CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Tilburgse Raadhuizen - aflevering 1:

 

Herberg van schout was raadhuis tot eind 17de eeuw

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 25 maart 1971

 

De burgemeester als herbergier, raadsvergaderingen en afhandeling van gemeentelijke, administratieve rompslomp in zijn café - dus eigenlijk de herberg als raadhuis en het raadhuis als herberg... Daar zou je de dag van vandaag eens om moeten komen! Toch is het tot tegen het einde van de 17de eeuw zó in Tilburg geweest. Eigenlijk was het nog een beetje erger omdat de toenmalige drossaards ook met rechtspraak belast waren. De voor deze zomer geplande ingebruikneming van het naast het Paleis-raadhuis verrezen nieuwe administratieve gemeentehuis geeft ons aanleiding eens de schijnwerper te zetten op de historie van onze Tilburgse raadhuizen. Daar valt immers wel een en ander over te vertellen. Daarbij maken we dan o.a. een dankbaar gebruik van wat onze stadgenoot wijlen L.G. de Wijs en ook C. Weijters met zoveel ijver bijeengegaard hebben.

Als men wil, kan men in die geschiedenis eigenlijk wel zes fasen onderscheiden. Deze zijn dan:

a. herberg als raadhuis,

b. vestiging raadhuis in Heikese toren,

c. in protestantse pastorie,

d. nieuw stadhuis van architect H. van Tulder,

e. restauratie Paleis koning Willem II,

f. jongste nieuwbouw naast het Paleis-raadhuis.

Daar de oudste fasen het minst algemene bekendheid genieten, houden wij ons vooral hiermede bezig.

 

Een bestuurslichaam voor Tilburg en Goirle kan misschien gezien worden in de zeven "bekwame mannen", die - volgens een perkament van het jaar 1329, dat uitging van Johannes, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg en van Rogerus de Levedale, heer van Oirschot - mochten gekozen worden voor het toezicht op de "gemene gronden". Deze gronden van Tilburg hadden in dat jaar een aanzienlijke uitbreiding ondergaan door een uitgifte van de hertog van Brabant, waardoor Tilburg en Goirle de grootste gemeente van Brabant werd. De grenzen van die "gemeijnt" worden in genoemde akte als volgt aangegeven: van de grenspaal van Heukelom langs de openbare weg naar de watermolen van Rovert, vandaar naar de Erwicxvoirt (ten zuiden van Aarle onder Poppel), de Mielberg (thans bij "De Kiek" tussen Alphen en Riel), Middelbroek tot aan de Donge en de goederen van Waltherus van Berghen tot de scheiding van Loon naar de uiterste grenspaal van Haaren en vandaar weer naar de grenspaal van Heukelom. Dat betekent dus een hele brok.

 

De herberg

Wat méér duidelijkheid krijgen we als in 1452 Philips de Goede als hertog van Brabant aan de heer van Tilburg, Paulus van Haestrecht (de Jongere), het recht verleent zeven schepenen te benoemen. Dezen, zowel als de eerste genoemde zeven mannen voor de gemene gronden, zullen wel ooit ergens vergaderd hebben. En waar zou dit anders geweest zijn dan in een herberg, aangezien dit eeuwen later ook nog blijkt te gebeuren. Wanneer we dus in het verleden naar een of andere vorm van raadhuis willen zoeken, moeten we bij de herberg terechtkomen. Dat noemen wij dan de eerste fase, die enige eeuwen blijkt te bestaan.

Op 11 juni 1465 wordt er te Tilburg een beschikking getroffen in het huis van Johannes Berijsz, dat aan de Heuvel blijkt te liggen. Dat huis kan een herberg geweest zijn. In de 16de en 17de eeuw vinden we in Tilburg een hele rits schouten, die er een herberg op na hielden. Ze woonden bijna allemaal op de Heuvel, zodat we die als bestuurscentrum uit die dagen dienen te zien. We kennen zeven schouten, die daar in de herberg "Den Herdt" zetelden. Dat waren: Jan van de Wouwer (1500-1507), Jan Janssoon van de Wouwer (1507-1513), Jan Yewaens van den Hoevell (1540-1557), Herman de Roy (1558-1567), Jan de Roy (1602-1621), mr. Herman de Roy (1621-1650) en mr. Christiaan de Roy (1650-1651). De herberg "De Vos en de Craen", op de hoek van de Heuvelstraat (thans kledingmagazijn Van de Brekel), werd geëxploiteerd door de schouten Adriaen Reyner Crillaerts (1513-1520) en Adriaen Adriaen Reyner Crillaerts (1512-1539).

