CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

De doolhof van Plantloon

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 9 juli 1970

 

Plantloon - archief Pierre van Beek

 

"Plantloon", zo luidt de naam van de streek, die op een ANWB-kaart met een zwart sterretje staat aangeduid. Dat betekent: Natuurreservaat. Het epitheton "doolhof" hebben wij er zelf bijgefabriekt, omdat oriëntering de bezoeker er voor grotere problemen stelt dan elders meestal het geval pleegt te zijn. Een kleine test in eigen omgeving over de bekendheid met Plantloon leverde een zeer negatief resultaat op: "Nooit die naam gehoord. Geen flauw idéé waar ter wereld te zoeken!" Hoort het dan niet tot de coryfeeën van de natuurgebieden in de omgeving van Tilburg? Dat wel! Het nauwelijks ontdekt zijn is al één van de factoren, die het juist zo fijn maakt. Je komt er bijna geen mens tegen. En de zon schijnt nog wel! Overigens niet zo verwonderlijk want de terreinen zijn pas een jaar of twee geleden gedeeltelijk voor het publiek opengesteld, nl. sinds zij in handen kwamen van de Ned. Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. En om nu maar meteen voor de draad te komen: Plantloon ligt aan de noordkant van Loon op Zand, tegen de grens van de gemeente Waalwijk. In het oosten tegen Drunen en de Drunense Hei, in het zuiden tegen de Roestelberg met Loonse Duinen en in het westen tegen het Loons Hoekske. Als een verlengstuk van Loonse of Drunense Duinen kunt ge het echter toch eigenlijk niet zien. Een serie factoren geven het gebied een geheel eigen plaats. Sommige daarvan mogen zonder meer als uniek bestempeld worden. Wij zouden dan ook geen tweede terrein kunnen aanwijzen, dat zich met Plantloon laat vergelijken, waarbij we dan nog niet eens behoeven te denken aan het historisch reliëf, dat we dit verhaal proberen mee te geven.

 

Plantloon krijgt zijn identiteit door zijn loofhoutbeplanting en daartussen opgesloten weilanden, zijn warnet van voor autoverkeer in zeer slechte staat verkerende wegen en weggetjes, zijn schilderachtige waterpartijen aan de noordkant, zijn vogelrijkdom, zijn stilte, zijn ligging op de grens van de hoge zandgronden en het lage polderland, en door de aanwezigheid van oude dijken en dijkjes, welke in vroeger tijden de waterwolf buiten moesten houden. Vooral deze dijken betekenen een uniek element waarop men wel speciaal geattendeerd dient te worden om hun vroegere functie te herkennen. Ten slotte rekenden wij het ook nog tot de merkwaardigheden, dat er eigenlijk maar van één verharde weg gesproken kan worden, die rechtstreeks tot Plantloon toegang geeft, dat moet dan de nieuwe asfaltweg zijn ten zuiden van het Waalwijkse zwembad en het Hoefsven met zijn Lido. Deze weg loopt uit in het mulle zand. Rechts daarvan ligt reeds direct een "Wetenschappelijk reservaat" van Natuurmonumenten met "Verboden toegang - ook voor leden". Een bord, hoog tegen de bomen, verkondigt de orders van het huis: "Verboden zich buiten de wegen te bevinden, tenten op te slaan, vuur te maken, wedstrijden te houden, op zondag auto's te parkeren".

 

Avontuur

Aan de linkerkant zit ge subiet bij een dijk en bij dromerige waterplassen. De hele omgeving onderscheidt zich hier door haar sprookjesachtige ongereptheid. De natuur gaat er haar gang in al haar uitbundigheid. Voor wie verder doordringt, begint hier het verrassend avontuur, waarin men groot gevaar loopt al spoedig de oriëntering te verliezen. Dan wordt het zuiden het noorden en het westen het oosten. Een ANWB-paddestoel kan met vreugde begroet worden om u thuis te brengen via Loon op Zand, Drunen, Waalwijk, Helvoirt of Udenhout, zodat ge in de bossen niet behoeft te overnachten, maar vraag niet voor welke barrière van Drunense of Loonse Duinen ge kunt komen te staan wanneer ge meent op weg naar een doel te zijn. En die paddestoelen geven geen soelaas voor hen, die het centrum van Plantloon of de Achterste Hoeven willen bereiken. Het wemelt er van wegen en weggetjes, die soms wel naar ergens en soms ook naar nergens leiden. Dat nergens slaat dan op duinen, die ieder motorverkeer een halt toeroepen. Misschien zijt ge wel ongemerkt verzeild geraakt in het aangrenzende Fellenoord of in de Pessert van de Belgische graven d'Oultremont, over wier terrein een brede beukelaan op de vaart van Den Bosch naar Drongelen uitmondt. Hoe zult ge ook immers uw keus bepalen, als ge zelfs op een zevensprong verzeild raakt met wegen over en naast een mysterieuze dijk!

