CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Al 100 jaar heeft Tilburg zijn mosterdman

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 28 januari 1971

 

Als u in de straten van Tilburg of in een van de omliggende dorpen een man ontmoet, die aan een langs het lichaam afhangende arm een niet-alledaags met blinkend koperen banden versierd tonnetje aan een hengsel draagt, dan hebt ge hem gezien! Wie? Het Tilburgse "mosterdmanneke" zoals de volksmond die naam reeds een eeuw hanteert. Al kan men zich tegenwoordig heel wat permitteren alvorens op te vallen en al doet onze mosterdman ook nóg zo stil en bescheiden zijn werk, soms springt hij voor de een of andere voorbijganger toch even uit het gewone stadsbeeld. Dan keert zo'n voorbijganger zich verrast om en hij vraagt zich af: "Wat heeft die man daar toch voor een raar tonnetje?" Ja, tonnetje en mosterdman zijn even nauw met elkaar verbonden als Van Gend met Loos of Pontius met Pilatus. Dat curieuze tonnetje bevat zijn hele negotie, die uit niets anders dan pure mosterd bestaat.

 

De vraag rijst of we met betrekking tot de mosterdman niet met een verouderd verschijnsel te maken hebben en het antwoord daarop luidt: ja! Wij zouden niet weten waar men elders in den lande er nog een speciale mosterdman als de Tilburgse op na houdt en zien hem daarom graag als een unicum. Ondanks warenhuizen en supermarkten blijft hij concurrerend zijn gang gaan. Er schijnt nog altijd wel iets aan te verdienen te zijn. Maar misschien speelt er ook een stuk familietrots mee. De handhaving van een traditie. Méér dan honderd jaar is de kunst in de familie en vorig jaar was het precies een eeuw geleden, dat het eerste Tilburgse mosterdmanneke werd ingeschreven in de Kamer van Koophandel.

 

Waar het begon

Dat was de uit België afkomstige J. Elen. Hij bracht de kunst van het particulier mosterd maken naar "Jan van Nunens straotje", het zijstraatje van de Heuvelstraat, dat officieel "Pleinstraat" zegt als je vraagt hoe het heet. Daar begon de mosterdvictorie. Zijn zoon Frans Elen, die in de Kortestraat in de "Koningswaai" woonde, erfde - na enige tientallen jaren - de geheimen van het vak én het tonnetje. Een halve eeuw lang liep Frans Elen met zijn tonnetje door Tilburgs straten. Velen zullen hem zich nog wel herinneren als een wat vief lopende, netjes aangeklede figuur, want Frans wist hoe bij de klanten aan de deur moest komen.

Zaagt ge hem niet op straat, dan was hij thuis wel bezig met het "mosterddraaien". Nu zonder zijn zondagse pak aan! Voor hem golden de mosterdmakerij en de thuisbezorging van zijn produkt als de dagelijks terugkerende en de ene week na de andere vullende bezigheid. Typisch is, dat Frans Elen zich zelf - met voorbijzien van het geslacht - niet "mosterdmanneke" maar... "mosterdmadammeke" noemde. Wat we dan maar op rekening van de Belgische komaf van zijn vader zullen schrijven.

 

Nummer drie

Echter ook voor hem kwam eindelijk de tijd tot stoppen. Het mosterdgeheim bleef evenwel in de familie al veranderde de naam. Zo kent Tilburg thans dan in een 45-jarige neef E. van de Wouw-Elen zijn derde mosterdmanneke-in-successie. Die woont in de Atelierstraat op nr. 93. Sinds kort werkt hij echter, behalve in de mosterd, in de nachtploeg op de wollenstoffenfabriek van Mommers en Co. Dat komt wel goed uit, want dan kan hij overdag mosterd maken en de klanten bedienen. Tien jaar doet hij dat nu alweer.

We hebben hem eens in de Atelierstraat opgezocht, omdat we eindelijk ook wel eens wilden weten waar Abraham de mosterd haalt. Zo leerden we dan dat het reeds bijbelse mosterdzaadje in de mosterdbereiding nog altijd de eerste viool speelt en dat de mosterd "gedraaid" oftewel "gemalen" wordt.

