CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

De "Huysinghe Moerenburgh"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 18 juni 1970

 

Reeds eerder hebben wij hier meegedeeld, dat Tilburg in het verleden verschillende "omwaterde huizingen" heeft gekend, waarvan niets anders dan hoogstens nog een naam is overgebleven. Een van zulke voorname huizen was "Moerenburgh", dat men ook wel geschreven als "Moerenborch", "Moerenburg" en "berg" aantreft. In de laatste spelling paradeert dit woord op een halve eeuw oude stafkaarten. Die blijkt dan te slaan op de akkers, die liggen opgesloten tussen het Wilhelminakanaal, de spoorlijn naar Oisterwijk en de Nieuwe Ley, die onder Oisterwijk, nadat ze op de gemeentegrens de vervuilde Oude Ley heeft opgenomen, de naam van Voorste Stroom draagt.

Moerenburg was de naam van een voorname patriciërswoning, die voorheen dienst had gedaan als pastorie voor Tilburg. Van dit gebouw bestaat een in zeer deplorabele staat verkerende met olieverf op doek geschilderde afbeelding. Deze is in bezit van de gemeente Tilburg, die haar ontvangen heeft van mevrouw J. v.d. Mortel-Houben, de echtgenote van Tilburgs oud-burgemeester mr. J. v.d. Mortel. Afgaande op een van dit schilderij gemaakte afbeelding, die echter sterk blijkt bijgewerkt en méér te zien geeft dan het originele schilderij in zijn huidige staat, hebben we te maken met een nogal riant en groot vleugelgebouw, in het vierkant door grachten omgeven, waarover een brug naar een voorplein leidt. Achter het huis bevindt zich een gestyleerde Engelse tuin met beelden en een koepel. Het is een slecht geschilderd werk met foutieve perspectief en het draagt op een banderolle de naam van het huis. Er drijft een bootje met een roeier op de gracht en er schijnen nog meer poppetjes op voor te komen. Wij vragen ons dan ook af hoever de fantasie van de maker aan het werk is geweest.

Momenteel bevindt het schilderij zich sinds enige tijd in restauratie bij Willy van Rooy in Goirle. Het herstelwerk staat dicht voor zijn voltooiing. We stelden vast dat het doek in heel wat betere staat te voorschijn is gekomen dan waarin het aanvankelijk verkeerde. Het stond toen zelfs voor zijn ondergang. Hoewel zonder kunstwaarde vormt het in ieder geval een unieke curiositeit want een andere afbeelding van Moerenburg is niet bekend. Ze is wel in staat de nieuwsgierigheid te prikkelen. Misschien ook de uwe.

 

Vroegere en latere snuffelaars hebben uitgedokterd, dat Moerenburg een zeshonderd jaar geleden een "persoonshuis" of pastorie voor de pastoors van Tilburg is geweest. Voorheen was de Tongerlose Hoef persoonshuis van Tongerlo voor Tilburg. Het schijnt echter, dat - nadat de kerken van Tilborch en Enschot 17 december 1319 onder één pastoor verenigd waren - Tongerlo prijs stelde op een meer centraal gelegen pastorie tussen Enschot en 't Heike van Tilburg. Over de toenmalige verhouding tussen Tilburg en Enschot zijn in het verleden nogal uiteenlopende meningen verkondigd, zegt dr. P.C. Boeren. Hij vindt bij de ene schrijver, dat Tilburg een dochterkerk was van Enschot en bij een ander stuit hij op het tegendeel. Zelfs wijlen pastoor Juten heeft zich vergist, toen hij in zijn kanttekeningen bij de Geschiedkundige Atlas opperde, dat Tilburg de moederkerk van Enschot zou zijn geweest. Boeren voert een tweetal documenten aan, die hij bij Erens (archivaris van Tongerlo) heeft gevonden.