 

Centraal punt

Een centraal punt van Plantloon vormt een schilderachtige, voormalige boerderij in L-vorm met schuur onder een kolossaal rieten dak met in de nabijheid daarvan een open put en een houten landhuisje. In het spraakgebruik werd dit huisje eens "de tent" genoemd maar officieel draagt het de naam "Plantloon" op het voorhoofd. We hebben de indruk, dat die naam van niet zo oude datum is. Naar volksetymologie zou hij verband houden met de beplanting der streek door een vroegere eigenaar, de Waalwijkse bankier W. Timmermans. Het hele complex gaat voor een deel schuil onder hoge bomen en ziet aan verschillende kanten uit over door loofbos ingesloten weilanden. Die weiden leggen open lichtkladden in de schemer van de bossen zonder echter te domineren. Het is alsof ze er moeten zijn en men zou ze hier node missen omdat zij een harmonisch geheel vormen ondanks het contrast.

 

Loon op Zand - Achterste Hoeve - archief Pierre van Beek

Achterkant

Nog zo'n bijzonder stuk schilderachtigheid op Plantloon vormen de Achterste Hoeven, een eind uit het centrum verwijderd. Een kleine eeuw geleden stonden hier drie boerderijen, tot een plukje bijeen aan een driesprong. Door één brand werden ze alle drie verwoest. Later zijn ze meer verspreid opgebouwd. Twee kleine blijken thans ingericht als landelijke woningen, die uit kleine ruitjes tussen fris geel en groen geschilderde zandlopervensters naar de wereld kijken. Zo doet dat ook de grote, sinds 41 jaar door Jos Smits bewoonde boerderij onder haar rieten dak. Ze zal een kleine honderd jaar oud zijn en ligt er kloek te kijken tussen de hoge eikebomen al bezit ze niet meer haar oorspronkelijk karakter. Ze onderging heel wat verbouwingen, waardoor zelfs haar voordeur van de lange gevel naar de zijgevel verhuisde. Die smalle gevel vormt nu de voorkant, waarmee de boerderij zich aanpaste aan een in deze streken méér voorkomend type. Kijk bv. maar eens in het Loons Hoekske rond. Zeven jaar geleden werd de overigens niet meer gebruikte open schouw met haar instrumentarium uit de huidige boerderij gebroken. In de oorlogsjaren heeft die schouw uitstekende diensten bewezen. "Er hing soms wel spek van acht of negen varkens in. De Achterste Hoef rookte voor heel Kaatsheuvel!" De noordoostkant van Venloon werd vroeger als de "achterkant" beschouwd. Daar komt de naam Achterste Hoeven vandaan.

 

Dijken en dijkjes

Als speciale karakteristiek van Plantloon noemden we al de hier en daar raadselachtig door het bos lopende dijken. Soms zijn ze als weg dienstbaar gemaakt. Daarnaast kent Plantloon echter ook nog lage dijkjes van nog geen meter hoogte. Ge vindt er zo eentje niet ver van de Achterste Hoeven, op geen honderd meter van een uit de toon vallend PNEM-huisje. Het dijkje verraadt zich nauwelijks als zodanig omdat het veranderd is in een schilderachtig paadje, dat zich als een kaarsrecht tunneltje van loof door het bos naar een mysterieuze verte boort. Al dit dijkwerk zou nog ooit zijn aangelegd door de monniken van de historische abdij van Berne. De kleine dijkjes dienden als kortere verbindingen om droogvoets op zijn bestemming te komen. Één dijkje wordt in de volksmond "het Kokske" genoemd, wat vermoedelijk een verbastering van het gewestelijk woord voor "kleine kade" inhoudt.