 

"De Ploegh"

Voor de Markt vinden we nog drossaard Abraham Lodewijcx van Weesp, die daar rond 1655 "De Ploegh" kocht. Een aardige noot is, dat deze Lutheraan in Tilburg in 1630 nota bene voor... de pastoor was getrouwd en wel met Heylken Haubraecken. Voor onze Goirlese lezers is het interessant te vernemen, dat Van Weesp - voordat hij in onze stad drossaard werd - in Goirle een lakenweverij exploiteerde, in compagnonschap met Lambert van Geffen. Bewijzen dat op de Markt "Het Swert" - rond 1560 als door Frans Gijsbrecht Zwagemakers gedreven herberg vermeld - als vroegste raadhuis dienst gedaan zou hebben - zoals is beweerd - zijn nooit gevonden. Die schouten en de latere drosten of drossaards zullen wel een of meerdere vertrekken van hun pand voor raadhuis beschikbaar hebben gesteld.

Een ideale toestand was de koppeling van zo'n overheidsfunctie aan een herberg uiteraard niet. De burger stond niet vrij tegenover de schout of drossaard. Moest hij voor een of andere zaak op het "gemeentehuis" terecht, dan was het moeilijk dit weer te verlaten zonder de man, die zoveel te vertellen had, in casu de herbergier, de "penning te gunnen". Je kon dat soort mensen immers beter tot vriend dan tot vijand hebben.

 

Patrijsjes

De laatste drost die herberg hield, was in Tilburg Hendrick Verschuere (1669-1680). Van hoe het daar met de "negotie" marcheerde, komen we iets te weten uit de door hem bij de gemeente ingediende rekeningen. Er bestaat er een, die loopt over een half jaar van augustus 1672 tot februari 1673. Het totaalbedrag beloopt f 434,-.

Als posten worden o.a. vermeld geleverde patrijzen en het lenen van een paard. Wanneer men die patrijsjes daar ziet paraderen, zou men op het eerste gezicht misschien gaan denken, dat die gebraden in de mond gevlogen zijn van hen die zich voor het gemeenschapsbelang uitsloofden en dat de heren het er ook wel eens van genomen hebben. Zo ligt de zaak echter niet. De patrijzen werden gehanteerd in de vorm van "steekpenningen", gedachtig het woord, dat kleine geschenken nu eenmaal de vriendschap onderhouden. Men deed patrijzen cadeau aan mensen waarvan men wel eens nut dacht te kunnen hebben. Zo iemand bleek bv. de gouverneur van Heusden. De paarden werden gebruikt voor dienstreizen van ambtenaren.

 

Weg er mee!

Rond 1680 wordt er eindelijk eens aan een echt, eigen raadhuis gedacht. Dit blijkt o.m. uit een op 18 september 1679 tot de Raad van Brabant gericht verzoek een nieuw gemeentehuis te mogen bouwen. De nieuwe drost Adriaen Bernagie, heer van Mariën en Meliskerke, moest niets van dat drost-raadhuis-herberg-gedoe hebben. Hij behoorde tot de landadel en achtte de praktijken van zijn voorgangers beneden zijn stand. Ook anderen hadden trouwens al eerder de bezwaren van de bestaande toestand onderkend en op verandering aangedrongen. Onder dezen nam secretaris Anthony Verrijck een belangrijke plaats in. Mogelijk is de rommelige situatie uit deze en vroegere perioden wel een van de oorzaken, dat er van vóór 1600 zo weinig archiefstukken bestaan. Die werden in de herberg bewaard. Volgens een gemeenterekening van 1576-1577 is er een ijzeren kist met papieren van de secretaris uit een herberg naar de toren van de Heikese kerk gebracht.

Thans zijn we beland aan de tweede fase van de Tilburgse raadhuishistorie. Als er dan een nieuw raadhuis moest komen, waarom zou men daarvoor niet een stuk van de Heikese kerk gebruiken? Daar was plaats genoeg en het archief zat al in de toren. De kerk was in die tijd in gebruik bij de protestanten, maar zij hadden dit voormalig Rooms bezit niet in eigendom. Het beheer lag bij de burgerlijke overheid i.c. de gemeente. De toren was in gebruik en in beheer van de gemeente. Het plan bestond in de kerk een afzonderlijke secretarie te bouwen. De heer van Tilburg Van Grobbendonck dacht, dat hij aan een beslissing van de Raad van Brabant voldoende had en liet maar direct aan de verbouwing in de kerk beginnen. Dat zat hem echter niet zo glad. Er was van tevoren al verzet gerezen tegen de vestiging van het raadhuis aan de Markt. Het lag voor de hand dat men op de Heuvel, waar tot dan toe bestuurszaken waren afgehandeld, die niet graag naar 't Heike zag verhuizen. De herbergiers bv. zullen daar geen voordeel in gezien hebben. Ook in latere tijd is de plaats van de te houden markten twistpunt tussen 't Heike en de Heuvel geweest. Daar het om "hun" kerk ging, kwamen ook de protestanten in verzet. Toen op zekere dag de predikant merkte, dat men in de kerk bezig was met het leggen van funderingen voor het nieuwe gemeentehuis, nam hij dat niet.