 

Al sinds 1164 had de abt van Tongerlo het recht van de benoeming van pastoors te Enschot. De kerk aldaar was echter zó armoedig en klein, dat op zeker tijdstip een eigen pastoor tot de luxe behoorde, die zij niet meer kon dragen. Daarom verzochten Johannes, pastoor van Tilburg, Renerus, pastoor van Enschot, en Hubertus, abt van Tongerlo, aan bisschop Adolf van Luik de twee kerken samen te smelten. Op 22 januari 1317 kreeg de kapitteldeken van Hilvarenbeek van de bisschop de opdracht dit voorstel eens te bekijken. Daar viel het in goede aarde met als resultaat, dat reeds op 17 dec. 1317 de vereniging van de twee kerken werd afgekondigd. De nieuwe regeling kwam hierop neer, dat de twee kerkelijke gemeenten wél als zodanig zouden blijven bestaan, maar het samen toch met één pastoor zouden moeten doen. Enschot werd niet ondergeschikt aan Tilburg en Tilburg nog minder aan Enschot. De verhouding werd er een van wederzijdse afhankelijkheid. Dit is de conclusie van dr. Boeren in een overigens nogal ingewikkelde affaire, waarin de gronden voor vroegere misverstanden wel voor de hand hebben gelegen, o.a. omdat de Enschotse kerk in 1450 en 1588 te boek staat als "ecclesia appendix" en in 1487 zelfs slechts "capella" genoemd wordt.

Na bovenstaand kunnen we in Tilburg en in Enschot gerust zijn. Niemand heeft elkaar iets te verwijten, al blijft het natuurlijk wél zo, dat Enschot geen eigen pastoor betalen kon. Juridisch was het echter dik in orde. Dus daarom geen lelijke gezichten. Gezien de nieuwe situatie was het niet zo gek, dat de pastorie achter ons huidige kanaal is terecht gekomen. Een Moerenburg wordt al in 1385 genoemd.

 

"Persoonshuis"

Reeds in 1336 kocht Tongerlo van de weduwe en kinderen Walter Bax van Bommel (weer de befaamde Tilburgse naam Bax of Back dus!) een huis te Tilburg, dat vermoedelijk op Loven heeft gestaan. In 1384 krijgt Tongerlo huize Moerenburg op Loven en dat moet toen gelegen hebben op de plaats, waar wij thans de gemeentelijke zuiveringsinstallatie voor het rioolwater aantreffen. Vanaf dat jaar is Moerenburg het "persoonshuis" van Tilburg geweest. Daar woonde dus de pastoor van Tilburg maar ook de kapelaan die Enschot bediende. Dit impliceert, dat de pastoor een aardig eindje te lopen had om in Tilburg op 't Heike bij zijn kerk te komen. Hij had echter een plaatsvervanger. Aangenomen mag worden, dat zich op Moerenburg ook wel een kapel zal hebben bevonden, waarin door geestelijken van Tongerlo, als die in Tilburg verbleven, de mis gelezen kon worden.

 

"Patronaat"

Intussen was het niet zo, dat "de persoon", die altijd een kanunnik van Tongerlo was, het pastoraat nu ook zelf uitoefenen en in Tilburg wonen moest. Hij hoefde niet eens priester te zijn, maar kon een vice-pastoor aanwijzen op eigen kosten. Dit is ook enige tijd in de praktijk gebeurd en "de persoon" bleef in Tongerlo wonen. Het "patronaat" (recht tot pastoorsbenoeming) betekende gewoon een bron van inkomsten voor de abdij. Dr. Boeren vertelt, dat "de persoon" pas rond 1500 ook in Tilburg is komen resideren, maar dat de directe zielzorg toch wel op de schouders van de vice-pastoor of kapelaan bleef drukken. Die kapelaan was een seculier geestelijke uit de eigen streek afkomstig, in tegenstelling tot zijn baas, die Witheer van Tongerlo en vaak vreemdeling was. Met het verblijf van "de persoon" in Tilburg begon eigenlijk ook pas de invloed van Tongerlo en zijn Norbertijnen in Tilburg. Rutger van Holten wordt als eerste "persoon" genoemd (1502-1527), die in Tilburg als zodanig residentie koos. Hij was doctor in de theologie. Hij had een natuurlijke dochter Jenneke en een natuurlijke zoon Jheronymus. Zijn opvolgers woonden ook in Tilburg.