 

Overstromingen

Nu betekent het water van het noorden hier geen gevaar meer, maar eens heeft het heel wat last veroorzaakt. Voor het laatst nog in 1925. "Gij kunt dat niet meer weten, maar ik weet nog goed dat de boel hier onder waoter stond", zegt er een uit de streek. "Ik heb zat genog met mijn vaoder op da waoter gevaren. Die brocht dan de mensen mee z'n schuit van Giersbergen naor Drunen en terug." Ook de boeren van Fellenoord hadden zo'n kleine vijftig jaar geleden bij overstromingen een uitwijkmogelijkheid over de dijken naar Plantloon en naar Baardwijk. Nu hebben de dijken en dijkjes hun taak volbracht en zijn ze tot relikwieën geworden, die nog steeds Plantloon mede een eigen gezicht geven zoals aan een mensengelaat.

Wie bij toeval in zijn dooltocht op de dijk van het afwateringskanaal Den Bosch - Drongelen, waarover een fijn asfaltpad loopt (niet voor auto's), verzeild raakt - en daar dient ge eigenlijk zeker voor te zorgen! - wacht een grote verrassing. De overgang van onzekerheden van Plantloons doolhof naar de ruimten van het noordelijke polderland is zó abrupt en zó verrassend, dat hij u een ogenblik verbijstert. Ge staat hier op de grens van twee werelden. Alle beuk, eik, berk, den, spar, zand, valt plotseling van u af. Het lijkt of daar "Holland" opengaat. De enige teleurstelling is misschien dat ge er geen water ziet. De zeven ha grote Langewiel ligt immers onzichtbaar verscholen in dichte begroeiing aan de overkant van het kanaal!... Pas twee kilometer oostwaarts vindt ge de eerste brug om die overkant te bereiken.

 

Turfvaart

We zouden het echter over Plantloon hebben! Welnu, in het centrale punt daarvan bevindt zich nog een historische curiositeit met een boeiende geschiedenis, die teruggrijpt tot in de veertiende eeuw. Direct achter de boerderij en het houten landhuisje van Plantloon loopt, onder de schaduw van zware bomen, een brede sloot met stilstaand water, die zich aan de overkant van een bospad voortzet. De "Bossche sloot" noemen hem de mensen. In werkelijkheid staat ge hier voor de restanten van de roemruchte turfvaart, waaraan nu nog het Loonse Vaartkwartier zijn naam ontleent.

Pauwels van Haestrecht, heer van Loon op Zand (Venloon), pandheer van Drunen, Tilburg en Goirle, hoofdschout van 's-Hertogenbosch, begon ze in 1397, met toestemming van Johanna, hertogin van Brabant, te graven voor turftransport naar Den Bosch, Holland en Gelderland. Ze liep van 's-Gravenmoer langs Capelle, Loon op Zand, Sprang, Baardwijk en Drunen naar Den Bosch. Het graven met primitieve hulpmiddelen nam lange tijd in beslag, zodat de initiatiefnemer de voltooiing ervan niet meer heeft mogen beleven. Zijn opvolger, zijn zoon Dirk van Haestrecht (1412-1440) plukte er de eerste vruchten van. Méér dan twee eeuwen heeft de Vaart gediend voor het turftransport, dat plaatsvond in platboomde vaartuigen, de zg. plijten. Langs deze Vaart verrezen geleidelijk de simpele hutten van de turfstekers, die later het kerkdorp Kaatsheuvel zouden uitmaken. Zowel Loon op Zand als Kaatsheuvel hebben eigenlijk hun eerste opkomst aan deze turfvaart te danken. Behalve op Plantloon vindt men ook ten noorden van het huidige afwateringskanaal van Drunen duidelijk herkenbare stukken van de Vaart terug. Het zoeken daarnaar is een kolfje naar de hand van romantische avonturiers, die graag op expeditie gaan in het polderland.

