Westkant van Oude Markt bekeken
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 11 februari 1971
In
vroegere artikelen hebben we reeds gezien, dat onze
oude, vertrouwde Markt bij de Heikese kerk in de loop
der jaren heel wat veranderingen heeft ondergaan. Op
onze rondwandeling door het verleden hebben we de
oostkant en de zuidzijde behandeld. Nu nemen we de
westkant eens bij de kop en dan zullen we zien, dat ook
deze de dans niet ontsprongen is. Panden, welke de
Tilburgers eens heel vertrouwd geweest zijn en die velen
zich nog herinneren, bestaan niet meer en andere hebben
sindsdien verschillende bestemmingen gekregen. Men
verbaast er zich over hoe snel men aan een nieuwe
situatie gewend raakt en constateert bij een rondgang
als de onze hoe moeilijk het voor velen vaak is
situaties, welke toch niet zo vreselijk lang veranderd
zijn, weer voor de geest te halen. We zijn dan ook wel
gedwongen ons tot brokstukken te beperken in het
bewustzijn, dat er altijd aanvulling mogelijk en zelfs
zeer gewenst zou zijn. Om het verhaal niet op een dorre
opsomming te laten uitlopen, veroorloven wij ons - zoals
gebruikelijk - weer enige escapades op zijwegen, in de
hoop dat die wat kleur geven. Soms zijn toch immers in
boeken de voetnoten ook het interessantst!
Tot 1929
hebben we in de zuidwesthoek van de Markt een bebouwd
eiland gekend, waarlangs men op twee manieren de
Kloosterstraat en de Oude Dijk kon bereiken, t.w. langs
de boterhal naast het stadhuis en via de toenmalige
Arbeidsbeurs. Dit eiland werd tot aan zijn verdwijnen
bezet door Hotel De Gouden Zwaan (dus de zoveelste
"Zwaan" in Tilburg!), laatstelijk bewoond door de
familie Broeckx. Rond 1740 liep het kerkhofmuurtje in
een grote boog vanaf het huidige Du Commerce naar dit
eiland, waarvan de bebouwing dus al van zeer oude datum
was. Volgens kadastrale kaarten van 1830 had men hier te
maken met een dubbelpand, waarbij sprake was van "de
oude school". In 1618 zou hier zelfs de oudst bekende
school van Tilburg gestaan hebben. Rond 1737 was hier al
een café De Korenbeurs genaamd, eigendom van de familie
Van Hest, die het pand lang in bezit heeft gehad. Tot
1770 ontmoeten we als opvolgsters respectievelijk de
families Leijten en H. Becx, die beide ook tal van jaren
eigenaresse zijn geweest. Van 1770 tot 1830 treedt er
een Van Iersel als eigenaar op.
Gouden Zwaan
In deze
periode schijnt de naam van Gouden Zwaan zijn intrede te
hebben gedaan. Daarin heeft dan gezeten Justinus
Bacx-Timrodd, die in 1835 is opgevolgd door Adriaan
Broeckx. Het gaat hier echter over een dubbelpand,
waarvan Broeckx het noordelijke deel en de familie
Timrodd het zuidelijke deel in eigendom bezat. De
Broeckx-en hebben er geregeerd tot de afbraak van het
hotel in 1929. Omstreeks 1830 vonden wij in een
publikatie van dit pand ook nog een Arn. Blomjous als
herbergier vermeld. Elders zien we deze echter in 1830
ook genoemd bij het (Stads)koffiehuis, dat ten oosten
van het huidige raadhuis en van de oude domineespastorie
stond, zodat we er dus niet helemaal uitkomen.
Indien
op dit "eiland" al in 1618 een school gestaan zou
hebben, ook rond 1830 was er een schooltje van de weduwe
Fr. van de Meijdenberg-van Iersel. Reeds vroeger, t.w.
in 1814, wordt deze weduwe in een lijst van
patentbetalingen genoemd als houdster van een naai- en
breischool. Voor de laatste keer komt zij als
schoolhoudster op de lijst voor in 1830. Zij had haar
woning en schoollokaal bij Arn. Blomjous, "de waard van
de stadsherberg naast het raadhuis". Met "raadhuis"
wordt hier kennelijk bedoeld de oude pastorie, waarin in
1811 de gemeente-secretarie werd gevestigd. Ongeveer op
de doorbraak van de weer verdwenen Raadhuisstraat had in
onze tijd Jac. Adames café De Kroon. Mieke Stofmeel
dreef er plm. 1920 een snoepwinkeltje: "Voor één cent
kopen en een halfke terug".