 

Zwarte tijd

Na de val van Den Bosch in 1629 ging het verkeerd voor de katholieken van de Meierij, en met de vrede van Munster (1648), die de 80-jarige oorlog afsloot, werd het helemaal huilen, omdat de Staten van Holland - in tegenstelling tot de koning van Spanje - 't verdrag zó interpreteerden, dat ze met Den Bosch tegelijkertijd het ook in de hele Meierij voor het zeggen gekregen hadden. En daarnaar handelden ze ook. Brabant zat als Generaliteitsland - zeg maar "kolonie"! - onder de knoet.

Pastoor Augustinus van Dijck vond het in het "vredesjaar" veiliger zijn heil op het kasteel van de Hasselt te zoeken. Hij vertrok 10 augustus 1648 na zijn boeken reeds eerder in Alphen in veiligheid te hebben gebracht. In Alphen heeft deze pastoor trouwens ook gezeten op de "Pastoriehoef" en hij heeft eveneens verbleven bij Jan de Hondt op de Veldhoven te Tilburg. Op dit laatste adres kwam hij terecht 24 oktober 1648 nadat Moerenburg twee dagen eerder, als kerkelijk bezit door de Staten in beslag genomen was.

Van onderhoud van Moerenburg tijdens de Staatse bezetting kwam niet veel terecht. Gedurende een reeks van jaren zetelde er een dominee. Dat begon al in het jaar van de inbeslagneming en ook in 1677 wordt er nog een predikant gesignaleerd. In hetzelfde jaar ontmoeten we ook als bewoner Johannes van Rotterdam, die in Tilburg notaris was en later naar Den Bosch verhuisde.

 

Bouwvallig

In 1660 blijkt de toestand van Moerenburg zo ellendig, dat er groot gevaar voor instorting dreigt. De predikant doet daarover zijn beklag met als gevolg dat deskundigen een onderzoek komen instellen. Het pand vertoont verzakkingen en vele scheuren en wordt eigenlijk onbewoonbaar geacht in zijn huidige toestand. Men is van oordeel dat Moerenburg het geen anderhalf jaar meer zal kunnen uithouden indien er niet flink wordt ingegrepen. Geadviseerd wordt het hele "outhuys" met het poorthuis af te breken en met de daardoor vrijkomende materialen het "dwarshuys" en de ook erg vergane brug te verbeteren. Dit advies schijnt geheel of gedeeltelijk te zijn opgevolgd. We lezen tenminste later van afbraak van een vleugel om daarmee de rest te repareren.

In 1668 zetelt op Moerenburg Adriaen van Boucholt. Dit was de rentmeester van de geestelijke goederen in het kwartier Oisterwijk. Deze is niet heel fortuinlijk gevaren. Hij bezat een dochter, die een kind had van ene W. v. Ripperda, de oude Heer van Boxbergen. We vonden een notitie volgens welke zij een betaling eiste van f 20.000,-, waarvan tien mille voor haar zelf en tien mille voor het kind. In een der families schenen bezwaren tegen een huwelijk te bestaan. Volgens Van Oudenhoven werd deze Van Ripperda in de Meijerij vermoord. Met zijn jongste dochter had Van Boucholt als protestant heel andere moeilijkheden. Zij werd namelijk katholiek, wat enige strubbelingen veroorzaakte, waarover Dijksterhuis vertelt. Zij vertrok naar het katholieke zuiden. De vader zelf werd ten slotte arm door het verlies van zijn goederen.

In zijn functie van rentmeester wordt hij opgevolgd door Berthout van Slingelandt, die - op last der Staten Generaal - Moerenburg in 1692 verkoopt aan Charles Graham, een kolonel van het Staatse leger, die tot de Schotse adel behoorde en ook ridder en baronet wordt genoemd. Deze transactie liep over "een hoeve annex een pastorie Moerenborgh, groot vijf morgen, vier lopensaet en elf royen", liggende onder Loven. Hij betaalde voor het hele geval f 1.105,-. Graham bleef slechts een goede vier jaar eigenaar. In 1697 verkoopt hij Moerenburg met hoeve en landerijen voor acht mille aan Philipes Saint Amand-de Claer, ook weer een kolonel van het Staatse leger. Hij ging Moerenburg bewonen. Het betrof hier een echtpaar, dat een dochter had, die in 1693 getrouwd was met generaal-majoor William Murray. Het is vermoedelijk onder Philipes Saint Amand geweest, dat het oude Moerenburg tot de aanzienlijke buitenplaats werd verbouwd, die wij op boven aangehaald schilderij mochten bewonderen. Het vertoonde toen o.a. op zijn toegangspoort aan de brug twee schilddragende leeuwen.