 

Mosterdhond

Frans Elen had in zijn tijd daar in de "Koningswaai" daarvoor nog maar een heel bezwaai, want de maalstenen werden in beweging gebracht door een hond, die in een groot, houten rad liep zoals vroeger andere rasgenoten bij de boeren in de botermolen. Waaruit volgt, dat er behalve boterhonden ook ooit mosterdhonden bestaan hebben. Van de Wouw maalt op wat andere manier, maar toch nog altijd met geribde stenen van een meter doorsnee ongeveer, die - evenals molenstenen - op hun tijd gescherpt moeten worden. Zijn grondstof betrekt hij uit Denemarken al wordt in Groningen ook mosterdzaad verbouwd.

De vraag wat er allemaal in die mosterd gaat, blijft voor ons een vraag en voor de mosterdman een weet. Hij is niet gek. Hij zal zijn recept verklappen. Dat is en blijft "fabrieksgeheim". Hij laat alleen los, dat hij zijn mosterd met twee emmers vol tegelijk maakt en dat je daar wel een paar uur aan te draaien hebt. Daarna moet het produkt nog een dag overstaan om geschikt te zijn voor de verkoop.

 

"Nooit andere"

"Is die mosterd beter dan andere?" "Mijn klanten zeggen van wel en dat vind ik ook. Hij is goedkoper en bederft niet. Er zijn mensen, die van straffe mosterd houden en die daarom geen andere dan de mijne willen hebben. Allé, ge moet hem zelf maar eens keuren" en tegelijkertijd troont hij ons mee naar de keuken. Daar op de tafel staat het befaamd tonnetje met houten deksel. Kant en klaar voor de reis door de stad. De koperen banden vers gepoetst en glanzend als spiegels, de eikenhouten duigen glimmend alsof ze gepolitoerd zijn. Een kostbaar kleinood, dat voor antiek solliciteert. "Het is wel honderd jaar oud", zegt de mosterdman niet zonder enige trots. Niet wetende wat ons boven het hoofd zou kunnen hangen, proberen we voorzichtig een kleine lik van de geelachtige brei, die aan pindakaas denken doet. Dit geldt echter niet voor de smaak. Hij is werkelijk zeer doordringend, pittiger en scherper dan die welke zij, die onze zorgen deelt, op tafel pleegt te brengen.

 

Actieradius

De beste reclame maken de klanten zelf voor het produkt, weet de mosterdman te vertellen. De een vertelt het de ander en zo gaat het, net als het gerucht, door stad en omgeving. Dit heeft er toe geleid, dat de klantenkring niet alleen door de hele stad maar ook over dorpen als Oisterwijk, Goirle en Kaatsheuvel verspreid zit. De actieradius van opa en oom Elen is derhalve aanzienlijk uitgebreid en dus doet mosterdman-nummer-drie het met de auto. Die parkeert hij hier of daar in de stad en trekt daarna te voet naar de klanten. Hij meldt zich daar met: "De mosterdman!" Dan houdt de huisvrouw haar eigen potje gereed en vanuit het tonnetje wordt dat met een houten lepel, al naar behoeven, gevuld. Zo hoort het. Het Tilburgse mosterdmannetje levert er geen potjes of glazen bij. Je kunt zo veel en zo weinig krijgen als je wilt.

 

Ver weg

Soms gaat die mosterd uit de Atelierstraat ver. Naar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Limburg. Vaak zijn het daar oud-Tilburgers, die de smaak nog altijd van vroeger in de mond hebben, maar ook "Hollanders", die ze door hun verhalen hebben aangestoken. Zelfs uit Afrika is er wel eens gevraagd een potje mosterd mee te brengen van de Tilburgse mosterdman. Ge zoudt dat allemaal niet denken.

Wel eens trekt de mosterdman de aandacht van de jeugd, die hem in haar straat als een vertrouwde figuur heeft leren kennen. Met een variant op een bekend liedje dat over "de mosselman" gaat, zingen ze dan van: "Daar heb je de mosterdman!" Waarmee we dan ook maar besluiten, want het is tijd voor de mosterdman om weer eens op stap te gaan.

 

PIERRE VAN BEEK