Arbeidsbeurs
Tegenover De Gouden Zwaan hebben vele lezers aan de
westkant van de Markt de Arbeidsbeurs gezien. Dit pand
is in 1960, in verband met de bouw van de nieuwe
Stadsschouwburg en aanleg Schouwburgring afgebroken.
Tegen de noordelijke zijgevel droeg die Beurs een groot
bord met de tekst: "Gemeentelijke Arbeidsbeurs voor
kosteloze bemiddeling tussen werkgevers en werknemers in
alle vakken en beroepen". Ondanks het vele
voortreffelijke werk dat hier verricht werd, kan men bij
de herinnering aan dit pand nog een bittere nasmaak in
de mond krijgen. Want dan ziet men het samendrommen van
werklozen, die in de crisis van de dertiger jaren
gedoemd waren hier dag in dag uit en soms jaar na jaar
te komen "stempelen". Een "bezigheid", welke onze
Vlaamse zuiderburen "doppen" noemden. Bepaalde
propagandisten zagen hier, bij het "stempellokaal", een
vruchtbare voedingsbodem om hun zaad te zaaien. Het is
zelfs wel een keer tot een betoging gekomen, waarbij een
massa van misschien 150 tot 200 werklozen door de
Heuvelstraat naar de Heuvel trok en daar door het
politiecordon brak om zich naar het bureau van de Nieuwe
Tilburgse Courant te begeven.
Misverstand
Het
bleek achteraf, dat er sprake was van een misverstand
tussen werklozen en politie. De eersten hadden geen
andere bedoeling dan de krant een soort "petitie" aan te
bieden. Het gaf allemaal nogal veel tumult, maar was
achteraf een storm in een glas water. Een betoging
betekende in die dagen iets heel uitzonderlijks en
maakte daarom misschien wel méér indruk dan die welke
thans tot dagelijks consumptie-artikel geworden
schijnen. Ook het woord Arbeidsbeurs klonk in later
jaren niet meer zo goed als het in zijn oorsprong was
bedoeld, daar "beurs" te veel naar koopwaar riekt. Dit
woord verdween dan ook geleidelijk aan uit de circulatie
zoals eveneens het gebouw op de Markt verdween.
Achter
de Arbeidsbeurs stond rond 1900 het huis van De Beer.
Dit was het geboortehuis van Joannes Antonius de Beer,
de latere frater Franciscus Salesius. Een bekende figuur
in Tilburg, o.a. als superior-generaal van de fraters
van 1861 tot 1900. Ditzelfde pand was lang voordien
bewoond geweest door Joh. de Jong, die tot 1766 de
functie van secretaris der heerlijkheid vervulde.
Rond
1900 dreef Sjoke de Beer hier in de buurt een
kruidenierswinkel, waar "de beste... azijn" verkocht
werd, zoals ons een niet meer jeugdige dame, helemaal
uit Nijmegen, te vertellen wist. Een bekende Tilburgse
figuur, waarvan de naam nog sterk onder de oudste
generaties leeft, "zat 's morgens al vroeg bij Sjoke op
de stoep". Deze vrouw uit Oel voerde kleine negotie in
een korf, welke handel min of meer als camouflage voor
bedelarij diende.
De
grossierderij in manufacturen van Daniels-van Alphen
heeft eveneens aan deze kant van de Markt gezeten. Vóór
diens pand lag eens een put, waarop later een vierkante
stenen pomp werd geplaatst. Rond 1830 woonde aan deze
kant ook de houder van postpaarden G. Loyens, met wie we
reeds in een vorig artikel kennis maakten bij het door
pastoor Zwijsen gearrangeerde experiment met de door hem
geplaatste poort.
