 1831 in De Gouden Leeuw hun Van Speyk-herdenking. Zoals bekend uit de schoolboekjes, had Van Speyk op 5 februari van hetzelfde jaar zichzelf met zijn kanonneerboot in de lucht laten vliegen onder de historische woorden: "Dan liever de lucht in". Ter gelegenheid van deze herdenking werd in Tilburg ook een militaire parade gehouden. De katholieke Tilburgse bevolking was niet zo Van Speyk-achtig aangelegd. In het kader van haar beginselen zag zij in de daad van Van Speyk - eveneens trouwens in de dodelijke sprong van Jan van Schaffelaar van de toren van Barneveld - op de eerste plaats de zelfmoord. Geen wonder dat de Tilburgse mensen zich bij de herdenking afzijdig hielden. Wij weten dit uit "Brieven en Dagboek" van de Utrechtse vrijwilliger Jacob Costerus, die in die tijd in Tilburg lag en zijn indrukken en belevenissen in onze stad en omgeving heeft opgetekend over de periode 1830-1831. D.d. 18 februari beklaagt de dagboekschrijver er zich over, dat de dood van Van Speyk in Tilburg "weinig opgang vindt". Verder merkt hij in dit verband op: "Men staat hier koud tegenover de Hollanders".

 

Hooggezeten

Nu we dan toch dit "Dagboek" in handen hebben, kunnen we niet weerstaan aan de verleiding daarover nog eens wat méér te vertellen, want het gaat daar heel veel over Tilburg. Hoog gezeten in zijn ivoren studententoren verwaardigt hij zich af te dalen naar het ongecultiveerde, Brabantse vulgus. Hij toont zich daarbij het prototype van de dragers van Hollandse superioriteitswaan, die toen - en ook nog in veel latere tijd - niet tot de zeldzaamheden maar veeleer tot de regel en "standing" behoorden. Buiten de fraaie natuur van de omgeving, waar hij veel gewandeld heeft, en buiten de cafés deugt er eigenlijk niet veel. Ondanks die omgeving en de "overvloed van fatsoenlijke logementen zowel als koffiehuizen" is het hem in Tilburg slecht bevallen. Luister maar: "De schrale, smerige, onsmakelijke, eentonige maaltijden, de lage vrekheid van onze hospita, de onbegrijpelijke geesteloosheid der kinderen maken op zichzelf het huiselijke leven ongenoeglijk." Hij komt kennelijk adjectieven te kort om zijn afkeer tot uitdrukking te brengen.

 

Aap uit de mouw

Maar dit is niet alles. De aap komt uit de mouw bij het volgende: "Indien al gans Noord-Brabant onder ergerlijke priesterdwang zucht, indien men al in dit uitgestrekte gewest nergens verheven denkbeelden ontmoet (de jongeman weet het allemaal!), in geen plaats is voorzeker de domkopperij groter, in geen plaats het gebrek aan edele grondbeginselen méér zichtbaar dan in Tilburg. Daar durfde men de dood van Van Speyk misprijzen en zelfs zelfmoord te noemen. Daar vat men niet hoe iemand vrijwillig voor zijn vaderland kan uittrekken." Geen wonder dat de schrijver zich niet thuis blijkt te voelen onder de "nonnen" bij zijn bezoek aan scholen.

We pikken nog een graantje uit zijn boek: "Wat de geest van de inwoners betreft geloof ik, dat die sterk overeenkomt met die van de overige Noordbrabanders. Godsdienst doet hen naar de Belgen, belangen en vrees naar de zijde van de Hollanders overhellen. Gebrek aan ondernemingslust doet hen geduldig afwachten wie zij ten deel zullen vallen." Onze jongeman ligt 17 januari 1831 in kwartier bij de weduwe Ackerman. Ook heeft hij gewoond bij de weduwe Keetje van Spaendonck. Hij blijkt daar de pokken te hebben gehad en verpleegd te zijn door Keeke's meid. Hij verzuimt niet te vermelden, dat hij die meid voor haar diensten een fooi gegeven heeft.

 

"Lion d'Or"

Laten we nu echter maar weer eens naar onze Gouden Leeuw op de Markt terugkeren. Als nieuwe eigenaar maken we daar kennis met de oud-restaurateur van het station P. Marsé, die een stalhouderij had en rijtuigen verhuurde. Blijkens een kranteadvertentie in "de Kruisvaan" zat hij daar in 1878. Daarin wordt echter niet meer van De Gouden Leeuw gesproken. Het schijnt sjieker geworden en daarom adverteert men met de verfranste naam van "Hotel Lion d'Or". Op een tekening van de Markt van rond 1856 bestaat De Gouden Leeuw uit een pand met een flinke verdieping, die vijf grote ramen draagt. De benedenverdieping heeft vier gelijksoortige ramen met de deur in het midden daartussen. Boven de deur is een groot uithangbord getekend, dat een leeuw schijnt voor te stellen. Het hotel is voorzien van een stoep, die wordt afgesloten door met stangen verbonden palen. Tegen de noordgevel zien we een boogvormige inrijpoort, welke aan de bovenzijde rechts en links geflankeerd wordt door een op een console liggend leeuwtje. Met de verhuizing van Marsé naar de Stationsstraat, waar een rijtuigverhuurinrichting gedreven werd, zijn de originele leeuwtjes van de Markt mee verhuisd. Ook in de Stationsstraat hebben zij vele jaren aan weerskanten van de inrijpoort geprijkt. Het pand aan de Stationsstraat is inmiddels door verkoop in andere handen overgegaan. Nadien zijn de leeuwtjes aan de poort verdwenen. Zij waren inmiddels antiek geworden! Er verdwijnen in Tilburg wel méér soortgelijke gevelversieringen. Momenteel kennen wij in Tilburg de Taxicentrale Marsé en v.d. Bosch in de Kwaadeindstraat. Eerstgenoemde ondernemer is een kleinzoon van de voormalige exploitant van Hotel Lion d'Or (Gouden Leeuw) op de Markt.

 

Daar was het

Waar stonden nu eens Het Zwaard en De Gouden Leeuw? Dit was het punt waar we, rond de dertiger jaren van onze eeuw, naast elkaar het sigarenmagazijn van Van Riel-de Weert (later de dames Van Riel) en de dameshoedenzaak Maison E. Vossen-Meelis gekend hebben. Nu zijn hier gevestigd resp. Berry Pessers met zijn parfumerie, de Italiaanse ijssalon van Marcon en Le Cadet. In de boekhandel op de hoek van de voormalige Marktstraat, thans Heuvelstraat, zijn eerder gevestigd geweest de kruideniersfilialen van Unie en Centra, en nog vroeger was dit pand winkel en woonhuis van de koperslager en zaak in sanitaire artikelen van Broeckx.

 

Hiermede hebben we dan onze wandeling langs de westkant van de Markt beëindigd in het bewustzijn, dat er heel wat hiaten zijn overgebleven. In een volgend artikel hopen wij de noordzijde onder handen te nemen.

 

PIERRE VAN BEEK