 

Jaloezie

De tol voor het turftransport legde de heer van Venloon geen windeieren. Deze incasseerde twee stuiver per schuit, wat vaak neerkwam op een jaarlijkse inkomsten van duizend gulden. Dit melkkoetje werd oorzaak tot grote herrie, want het wekte de jaloezie op van de heer van Waalwijk en thesorier van Holland, Foyken Foykenszoon, die ook wel een stuk van de turfkoek wenste te consumeren. De plaatselijke amateur-historicus Van Beers en pater Rijkers M.S.F. hebben die herrie uitgezocht. Wij maken een dankbaar gebruik van hun gegevens.

Foyken Foykenszoon zon op een middel om mee te parten in de lucratieve turfvaart. Hij meende dit te vinden in het betwisten van de grens tussen Venloon en Waalwijk. Dat leek niet zo moeilijk, omdat in die tijden de duidelijkheid van de grenzen vaak veel te wensen overliet, waardoor voortdurend strubbelingen ontstonden. Als de heer van Waalwijk het nu zó ver kon schoppen, dat zijn gebied aan de turfvaart grensde, kon hij aanspraken laten gelden. Dus begon hij dat te beweren door het eigendomsrecht van het terrein van de Vaart te betwisten.

 

Executie

Al was Dirk van Haestrecht niet zo krijgshaftig als zijn vader, hij nam toch direct een fors middel te baat om zijn slechte buurman diens lust tot land- en vaarthonger te ontnemen. Teneinde te laten zien wie de baas was, liet hij in het omstreden Loons Hoekske, tussen de Vaart en de Meerdijk, bij het Loenermeer een galg oprichten en daar een misdadiger terechtstellen. In die executie lag het bewijs, want een heer kon geen rechtsgeldige executie laten uitvoeren buiten zijn rechtsgebied. De opzet blijkt duidelijk als men weet, dat het galgenveld van Venloon eigenlijk heel ergens anders lag, nl. nabij het Leikeven in de Loonse Plakken aan de grens van Tilburg. Nu nog kent men daar het Galgeneind en de Galgenbaan. Foyken Foykenszoon snapte de betekenis van die gelegenheidsexecutie heel goed. In plaats van er zich iets van aan te trekken liet hij de nieuwe galg eenvoudig omhakken en de Vaart ter plaatse gedeeltelijk dichtgooien. Daarmee beging hij strafbare feiten. Op een klacht daarover van Dirk van Haestrecht bij de hertog van Brabant Antonius zag Waalwijks heer zich natuurlijk in het ongelijk gesteld. Hij lapte dat echter allemaal aan zijn laars en ging gewoon met zijn vernielingen verder.

 

Strafexpeditie

Daarop zond de hertog van Brabant de drossaert met een strafexpeditie naar Waalwijk, dat belegerd en ingenomen werd. Daar Waalwijk in Brabant lag, stelde de drossaert, namens de hertog, in Waalwijk nieuwe schout en schepenen aan, waarmee de vrede, zij het dan ook een gewapende, voorlopig getekend was. Foyken schijnt tijdig de benen te hebben genomen. Zijn onroerende goederen werden naar Den Bosch getransporteerd.

Voor alle zekerheid liet de heer van Venloon nu tussen de Vaart en de Meerdijk een nieuw gericht zetten. Ditmaal een met twee raderen, waarop hij twee misdadigers radbraakte. Dit nieuwe gericht plaatste hij echter veel dichter bij de Meerdijk dan het vorige om de uitspraak van de hertog nog eens duidelijk te accentueren tegenover een toekomstige Waalwijkse pretentie. De twee raderen bleven ook na de terechtstelling staan totdat zij langzaam verrotten om ten slotte uit elkaar te vallen.

Waalwijk kon de geleden nederlaag moeilijk verkroppen. Het wachten was daar op een heer met lef. Die kreeg men in Dirk van der Merwede, ridder en heer van Eethen en Meeuwen, casteleijn van Sint Geertruidenberge en baljuw van Zuid-Holland toen deze in 1445 tot heer van Baardwijk werd aangesteld. Deze Dirk heeft de zaak niet lang aangekeken, want het jaar daarop begon hij al met "grensincidenten" te vervelen. Weer werd de heerschappij over het Hoekske betwist.