"Busseltje"
In het
midden van de 18de eeuw troffen we aan de westkant van
de Markt nog een aantal typische gevelhuisjes aan. In
een van deze woonde de winkelier en kaarsenmaker Laurens
de Lelie. Hij verhuurde ook de zg. busseltjes, ook wel
"wepke" geheten. Men gebruikte deze dingen om bij een
sterfgeval vóór de woning van de overledene te zetten
zolang het lijk "boven aarde" stond. Oorspronkelijk
gebruikte men een bussel stro van ongeveer een halve
meter lengte met een doorsnee van 20 cm met twee
riempjes vastgebonden en door enkele stenen gedekt.
Later paste men in Tilburg - en ook wel omliggende
plaatsen - een houten cilinder toe van dezelfde vorm en
als stro beschilderd. De stenen werden door plankjes,
van gelijke grootte en in steenkleur geverfd, vervangen.
Papieren strikjes en linten of palmtakjes verrieden
leeftijd en staat van de overledene. Dit gebruik heeft
een hardnekkig bestaan gedemonstreerd. Het langst
handhaafde het zich bij het oude Gasthuis in de
Gasthuisstraat. Zelfs nog tot na 1918. Intussen is "het
busseltje" al lang folklore geworden. Men treft het nu
alleen nog aan in volkskundige musea.
De
Lelie
Uit dit
geslacht De Lelie is de bekende Tilburgse schilder
Adriaan de Lelie gesproten aan wiens persoon en werk wij
hier vorig jaar reeds een pagina wijdden. Uit hetzelfde
geslacht stamde ook Laurentius de Lelie, die een van
1774 tot 1854 lopend dagboekje schreef, dat later door
Jan Baptist de Beer werd aangevuld. Het Nieuwsblad van
het Zuiden heeft deze kroniek, onder de titel "Uit het
Dagboek van een Tilburger", in een bewerking van J. van
der Marck, uitgegeven. Hier en daar in Tilburg zitten er
nog enige exemplaren van.
In het
huis van De Lelie vestigde Antoine Arts "na heel veel
wederwarigheden" de redactie van zijn krant in het
eerste jaar van haar bestaan. Wij vermoeden dat onder
die "wederwarigheden" ook wel begrepen is een inbraak,
waarbij de hele redactie ondersteboven werd gehaald en
de inktpotten tegen het behang werden leeggesmeten.
Insiders meenden best te weten uit welke hoek die
baldadigheid kwam! De politie heeft de "daders" nooit
gegrepen. Arts had het pand betrokken na de dood van de
vorige bewoner, de boekhandelaar Fr. v.d. Voort. Bij het
vertrek van Arts naar de Heuvel trok W. Bergmans met
zijn drukkerij in het huis. Hij had een boekhandel in de
Heuvelstraat naast de firma Verbunt-Moonen, voorheen
Wassen de Knicker. In de twintiger jaren was in het pand
aan de Markt de zaak in damesmodes van Rosalie
Gerritsen-Smits gevestigd.
't
Sweert
En nu
zijn we dan gearriveerd aan een van de zeer oude
herbergen uit Tilburg, 't Sweert geheten. Zij duikt voor
het eerst in documenten op in 1566 met als
bewoner-eigenaar Frans Gijsbert Swaagemakers. Zij had
een pittoreske, Vlaams aandoende gevel en voerde een
uithangbord. Voor de bewering, dat zij als vroegste
gemeentehuis dienst zou hebben gedaan, zijn nooit
bewijzen gevonden. In 1825 bestond er nog altijd daar
ter plaatse een herberg Het Zwaard. Omstreeks die tijd
was een P. Timrod eigenaar. Bij het sterven van de
eigenaar verkocht D. Timrot het bedrijf. Het zal de
lezer inmiddels wel zijn opgevallen dat deze naam, die
wij reeds eerder tegenkwamen, herhaaldelijk verschillend
gespeld wordt. De nieuwe eigenaar herdoopte de herberg
in De Gouden Leeuw. Dit is rond 1830 gebeurd. Bij Het
Zwaard hadden we te maken met een herberg en logement
met stallingen en een brouwerij. Achter het pand bevond
zich een tuin, die "De Konijnsholen" werd genoemd. Op
een tekening van 1700 komt het gebouw nog zonder
verdieping voor, maar met een dakruitje boven de deur.