Het echtpaar overleed ook op Moerenburg. Philipes in 1717 nadat zijn vrouw hem een jaar eerder in de dood was voorafgegaan. Beiden werden in de kerk van 't Heike begraven, waar ook hun wapenborden aanwezig zijn. Hun dochter Albertine stierf eveneens te Tilburg, als weduwe. Ook zij vond haar laatste rustplaats in 1754 in de Heikese kerk.

 

Afbraak

Reeds in het najaar van 1750 verkopen Charles, Constantijn, Floris en Johan Louis de Saint Amand al hun bezittingen in achttien verschillende kopen. In de betreffende akte wordt dan niet meer over Moerenburg gesproken. Wel over een hoeve die in eigendom overgaat aan Adriaen Willemse. Deze woont er in 1751 en volgende jaren. (Genoemde Charles de Saint Amand verhuurde in 1724 een huis aan de Prinsegracht te Den Haag. In 1748 woonde hij op Moerenburg maar in 1751 staat in het register van Visvliet over Moerenburg gemeld: "is weg".)

In 1748 werd Moerenburg in een opgave van de heerlijkheid betreffende kastelen, huizen, schuren enz. vermeld als een herenhuizing met paardestal en boerenwoning. Ten slotte bestaat er een akte van 25 augustus 1750, waarin Moerenburg voor afbraak wordt verkocht. De verdwijning ligt tussen 1750 en 1751.

 

De leeuwen

Is er van ons oude Moerenburg dan niets meer overgebleven? Jawel! Heel Tilburg heeft er tientallen van jaren langs geflaneerd zonder er enig flauw besef van gehad te hebben. Tot die onwetenden behoorden ook wij zelf. Wel dertig jaar lang misschien zijn wij er vier maal per dag argeloos aan voorbijgekomen, al hebben we toch wel eens nieuwsgierig omhoog gekeken. De twee leeuwen van Moerenburg bleven bewaard en bevinden zich nog altijd in Tilburg. Het gaat hier om de leeuwen, die zolang gestaan hebben boven aan de inrijpoort van 't door wijlen burgemeester W.P.A. Mutsaers gebouwde herenhuis Heuvelstraat 75. De heer Mutsaers was in Tilburg burgemeester van 1901 tot 1907. Het pand is later bewoond geweest door Fr. Mutsaers, die het verkocht aan het Algemeen Afdelings Ziekenfonds A.A.Z., dat er een aantal jaren gevestigd was. Het Ziekenfonds deed het voor een aanzienlijk hoger bedrag, dan het bij aankoop betaald had, over aan de Belgische "Priba". Deze maatschappij heeft het oude herenhuis afgebroken om op 't hierdoor vrijkomend terrein en bijbehorende tuin een nieuw warenhuis te bouwen. Een lang leven was dit warenhuis in Tilburg niet beschoren. "Vendet" (V & D) heeft er nadien tijdelijk ingezeten, vervolgens kwam er de "Top-Markt", die thans daar verder draait onder de nieuwe naam "Shop-Center".

 

Cadeau

Het A.A.Z. heeft de leeuwen cadeau gedaan aan de gemeente Tilburg. Bij raadsbesluit van 18 oktober 1960 heeft de raad ze dankbaar aanvaard. Momenteel staan ze los opgesteld in de hal van het Tilburgs gemeentearchief in het Paleis-Raadhuis, zodat ze voor het nageslacht gered zijn als enige herinnering aan de bewoning van Moerenburg door families van hoge officieren in Staatsdienst. De leeuwen zijn uit steen gehouwen en bijna een meter hoog, beide houden een schild vast met twee verschillende familiewapens erop. Het ene wapen is dat van het geslacht De Saint Amand en het andere van het geslacht De Claer. De beelden verkeren in een zeer goede staat. Sic transit...

 

PIERRE VAN BEEK