 

Gepasseerd

Nu had men hem daar van tevoren ook wel eens over kunnen aanspreken. Vermoedelijk werd dit met opzet achterwege gelaten daar men verzet van predikant en kerkeraad wel verwachtte. Om het zekere voor het onzekere te nemen had men het werk zo maar aangevat zonder - zoals te doen gebruikelijk - bij de predikant de sleutel te gaan halen. Die predikant was Willem van Beveren. In 1681 woonde hij in de Nieuwlandstraat. Een paar jaar later echter in een huis in de omtrek van de Heikese kerk. Het is niet uitgesloten, dat dit de voormalige pastorie van de regulieren van Tongerlo was. In 1683 werd in ieder geval zijn huis aan de Nieuwlandstraat aan de gemeentesecretaris Anthony Verreyck verhuurd voor f 90,- op een zesjaarscontract.

De "oude pastorie", waar we nog heel wat mee te maken zullen krijgen, lag aan de zuidkant van de Markt. Ze was rond de Vrede van Munster (1648) door de staat als kerkelijk bezit in beslag genomen. Ze heeft later het veld moeten ruimen voor de bouw van Henri van Tulders huidige stadhuis, dat thans op zijn beurt nog maar een kort leven beschoren is.

 

Conflict

Met de ontdekking van de dominee raakten de poppen aan het dansen. Het conflict tussen gemeente en protestantse kerkeraad was geboren. Laatstgenoemde stelde een protestakte op, welke notaris Van Loon van zijn bevindingen voorzag. Hij zegt daarin in tegenwoordigheid van twee mede-ondertekenende getuigen geconstateerd te hebben, dat twee arbeiders in de kerk bezig waren met het stampen van zand. Toen hij aan de opperbaas en meester-metselaar Hendrick van de Sande vroeg op wiens last dat gebeurde, kreeg hij ten antwoord dat dit geschiedde in opdracht van Jan Moonen. Deze Moonen was de gevolmachtigde van de heer van Tilburg. Het protest ging naar Van Grobbendonck en het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur lapte het echter aan zijn laars. De kerk was eigendom van de gemeente en men zag niet in, dat men van de kerkeraad vergunning nodig had in zijn eigen kerk te bouwen. De gemeente deed of haar neus bloedde en de aannemer metselde door alsof er niets aan de hand was. Dit nadat hij nog eens nadere instructies van zijn lastgever had gekregen. Twee dagen na het eerste protest ging notaris Van Loon eens in de kerk poolshoogte nemen. Desgevraagd vertelde hem Hendrick van de Sande, dat hij in opdracht van Van Grobbendonck bezig was. Weer maakte de notaris hiervan een akte op, gedateerd 8 oktober 1681.

 

Akkoord

Het geruzie duurde tot 1683. Men was toen tot een vergelijk gekomen. In een "rommelhoek", die gedeeltelijk onder de toren en gedeeltelijk in de kerk lag, kon een gemeentehuis worden ingericht. Bij deze "rommelhoek" bleek het te gaan over een plaats, waar ooit een doopvont had gestaan en een "Jesuite latynsche school" was geweest. Bij het vergelijk kreeg de kerkeraad de verzekering, dat het gemeentehuis geen belemmering voor de godsdienstoefeningen zou vormen. Er werd een vergoeding toegezegd en er zouden ook nog enige, door de kerkeraad gewenste voorzieningen getroffen worden. Tilburg kreeg zo een officieel gemeentehuis als men daarvoor tenminste deze onderbrenging in de kerk aan wil zien.

 

Inrichting

In het Provinciaal Archief te Den Bosch bevindt zich een tekening van de plattegrond van de Heikese kerk met het daarin gevestigde gemeentehuis. Daaruit blijkt, dat de raadszaal zich met een aan de westzijde aangebouwd portiek rechts van de toren bevindt. Zij staat in verbinding met de secretarie aan de oostkant. Links van de toren, dus aan de noordkant, is een rommelhoek met daarachter een ingebouwd brandweerhuisje. Het hele raadhuis bleef volkomen geïsoleerd van de kerkruimte. In een bovenverdieping van de toren bevond zich de gevangenis.