Op een tekening van latere datum staat o.a. een schild
van het St. Sebastiaangilde uit 1826.
Het moet
in een van de logementen op de Markt geweest zijn, maar
we weten niet welk, dat de per koets aangekomen Prins
van Oranje overnachtte in de nacht vóór de ochtend,
waarop de aanslag op een lid van zijn gevolg in de
Enschotsebaan plaatsvond. Over deze aanslag schreven wij
in dit blad van 30-11-68.
Van
Speyk
Rond
1830 schijnt De Gouden Leeuw wel de belangrijkste
herberg van de Markt te zijn geweest. De in verband met
de Tiendaagse veldtocht in Tilburg gelegerde Utrechtse
studenten-vrijwilligers hielden op 16 februari 1831 in
De Gouden Leeuw hun Van Speyk-herdenking. Zoals bekend
uit de schoolboekjes, had Van Speyk op 5 februari van
hetzelfde jaar zichzelf met zijn kanonneerboot in de
lucht laten vliegen onder de historische woorden: "Dan
liever de lucht in". Ter gelegenheid van deze herdenking
werd in Tilburg ook een militaire parade gehouden. De
katholieke Tilburgse bevolking was niet zo Van
Speyk-achtig aangelegd. In het kader van haar beginselen
zag zij in de daad van Van Speyk - eveneens trouwens in
de dodelijke sprong van Jan van Schaffelaar van de toren
van Barneveld - op de eerste plaats de zelfmoord. Geen
wonder dat de Tilburgse mensen zich bij de herdenking
afzijdig hielden. Wij weten dit uit "Brieven en Dagboek"
van de Utrechtse vrijwilliger Jacob Costerus, die in die
tijd in Tilburg lag en zijn indrukken en belevenissen in
onze stad en omgeving heeft opgetekend over de periode
1830-1831. D.d. 18 februari beklaagt de dagboekschrijver
er zich over, dat de dood van Van Speyk in Tilburg
"weinig opgang vindt". Verder merkt hij in dit verband
op: "Men staat hier koud tegenover de Hollanders".
Hooggezeten
Nu we
dan toch dit "Dagboek" in handen hebben, kunnen we niet
weerstaan aan de verleiding daarover nog eens wat méér
te vertellen, want het gaat daar heel veel over Tilburg.
Hoog gezeten in zijn ivoren studententoren verwaardigt
hij zich af te dalen naar het ongecultiveerde, Brabantse
vulgus. Hij toont zich daarbij het prototype van de
dragers van Hollandse superioriteitswaan, die toen - en
ook nog in veel latere tijd - niet tot de zeldzaamheden
maar veeleer tot de regel en "standing" behoorden.
Buiten de fraaie natuur van de omgeving, waar hij veel
gewandeld heeft, en buiten de cafés deugt er eigenlijk
niet veel. Ondanks die omgeving en de "overvloed van
fatsoenlijke logementen zowel als koffiehuizen" is het
hem in Tilburg slecht bevallen. Luister maar: "De
schrale, smerige, onsmakelijke, eentonige maaltijden, de
lage vrekheid van onze hospita, de onbegrijpelijke
geesteloosheid der kinderen maken op zichzelf het
huiselijke leven ongenoeglijk." Hij komt kennelijk
adjectieven te kort om zijn afkeer tot uitdrukking te
brengen.
Aap
uit de mouw
Maar dit
is niet alles. De aap komt uit de mouw bij het volgende:
"Indien al gans Noord-Brabant onder ergerlijke
priesterdwang zucht, indien men al in dit uitgestrekte
gewest nergens verheven denkbeelden ontmoet (de jongeman
weet het allemaal!), in geen plaats is voorzeker de
domkopperij groter, in geen plaats het gebrek aan edele
grondbeginselen méér zichtbaar dan in Tilburg. Daar
durfde men de dood van Van Speyk misprijzen en zelfs
zelfmoord te noemen. Daar vat men niet hoe iemand
vrijwillig voor zijn vaderland kan uittrekken." Geen
wonder dat de schrijver zich niet thuis blijkt te voelen
onder de "nonnen" bij zijn bezoek aan scholen.