 

Driest optreden

De heer van Baardwijk trok zelfs met gewapende mannen over de Meerdijk, sloeg de waterlaat en de spuien, die de vaart op peil hielden, kapot; hief tol van de weinige schuiten, die nog met veel moeite doorkwamen; bezette het Hoekske en nam de inwoners daarvan gevangen om ze in Baardwijk of Heusden op te sluiten. In het veroverde gebied begon hij direct turf te steken, hei te maaien, leem te graven en hij liet er ook koeien weiden. Hij ging er dus wel geducht aanstaan. Het Hoekske was volledig geannexeerd door geweld. Er ging geen dag voorbij, dat er over dit optreden geen klachten binnenkwamen bij de heer van Venloon Pauwels van Haestrecht (de Jongere), die inmiddels zijn in 1440 overleden vader Dirk was opgevolgd. Één zo'n klacht hield in, dat Claes, een bastaardzoon van Dirk van der Merwede - zulke zonen liepen er in die tijden bij de Heren veel rond! - met zijn trawanten over de Vaart een Loonse herder gevangen en met zijn schapen naar Baardwijk gedreven had.

Dirk van der Merwede had wel nieuwe spuien in de Vaart laten zetten, maar het transport stagneerde toch en viel ten slotte geheel stil. Thans kwam Den Bosch zonder turfaanvoer te zitten. Met adhesie van deze stad wendde Pauwels van Haestrecht zich tot de hertog van Brabant en het geschil kwam voor de Hoge Raad van Brabant.

 

Hoge politiek

Nu begon Van der Merwede met hoge politiek. Hij probeerde op een handige manier het geding van Waalwijk op Baardwijk over te brengen. Waarom? Wel, Baardwijk was een Hollands leen en Waalwijk niet. Als de opzet lukte, zou de Hoge Raad van Brabant geen zeggenschap hebben. Deze vlieger om het Hoekske in te pikken als Hollands gebied ging echter niet op. Dirk van der Merwede verloor het proces glansrijk op 28 aug. 1481. Hij en zijn nakomelingen moesten de Vaart in orde brengen, bruggen repareren, gevangenen vrijlaten en een reeks schadevergoedingen betalen. Gelukkig voor hen, dat Pauwels van Haestrecht barmhartigheid vóór recht liet gelden en alle schulden van Waalwijk en Baardwijk aan Venloon kwijtschold. De akte daarvan bleef bewaard. De Waalwijk-Venloonse "oorlog" was dus voorbij.

Het historisch toneel er van is nog te zien. Niet alleen in de Vaartrestanten op Plantloon, maar ook in de Galgenwiel in het Loons Hoekske. Die wiel was het eeuwen geleden vermelde Loenermeer (Loonse meer). Hoe hij aan zijn huidige naam kwam, vraagt wel niet meer om verklaring. Ook kent men bij de wiel nog de Meerdijk, een goede asfaltweg met een fraaie waterpartij langs één zijde. De rest van die dijk vindt ge terug in een veldpaadje, dat langs de wiel en naast de villa van Smits naar een ingang van Plantloon voert. Dit is derhalve de streek, waar eens de galg en de raderen van Venloon stonden voor de strijd met zijn noorderburen.

 

Zonder weerga

Het vroegere Loenermeer was aanzienlijk groter dan de huidige Galgenwiel, die echter nog steeds een lengte van een paar honderd meter beslaat. Op de hoek van de Meerdijk en de Wielerstraat ligt hij open in een gordel van riet en versierd met witte waterlelies. Tot aan zijn uiterste punt in het noordoosten zit hij opgesloten in dicht loofhout van allerlei soort. Berken bekijken zich roerloos in het donkere water en aan hun voet groeit de salomonszegel. Bij iedere stap, die ge zet, verandert het kleurige beeld als in een caleidoscoop. Op zijn oevers en in het water viert een door geen mensenhand geschonden natuur zich uit als in een uitbundig halleluja en visioenen van oerwouden dringen zich onweerstaanbaar op. De Galgenwiel is een natuurmonument zonder weerga.

 

Over de velden in het noorden en de nieuwe huizen van de stadsuitbreiding heen kijken toren en koepel van Waalwijks grote kerk - naar wij dachten nog altijd een tikkeltje hoogmoedig en uitdagend - uit naar het Loons Hoekske met zijn Meerdijk en Galgenwiel. Land van middeleeuwse strijd en Waalwijkse nederlaag.

 

PIERRE VAN BEEK