Met het maken van min of meer gedwongen verteringen door gemeentenaren was het nu dus afgelopen. Na enige jaren voldeed het raadhuis echter niet meer - ook niet nadat er wijzigingen waren aangebracht. De secretarie kon bv. maar aan drie personen plaats bieden, zodat een deel van de raadskamer als secretarie moest worden ingericht. Het archief zat opgeborgen op een afgesloten deel van de zolder boven de secretarie. Allemaal ongewenste toestanden. Daarom dacht men er in 1726 aan nog maar weer een stuk van de kerk er bij te betrekken.

 

Nieuw verzet

Opnieuw rees daartegen verzet van protestantse zijde. Een grote vaart liep het echter niet. De enige die zich weerde was de 86-jarige predikant Johannes Ulaeus. Hij stuurde o.a. een request naar de Raad van State. De gemeente had evenwel weinig moeite met het weerleggen van de door hem aangevoerde bezwaren met als gevolg, dat er een overigens maar heel klein stukje van de kerk opnieuw bij het raadhuis werd getrokken.

Helemaal afgedaan had de herberg toch nog niet. In 1766 werd de prins van Oranje in "Het Zwaard" ontvangen. Op 26 oktober 1776 lieten drossaard en schepenen hier een officiële bekendmaking over de zaterdagse markt aflezen. Dit schijnt echter toch wat ongewoon te zijn geweest, want De Beer, die dit in zijn Dagboek vermeldt, tekent daarbij aan, dat de afkondiging niet geschiedde "aan de ordinaire puije, maar door een raam in de herberg "Het Zwaard".

 

Naar Heuvel?

De derde fase in de stadhuisgeschiedenis startte in de Franse tijd. In 1809 verhief Koning Lodewijk Napoleon Tilburg tot stad en hij gaf daarbij last tot het bouwen van een stadhuis. De vorst meende, dat als plaats daarvoor de Heuvel het meest in aanmerking kwam. Men zou daar dan, na vele jaren van jaloersheid op 't Heike, weer eens hebben kunnen lachen, want het gemeentebestuur voelde ook wel voor de koninklijke suggestie. Het leek heel goed te zitten o.a. doordat de gemeente daar aan de oostkant van de Heuvel reeds sinds februari 1808 eigenaresse was van een pand. Dit bestond uit twee woningen met schop, een stal en een hof, alles bij elkaar een oppervlakte van twee lopense. Het pand diende als kazerne voor de gendarmerie en lag op de plaats waar we nu de Heuvelse pastorie kennen. Hoe de frontzijde van dit oostelijke deel van de Heuvel er in 1790 uitzag, leert een tekening in het archief van het Provinciaal Genootschap te Den Bosch, die wij hierbij afdrukken.

Burgemeester M.C. van Dooren zette de landmeter H. Verhees uit Boxtel aan het tekenen voor een nieuw raadhuis. Over deze plannen valt niet veel officieels te vinden. Kostennota's komen in de gemeenterekening niet voor. Verhees correspondeert rechtstreeks met de burgemeester en specificeert voor deze zijn onkosten. Daarbij staat ook vermeld, dat Verhees zijn plannen maakte in opdracht van de burgemeester. De kosten beliepen f 131,13.

 

Uit eigen zak

Het ziet er naar uit, dat Van Dooren die uit eigen zak heeft betaald. Dat zou niet zo gek zijn. Magistraten deden wel méér van dergelijke privé-uitgaven. Zo worden er bv. ook geen posten gevonden in de gemeenterekeningen van de uitgaven voor de ontvangst van koning Lodewijk Napoleon in Tilburg. Overheidspersonen hebben nu eenmaal representatiekosten. Zo was het waarschijnlijk toen en zo is het tot op zekere hoogte nog. De plannen van burgemeester Van Dooren hebben geen verwezenlijking gezien. Waarom niet? Men leefde in een moeilijke tijd. Misschien kon bruin het niet trekken. En dan was Lodewijk Napoleon als koning afgezet en Nederland een deel van Frankrijk geworden.

 

Tóch Heike

De gedachte aan een ander raadhuis liet Van Dooren echter toch niet schieten. Zijn oog viel nu op de "oude pastorie" op 't Heike, waarmee hij ook wel wat goedkoper dan met het Heuvelplein klaar kon komen. En men bleef dan tegelijkertijd in hetzelfde centrum, waar het kerkraadhuis zich sinds 1683 bevond. Dit plan werd wél uitgevoerd. Hiermede deed de derde episode van de raadhuisgeschiedenis haar intrede. Laten we nu eens even naar die "oude pastorie" gaan kijken. Dat doen we dan in een volgend artikel.

 

PIERRE VAN BEEK