We
pikken nog een graantje uit zijn boek: "Wat de geest van
de inwoners betreft geloof ik, dat die sterk overeenkomt
met die van de overige Noordbrabanders. Godsdienst doet
hen naar de Belgen, belangen en vrees naar de zijde van
de Hollanders overhellen. Gebrek aan ondernemingslust
doet hen geduldig afwachten wie zij ten deel zullen
vallen." Onze jongeman ligt 17 januari 1831 in kwartier
bij de weduwe Ackerman. Ook heeft hij gewoond bij de
weduwe Keetje van Spaendonck. Hij blijkt daar de pokken
te hebben gehad en verpleegd te zijn door Keeke's meid.
Hij verzuimt niet te vermelden, dat hij die meid voor
haar diensten een fooi gegeven heeft.
"Lion
d'Or"
Laten we
nu echter maar weer eens naar onze Gouden Leeuw op de
Markt terugkeren. Als nieuwe eigenaar maken we daar
kennis met de oud-restaurateur van het station P. Marsé,
die een stalhouderij had en rijtuigen verhuurde.
Blijkens een kranteadvertentie in "de Kruisvaan" zat hij
daar in 1878. Daarin wordt echter niet meer van De
Gouden Leeuw gesproken. Het schijnt sjieker geworden en
daarom adverteert men met de verfranste naam van "Hotel
Lion d'Or". Op een tekening van de Markt van rond 1856
bestaat De Gouden Leeuw uit een pand met een flinke
verdieping, die vijf grote ramen draagt. De
benedenverdieping heeft vier gelijksoortige ramen met de
deur in het midden daartussen. Boven de deur is een
groot uithangbord getekend, dat een leeuw schijnt voor
te stellen. Het hotel is voorzien van een stoep, die
wordt afgesloten door met stangen verbonden palen. Tegen
de noordgevel zien we een boogvormige inrijpoort, welke
aan de bovenzijde rechts en links geflankeerd wordt door
een op een console liggend leeuwtje. Met de verhuizing
van Marsé naar de Stationsstraat, waar een
rijtuigverhuurinrichting gedreven werd, zijn de
originele leeuwtjes van de Markt mee verhuisd. Ook in de
Stationsstraat hebben zij vele jaren aan weerskanten van
de inrijpoort geprijkt. Het pand aan de Stationsstraat
is inmiddels door verkoop in andere handen overgegaan.
Nadien zijn de leeuwtjes aan de poort verdwenen. Zij
waren inmiddels antiek geworden! Er verdwijnen in
Tilburg wel méér soortgelijke gevelversieringen.
Momenteel kennen wij in Tilburg de Taxicentrale Marsé en
v.d. Bosch in de Kwaadeindstraat. Eerstgenoemde
ondernemer is een kleinzoon van de voormalige exploitant
van Hotel Lion d'Or (Gouden Leeuw) op de Markt.
Daar
was het
Waar
stonden nu eens Het Zwaard en De Gouden Leeuw? Dit was
het punt waar we, rond de dertiger jaren van onze eeuw,
naast elkaar het sigarenmagazijn van Van Riel-de Weert
(later de dames Van Riel) en de dameshoedenzaak Maison
E. Vossen-Meelis gekend hebben. Nu zijn hier gevestigd
resp. Berry Pessers met zijn parfumerie, de Italiaanse
ijssalon van Marcon en Le Cadet. In de boekhandel op de
hoek van de voormalige Marktstraat, thans Heuvelstraat,
zijn eerder gevestigd geweest de kruideniersfilialen van
Unie en Centra, en nog vroeger was dit pand winkel en
woonhuis van de koperslager en zaak in sanitaire
artikelen van Broeckx.
Hiermede
hebben we dan onze wandeling langs de westkant van de
Markt beëindigd in het bewustzijn, dat er heel wat
hiaten zijn overgebleven. In een volgend artikel hopen
wij de noordzijde onder handen te nemen.
PIERRE
VAN BEEK